regelbalk



 

 

Canto 10

Boro Kripa

 


 

Hoofdstuk 69: Nârada Muni's Visioen van Krishna in Zijn Huishouding

(1-6) S'S'uka zei: 'Toen hij hoorde dat Heer Krishna Naraka ter dood had gebracht [zie 10.59] en dat Hij alleen was getrouwd met zo vele vrouwen, wilde Nârada dat wel eens met eigen ogen zien [en dacht]: 'Hoe wonderlijk is het dat Hij met één enkel lichaam met zo vele vrouwen getrouwd is en dan tegelijkertijd in zestienduizend afzonderlijke woningen alleen is met hen.' Er benieuwd naar kwam de wijze van de goden aldus naar Dvârakâ, de plaats zo bloemrijk met zijn parken en lusthoven die weerklonken van de groepjes vogels en zwermen bijen. Bloeiende blauwe lotussen [indîvara's], overdag bloeiende exemplaren [ambhoja's], witte eetbare lotussen [kahlâra's], bij maanlicht bloeiende lotussen [kumuda's] en waterlelies [utpala's] vulden de vijvers waar men de geluiden van de zwanen en kraanvogels hoorde. Er waren negenhonderdduizend paleiselijke woningen versierd met kristalglas, zilver en grote smaragden, die weelderig waren ingericht met goud en juwelen. De stad was planmatig aangelegd met vele lanen, wegen, kruispunten en pleinen, ontmoetingsplaatsen en bekoorlijke tempels voor de goden. Haar paden en hoven, winkelstraten en veranda's waren allen besprenkeld met water, terwijl de zon werd tegengehouden door de vaandels die aan de vlaggenmasten wapperden. (7-8) In de stad bevond zich een luxueuze wijk die geacht werd door al de plaatselijke autoriteiten. Tvashthâ [de architect Vis'vakarmâ] had daar voor de Heer [die er woonde] zijn talenten ten volle tentoongespreid door de zestienduizend woningen van S'auri's echtgenotes zo mooi mogelijk te maken. Nârada ging één van de grote paleizen binnen. (9-12) Het gebouw steunde op zuilen van koraal die zeer fraai waren versierd met vaidûrya ['kattenoog' edelgesteente]. De muren waren bedekt met saffieren en de brandschone vloeren glansden overal. Het was voorzien van baldakijnen die door Tvashthâ waren gebouwd met parels die neerhingen van de randen, en kende zitplaatsen en bedden gemaakt van ivoor die versierd waren met de fijnste juwelen. Er waren daar goed aangeklede dienstmaagden met sieraden om en hangers om hun nekken, alsook goed geklede mannen met tulbanden en wapenrusting, juwelen en oorhangers. Vele met edelstenen ingelegde lampen verdreven met hun licht het duister, en op de met reliëfs versierde dakranden, mijn beste, dansten de pauwen, die luidkeels schreeuwden omdat ze de agururook, die ze zagen opkringelen uit het lattenwerk van de ramen, voor een wolk hielden. (13) Binnen zag de wijze man de Heer van de Sâtvata's samen met Zijn vrouw die Hem koelte toewuifde met een yakstaartenwuifkwast met een gouden handvat. Zij op haar beurt had op ieder moment de beschikking over een duizendtal dienstmeisjes die qua persoonlijke kwaliteiten, schoonheid, jeugd en kledingkeuze haar gelijke waren. (14) De Allerhoogste Heer, de beste verdediger van alle dharma, stond toen Hij hem zag meteen op van S'rî's sofa en bood hem, buigend met samengebrachte handpalmen, Zijn eigen zitplaats. (15) Ondanks dat Hij de Allerhoogste goeroe van het levende wezen is, waste Hij zijn voeten en nam Hij dat water op Zijn hoofd. Hij, als de meester van alle heiligen, draagt met recht de bovenzinnelijke naam van 'de Begunstiger van de Brahmanen' [Brâhmanya deva], omdat men het aan het heiligdom van Zijn voeten te danken heeft dat men algehele zuivering vindt [zie ook de verhalen over de Ganges die van Zijn voeten stroomt 5.17 & 9.9]. (16) Na van volle aanbidding te zijn geweest voor de devarishi zoals voorgeschreven door de geschriften, ging Hij, de Grootste Wijze, de Oorspronkelijke Nârâyana, de vriend van Nara, een gesprek met hem aan in afgemeten woorden die zo zoet waren als nectar en vroeg: 'O Meester, o Fortuinlijke, wat mogen Wij voor u betekenen?'

(17) S'rî Nârada zei: 'Het wekt geen verbazing dat U vriendschap toont voor alle mensen, o Almachtige Heerser over Al de Werelden die de afgunstigen onderwerpt. We weten heel goed dat U, die alom wordt geprezen, uit eigen beweging bent nedergedaald voor het hoogste goed van de continuering en de bescherming van het Levende Wezen [*]. (18) Na het gezien hebben van Uw twee voeten, die voor Uw toegewijden de weg van de bevrijding vormen waarop Heer Brahmâ en de andere goden van onpeilbare intelligentie in het hart mediteren en die voor hen, die gevallen zijn in de put van een materieel bestaan, de toevlucht voor hun verlossing vormen, vraag ik om Uw zegen U te mogen herinneren zodat ik tijdens mijn reizen voortdurend aan U kan denken.'

(19) Vervolgens ging Nârada, mijn beste, een ander paleis van een vrouw van Krishna binnen, met het verlangen de mystieke macht van de illusie [yogamâyâ] van de Meester van Alle Yogameesters te leren kennen. (20-22) En daar zag hij Hem eveneens. Hij was met Zijn geliefde en Uddhava een potje aan het dobbelen. Hij stond voor hem op, was van eerbetoon met bovenzinnelijke toewijding en liet hem plaatsnemen en zo meer, terwijl Hij hem vroeg - alsof Hij er geen weet van had: 'Wanneer is uw goede zelf hier aangekomen? Hoe kunnen zij [de huishouders] die behoeftig zijn zoals Wij, doen wat men behoort te doen voor hen [de sannyâsî's] die wel geheel [in zichzelf] voldaan zijn? Hoe dan ook, alstublieft vertel Ons, o brahmaan, hoe we van deze geboorte een succes kunnen maken.' Maar Nârada was verbluft, stond op en ging zonder iets te zeggen naar een ander paleis. (23) En daar zag hij hoe Govinda Zijn kleine kindjes knuffelde. Vervolgens zag hij in een ander paleis dat Hij Zich voorbereidde op een bad. (24) Op de ene plek zag hij Hem offers brengen, op de andere zag hij Hem de vijf offervuren vereren [zie mahâ-yajña's] met de gebruikelijke rituelen, dan weer gaf Hij brahmanen te eten, en ergens anders was Hij de overblijfselen [van offerplechtigheden] aan het eten. (25) Ergens was Hij bezig met zonsondergangaanbidding en beheerste Hij Zijn spraak met het reciteren van de mantra [ervoor, zie Gâyatrî en japa], en weer elders bewoog Hij zich rond op oefenterreinen met Zijn zwaard en schild. (26) Hier bereed de Oudere broer van Gada, paarden, olifanten en wagens, en daar lag Hij op Zijn sofa terwijl Hij werd bezongen door barden. (27) Op deze plek hield Hij ruggespraak met Zijn adviseurs, Uddhava en anderen en op die plek vermaakte Hij Zich in het water omringd door dansmeisjes en andere vrouwen. (28) Ergens anders schonk Hij excellente, fraai opgesierde koeien weg aan brahmanen en elders luisterde Hij naar de zegenrijke klassieke verhalen [de Purâna's] en historische geschiedenissen [de Itihâsa's]. (29) Lachend en grappen makend met Zijn geliefde in deze woning, beoefende Hij ergens anders de religie [dharma], de economie [artha] en de [regulatie van] fysieke lusten [kâma, zie ook de purushârtha's]. (30) Op één plaats alleen neerzittend om te mediteren op de Oorspronkelijke Persoon Verheven Boven de Materiële Natuur, verrichtte Hij op een andere plaats klusjes voor de ouderen, ze aandachtig van dienst zijnd met dingen die ze op prijs stelden. (31) Samen met een paar mensen plannen makend voor oorlog hier, en daar weer vrede sluitend, zetten Kes'ava en Balarâma Zich ergens anders in voor het welzijn van de vromen. (32) [Hij zag hoe Hij] groots opgezette huwelijken arrangeerde voor dochters en zoons overeenkomstig de vidhi, op het juiste tijdstip, met echtgenotes en echtgenoten die bij hen pasten. (33) [Hij was er getuige van hoe] tot verbazing van de mensen met groot ceremonieel de kinderen van de Meester van de Yogameesters van huis werden weggezonden en [aangetrouwden] in de familie werden opgenomen. (34) Druk in de weer op de ene plaats met uitvoerige offerandes in aanbidding van al de goden, was Hij op een andere plaats van het dharma door in publieke dienstverlening te voorzien in putten, parken en kloosters en dergelijke. (35) Voor een jachtpartij beklom Hij hier een paard afkomstig uit Sindhî, terwijl Hij daar, omringd door de meest ondernemende Yadu's, de dieren doodde die bestemd waren voor de offers [zie **]. (36) De Yogameester bewoog Zich op een andere plaats in vermomming rond in de stad en in andere woningen, om er achter te komen wat de opvattingen van de verschillende mensen waren. (37) Nârada moest bijna lachen over wat zich allemaal van Zijn yogamâyâ, van het aannemen van de menselijke rol, voor hem ontvouwd had, en zei daarop tot Hrishîkes'a: (38) 'Door Uw voeten te dienen, kan men Uw mystieke vermogens kennen, vermogens die zelfs voor de grote mystici moeilijk voorstelbaar zijn, o Heer van de Yoga, o Allerhoogste Ziel. (39) Sta me toe U in nederigheid te volgen, o Godheid, ik zal rondtrekken langs Uw plaatsen die overstromen van Uw glorie en luidkeels Uw spel en vermaak bezingen dat al de werelden zuivert.'

(40) De Allerhoogste Heer zei: 'O brahmaan, Ik ben zowel de woordvoerder van het dharma als de uitvoerder ervan. Ook ben Ik degene die de sancties stelt, als Ik deze wereld het dharma bijbreng. Wees niet verbijsterd als je er getuige van bent, mijn zoon [als Ik een voorbeeld stel].'

(41) S'rî S'uka zei: 'Hij [Nârada] zag aldus [zoals niemand anders dat kon zien ***] Hem aanwezig in één en dezelfde gedaante in al de paleizen waar Hij de spirituele beginselen van het dharma in de praktijk bracht die de huishouders zuiveren. (42) Na herhaaldelijk getuige te zijn geweest van Krishna's onbegrensde vermogen in de uitgebreide manifestatie van Zijn yogamâyâ, stond de ziener vol van verwondering verbaasd te kijken. (43) Met [zijn getuige zijn van] de artha, kâma en dharma [burgerplichten van het huishoudelijk leven, zie ook 7.14], die aldus door Heer Krishna's trouwe hart grondig werden gerespecteerd, begaf hij zich tevreden op weg met Hem steeds in gedachten. (44) Nârâyana, die Zijn vermogens tentoongespreid had terwille van ieders welzijn, mijn beste, genoot met het aldus volgen van de weg van het menselijk bestaan, van de verlegen toegenegen blikken en het tevreden lachen van Zijn zestienduizend allerfijnste echtgenotes. (45) Een ieder, o beste Koning, die zingt, luistert of waardering opbrengt [om te lezen over] de ongeëvenaarde activiteiten door de Heer aan de dag gelegd in deze wereld, door Hem die de oorzaak is van het totstandkomen, instandhouden en beëindigen van het universum, zal toewijding ontwikkelen voor de Allerhoogste Heer die het pad van de bevrijding vormt.'

 

next                     

 
 

 

Derde herziene editie, geladen 17 augustus, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-6

S'S'uka zei: 'Toen hij hoorde dat Heer Krishna Naraka ter dood had gebracht [zie 10.59] en dat Hij alleen was getrouwd met zo vele vrouwen, wilde Nârada dat wel eens met eigen ogen zien [en dacht]: 'Hoe wonderlijk is het dat Hij met één enkel lichaam met zo vele vrouwen getrouwd is en dan tegelijkertijd in zestienduizend afzonderlijke woningen alleen is met hen.' Er benieuwd naar kwam de wijze van de goden aldus naar Dvârakâ, de plaats zo bloemrijk met zijn parken en lusthoven die weerklonken van de groepjes vogels en zwermen bijen. Bloeiende blauwe lotussen [indîvara's], overdag bloeiende exemplaren [ambhoja's], witte eetbare lotussen [kahlâra's], bij maanlicht bloeiende lotussen [kumuda's] en waterlelies [utpala's] vulden de vijvers waar men de geluiden van de zwanen en kraanvogels hoorde. Er waren negenhonderdduizend paleiselijke woningen versierd met kristalglas, zilver en grote smaragden, die weelderig waren ingericht met goud en juwelen. De stad was planmatig aangelegd met vele lanen, wegen, kruispunten en pleinen, ontmoetingsplaatsen en bekoorlijke tempels voor de goden. Haar paden en hoven, winkelstraten en veranda's waren allen besprenkeld met water, terwijl de zon werd tegengehouden door de vaandels die aan de vlaggenmasten wapperden.
S'rî S'uka zei: 'Toen hij hoorde dat Heer Krishna Naraka ter dood had gebracht [zie 10.59] en dat Hij alleen was getrouwd met zo vele vrouwen, wilde Nârada dat wel eens zien met eigen ogen [en dacht hij]: 'Hoe wonderlijk is het dat Hij met één enkel lichaam met zovelen getrouwd is en dan tegelijkertijd in zestienduizend afzonderlijke woningen alleen is met de vrouwen.' Er benieuwd naar kwam de wijze der goden aldus naar Dvârakâ, de plaats bloemrijk met zijn parken en lusthoven die weerklonken van de groepjes vogels en zwermen bijen. Bloeiende blauwe lotussen [indîvara's], overdag bloeiende exemplaren [ambhoja's], witte eetbare lotussen [kahlâra's], bij maanlicht bloeiende lotussen [kumuda's] en waterlelies [utpala's] vulden de vijvers waar men de geluiden van de zwanen en kraanvogels hoorde. Er waren, versierd met kristalglas, zilver en grote smaragden, negenhonderdduizend paleiselijke woningen die weelderig waren ingericht met goud en juwelen. Ze waren netjes planmatig gebouwd met vele lanen, wegen, kruispunten en pleinen. Met ontmoetingsplaatsen en bekoorlijke tempels voor de goden, waren haar paden en hoven, winkelstraten en veranda's, allen besprenkeld met water terwijl de zon werd tegengehouden door de vaandels die aan de vlaggenmasten wapperden. (Vedabase)

   

Tekst 7-8

In de stad bevond zich een luxueuze wijk die geacht werd door al de plaatselijke autoriteiten. Tvashthâ [de architect Vis'vakarmâ] had daar voor de Heer [die er woonde] zijn talenten ten volle tentoongespreid door de zestienduizend woningen van S'auri's echtgenotes zo mooi mogelijk te maken. Nârada ging één van de grote paleizen binnen.

In de stad was er een luxueuze wijk die het brandpunt van de aandacht vormde voor de verschillende autoriteiten. Aldaar had Tvashthâ [de architect Vis'vakarmâ] voor de Heer [die daar woonde] ten volle zijn talenten tentoongespreid door de zestienduizend woningen van S'auri's echtgenotes zo mooi mogelijk te maken. Nârada ging een van de grote paleizen binnen. (Vedabase)

     

Tekst 9-12

Het gebouw steunde op zuilen van koraal die zeer fraai waren versierd met vaidûrya ['kattenoog' edelgesteente]. De muren waren bedekt met saffieren en de brandschone vloeren glansden overal. Het was voorzien van baldakijnen die door Tvashthâ waren gebouwd met parels die neerhingen van de randen, en kende zitplaatsen en bedden gemaakt van ivoor die versierd waren met de fijnste juwelen. Er waren daar goed aangeklede dienstmaagden met sieraden om en hangers om hun nekken, alsook goed geklede mannen met tulbanden en wapenrusting, juwelen en oorhangers. Vele met edelstenen ingelegde lampen verdreven met hun licht het duister, en op de met reliëfs versierde dakranden, mijn beste, dansten de pauwen, die luidkeels schreeuwden omdat ze de agururook, die ze zagen opkringelen uit het lattenwerk van de ramen, voor een wolk hielden.

Het gebouw steunde op zuilen van koraal die zeer fraai waren ingelegd met vaidûrya ['kattenoog' edelgesteente]. De muren waren bedekt met saffieren en de vloeren glansden overal. Het was opgetrokken met baldakijnen die door Tvashthâ waren gebouwd met parels die neerhingen van de randen en kende zitplaatsen en bedden gemaakt van ivoor die versierd waren met de fijnste juwelen. Er waren daar goed aangeklede, geornamenteerde dienstmaagden met hangers om hun nekken en goed geklede mannen met tulbanden en wapenrusting, juwelen en oorhangers. Vele met edelstenen ingelegde lampen verdreven met hun licht het duister en op de dakranden met reliëf, mijn beste, dansten de pauwen die luidkeels schreeuwden vanwege de wolken van aguru-rook die ze zagen die opkringelde uit het lattenwerk van de ramen. (Vedabase)

   

Tekst 13

Binnen zag de wijze man de Heer van de Sâtvata's samen met Zijn vrouw die Hem koelte toewuifde met een yakstaartenwuifkwast met een gouden handvat. Zij op haar beurt had op ieder moment de beschikking over een duizendtal dienstmeisjes die qua persoonlijke kwaliteiten, schoonheid, jeugd en kledingkeuze haar gelijke waren.

Daarbinnen zag de wijze man de Heer van de Sâtvata's samen met Zijn vrouw die Hem koelte toewuifde met een yakstaarten-wuifkwast met een gouden handvat. Zij op haar beurt had op ieder moment de beschikking over een duizendtal dienstmeisjes die qua persoonlijke kwaliteiten, schoonheid, jeugd en keuze van kleding aan haar gelijk waren. (Vedabase)

  

Tekst 14

De Allerhoogste Heer, de beste verdediger van alle dharma, stond toen Hij hem zag meteen op van S'rî's sofa en bood hem, buigend met samengebrachte handpalmen, Zijn eigen zitplaats.

De Allerhoogste Heer, de allerbeste onder hen die het dharma ten dienst staan, stond zo gauw Hij hem zag meteen op van S'rî haar bank en liet hem toen, met een buiging en met samengebrachte handpalmen, plaatsnemen op Zijn eigen zitplaats. (Vedabase)

 

Tekst 15

Ondanks dat Hij de Allerhoogste goeroe van het levende wezen is, waste Hij zijn voeten en nam Hij dat water op Zijn hoofd. Hij, als de meester van alle heiligen, draagt met recht de bovenzinnelijke naam van 'de Begunstiger van de Brahmanen' [Brâhmanya deva], omdat men het aan het heiligdom van Zijn voeten te danken heeft dat men algehele zuivering vindt  [zie ook de verhalen over de Ganges die van Zijn voeten stroomt 5.17 & 9.9].

Ondanks dat Hij de Allerhoogste goeroe van het levende wezen is, waste Hij zijn voeten en nam Hij dat water op Zijn hoofd; [het water waarmee] Hij als de meester aller heiligen met recht de naam draagt van 'de Begunstiger der Brahmanen' [Brâhmanya deva] omdat men het aan het heiligdom van Zijn voeten te danken heeft dat men een algehele zuivering vindt [zie ook de verhalen over de Ganges 5.17 & 9.9]. (Vedabase)

    

Tekst 16

Na van volle aanbidding te zijn geweest voor de devarishi zoals voorgeschreven door de geschriften, ging Hij, de Grootste Wijze, de Oorspronkelijke Nârâyana, de vriend van Nara, een gesprek met hem aan in afgemeten woorden die zo zoet waren als nectar en vroeg: 'O Meester, o Fortuinlijke, wat mogen Wij voor u betekenen?'

Na zoals in de geschriften voorgeschreven van volle aanbidding te zijn geweest voor de devarishi ging de Grootste Wijze, de Oorspronkelijke Nârâyana, de vriend van Nara, een gesprek met hem aan in afgemeten woorden die zo zoet waren als nectar en vroeg: 'O Meester, wat mogen We betekenen voor de Fortuinlijke?' (Vedabase)

 

Tekst 17

S'rî Nârada zei: 'Het wekt geen verbazing dat U vriendschap toont voor alle mensen, o Almachtige Heerser over Al de Werelden die de afgunstigen onderwerpt. We weten heel goed dat U, die alom wordt geprezen, uit eigen beweging bent nedergedaald voor het hoogste goed van de continuering en de bescherming van het Levende Wezen [*].

S'rî Nârada zei: 'Het wekt in het geheel geen verbazing dat U vriendschap toont voor de mensen, o Almachtige Heerser van Al de Werelden die de afgunstigen onderwerpt, daar U, alom geprezen, er bekend om staat uit eigen beweging te zijn nedergedaald voor het hoogste goed van de continuering en de bescherming van het Levende Wezen [*]. (Vedabase)

 

Tekst 18

Na het gezien hebben van Uw twee voeten, die voor Uw toegewijden de weg van de bevrijding vormen waarop Heer Brahmâ en de andere goden van onpeilbare intelligentie in het hart mediteren en die voor hen, die gevallen zijn in de put van een materieel bestaan, de toevlucht voor hun verlossing vormen, vraag ik om Uw zegen U te mogen herinneren zodat ik tijdens mijn reizen voortdurend aan U kan denken.'

Na het gezien hebben van Uw voetenpaar, die voor Uw toegewijden de weg der bevrijding vormen waarop Heer Brahmâ en de andere goden met hun onpeilbare intelligentie mediteren in het hart en die voor hen die gevallen zijn in de put van een materieel bestaan de toevlucht voor hun verlossing vormen, vraag ik om Uw zegen U te mogen herinneren zodat ik tijdens mijn reizen voortdurend aan U kan denken.' (Vedabase)

  

Tekst 19

Vervolgens ging Nârada mijn beste, een ander paleis van een vrouw van Krishna binnen, met het verlangen de mystieke macht van de illusie [yogamâyâ] van de Meester van Alle Yogameesters te leren kennen.

Vervolgens ging Nârada, mijn beste, een ander paleis van een vrouw van Krishna binnen, met het verlangen de mystieke macht der illusie [yogamâyâ] van de Meester Aller Yogameesters te leren kennen. (Vedabase)

 

Tekst 20-22

En daar zag hij Hem eveneens. Hij was met Zijn geliefde en Uddhava een potje aan het dobbelen. Hij stond voor hem op, was van eerbetoon met bovenzinnelijke toewijding en liet hem plaatsnemen en zo meer, terwijl Hij hem vroeg - alsof Hij er geen weet van had: 'Wanneer is uw goede zelf hier aangekomen? Hoe kunnen zij [de huishouders] die behoeftig zijn zoals Wij, doen wat men behoort te doen voor hen [de sannyâsî's] die wel geheel [in zichzelf] voldaan zijn? Hoe dan ook, alstublieft vertel Ons, o brahmaan, hoe we van deze geboorte een succes kunnen maken.' Maar Nârada was verbluft, stond op en ging zonder iets te zeggen naar een ander paleis.

Er daar, voorwaar, zag hij Hem eveneens, met Uddhava een potje aan het dobbelen, van aanbidding zijnde met bovenzinnelijke toewijding en opstaand met de bedoeling hem te doen plaatsnemen enzovoorts, hem vragend, alsof Hij er geen weet van had, 'Wanneer is Uw goede zelf hier aangekomen? Hoe kunnen diegenen [de huishouders] die niet zo compleet zijn, zoals Wij, doen wat behoort te worden gedaan voor hen [de sannyâsî's] die compleet zijn? Hoe dan ook, alstublieft zeg Ons, o brahmaan, hoe in deze geboorte succesvol te zijn', maar Nârada, verbluft, stond op en ging zonder iets te zeggen naar een ander paleis. (Vedabase)

 

Tekst 23

En daar zag hij hoe Govinda Zijn kleine kindjes knuffelde. Vervolgens zag hij in een ander paleis dat Hij Zich voorbereidde op een bad.

En daar zag hij Govinda die Zijn kleine kindjes knuffelde. Toen, in een ander huis, zag hij Hem Zich voorbereidend op een bad. (Vedabase)

  

 Tekst 24

Op de ene plek zag hij Hem offers brengen, op de andere zag hij Hem de vijf offervuren vereren [zie mahâ-yajña's] met de gebruikelijke rituelen, dan weer gaf Hij brahmanen te eten en ergens anders was Hij de overblijfselen [van offerplechtigheden] aan het eten.

Hier zag hij Hem offers brengen en daar zag hij Hem van aanbidding voor de vijf offervuren [zie mahâ-yajña's] met de gebruikelijke rituelen; dan weer voedde Hij de tweemaal geborenen en ergens anders at Hij van wat er over was van de offers. (Vedabase)

 

 Tekst 25

Ergens was Hij bezig met zonsondergangaanbidding en beheerste Hij Zijn spraak met het reciteren van de mantra [ervoor, zie Gâyatrî en japa], en weer elders bewoog Hij zich rond op oefenterreinen met Zijn zwaard en schild.

Ergens van zonsondergang-aanbidding zijnd reciteerde Hij, Zijn spraak beheersend, de mantra [zie Gâyatrî en japa] en elders bewoog Hij zich rond met Zijn zwaard en schild in de oefengangen. (Vedabase)

   

Tekst 26

Hier bereed de Oudere broer van Gada, paarden, olifanten en wagens, en daar lag Hij op Zijn sofa terwijl Hij werd bezongen door barden.

Hier weer bereed de Oudere broer van Gada, paarden, olifanten en wagens en daar weer lag Hij op Zijn sofa bezongen door barden. (Vedabase)

 

 Tekst 27

Op deze plek hield Hij ruggespraak met Zijn adviseurs, Uddhava en anderen en op die plek vermaakte Hij Zich in het water omringd door dansmeisjes en andere vrouwen.

Op deze plek hield Hij ruggespraak met Zijn adviseurs, Uddhava en anderen en op die plek vermaakte Hij Zich in het water omringd door dansmeisjes en andere vrouwen. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Ergens anders schonk Hij excellente, fraai opgesierde koeien weg aan brahmanen, en  elders luisterde Hij naar de zegenrijke klassieke verhalen [de Purâna's] en historische geschiedenissen [de Itihâsa's].

Ergens schonk Hij excellente, fraai opgesierde koeien weg aan de tweemaal geborenen en weer elders luisterde Hij naar de zegenrijke klassieke verhalen [de Purâna's] en historische epossen [de Itihâsa's]. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Lachend en grappen makend met Zijn geliefde in deze woning, beoefende Hij ergens anders de religie [dharma], de economie [artha] en de [regulatie van] fysieke lusten [kâma, zie ook de purushârtha's].

Lachend en grappen makend met Zijn geliefde in deze woning, beoefende Hij ergens anders de religie [dharma], de economie [artha] en de [kâma] fysieke lusten [ter regulatie, zie ook de purushârtha's]. (Vedabase)

 

 Tekst 30

Op één plaats alleen neerzittend om te mediteren op de Oorspronkelijke Persoon Verheven Boven de Materiële Natuur, verrichtte Hij op een andere plaats klusjes voor de ouderen, ze aandachtig van dienst zijnd met dingen die ze op prijs stelden.

Op een plaats alleen neerzittend om te mediteren op de Oorspronkelijke Persoon Verheven Boven de Materiële Natuur, verrichtte Hij op een andere plaats klusjes voor de ouderen van aanbidding zijnd met dingen die ze op prijs stelden. (Vedabase)

 

 Tekst 31

Samen met een paar mensen plannen makend voor oorlog hier, en daar weer vrede sluitend, zetten Kes'ava en Balarâma Zich ergens anders in voor het welzijn van de  vromen.

Plannen makend voor oorlog met bepaalde lieden hier en elders vrede sluitend, waren Kes'ava samen met Râma ergens anders het welzijn der vromen aan het behartigen. (Vedabase)

 

 Tekst 32

[Hij zag hoe Hij] groots opgezette huwelijken arrangeerde voor dochters en zoons overeenkomstig de vidhi, op het juiste tijdstip, met echtgenotes en echtgenoten die bij hen pasten.

[Hij zag Hem] groots opgezette huwelijken regelen van dochters en zoons op het juiste tijdstip overeenkomstig de vidhi met echtgenotes en echtgenoten die bij hen pasten.  (Vedabase)

 

Tekst 33

[Hij was er getuige van hoe] tot verbazing van de mensen met groot ceremonieel de kinderen van de Meester van de Yogameesters van huis werden weggezonden en [aangetrouwden] in de familie werden opgenomen.

[Hij zag hoe] met de mensen vol verwondering over het grote ceremonieel dat erbij hoorde de kinderen van de Meester der Yogameesters van huis werden weggezonden en weer terug werden gebracht. (Vedabase)


Tekst 34

Druk in de weer op de ene plaats met uitvoerige offerandes in aanbidding van al de goden, was Hij op een andere plaats van het dharma door in publieke dienstverlening te voorzien in putten, parken en kloosters en dergelijke.

Met uitvoerige offeranden in aanbidding van al de goden druk in de weer hier, was Hij daar overeenkomstig het dharma in publieke dienst voorzieningen aan het treffen als putten, parken en kloosters en dergelijke. (Vedabase)

 

Tekst 35

Voor een jachtpartij beklom Hij hier een paard afkomstig uit Sindhî, terwijl Hij daar, omringd door de meest ondernemende Yadu's, de dieren doodde die bestemd waren voor de offers [zie **].

Voor een jachtpartij beklom Hij op deze plaats een paard afkomstig uit Sindhî terwijl Hij op een andere plaats, omringd door de meest ondernemende Yadu's, de dieren doodde die bestemd waren voor de offers [zie **]. (Vedabase)

 

Tekst 36

De Yogameester bewoog Zich op een andere plaats in vermomming rond in de stad en in andere woningen, om er achter te komen wat de opvattingen van de verschillende mensen waren.

Ergens anders bewoog de Yogameester Zich in vermomming rond in de woningen van Zijn ministers, omdat Hij er achter wilde komen wat ieders mentaliteit was.  (Vedabase)

 

Tekst 37

Nârada moest bijna lachen over wat zich allemaal van Zijn yogamâyâ, van het aannemen van de menselijke rol, voor hem ontvouwd had, en zei daarop tot Hrishîkes'a:

Daarop zei Nârada tot Hrishîkes'a, zijn lachen bedwingend over wat zich zo allemaal had ontvouwd van Zijn yogamâyâ van het aannemen van de menselijke rol: (Vedabase)

 

Tekst 38

'Door Uw voeten te dienen, kan men Uw mystieke vermogens kennen, vermogens die zelfs voor de grote mystici moeilijk voorstelbaar zijn, o Heer van de Yoga, o Allerhoogste Ziel.

'Naar wat we zagen gebeuren met de dienst aan Uw voeten hebben we [nu] weet van Uw mystieke vermogens, vermogens die zelfs voor de grote mystici moeilijk voorstelbaar zijn, o Heer van de Yoga, o Allerhoogste Ziel. (Vedabase)

 

Tekst 39

Sta me toe U in nederigheid te volgen, o Godheid, ik zal rondtrekken langs Uw plaatsen die overstromen van Uw glorie en luidkeels Uw spel en vermaak bezingen dat al de werelden zuivert.'

Sta het me toe U in nederigheid te volgen, o Godheid, ik zal rondtrekken langs Uw plaatsen die doordrongen zijn van Uw faam en luidkeels Uw tijdverdrijf bezingen dat al de werelden zuivert.' (Vedabase)

 

Tekst 40

De Allerhoogste Heer zei: 'O brahmaan, Ik ben zowel de woordvoerder van het dharma als de uitvoerder ervan. Ook ben Ik degene die de sancties stelt, als Ik deze wereld het dharma bijbreng. Wees niet verbijsterd als je er getuige van bent, mijn zoon [als Ik een voorbeeld stel].'

De Allerhoogste Heer zei: 'O brahmaan, Ik ben er de spreker van, Ik ben er de uitvoerder van en Ik ben degene die de sancties stelt terwijl Ik het de wereld bijbreng; weest niet verstoord als je in deze geest verkeert, o zoon.' (Vedabase)

 

Tekst 41

S'rî S'uka zei: 'Hij [Nârada] zag aldus [zoals niemand anders dat kon zien ***] Hem aanwezig in één en dezelfde gedaante in al de paleizen waar Hij de spirituele beginselen van het dharma in de praktijk bracht die de huishouders zuiveren.

S'rî S'uka zei: 'Aldus zag hij [zoals niemand anders dat kon zien ***] Hem aanwezig in één gedaante in al de woningen waar Hij de zuiverende spirituele plichten in de praktijk bracht die er voor de huishouders zijn. (Vedabase)

 

Tekst 42

Na herhaaldelijk getuige te zijn geweest van Krishna's onbegrensde vermogen in de uitgebreide manifestatie van Zijn yogamâyâ, stond de ziener vol van verwondering verbaasd te kijken.

Na getuige te zijn geweest van Krishna's onbegrensde kunnen in de uitgebreide, meervoudige manifestatie van Zijn yogamâyâ, stond de ziener vol van verwondering verbaasd te kijken. (Vedabase)

 

Tekst 43

Met [zijn getuige zijn van] de artha, kâma en dharma [burgerplichten van het huishoudelijk leven, zie ook 7.14], die aldus door Heer Krishna's trouwe hart grondig werden gerespecteerd, begaf hij zich tevreden op weg met Hem steeds in gedachten.

Met de artha, de kâma en het dharma [van het huishoudelijk bestaan, zie ook 7.14] aldus door Heer Krishna's trouwe hart grondig eer aangedaan, ging hij waarlijk verheugd heen met Hem steeds in gedachten. (Vedabase)

 

Tekst 44

Nârâyana, die Zijn vermogens tentoongespreid had terwille van ieders welzijn, mijn beste, genoot met het aldus volgen van de weg van het menselijk bestaan, van de verlegen toegenegen blikken en het tevreden lachen van Zijn zestienduizend allerfijnste echtgenotes.

Met het aldus volgen van het pad der menselijke wezens genoot Nârâyana, die voor ieders welzijn Zijn vermogens tentoongespreid had, mijn beste, in Zijn voldoening over de verlegen toegenegen blikken en het lachen van zestienduizend van de fijnste gemalinnen. (Vedabase)

 

Tekst 45

Een ieder o beste Koning, die zingt, luistert of waardering opbrengt [om te lezen over] de ongeëvenaarde activiteiten door de Heer aan de dag gelegd in deze wereld, door Hem die de oorzaak is van het totstandkomen, instandhouden en beëindigen van het universum, zal toewijding ontwikkelen voor de Allerhoogste Heer die het pad van de bevrijding vormt.'

Wie dan ook, mijn beste, die ook maar zingt, luistert of waardering opbrengt [leest over] de zinnelijke activiteiten die, onnavolgbaar in deze wereld, aan de dag worden gelegd door Hem die de oorzaak is van de voleinding, de opwekking en de voortgaande zaak van het universum, zal toewijding ontwikkelen voor de Allerhoogste Heer, hetgeen waarlijk het pad der bevrijding is.' (Vedabase)

 

 

*: De paramparâ voegt hieraan toe: 'Zoals aangegeven door S'rîla Vis'vanâtha Cakravartî, zijn alle levende wezens in feite dienaren van de Heer. De âcârya haalt ter verduidelijking er het volgende vers uit de Padma Purâna bij aan:

a-kârenocyate vishnuh
s'rîr u-kârena kathyate
ma-kâras tu tayor dâsah
pañca-vims'ah prakîrtitah

"[In de mantra AUM] betekent de letter a Heer Vishnu, de letter u betekent de godin S'rî, en de letter m heeft betrekking op hun dienaar, die het vijfentwintigste element is." Het vijfentwintigste element is de jîva, het levende wezen. Ieder levend wezen is een dienaar van de Heer, en de Heer is de ware vriend van ieder levend wezen. Zelfs dus als de Heer afgunstigen als Jarâsandha de les leest, leidt die afstraffing tot ware vriendschap, aangezien zowel de Heer Zijn bestraffing als Zijn zegen er zijn voor het heil van het levend wezen.'

**: Hoewel deze activiteit verboden is voor de gewone man en voor de brahmanen, met de vidhi-regel van dayâ, om fundamenteel mededogen te hebben voor alle levende wezens, is het in bepaalde  gevallen toegestaan in de Vedische samenleving dieren te doden. S'rîla Prabhupâda geeft als commentaar: "Overeenkomstig de Vedische voorschriften, is het de kshatriya's toegestaan bij bepaalde gelegenheden dieren te doden, dan wel om de vrede in de bossen te handhaven, dan wel om dieren te offeren in het offervuur. Kshatriya's wordt het toegestaan de kunst van het doden te beoefenen omdat ze genadeloos vijanden moeten kunnen doden om de vrede in de samenleving te handhaven." [Zie ook b.v. 4: 26, 7: 15, 10.1: 4, 10.56: 13 en 10.58: 13-16].

***: De paramparâ voegt hieraan toe: 'Zoals gesteld in tekst 2 van dit hoofdstuk, werden al de handelingen in de vele paleizen van de Heer uitgevoerd door de Heer Zijn enkele geestelijke gedaante (ekena vapushâ), welke zich op vele plaatsen tegelijk manifesteerde. Dit visioen werd Nârada vergund vanwege zijn verlangen het te aanschouwen en de Heer Zijn verlangen het hem te tonen. S'rîla Vis'vanâtha Cakravartî duidt uit dat de andere ingezetenen van Dvârakâ Krishna alleen maar konden zien in dat deel van de stad waar ze zelf zaten, en niet ergens anders, zelfs al gingen ze soms naar een andere wijk voor zaken. Aldus gunde de Heer Zijn geliefde toegewijde Nârada Muni een bijzondere kijk op Zijn spel en vermaak.'

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.
Het schilderij 'Pichvai of Vraja Van Yatra',  Nathadvara  School, is van een onbekende artiest.
Bron: Celebrating Krishna. Sri Caitanya Prema Samsthana.  Foto's door Robyn Beeche.

Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties