regelbalk


 

Canto 6

Guru Puja

 

Hoofdstuk 12: Vritrāsura's Glorieuze Heengaan

Indra in battle(1) De achtenswaardige rishi zei: 'Hij [Vritrāsura] die aldus gemotiveerd zijn lichaam op te geven, o heerser over mensen, dacht dat te sterven in de strijd beter was dan een overwinning, nam zijn drietand op en viel Indra de koning van de halfgoden aan, precies zoals Kaithabha de Hoogste Persoon aanviel toen de wereld onder water stond. (2) Als was hij het vuur aan het einde van de yuga, slingerde de koning van de demonen met veel kracht de scherp gepunte drietand rondtollend naar de grote Indra, terwijl hij zeer kwaad luid brulde: 'Dood ben je, jij grote zondaar!'

(3) Hoewel de aanblik van de rondtollende drietand die op hem afvloog als een ster die uit de hemel viel moeilijk te verdragen was, jaagde dat Indra geen schrik aan. Met zijn bliksemschicht met een honderdtal haken,  sneed hij hem, zowel als de arm van Vritra die leek op het lijf van de slangenkoning, in honderd stukken. (4) Met één arm minder het woedend opnemend tegen de bliksemschicht, ging hij met zijn ijzeren knots op Indra en zijn olifant af en sloeg hij hem op zijn kaak, zodat de bliksemschicht uit de hand van de edelmoedige gleed. (5) Die grootse en wonderbaarlijke prestatie van Vritra werd geprezen door de goden, de demonen, de zangers van de hemel en de associatie van de volmaakten, maar zich van het gevaar bewust waarin Indra verkeerde, lamenteerden ze oprecht 'Helaas, o helaas!' (6) Met Indra, zijn vijand, tegenover zich, die in verlegenheid dat zijn schicht hem uit zijn hand was gegleden het wapen niet oppakte, zei Vritrāsura: 'O heer, neem uw bliksemschicht op en doodt uw vijand, het is er nu niet de tijd voor om te treuren. (7) Met uitzondering van Hem van de schepping, vernietiging en handhaving, de Heer die alles weet, de Oorspronkelijke en Eeuwige Persoon, zijn de vechtlustigen die in hun afhankelijkheid elkaar soms bewapend tegemoet treden niet altijd verzekerd van een overwinning. (8) Als vogels gevangen in een net zuchten al de werelden en hun heersers machteloos onder de tijdfactor die alhier de oorzaak vormt. (9) Mensen die zich dat niet bewust zijn [die oorzaak, die Heer van de Tijd], de kracht van onze zinnen, geest, lichaam, vitaliteit, dood čn onsterfelijkheid, beschouwen hun onverschillige lichaam als de oorzaak. (10) O heer [beste Indra], begrijp alstublieft dat alle dingen aldus, o edelmoedige, precies als een poppetje [een 'vrouw van hout'] of een knuffelbeest [een 'dier van bladeren en stro'], afhankelijk zijn van Īs'a [de Macht, de Heer en meester van de Tijd die hun samenhang en leven vormt]. (11) De persoon [de purusha], de materiėle energie [prakriti], de manifeste realiteit [mahat-tattva], het zelf [of vals ego, ātmā of ahankara], de elementen [bhūta's], de zinnen [van handelen en waarnemen, de indrya's] en wat bij hen hoort [de geest - manas, de intelligentie - buddhi en het bewustzijn - cit] zijn zonder Zijn genade niet in staat in dit universum ook maar iets tot stand te brengen of anderszins [zoals behoud en vernietiging]. (12) Als men geen weet heeft [van de Heer, de tijdfactor] beschouwt men zichzelf - hoewel men volledig afhankelijk is - als degene die de touwtjes in handen heeft, maar het is Hij die de wezens schept middels andere levende wezens en het is Hijzelf die ze via anderen verslindt. (13) De zegeningen van langlevendheid, weelde, roem en macht manifesteren zich voor een persoon als de tijd er rijp voor is [Zijn tijd], precies zoals zich ook, zonder dat men ervoor kiest, het tegengestelde voordoet. (14) Daarom moet men gelijkgestemd zijn wat betreft eer en schande, overwinning en nederlaag, lijden en geluk en sterven en leven [zie ook B.G. 6: 7 & 12: 17]. (15) [De geaardheden] goedheid, hartstocht en onwetendheid vindt men met de materiėle natuur, het zijn niet de kwaliteiten van de geestelijke ziel. Een ieder die de ziel kent als degene in de positie van de waarnemer, zal vrij van gebondenheid zijn [vergelijk B.G. 18: 54]. (16) Kijk mij nu eens, verslagen in de strijd met mijn wapen en arm eraf gehouwen, o vijand, doe ik nog steeds mijn best u naar het leven te staan. (17) In het spel van deze strijd vormen onze levens de inzet, de pijlen zijn de dobbelstenen, onze draagdieren zijn het spelbord en het is niet bekend wie er wint en wie er verliest.'

(18) S'rī S'uka zei: 'Koning Indra die de welgemeende, respectvolle woorden van Vritra aanhoorde, nam de bliksemschicht ter hand en richtte zich met een glimlach tot hem zonder zich nog langer te verwonderen [over wat hij had gezegd]. (19) Indra zei: 'O Dānava, met het bewustzijn waar je nu blijk van geeft, heb je de perfectie bereikt. Je bent een toegewijde volledig gefocust op de Superziel die de grootste vriend en heerser van het universum is [zie B.G. 6: 20-23]. (20) Je bent erin geslaagd de māyā van Heer Vishnu te boven te komen die de gewone man een rad voor ogen draait. Met het opgegeven hebben van de Asuramentaliteit, heb je de positie verworven van een grote persoonlijkheid [zie 2.4: 18]. (21) Het is waarlijk een groot wonder om te zien hoe jij, als iemand die gedreven wordt door de hartstocht, een sterk bewustzijn hebt, nu je verkeert in Vāsudeva, de Opperheer van de zuivere goedheid [zie ook Vritra's gebed 6.11: 25]. (22) Toegewijd aan de Allerhoogste Heer Hari, de schenker van de uiteindelijke zaligheid, zwem je in een oceaan van nectar. Wat zou dan het nut zijn van kleine poeltjes water [van klein materieel geluk]?'

(23) S'rī S'uka zei: 'Na aldus te hebben besproken wat het dharma allemaal inhoudt, o Koning, [hervatten] de grote legeraanvoerders Indra en Vritra, die volledig aan elkaar gewaagd waren, de strijd. (24) Vervaarlijk met zijn ijzeren knots zwaaiend wierp Vritra, [die een kans zag] om zijn vijand te onderwerpen, hem met zijn linker hand naar Indra, o beste van de koningen. (25) Maar de halfgod sneed met de S'ataparvanā [de 'honderdhakige'] bliksemschicht de knots aan stukken alsook de hand die zo sterk was als de slurf van een olifant. (26) Getroffen door [Indra] de drager van de schicht kwam hij, hevig bloedend met de vleugels van zijn armen vanaf de wortel [van de romp] afgesneden, als een berg uit de lucht vallen. (27-29) Dankzij zijn grote levenskracht en ongewone talenten was de demon in staat zijn onderkaak op de grond te zetten en zijn bovenkaak de lucht in te steken, zodat zijn mond een gigantische opening werd. Met een tong en tanden als van een angstwekkende slang die een olifant wil pakken, leek het alsof hij, als de tijd zelf, de drie werelden met zijn groteske lichaam wilde opslokken. Stampend en de aarde schuddend bewoog hij toen zijn voeten alsof ze de Himalaya's waren, waarna hij, aldus Indra bereikend, hem compleet met bliksemschicht en draagdier verzwolg. (30) Toen ze hem door Vritra verzwolgen zagen weeklaagden de halfgoden, samen met de stamvaders en de grote wijzen, zeer bedroefd: 'Helaas, wat een ellende!'

(31) Hoewel hij opgeslokt was door de koning van de demonen, ging hij niet dood in zijn buik, omdat hij, daar beland, beschermd werd door zowel de Hoogste Persoonlijkheid als door zijn eigen yogavermogen de illusie te bezweren [zie S.B. 6.8]. (32) De slachter van Bala, de machtige, kwam eruit door de onderbuik met zijn bliksemschicht te doorboren, waarna hij met veel kracht het hoofd van de vijand eraf sneed dat leek op een bergtop. (33) Maar toen de schicht, om het hoofd eraf te krijgen, in zijn geheel snel om de nek heen draaide om die door te snijden, duurde het net zoveel dagen als de hemellichten erover doen om zich over beide zijden van de evenaar te bewegen [een jaar] voordat het hoofd eraf viel. (34) Op dat moment weerklonk in de hemel het geluid van de pauken van de hemelbewoners en de vervolmaakten. Samen met de heiligen die zich hadden verzameld, vierden ze de prestatie van de winnaar [Indra] door verheugd hem te prijzen met verschillende mantra's en een bloemenregen. (35) Uit Vritrāsura's lichaam kwam het licht van zijn ziel tevoorschijn, o onderwerper van de vijanden, dat voor ogen van al de goden de allerhoogste verblijfplaats bereikte.'
 

next                     

 
Derde herziene editie, geladen 26 oktober, 2018.
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De achtenswaardige rishi zei: 'Hij [Vritrāsura] die aldus gemotiveerd zijn lichaam op te geven, o heerser over mensen, dacht dat te sterven in de strijd beter was dan een overwinning, nam zijn drietand op en viel Indra de koning van de halfgoden aan, precies zoals Kaithabha de Hoogste Persoon aanviel toen de wereld onder water stond.
De achtenswaardige rishi zei: 'Aldus gemotiveerd zijn lichaam op te geven, o heerser der mensen, de dood in de strijd beter achtend dan een overwinning in gedachten, nam hij [Vritrāsura] zijn drietand op en viel hij Indra de Koning der Verlichten aan precies zoals de Hoogste Persoon werd aangevallen door Kaitabha ten tijde van de vloed. (Vedabase)

 

Tekst 2

Als was hij het vuur aan het einde van de yuga, slingerde de koning van de demonen met veel kracht de scherp gepunte drietand rondtollend naar de grote Indra, terwijl hij zeer kwaad luid brulde: 'Dood ben je, jij grote zondaar!'

Als het vuur aan het einde van de yuga slingerde de Koning der Demonen met grote kracht de scherp gepunte drietand rondtollend op de grote Indra af, in grote woede verzet als held luid naar hem brullend: 'Dood ben je, jij grote zondaar!' (Vedabase)

 

Tekst 3

Hoewel de aanblik van de rondtollende drietand die op hem afvloog als een ster die uit de hemel viel moeilijk te verdragen was, jaagde dat Indra geen schrik aan. Met zijn bliksemschicht met een honderdtal haken, sneed hij hem, zowel als de arm van Vritra die leek op het lijf van de slangenkoning, in honderd stukken.

De rondtollende drietand die op hem afvloog als een ster die uit de hemel viel, jaagde echter, hoewel de aanblik moeilijk was te verdragen, Indra geen schrik aan en met zijn bliksemschicht sneed hij hem, zowel als de arm van Vritra die leek op het lijf van de slangenkoning, in honderd stukken. (Vedabase)

  

Tekst 4

Met één arm minder het woedend opnemend tegen de bliksemschicht, ging hij met zijn ijzeren knots op Indra en zijn olifant af en sloeg hij hem op zijn kaak, zodat de bliksemschicht uit de hand van de edelmoedige gleed.

Met een arm missend mikte hij woedend met een knots van ijzer op hem het opnemend tegen de bliksemschicht en trof hij Indra zowel als zijn olifant op de kaak zodat de bliksemschicht uit de hand van de edelmoedige gleed. (Vedabase)

 

Tekst 5

Die grootse en wonderbaarlijke prestatie van Vritra werd geprezen door de goden, de demonen, de zangers van de hemel en de associatie van de volmaakten, maar zich van het gevaar bewust waarin Indra verkeerde, lamenteerden ze oprecht 'Helaas, o helaas!'

Die zo grote prestatie van Vritra werd geprezen door Sura en Asura en verheerlijkt door de zangers der hemel en de associatie der volmaakten, maar zich het gevaar bewust waarin Indra verkeerde lamenteerden ze er oprecht 'Helaas, o helaas' over. (Vedabase)

 

Tekst 6

Met Indra, zijn vijand, tegenover zich, die in verlegenheid dat zijn schicht hem uit zijn hand was gegleden het wapen niet oppakte, zei Vritrāsura: 'O heer, neem uw bliksemschicht op en doodt uw vijand, het is er nu niet de tijd voor om te treuren.

Tot Indra, zijn vijand tegenover hem die zich erover schaamde dat zijn bliksemschicht hem uit de handen was geglipt, zei Vritrāsura: 'O heer, neem uw bliksemschicht op en doodt uw vijand, het is er nu niet de tijd voor om te treuren. (Vedabase)

 

Tekst 7

Met uitzondering van Hem van de schepping, vernietiging en handhaving, de Heer die alles weet, de Oorspronkelijke en Eeuwige Persoon, zijn de vechtlustigen die in hun afhankelijkheid elkaar soms bewapend tegemoet treden niet altijd verzekerd van een overwinning.

Behalve dan Hij van de schepping, vernietiging en handhaving, de Beheerser die alles weet, de Oorspronkelijke en Eeuwige Persoon zijn de oorlogszuchtigen, die zelve onderworpen zielen zijn, uitgerust met wapens niet altijd verzekerd van een overwinning ter plaatse. (Vedabase)

 

Tekst 8

Als vogels gevangen in een net zuchten al de werelden en hun heersers machteloos onder de tijdfactor die alhier de oorzaak vormt.

De werelden met al hun heersers, onder wiens controle al diegenen staan die in afhankelijkheid leven, zijn, net als vogels gevangen in een net, gebonden aan de tijdfactor [de Heer] die de oorzaak in dezen is. (Vedabase)

 

Tekst 9

Mensen die zich dat niet bewust zijn [die oorzaak, die Heer van de Tijd], de kracht van onze zinnen, geest, lichaam, vitaliteit, dood čn onsterfelijkheid, beschouwen hun onverschillige lichaam als de oorzaak.

Zonder dat men Hem kent, de kracht van onze zinnen, geest, lichaam, vitaliteit, onsterfelijkheid en ook zeker onze sterfelijkheid, denkt een mens dat zijn onverschillige lijf de oorzaak is. (Vedabase)

 

Tekst 10

O heer [beste Indra], begrijp alstublieft dat alle dingen aldus, o edelmoedige, precies als een poppetje [een 'vrouw van hout'] of een knuffelbeest [een 'dier van bladeren en stro'], afhankelijk zijn van Īs'a [de Macht, de Heer en meester van de Tijd die hun samenhang en leven vormt].

O heer, begrijp alstublieft dat alle dingen aldus, o edelmoedige, precies als een houten pop of een opgezet dier, afhangen van de Sterke [Īs'a, de Beheerser, de Heer van de Tijd]. (Vedabase)

 

Tekst 11

De persoon [de purusha], de materiėle energie [prakriti], de manifeste realiteit [mahat-tattva], het zelf [of vals ego, ātmā of ahankara], de elementen [bhūta's], de zinnen [van handelen en waarnemen,  de indrya's] en wat bij hen hoort [de geest - manas, de intelligentie - buddhi en het bewustzijn - cit] zijn zonder Zijn genade niet in staat in dit universum ook maar iets tot stand te brengen of anderszins [zoals behoud en vernietiging].

De persoon der opwekking [de purusha], de materiėle energie, de principes van de schepping, het ego, de elementen, de zinnen [van kennis en waarnemen] en wat bij hen hoort [de geest, de intelligentie en het bewustzijn] zijn zonder Zijn genade niet in staat tot ook maar enig iets in de schepping van dit universum.  (Vedabase)

   

Tekst 12

Als men geen weet heeft [van de Heer, de tijdfactor]  beschouwt men zichzelf - hoewel men volledig afhankelijk is - als degene die de touwtjes in handen heeft, maar het is Hij die de wezens schept middels andere levende wezens en het is Hijzelf die ze via anderen verslindt.

Een onwetende beschouwt zichzelf aldus, alhoewel hij volledig afhankelijk is, als degene die de touwtjes in handen heeft, maar het is Hij die de wezens schept door andere levende wezens en het is Hij die ze Zelve via anderen verslindt. (Vedabase)

 

Tekst 13

De zegeningen van langlevendheid, weelde, roem en macht manifesteren zich voor een persoon als de tijd er rijp voor is [Zijn tijd], precies zoals zich ook, zonder dat men ervoor kiest, het tegengestelde voordoet.

Langlevendheid, weelde, roem, macht en de zegeningen van een levend wezen doen zich voorzeker voor als de tijd er werkelijk rijp voor is, precies zoals ook de tegengestelde omstandigheden zich voordoen zonder dat men er om gevraagd heeft. (Vedabase)

 

Tekst 14

Daarom moet men gelijkgestemd zijn wat betreft eer en schande, overwinning en nederlaag, lijden en geluk en sterven en leven [zie ook B.G. 6: 7 & 12: 17].

Derhalve behoort men in eer en schande, overwinning of nederlaag, gelijkmoedig en onveranderlijk te zijn met het lijden en het geluk van het sterven of het leven eveneens. (Vedabase)
 
Tekst 15

[De geaardheden] goedheid, hartstocht en onwetendheid vindt men met de materiėle natuur, het zijn niet de kwaliteiten van de geestelijke ziel. Een ieder die de ziel kent als degene in de positie van de waarnemer, zal vrij van gebondenheid zijn [vergelijk B.G. 18: 54].

Goedheid, hartstocht en traagheid vindt men met het materiėle van de natuur, het zijn niet de kwaliteiten van de geestelijke ziel die waarneemt wat hun werkelijkheid is; een ieder die het als zodanig ziet is een persoon vrij van gebondenheid [vergelijk B.G. 18: 54]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Kijk mij nu eens, verslagen in de strijd met mijn wapen en arm eraf gehouwen, o vijand, doe ik nog steeds mijn best u naar het leven te staan.

Kijk naar mij, met mijn wapen en mijn arm eraf ben ik reeds verslagen, o vijand, en niettemin doe ik mijn best u strijd te leveren u naar het leven staand. (Vedabase)

 

Tekst 17

In het spel van deze strijd vormen onze levens de inzet, de pijlen zijn de dobbelstenen, onze draagdieren zijn het spelbord en het is niet bekend wie er wint en wie er verliest.'

Het leven is de inzet van deze strijd, de pijlen zijn de dobbelstenen, onze draagdieren zijn het spelbord en in dit spel is niet bekend aan wie de overwinning is en aan wie de nederlaag.' (Vedabase)

 

Tekst 18   

S'rī S'uka zei: 'Koning Indra die de welgemeende, respectvolle woorden van Vritra aanhoorde, nam de bliksemschicht ter hand en richtte zich met een glimlach tot hem zonder zich nog langer te verwonderen [over wat hij had gezegd].

S'rī S'uka zei: 'Koning Indra die de welgemeende respectvolle woorden van Vritra aanhoorde nam de bliksemschicht ter hand en richtte zich, het opgevend zich nog langer over die woorden te verwonderen, met een glimlach tot hem. (Vedabase)

 

Tekst 19

Indra zei: 'O Dānava, met het bewustzijn waar je nu blijk van geeft, heb je de perfectie bereikt. Je bent een toegewijde volledig gefocust op de Superziel die de grootste vriend en heerser van het universum is [zie B.G. 6: 20-23].

Indra zei: 'Hoe verbazingwekkend o Dānava, nu je zo volmaakt in je bewustzijn bent op deze manier, nu je zo'n toegewijde bent die één en al ziel is met de Superziel die de grootste vriend is en de Heerser van het Universum [zie B.G. 6: 20-23]. (Vedabase)

 

Tekst 20

Je bent erin geslaagd de māyā van Heer Vishnu te boven te komen die de gewone man een rad voor ogen draait. Met het opgegeven hebben van de Asuramentaliteit, heb je de positie verworven van een grote persoonlijkheid [zie 2.4: 18].

Je goede zelf is er inderdaad in geslaagd de begoochelende energie van Heer Vishnu te boven te komen die de normale man een rad voor ogen draait; met het eraan gegeven hebben van de asura mentaliteit, heb je de positie verworven van de verheven toegewijde [zie 2.4: 18]. (Vedabase)

  

Tekst 21

Het is waarlijk een groot wonder om te zien hoe jij, als iemand die gedreven wordt door de hartstocht, een sterk bewustzijn hebt, nu je verkeert in Vāsudeva, de Opperheer van de zuivere goedheid! [zie ook Vritra's gebed 6.11: 25].

Dit is waarlijk een groot wonder: van jou, wiens natuur het is te worden gedreven door de hartstocht, is er nu, verkerend in Vāsudeva, de Opperheer der zuivere goedheid, een sterk bewustzijn! [zie Vritra's gebed 6.11: 25]. (Vedabase)

 

Tekst 22

Toegewijd aan de Allerhoogste Heer Hari, de schenker van de uiteindelijke zaligheid, zwem je in een oceaan van nectar. Wat zou dan het nut zijn van kleine poeltjes water [van klein materieel geluk]?'

Wat is het nut van water in kleine uitsparingen voor iemand die zwemt in een oceaan van nectar met zijn toegewijd zijn tot de Allerhoogste Heer Hari die de Beheerser is van de volmaaktheid des levens?' (Vedabase)

 

Tekst 23

S'rī S'uka zei: 'Na aldus te hebben besproken wat het dharma allemaal inhoudt, o Koning, [hervatten] de grote legeraanvoerders Indra en Vritra, die volledig aan elkaar gewaagd waren, de strijd.

S'rī S'uka zei: 'Aldus converserend over wat het dharma al zo met zich meebrengt, o Koning, vochten zij, de grote legeraanvoerders Indra en Vritra die allebei even machtig waren, met elkaar. (Vedabase)

 

Tekst 24

Vervaarlijk met zijn ijzeren knots zwaaiend wierp Vritra, [die een kans zag] om zijn vijand te onderwerpen, hem met zijn linker hand naar Indra, o beste van de koningen.

Vervaarlijk ermee zwaaiend wierp Vritra, in staat een nederlaag toe te brengen, met zijn linker hand de knots van ijzer naar Indra, o beste der koningen. (Vedabase)

 

Tekst 25

Maar de halfgod sneed met de S'ataparvanā [de 'honderdhakige'] bliksemschicht de knots aan stukken alsook de hand die zo sterk was als de slurf van een olifant.

Maar met de S'ataparvanā [honderdhakige] bliksemschicht sneed hij, de halfgod, tegelijkertijd de knots en de hand zo sterk als de slurf van een olifant in stukken. (Vedabase)

 

Tekst 26

Getroffen door [Indra] de drager van de schicht kwam hij, hevig bloedend met de vleugels van zijn armen vanaf de wortel [van de romp] afgesneden, als een berg uit de lucht vallen.

Geraakt door de drager van de schicht viel hij, hevig bloedend met de vleugels van zijn armen vanaf de wortel afgesneden, als een berg uit de lucht naar beneden. (Vedabase)

 

Tekst 27-29

Dankzij zijn grote levenskracht en ongewone talenten was de demon in staat zijn onderkaak op de grond te zetten en zijn bovenkaak de lucht in te steken, zodat zijn mond een gigantische opening werd. Met een tong en tanden als van een angstwekkende slang die een olifant wil pakken, leek het alsof hij, als de tijd zelf, de drie werelden met zijn groteske lichaam wilde opslokken. Stampend en de aarde schuddend bewoog hij toen zijn voeten alsof ze de Himalaya's waren, waarna hij, aldus Indra bereikend, hem compleet met bliksemschicht en draagdier verzwolg.

Vanuit zijn levenskracht en ongewone talenten en zijn overeenkomst met de grootste slang en olifant, plantte de demon zijn onderkaak in de grond en stak hij zijn bovenkaak in de lucht zodat zijn mond enorm groot werd. Met een tong en tanden als die van een angstwekkende slang verslond hij als ware hij de tijde zelve de drie werelden met zijn groteske lichaam. Alsof ze de Himalaya's waren bewoog hij zijn voeten naar beneden trappend waarbij hij de aarde deed schudden en verzwolg hij, toen hij tot hem reikte, Bliksemschicht Indra, tezamen met zijn olifant. (Vedabase)

 

Tekst 30

Toen ze hem door Vritra verzwolgen zagen weeklaagden de halfgoden, samen met de stamvaders en de grote wijzen, zeer bedroefd: 'Helaas, wat een ellende!'

Toen ze hem door Vritra verzwolgen zagen weeklaagden de halfgoden met de stamvaders en de grote wijzen: 'Och arme, welk een beproeving', en waren ze op die manier zeer terneergeslagen. (Vedabase)

 

Tekst 31

Hoewel hij opgeslokt was door de koning van de demonen, ging hij niet dood in zijn buik, omdat hij, daar beland, beschermd werd door zowel de Hoogste Persoonlijkheid als door zijn eigen yogavermogen de illusie te bezweren [zie S.B. 6.8].

Hoewel hij opgeslokt was door de koning der demonen ging hij niet dood in zijn buik, omdat hij daar aanlandend werd beschermd door zowel de Hoogste Persoonlijkheid als door zijn eigen macht van yoga over de illusie [zie S.B. 6.8]. (Vedabase)

 

Tekst 32

De slachter van Bala, de machtige, kwam eruit door de onderbuik met zijn bliksemschicht te doorboren, waarna hij met veel kracht het hoofd van de vijand eraf sneed dat leek op een bergtop.

Met zijn bliksemschicht doorboorde de slachter van Bala, de machtige, de onderbuik en kwam hij naar buiten om met grote kracht het hoofd van de vijand, die gelijk een bergtop was, af te snijden. (Vedabase)

 

Tekst 33

Maar toen de schicht, om het hoofd eraf te krijgen, in zijn geheel snel om de nek heen draaide om die door te snijden, duurde het net zoveel dagen als de hemellichten erover doen om zich over beide zijden van de evenaar te bewegen [een jaar] voordat het hoofd eraf viel.

Maar, hoewel de schicht er in zijn geheel omheen draaiend om het hoofd eraf te krijgen heel rap de nek doorsneed, nam het een einde maken aan zijn tijd van leven zoveel dagen in beslag als de hemellichten erover doen om zich over beide zijden van de evenaar te bewegen. (Vedabase)

 

Tekst 34

Op dat moment weerklonk in de hemel het geluid van de pauken van de hemelbewoners en de vervolmaakten. Samen met de heiligen die zich hadden verzameld, vierden ze de prestatie van de winnaar [Indra] door verheugd hem te prijzen met verschillende mantra's en een bloemenregen.

Toen het dan zover was kon vanuit de hemel het paukengeroffel worden gehoord van de hemelbewoners en de volmaakten die in de vergadering der heiligen de almacht van de overwinnaar vierden, verheugd hem prijzend met verschillende mantra's en een regen van bloemen. (Vedabase)


Tekst 35

Uit Vritrāsura's lichaam kwam het licht van zijn ziel tevoorschijn, o onderwerper van de vijanden, dat voor ogen van al de goden de allerhoogste verblijfplaats bereikte.'

Uit Vritrāsura's lichaam kwam het licht van zijn ziel tevoorschijn, o onderwerper der vijanden, en voor het oog van al de goden bereikte het de allerhoogste verblijfplaats. (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het relief toont heer Indra op zjn olifant in de strijd,
terwijl hij zijn bliksemschicht, wapen heft.
Bron.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties