regelbalk



 

 

Canto 10

Nrisimha Pranâma


 

 
Hoofdstuk 6: Het Doden van de Demone Pûtanâ

(1) S'rî S'uka zei: 'Nanda bedacht op weg naar huis dat de woorden van de zoon van S'ûra [Vasudeva] niet onterecht waren en daarom nam hij, uit angst voor eventuele moeilijkheden, zijn toevlucht tot de Heer. (2) Kamsa [zie 10.4: 43] had een afgrijselijke moordenares gestuurd die in de steden, dorpen en gehuchten rondwaarde om er baby's te doden. (3) Daar waar men weet te luisteren en dat alles [in bhakti], en men zijn plicht doet, kan er vanwege de Beschermer van de Toegewijden geen sprake zijn van moordende wilden en kwade elementen. (4) Zij die Pûtanâ werd genoemd en in staat was door de lucht te reizen, vloog op een dag naar het dorp van Nanda. Ze transformeerde zich daar middels haar mystiek vermogen in een mooie vrouw en drong, gaand en staand waar ze maar wilde, overal naar binnen. (5-6) Met haar haar gesierd met mallikâ [jasmijn-]bloemen, met haar zeer weelderige borsten en heupen die haast te zwaar waren voor haar slanke middel, met haar fraaie kleding en de oorhangers die ze droeg, met de pracht en de grote aantrekkingskracht van haar gezicht dat omlijst werd door haar zwarte haar, en met de uitdagende blikken die ze wierp naar iedereen, trok ze als schoonheid ieders aandacht in Gokula. In de ogen van de gopî's leek ze, oogstrelend met een lotus in haar hand, de godin van de schoonheid te zijn die was gekomen om haar Echtgenoot te zien. (7) De babymoordenares ging, ongehinderd, in het huis van Nanda op zoek naar kinderen en zag toen het Kind dat een Einde Maakt aan Alle Onwaarheid op bed liggen. Het onbegrensde vermogen van het kind was overdekt, precies als een vuur verborgen onder de as. (8) Begrijpend dat ze eropuit was kinderen te vermoorden sloot Hij, de Onbegrensde Ziel van al wat Leeft en Niet Leeft, Zijn ogen toen ze, zich van niets bewust, als iemand die een slapende slang aanziet voor een stuk touw, Hem - haar eigen ondergang, op haar schoot zette. (9) Met kwaad in de zin zich alleraardigst gedragend, was ze als een scherp zwaard in een fraaie schede. De twee moeders [Yas'odâ en Rohinî] die haar in de kamer zagen waren echter dermate onder de indruk van de opvallende, mooie vrouw, dat ze als aan de grond genageld stonden. (10) De verschrikkelijke vrouw nam Hem op haar schoot en duwde Hem ter plekke haar borst in de mond. Die was ingesmeerd met een sterk vergif, maar de Allerhoogste Heer greep in reactie daarop haar pijnlijk hard met Zijn beide handjes beet en zoog verwoed zowel het gif als het leven uit haar. (11) Haar geheel uitputtend schreeuwde ze, vanuit de kern van haar wezen, 'stop, stop, genoeg!', en opende hevig zwetend wijd haar ogen terwijl ze heftig tegenspartelend met haar armen en benen aldoor om zich heen sloeg. (12) Het zeer diepe en krachtige geluid dat ze voortbracht, deed de aarde met haar bergen, de buitenruimte met al zijn sterren aan het firmament, alsook de lagere werelden in alle richtingen, schudden op hun grondvesten. Mensen die de vibraties voelden, waren bang te worden getroffen door de bliksem en wierpen zich languit op de grond. (13) Aldus gekweld aan haar borsten worstelend, gaf ze de geest met haar mond wijd open en haar armen en benen en haren uitgespreid. Daarop expandeerde ze naar haar oorspronkelijke demonische gedaante en stortte ze ter aarde in de weidegronden, o Koning, net zoals Vritrâsura toen hij werd getroffen door de schicht van Indra [zie 6.12]. (14) Haar lichaam verpletterde in zijn val alle bomen in een straal van zo'n twintig kilometer, o Koning, daar het wonderbaarlijk gigantisch was.

(15-17) De gopa's en gopî's, die in hun harten, oren en hoofden al diep geschokt waren door het luide gekrijs, waren ontsteld dat massieve lichaam te zien. De mond had schrikwekkende tanden zo groot als een ploegschaar, de neusgaten waren zo groot als berggrotten, de borsten waren net enorme rotsblokken, het uitgespreide haar zag eruit als koper, de diepe oogkassen waren als overwoekerde putten, de dijen waren als rivieroevers, de ledematen zagen eruit als dammen, en de buik leek wel een opgedroogd meer. (18) Er bovenop zat het kind zorgeloos te spelen. Het werd direct opgepakt door de naderende gopî's die in hoge staat van opwinding verkeerden. (19) Samen met Yas'odâ en Rohinî zwaaiden ze toen met een koeienstaart rondom het kind om het kind volledig te beschermen tegen alle gevaren. (20) Het kind werd grondig schoongewassen met koeienurine en verder bedekt met het stof opgeworpen door koeien. Daarna werd er voor de bescherming van het kind ook nog met koemest de Heilige Naam aangebracht op twaalf plaatsen [*]. (21) De gopî's namen een teugje water [âcamana] en na het plaatsen van de letters van de [volgende **] mantra op hun lichamen en twee handen, gingen ze verder met het kind: (22-23) 'Moge Aja Je benen beschermen, moge Manimân Je knieën beschermen, moge Yajña Je dijen beschermen, moge Acyuta Je boven Je middel beschermen, moge Hayagrîva Je onderbuik beschermen, moge Kes'ava Je hart beschermen, moge Îs'a Je borst beschermen, moge Sûrya Je nek beschermen, moge Vishnu Je armen beschermen, moge Urukrama Je mond beschermen en moge Îs'vara Je hoofd beschermen. Moge Cakrî Je van voren beschermen; moge de Allerhoogste Persoonlijkheid Gadâdharî, die de knots draagt, Je van achteren beschermen en moge de doder van Madhu en Ajana, de drager van de boog en het zwaard, Je twee zijden beschermen. Moge Heer Urugâya, de drager van de schelphoorn, Je vanuit iedere hoek beschermen, moge Upendra Je van boven beschermen, moge [Hij die rijdt op] Garuda Je op de grond beschermen, en moge de Allerhoogste Persoon Haladhara Je van alle kanten beschermen. (24) Mogen Je zinnen worden beschermd door Hrishîkes'a, Je levensadem door Nârâyana, moge de Meester van S'vetadvîpa Je geheugen beschermen, en moge Je geest worden behoed door Yoges'vara. (25-26) Moge Pris'nigarbha Je intelligentie beschermen, moge Je ziel worden beschermd door Bhagavân, moge Govinda Je beschermen als Je speelt, en moge Mâdhava Je beschermen in Je slaap. Moge de Heer van Vaikunthha Je beschermen als Je loopt, de Echtgenoot van de Godin van het Geluk Je beschermen als Je zit, en moge Heer Yajñabhuk, de vrees van al de kwade werelden, Je beschermen als Je van het leven geniet. (27-29) De duivelinnen, duivels en haters van kinderen die als slecht gesternte zijn, de boze geesten, kwaaie dwergen, kwelgeesten en spoken, de wildemannen, monsters en heksen als Kotharâ, Revatî, Jyeshthhâ, Mâtrikâ en Pûtanâ, die mensen tot waanzin drijven, zijn degenen die het geheugen bederven en de lichamelijkheid, levensadem en vitaliteit bemoeilijken. Mogen die nachtmerrie-achtige wezens, die zowel jonge als oude mensen veel ellende bezorgen, allen hun ondergang vinden, mogen ze allen verdreven worden door het zingen van de namen van Vishnu.'

(30) S'ri S'uka zei: 'Gebonden aan hun moederlijke genegenheid, namen de oudere gopî's aldus alle maatregelen om het kwaad af te wenden. Vervolgens gaf Zijn moeder Hem de borst en stopte ze haar zoon in bed. (31) De gopa's, met Nanda voorop, waren ondertussen teruggekomen uit Mathurâ, en toen ze in Vraja Pûtanâ's lichaam zagen stonden ze allen stomverbaasd [en zeiden]: (32) 'Het schijnt zo te zijn, o vrienden, dat Ânakadundubhi is uitgegroeid tot een grote yogameester. Hoe kan hij anders zo'n situatie hebben voorspeld als die we hier nu voor ons zien?' (33) De bewoners van Vraja hakten met behulp van bijlen de massa van het lichaam in stukken. Vervolgens werd het weggegooid op een afgelegen plek, met hout bedekt en verbrand. (34) Toen het lichaam werd gecremeerd, bleek de rook die vrijkwam zo sereen te geuren als aguru wierook. Met het zuigen van Krishna was het terstond bevrijd van alle smetten [zie 1.2: 17]. (35-36) Als Pûtanâ, die kindermoordenares en bloeddorstige duivelin, ondanks haar moordlust erin slaagde het hoogste doel te bereiken nadat ze de Heer haar borst had geboden, wat mogen zij dan verwachten die met geloof en toewijding, net als Zijn liefhebbende moeders, hun meest geliefde, Krishna, de Allerhoogste Persoonlijkheid, boden wat [Hij nodig had]? (37-38) De Allerhoogste Heer omknelde haar borst en stapte op haar lichaam met Zijn lotusvoeten, de voeten die de toegewijden altijd in hun harten dragen en die in toewijding worden vastgehouden door degenen die alom worden geprezen [zoals Brahmâ en S'iva]. Als zij, hoewel ze een moordenares was, naar de hemel ging met het innemen van de positie van een moeder, wat zou dat dan niet betekenen voor de moederlijke koeien waaraan Krishna zoog om de melk te genieten? (39-40) O Koning, voor allen met liefde voor het kind en van wie de melk vloeide die Hij, de Allerhoogste Heer, de Schenker van de Eenheid en Bevrijding en zoon van Devakî, naar Zijn voldoening dronk, voor al degenen die voortdurend Krishna tot hun voorwerp van moederlijke zorg maakten [de gopi's], kan nooit gelden dat ze weer terug moeten keren naar de materiële oceaan waar men zich verlustigt in onwetendheid [zie ook B.G. 4: 9].

(41) Met het opsnuiven van de geur van de rook die vrijkwam, vroegen al de bewoners van Vrajabhûmi zich af: 'Waar komt het vandaan?' Aldus met elkaar pratend bereikten ze het koeiendorp. (42) Daar aangekomen waren ze hoogst verrast om te vernemen wat de gopa's allemaal te vertellen hadden over de ophef die Pûtanâ had veroorzaakt, hoe ze was gestorven en wat er allemaal voor het heil van de baby was gedaan. (43) De zachtaardige Nanda nam zijn zoon op schoot alsof die uit de dood was teruggekeerd, besnoof Zijn hoofdje en bereikte de hoogste vrede, o beste van de Kuru's. (44) Welke sterveling ook die met geloof en toewijding luistert naar dit wonderbaarlijke avontuur van Krishna over de verlossing van Pûtanâ, zal gesteld raken op Govinda ['de Beschermer van de Koeien'].'

 

 

next          

 
 

Derde herziene editie, geladen 10 mei, 2020.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Nanda bedacht op weg naar huis dat de woorden van de zoon van S'ûra [Vasudeva] niet onterecht waren en daarom nam hij, uit angst voor eventuele moeilijkheden, zijn toevlucht tot de Heer.
S'rî S'uka zei: 'Nanda op weg gegaan [naar huis] bedacht dat de woorden van de zoon van S'ûra [Vasudeva] niet zomaar gevallen waren en dus nam hij, bang voor eventuele moeilijkheden, zijn toevlucht tot de Heer. (Vedabase)

  

Tekst 2

Kamsa [zie 10.4: 43] had een afgrijselijke moordenares gestuurd die in de steden, dorpen en gehuchten rondwaarde om er baby's te doden.

Zoals beschikt door Kamsa [zie 10.4: 43] was er een afgrijselijke moordenares die in de steden, dorpen en gehuchten rondwaarde en daar kleine baby's doodde. (Vedabase)

 

Tekst 3

Daar waar men weet te luisteren en dat alles [in bhakti], en men zijn plicht doet, kan er vanwege de Beschermer van de Toegewijden geen sprake zijn van moordende wilden en kwade elementen.

[Welnu,] waar men ook zijn plicht doet en weet te luisteren en dat alles [van de bhakti] kan er, met de Beschermer van de Toegewijden, geen sprake zijn van geschreeuw om moord van wildemannen en kwade elementen. (Vedabase)

 

Tekst 4

Zij die Pûtanâ werd genoemd en in staat was door de lucht te reizen, vloog op een dag naar het dorp van Nanda. Ze transformeerde zich daar middels haar mystiek vermogen in een mooie vrouw en drong, gaand en staand waar ze maar wilde, overal naar binnen.

Zij die Pûtanâ werd genoemd, en in staat was door de lucht te reizen, vloog op een dag op het dorp van Nanda af, transformeerde zichzelf middels haar mystiek vermogen in een mooie vrouw en drong er binnen, gaand en staand waar ze maar wilde. (Vedabase)

 

Tekst 5-6

Met haar haar gesierd met mallikâ [jasmijn-]bloemen, met haar zeer weelderige borsten en heupen die haast te zwaar waren voor haar slanke middel, met haar fraaie kleding en de oorhangers die ze droeg, met de pracht en de grote aantrekkingskracht van haar gezicht dat omlijst werd door haar zwarte haar, en met de uitdagende blikken die ze wierp naar iedereen, trok ze als schoonheid ieders aandacht in Gokula. In de ogen van de gopî's leek ze, oogstrelend met een lotus in haar hand, de godin van de schoonheid te zijn die was gekomen om haar Echtgenoot te zien.

Met haar haar opgeschikt met mallikâ [jasmijn] bloemen, haar zeer weelderige borsten en heupen haast te zwaar voor haar slanke middel, met haar fijne uitdossing en de oorhangers die ze droeg, de schittering en grote aantrekkingskracht van haar gezicht omlijst door haar zwarte haar en met haar uitdagende blikken geworpen naar iedereen, trok ze met haar schoonheid ieders aandacht in Gokula; het scheen de gopî's toe dat zij, zo oogstrelend met een lotus in haar hand, de godin van de schoonheid was die was gekomen om haar Echtgenoot te zien. (Vedabase)

 

Tekst 7

De babymoordenares ging, ongehinderd, in het huis van Nanda op zoek naar kinderen en zag toen het Kind dat een Einde Maakt aan Alle Onwaarheid op bed liggen. Het onbegrensde vermogen van het kind was overdekt, precies als een vuur verborgen onder de as.

De baby-moordenares aldaar in het huis van Nanda ongehinderd op zoek naar kinderen zag het Kind dat een Einde Maakt aan Alle Onwaarheid en waarvan het onbegrensde vermogen overdekt was, precies zoals vuur verborgen in de as. (Vedabase)

  

Tekst 8

Begrijpend dat ze eropuit was kinderen te vermoorden, sloot Hij, de Onbegrensde Ziel van al wat Leeft en Niet Leeft, Zijn ogen toen ze, zich van niets bewust, als iemand die een slapende slang aanziet voor een stuk touw, Hem - haar eigen ondergang, op haar schoot zette.

Begrijpend dat ze eropuit was kinderen te vermoorden sloot Hij, de Onbegrensde Ziel van al wat Leeft en Niet Leeft, Zijn ogen toen zij, zich van niets bewust als iemand die een slapende slang aanziet voor een stuk touw, Hem, haar eigen ondergang, op haar schoot zette. (Vedabase)

    

Tekst 9

Met kwaad in de zin zich alleraardigst gedragend, was ze als een scherp zwaard in een fraaie schede. De twee moeders [Yas'odâ en Rohinî] die haar in de kamer zagen waren echter dermate onder de indruk van de opvallende, mooie vrouw, dat ze als aan de grond genageld stonden.

Kwaadgezind het proberend als een moeder was ze als een scherp zwaard in een fraaie schede, zoals de twee moeders haar in de kamer zagen die onder de indruk van haar schoonheid als aan de grond genageld stonden. (Vedabase)

 

Tekst 10

De verschrikkelijke vrouw nam Hem op haar schoot en duwde Hem ter plekke haar borst in de mond. Die was ingesmeerd met een sterk vergif, maar de Allerhoogste Heer greep in reactie daarop haar pijnlijk hard met Zijn beide handjes beet en zoog verwoed zowel het gif als het leven uit haar.

Zij, verschrikkelijk, plaatste Hem op haar schoot en duwde ter plekke Hem haar borst, als een wapen met gif ingesmeerd, in Zijn mond, maar in reactie daarop kneep de Allerhoogste Heer haar pijnlijk hard met Zijn beide handjes en zoog Hij verwoed zowel het gif als het leven uit haar. (Vedabase)

 

Tekst 11

Haar geheel uitputtend schreeuwde ze, vanuit de kern van haar wezen, 'stop, stop, genoeg!', en opende hevig zwetend wijd haar ogen terwijl ze heftig tegenspartelend met haar armen en benen aldoor om zich heen sloeg.

In heel haar wezen geraakt, schreeuwde ze luid jammerend uit: 'Help, help me; genoeg!' en spreidde ze haar ogen wijd open, hevig zwetend terwijl ze tegenspartelend met haar armen en benen om zich heen sloeg. (Vedabase)


Tekst 12

Het zeer diepe en krachtige geluid dat ze voortbracht, deed de aarde met haar bergen, de buitenruimte met al zijn sterren aan het firmament, alsook de lagere werelden in alle richtingen, schudden op hun grondvesten. Mensen die de vibraties voelden, waren bang te worden getroffen door de bliksem en wierpen zich languit op de grond.

Het kabaal dat ze maakte deed de aarde met haar bergen en de buitenruimte met al zijn sterren in het firmament en de lagere werelden in alle richtingen op hun grondvesten schudden waarbij de mensen, bang voor het geluid, zich plat op de grond wierpen om niet te worden getroffen door de bliksem.  (Vedabase)

 

Tekst 13

Aldus gekweld aan haar borsten worstelend, gaf ze de geest met haar mond wijd open en haar armen en benen en haren uitgespreid. Daarop expandeerde ze naar haar oorspronkelijke demonische gedaante en stortte ze ter aarde in de weidegronden, o Koning, net zoals Vritrâsura toen hij werd getroffen door de schicht van Indra [zie 6.12].

Aldus gekweld aan haar borsten worstelend, gaf ze de geest, met haar mond wijd open en haar armen en benen en haren wijd uitgespreid. Daarop expandeerde ze toen naar haar oorspronkelijke demonische gedaante, ter aarde stortend in de weidegronden o Koning, als Vritrâsura toen die werd getroffen door de schicht van Indra [zie 6.12]. (Vedabase)

 

Tekst 14

Haar lichaam verpletterde in zijn val alle bomen in een straal van zo'n twintig kilometer, o Koning, daar het wonderbaarlijk gigantisch was.

Haar lichaam verpletterde in zijn val alle bomen in een straal van zo'n twintig kilometer, o Koning, daar het hoogst wonderbaarlijk gigantisch groot was. (Vedabase)

 

Tekst 15-17

De gopa's en gopî's, die in hun harten, oren en hoofden al diep geschokt waren door het luide gekrijs, waren ontsteld dat massieve lichaam te zien. De mond had schrikwekkende tanden zo groot als een ploegschaar, de neusgaten waren zo groot als berggrotten, de borsten waren net enorme rotsblokken, het uitgespreide haar zag eruit als koper, de diepe oogkassen waren als overwoekerde putten, de dijen waren als rivieroevers, de ledematen zagen eruit als dammen, en de buik leek wel een opgedroogd meer.

De gopa's en de gopî's die in hun harten, oren en hoofden al diep geschokt waren door het luide gekrijs waren ontsteld dat massieve lichaam te zien waarvan de mond tanden had hoog als een ploeg, de neusgaten groot waren als berggrotten, de borsten waren als rotsblokken, het wilde uitgespreide haar er uitzag als koper, de diepe oogkassen waren als overwoekerde putten, de dijen waren als rivieroevers met de ledematen als bruggen en de buik er uit zag als een opgedroogd meer. (Vedabase)

 

Tekst 18

Er bovenop zat het kind zorgeloos te spelen. Het werd direct opgepakt door de naderende gopî's die in hoge staat van opwinding verkeerden.

En er bovenop was er daar het kind, zorgeloos spelend, dat snel door de gopî's werd opgepakt die allen naderbij komend in hoge staat van opwinding verkeerden. (Vedabase)

  

Tekst 19

Samen met Yas'odâ en Rohinî zwaaiden ze toen met een koeienstaart rondom het kind om het kind volledig te beschermen tegen alle gevaren.

Tezamen met Yas'odâ en Rohinî zwaaiden ze toen met een koeienstaart rondom het kind zodat het kind geheel beschermd zou zijn tegen alle gevaren. (Vedabase)

 

Tekst 20

Het kind werd grondig schoongewassen met koeienurine en verder bedekt met het stof opgeworpen door koeien. Daarna werd er voor de bescherming van het kind ook nog met koemest de Heilige Naam aangebracht op twaalf plaatsen [*].

Met koeienurine werd het kind grondig schoongewassen en opnieuw bedekt met het stof opgeworpen door koeien. Daarna werd er voor de bescherming van het kind eveneens met koemest de heilige Naam aangebracht op twaalf plaatsen [*]. (Vedabase)

 

Tekst 21

De gopî's namen een teugje water [âcamana] en na het plaatsen van de letters van de [volgende **] mantra op hun lichamen en twee handen, gingen ze verder met het kind:

De gopî's namen een teugje water [âcamana] en na het plaatsen van de letters van de [volgende **] mantra op hun eigen lichamen en twee handen, gingen ze toen zo verder met het kind: (Vedabase)

 

Tekst 22-23

'Moge Aja Je benen beschermen, moge Manimân Je knieën beschermen, moge Yajña Je dijen beschermen, moge Acyuta Je boven Je middel beschermen, moge Hayagrîva Je onderbuik beschermen, moge Kes'ava Je hart beschermen, moge Îs'a Je borst beschermen, moge Sûrya Je nek beschermen, moge Vishnu Je armen beschermen, moge Urukrama Je mond beschermen en moge Îs'vara Je hoofd beschermen. Moge Cakrî Je van voren beschermen; moge de Allerhoogste Persoonlijkheid Gadâdharî, die de knots draagt, Je van achteren beschermen en moge de doder van Madhu en Ajana, de drager van de boog en het zwaard, Je twee zijden beschermen. Moge Heer Urugâya, de drager van de schelphoorn, Je vanuit iedere hoek beschermen, moge Upendra Je van boven beschermen, moge [Hij die rijdt op] Garuda Je op de grond beschermen, en moge de Allerhoogste Persoon Haladhara Je van alle kanten beschermen.

'Moge Aja Je benen beschermen, moge Manimân Je knieën beschermen, moge Yajña Je dijen beschermen, moge Acyuta Je boven Je middel beschermen, moge Hayagrîva Je onderbuik beschermen, moge Kes'ava Je hart beschermen, moge Îs'a Je borst beschermen, moge Sûrya Je nek beschermen, moge Vishnu Je armen beschermen, moge Urukrama Je mond beschermen en moge Îs'vara Je hoofd beschermen. Moge Cakrî Je van voren beschermen; moge de Allerhoogste Persoonlijkheid Gadâdharî, die de knots draagt, Je van achteren beschermen; en moge de doder van Madhu en Ajana, de drager van de boog en het zwaard Je twee zijden beschermen. Moge Heer Urugâya, de drager van de schelphoorn, Je vanuit iedere hoek beschermen; moge Upendra Je van boven beschermen; moge [Hij die rijdt op] Garuda Je op de grond beschermen; en moge de Allerhoogste Persoon Haladhara, Je van alle kanten beschermen. (Vedabase)

   

Tekst 24

Mogen Je zinnen worden beschermd door Hrishîkes'a, Je levensadem door Nârâyana, moge de Meester van S'vetadvîpa Je geheugen beschermen, en moge Je geest worden behoed door Yoges'vara.

Moge Je zinnen worden beschermd door Hrishîkes'a, Je levensadem door Nârâyana, moge de Meester van S'vetadvîpa de kern van Je hart beschermen en moge Je geest worden behoed door Yoges'vara.(Vedabase)

 

Tekst 25-26

Moge Pris'nigarbha Je intelligentie beschermen, moge Je ziel worden beschermd door Bhagavân, moge Govinda Je beschermen als Je speelt, en moge Mâdhava Je beschermen in Je slaap. Moge de Heer van Vaikunthha Je beschermen als Je loopt, de Echtgenoot van de Godin van het Geluk Je beschermen als Je zit, en moge Heer Yajñabhuk, de vrees van al de kwade werelden, Je beschermen als Je van het leven geniet.

Moge Pris'nigarbha Je intelligentie beschermen, moge Je ziel worden beschermd door Bhagavân, moge Govinda Je beschermen als Je speelt en moge Mâdhava Je beschermen in Je slaap. Moge de Heer van Vaikunthha Je beschermen als Je loopt, de Echtgenoot van de Godin van het geluk Je beschermen als Je zit en moge Heer Yajñabhuk, de vrees van al de kwade werelden, Je beschermen als Je van het leven geniet. (Vedabase)

 

Tekst 27-29

De duivelinnen, duivels en haters van kinderen die als slecht gesternte zijn, de boze geesten, kwaaie dwergen, kwelgeesten en spoken, de wildemannen, monsters en heksen als Kotharâ, Revatî, Jyeshthhâ, Mâtrikâ en Pûtanâ, die mensen tot waanzin drijven, zijn degenen die het geheugen bederven en de lichamelijkheid, levensadem en vitaliteit bemoeilijken. Mogen die nachtmerrie-achtige wezens, die zowel jonge als oude mensen veel ellende bezorgen, allen hun ondergang vinden, mogen ze allen verdreven worden door het zingen van de namen van Vishnu.'

De duivelinnen, duivels en haters van kinderen die zijn als slecht gesternte; de boze geesten, kwaaie dwergen, kwelgeesten en spoken, de wildemannen, monsters en heksen als Kotharâ, Revatî, Jyeshthhâ, Mâtrikâ en Pûtanâ die mensen tot waanzin drijven, zijn degenen die het geheugen bederven en het iemand in zijn lichamelijkheid, levensadem en vitaliteit moeilijk maken. Mogen die nachtmerrie-wezens die zoveel ellende veroorzaken met het aanvallen van de grootste wijzen en de kinderen allen hun ondergang vinden, afgeschrikt door het zingen van de namen van Vishnu'. (Vedabase)

 

Tekst 30

S'ri S'uka zei: 'Gebonden aan hun moederlijke genegenheid, namen de oudere gopî's aldus alle maatregelen om het kwaad af te wenden. Vervolgens gaf Zijn moeder Hem de borst en stopte ze haar zoon in bed.

S'ri S'uka zei: 'Op deze manier werden door de oudere gopî's die aldus gebonden waren door hun moederlijke genegenheid alle maatregelen genomen om het kwaad af te wenden. Vervolgens gaf ma Hem de borst en stopte ze haar zoon in bed. (Vedabase)

 

Tekst 31

De gopa's, met Nanda voorop, waren ondertussen teruggekomen uit Mathurâ, en toen ze in Vraja Pûtanâ's lichaam zagen stonden ze allen stomverbaasd [en zeiden]:

Ondertussen kwamen de gopa's met Nanda voorop terug uit Mathurâ en toen ze in Vraja Pûtanâ's lichaam zagen stonden ze allen stomverbaasd [en zeiden]: (Vedabase)

 

Tekst 32

'Het schijnt zo te zijn, o vrienden, dat Ânakadundubhi is uitgegroeid tot een grote yogameester. Hoe kan hij anders zo'n situatie hebben voorspeld als die we hier nu voor ons zien?'

'Het schijnt zo te zijn, o vrienden, dat Ânakadundubhi uitgegroeid is tot een grote yogameester of zoiets, wat zich hier heeft voorgedaan is het soort van voorval dat hij voorspelde!' (Vedabase)

 

Tekst 33

De bewoners van Vraja hakten met behulp van bijlen de massa van het lichaam in stukken. Vervolgens werd het weggegooid op een afgelegen plek, met hout bedekt en verbrand.

De massa van het lichaam werd met behulp van bijlen door al de bewoners van Vraja in stukken gehakt en, meegevoerd over een lange afstand, neergegooid, met hout bedekt en verbrand. (Vedabase)

 

 Tekst 34

Toen het lichaam werd gecremeerd, bleek de rook die vrijkwam zo sereen te geuren als aguru wierook. Met het zuigen van Krishna was het terstond bevrijd van alle smetten [zie 1.2: 17].

Toen het lichaam werd gecremeerd bleek de rook die vrijkwam zo sereen geurig te zijn als aguru wierook omdat, met het zuigen van Krishna, het direct was bevrijd van alle smetten [zie 1.2: 17]. (Vedabase)

 

Tekst 35-36

Als Pûtanâ, die kindermoordenares en bloeddorstige duivelin, ondanks haar moordlust erin slaagde het hoogste doel te bereiken nadat ze de Heer haar borst had geboden, wat mogen zij dan verwachten die met geloof en toewijding, net als Zijn liefhebbende moeders, hun meest geliefde, Krishna, de Allerhoogste Persoonlijkheid, boden wat [Hij nodig had]?

Als Pûtanâ, die kindermoordenares en duivelin zinnend op bloed, niettegenstaande haar moordlust, na de Heer haar borst geboden te hebben, erin slaagde het hoogste doel te bereiken, wat zou dat dan niet inhouden voor hen die met geloof en toewijding een affiniteit hebben gelijk aan die van al die liefhebbende moeders voor wie Krishna, de Allerhoogste Persoonlijkheid, de meest geliefde is? (Vedabase)

 

 Tekst 37-38

De Allerhoogste Heer omknelde haar borst en stapte op haar lichaam met Zijn lotusvoeten, de voeten die de toegewijden altijd in hun harten dragen en die in toewijding worden vastgehouden door degenen die alom worden geprezen [zoals Brahmâ en S'iva]. Als zij, hoewel ze een moordenares was, naar de hemel ging met het innemen van de positie van een moeder, wat zou dat dan niet betekenen voor de moederlijke koeien waaraan Krishna zoog om de melk te genieten?

Met Zijn lotusvoeten, welke de toegewijden altijd in hun harten dragen en welke in toewijding worden vastgehouden door hen die overal worden geprezen [zoals Brahmâ en S'iva], trad de Allerhoogste Heer op haar lichaam en haar borst en ging ze, hoewel een moordenares, met het innemen van de positie van een moeder, naar de hemel; wat zou dat niet betekenen voor de moederlijke koeien van wiens spenen Krishna de melk genoot? (Vedabase)

 

 Tekst 39-40

O Koning, voor allen met liefde voor het kind en van wie de melk vloeide die Hij, de Allerhoogste Heer, de Schenker van de Eenheid en Bevrijding en zoon van Devakî, naar Zijn voldoening dronk, voor al degenen die voortdurend Krishna tot hun voorwerp van moederlijke zorg maakten [de gopi's], kan nooit gelden dat ze weer terug moeten keren naar de materiële oceaan waar men zich verlustigt in onwetendheid [zie ook B.G. 4: 9].

Van allen met liefde voor het kind van wie de melk vloeide die Hij, de Allerhoogste Heer, de Schenker der Eenheid en Bevrijding en zoon van Devakî, naar Zijn voldoening dronk; van al degenen die voortdurend Krishna tot hun voorwerp van moederlijke zorg maakten, mag men nooit denken, o Koning, dat ze weer terug zouden keren naar de materiële oceaan waar men zich verlustigt in onwetendheid [zie ook B.G. 4: 9]. (Vedabase)

 

 Tekst 41

Met het opsnuiven van de geur van de rook die vrijkwam, vroegen al de bewoners van Vrajabhûmi zich af: 'Waar komt het vandaan?' Aldus met elkaar pratend bereikten ze het koeiendorp.

Met het opsnuiven van de geur van de rook die vrijkwam vroegen al de bewoners van Vrajabhûmi zich af: 'Waar komt het vandaan?' en aldus met elkaar sprekend bereikten ze het koeiendorp. (Vedabase)

 

 Tekst 42

Daar aangekomen waren ze hoogst verrast om te vernemen wat de gopa's allemaal te vertellen hadden over de ophef die Pûtanâ had veroorzaakt, hoe ze was gestorven en wat er allemaal voor het heil van de baby was gedaan.

Daar aangekomen waren ze hoogst verrast om te vernemen wat de gopa's allemaal te vertellen hadden over de ophef die Pûtanâ had veroorzaakt, hoe ze was gestorven en wat allemaal voor het heil van de baby was gedaan. (Vedabase)

 

 Tekst 43

De zachtaardige Nanda nam zijn zoon op schoot alsof die uit de dood was teruggekeerd, besnoof Zijn hoofdje en bereikte de hoogste vrede, o beste van de Kuru's.

Nanda die zijn zoon op schoot nam alsof die uit de dood was weergekeerd, besnoof simpel en eenvoudig Zijn hoofdje en bereikte de hoogste vrede, o beste van de Kuru's. (Vedabase)

 

 Tekst 44

Welke sterveling ook die met geloof en toewijding luistert naar dit wonderbaarlijke avontuur van Krishna over de verlossing van Pûtanâ, zal gesteld raken op Govinda ['de Beschermer van de Koeien'].'

Iedere sterveling met geloof en toewijding die verneemt over het wonderbaarlijke avontuur van Krishna over de verlossing van Pûtanâ zal liefde opvatten voor Govinda ['de Beschermer van de Koeien'].'  (Vedabase)

 

 

*: Het zwaaien met een koeienstaart rondom een kind is een occulte rite waarin de staart van de koe wordt beschouwd als de zetel van Lakshmî, de Godin van het Fortuin. Dit geldt ook voor de urine, het stof, de melk en de mest van de koeien die met hun producten als heilig worden beschouwd. De urine heeft antiseptische kwaliteiten, de mest fungeert als brandstof en de melk brengt alle gezondheid en weelde.

**: Met de mantra kent men de eerste of zaad-letter toe van de namen van de Heer vermeld in het volgende vers, gevolgd door anusvâra en het woord namah.

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

Het (met de computer verbeterde) schilderij van Pûtanâ is een Rajasthani schilderij.
India, Punjab Hills, Kangra or Guler(?), 18e eeuw.

Bron: Ackland Museum of Art.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties