regelbalk



 

Canto 6

Nrisimha Pranāma

 

 


Hoofdstuk 6: Het Nageslacht van de Dochters van Daksha

(1) S'rī S'uka zei: 'De zoon van de Prāceta's, tot vrede bewogen door Heer Brahmā, verwekte op zijn vriendelijk verzoek [zich wederom voort te planten] daarna [nadat hij Nārada had vervloekt] bij zijn vrouw Asiknī zestig dochters die allen zeer op hun vader gesteld waren. (2) Tien van hen schonk hij weg aan koning Dharma [Yamarāja], Kas'yapa gaf hij er dertien, zevenentwintig werden er aan de maangod geschonken en Bhūta, Angirā en Kris'ās'va gaf hij er ieder twee. De vier resterende dochters gaf hij eveneens aan Kas'yapa. (3) Verneem alstublieft van mij wat de verschillende namen zijn van deze vrouwen die met hun vele kinderen en afstammelingen de drie werelden bevolkten en van wie u en ik afstammen.

(4) De vrouwen van Yamarāja waren Bhānu, Lambā, Kakud, Yāmi, Vis'vā, Sādhyā, Marutvatī, Vasu, Muhūrtā en Sankalpā. Verneem nu over hun zonen. (5) Uit Bhānu werd Deva-rishabha geboren en door hem kwam Indrasena ter wereld, o Koning. Vidyota ['weerlicht'] verscheen uit Lambā en van hem verschenen er [de geesten heersend over de] wolken. (6) Uit Kakud kwam Sankatha voort en van hem was er de zoon genaamd Kīkatha door wie er vele beschermers van aardse vestingen ter wereld kwamen. Yāmi bracht Svarga voort door wie Nandi het licht zag. (7) De [tien] Vis'vadeva's namen hun geboorte uit Vis'vā, maar men zegt dat er van hen geen nageslacht was. De Sādhya's, die geboren werden uit Sādhyā, hadden één zoon: Arthasiddhi. (8) Marutvān en Jayanta namen geboorte uit Marutvatī. Jayanta was een expansie van Vāsudeva en staat ook wel bekend als Upendra. (9) Uit Muhūrtā ['achtenveertig minuten'] werd een groep van [dertig] goden, de Mauhūrtika's geboren die ter wereld kwamen om de levende wezens de vruchten van hun persoonlijke tijdgebonden handelen te presenteren. (10-11) Uit Sankalpā kwam Sankalpa [de godheid heersend over je overtuiging] ter wereld en door hem werd Kāma [de god van de liefde] geboren. Vasu gaf geboorte aan de acht Vasu's. Luister nu naar hun namen: Drona, Prāna, Dhruva, Arka, Agni, Dosha, Vāstu en Vibhāvasu. Van Drona's echtgenote Abhimati waren er zoons als Harsha, S'oka, Bhaya en zo meer. (12) Van de vrouw van Prāna, Ūrjasvatī, waren er Saha, Āyus en Purojava. Uit Dhruva's vrouw Dharani kwamen de verschillende [goden heersend over de] steden en nederzettingen voort. (13) Van de vrouw van Arka, Vāsanā, waren er de zoons genaamd Tarsha en zo meer en van Dhārā, de vrouw van de Vasu Agni, waren er de zoons bekend als Dravinaka en anderen. (14) Krittikā, een andere vrouw van Agni, schonk het leven aan Skanda [Kārttikeya] wiens zoons werden aangevoerd door Vis'ākha. Uit Dosha's vrouw S'arvarī kwam de zoon S'is'umāra ter wereld. Hij was een expansie van de Heer van de Tijd [zie 5.23]. (15) Uit Vāstu's echtgenote Āngirasī werd de zoon Vis'vakarmā [de grote architect] geboren die de echtgenoot werd van Ākritī. Uit zijn lendenen kwam de Manu ter wereld die men Cākshusha noemt en wiens zoons de Vis'vadeva's en Sādhya's waren [zie vers 7]. (16) Ūshā, de vrouw van Vibhāvasu, gaf geboorte aan Vyushtha, Rocisha en Ātapa. Ātapa was toen de vader van Pańcayāma ['de lengte van de dag'] die de levende wezens aanzet tot materieel handelen. (17-18) Sarūpā, de vrouw van Bhūta, gaf geboorte aan de miljoenen Rudra's aangevoerd door Raivata, Aja, Bhava, Bhīma, Vāma, Ugra, Vrishākapi, Ajaikapāt, Ahirbradhna, Bahurūpa en Mahān. Hun metgezellen, de nare geesten en Vināyaka's [een soort van demonen, kwaaie dwergen], kwamen voort uit zijn andere vrouw. (19) Prajāpati Angirā's vrouw Svadhā aanvaardde de Pitā's als haar zoons, terwijl [zijn andere vrouw] Satī Atharvāngirasa als haar zoon aanvaardde die de [vierde] Veda [de Atharva Veda] in eigen persoon was. (20) Chandra (Soma) mandala -
              Nepal.De vrouw van Kris'ās'va, Arcis, bracht Dhūmaketu ter wereld en die verwekte in Dhishanā de zonen Vedas'irā, Devala, Vayuna en Manu. (21-22) Kas'yapa [ofwel Tārkshya] had vier echtgenotes: Vinatā [Suparnā], Kadrū, Patangī en Yāminī. Uit Patangī ontsprongen de verschillende soorten vogels, uit Yāminī kwamen de sprinkhanen voort en daaropvolgend bracht Vinatā Garuda voort - hij die men beschouwt als de drager van Yajńa [Vishnu] - en Anūru [Aruna], de wagenmenner van Sūrya, de god van de zon. Van Kadrū waren er verschillende soorten serpenten. (23) De vrouwen van de maangod waren de [godinnen die heersten over de zevenentwintig] maanhuizen genaamd Krittikā enzovoort, maar, o zoon van Bharata, omdat Daksha hem vervloekt had [omdat hij de voorkeur gaf aan Rohinī], werd hij geplaagd door een uitputtende ziekte [tuberculose] en had hij bij geen van hen kinderen. (24-26) Hem weer tot vrede bewegend slaagde Soma er met respect voor de indeling van de tijd in om de teruggang een halt toe te roepen [door die tot de donkere helft van de maand te beperken]. Verneem nu al de namen van  de vrouwen van Kas'yapa, de moeders door wie de levende wezens van het hele universum hun bestaan vonden: Aditi, Diti, Danu, Kāshthhā, Arishthā, Surasā, Ilā, Muni, Krodhavas'ā, Tāmrā, Surabhi, Saramā en Timi. Uit Timi kwamen de waterdieren voort en de roofdieren waren er als de kinderen van Saramā. (27) Uit Surabhi vond de buffel zijn bestaan alsook de koeien en de andere dieren met gespleten hoeven, o Koning. Uit Tāmrā kwamen de adelaars, de gieren en dergelijke voort en van Muni waren er de verschillende engelen. (28) De reptielen, zoals de dandas'ūka-slangen en dergelijke, kwamen voort uit Krodhavas'ā, uit Ilā kwamen al de klimplanten en de bomen voort en de kwaadwilligen [zoals de demonen en de kannibalen] waren er van Surasā. (29-31) Van Arishthā waren er enkel Gandharva's en van Kāshthhā waren er de dieren wiens hoeven niet gespleten zijn. Uit Danu werden eenenzestig zoons geboren. De belangrijksten zijn: Dvimūrdhā, S'ambara, Arishtha, Hayagrīva, Vibhāvasu, Ayomukha, S'ankus'irā, Svarbhānu, Kapila, Aruna, Pulomā en Vrishaparvā, alsook Ekacakra, Anutāpana, Dhūmrakes'a, Virūpāksha, Vipracitti en Durjaya. (32) Suprabhā, de dochter van Svarbhānu trouwde met Namuci, maar Vrishaparvā's dochter S'armishthhā ging naar Yayāti, de machtige zoon van Nahusha. (33-36) Van Vais'vānara waren er vier zeer mooie dochters: Upadānavī, Hayas'irā, Pulomā en Kālakā. Hiranyāksha trouwde met Upadānavī en Kratu met Hayas'irā, o Koning, maar toen op verzoek van Heer Brahmā de twee dochters van Vais'vānara, Pulomā en Kālakā, trouwden met de o zo machtige prajāpati Kas'yapa, werden uit hen de Pauloma en Kālakeya demonen geboren die vechtlustig waren. Toen zestigduizend van hen [aangevoerd door Nivātakavaca] een grote hindernis vormden voor de offers gebracht in de hemelse plaatsen, werden ze eigenhandig door uw grootvader [Arjuna] gedood, met de bedoeling Indra te behagen, o Koning. (37) Uit Vipracitti's vrouw Simhikā werden honderd-en-één zoons geboren die allen een planeet voor zichzelf verwierven. Rāhu was de oudste en de honderd anderen [noemde men] de Ketu's. (38-39) Verneem nu van mij over de chronologische volgorde van de dynastie die voortkwam uit Aditi waarin Nārāyana, de Almachtige Heer, in een volkomen deelaspect van Zichzelf nederdaalde [als Vāmana]. Vivasvān, Aryamā, Pūshā, en Tvashthā met daaropvolgend Savitā, Bhaga, Dhātā, Vidhātā, Varuna, Mitra, S'atru en Urukrama [zijn haar twaalf zoons die maand na maand achtereenvolgens de dienst uitmaken met de zon. Urukrama is de dwergincarnatie Vāmana]. (40) De zeer fortuinlijke Samjńā gaf, als de vrouw van Vivasvān, geboorte aan de Manu genaamd S'rāddhadeva alsook aan de tweeling de halfgod Yamarāja en zijn zuster Yamī [de rivier de Yamunā]. Zij verscheen op aarde in de gedaante van een merrie en gaf toen geboorte aan de As'vinī-kumāra's. (41) Chāyā [een andere echtgenote van de zonnegod] kreeg van hem de zonen S'anais'cara [Saturnus] en Sāvarni Manu alsook een dochter genaamd Tapatī die Samvarana als haar echtgenoot uitkoos. (42) Aryamā's vrouw Mātrikā bracht vele hooggeleerde zoons ter wereld. Het was op basis van hun [talenten] dat Heer Brahmā de mensheid in het leven riep [zoals we die nu kennen]. (43) Pūshā bleef kinderloos levend op enkel deeg. Hij had zijn tanden gebroken omdat hij ze had laten zien toen hij moest lachen over de woede van Daksha [toen die Heer S'iva beledigde, zie 4.5: 21, 4.7: 4]. (44) Uit het huwelijk van Tvashthā en het meisje genaamd Racanā, die een Daityadochter was, werden de zoons Sannives'a en de zeer machtige Vis'varūpa geboren. (45) Hoewel hij [Vis'varūpa] de zoon was van een dochter van hun vijanden, werd hij door de godsbewusten aanvaard als hun priester nadat ze door hun geestelijk leraar Brihaspati waren verstoten omdat ze hem niet hadden gerespecteerd.'

 

 

next                       

 
Derde herziene editie, geladen 11 september, 2018.
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De zoon van de Prāceta's, tot vrede bewogen door Heer Brahmā, verwekte op zijn vriendelijk verzoek [zich wederom voort te planten] daarna [nadat hij Nārada had vervloekt] bij zijn vrouw Asiknī zestig dochters die allen zeer op hun vader gesteld waren.
S'rī S'uka zei: 'Daarna [nadat hij Nārada had vervloekt] verwekte de zoon van de Prāceta's, tot vrede gekomen door Heer Brahmā, bij zijn vrouw Asiknī zestig dochters die allen zeer op hun vader gesteld waren. (Vedabase)

 

Tekst 2

Tien van hen schonk hij weg aan koning Dharma [Yamarāja], Kas'yapa gaf hij er dertien, zevenentwintig werden er aan de maangod geschonken en Bhūta, Angirā en Kris'ās'va gaf hij er ieder twee. De vier resterende dochters gaf hij eveneens aan Kas'yapa.

Tien van hen gaf hij aan koning Dharma [Yamarāja], Kas'yapa gaf hij er dertien, zevenentwintig werden er aan de maangod geschonken en Bhūta, Angirā en Kris'ās'va gaf hij er ieder twee. De vier resterende dochters gaf hij ook aan Kas'yapa. (Vedabase)

 

Tekst 3

Verneem alstublieft van mij wat de verschillende namen zijn van deze vrouwen die met hun vele kinderen en afstammelingen de drie werelden bevolkten en van wie u en ik afstammen.

Verneem alstublieft van mij wat de verschillende namen zijn van hen allen die met hun vele kinderen en afstammelingen de drie werelden bevolkten en van wie u en ik afstammen. (Vedabase)

 

Tekst 4

De vrouwen van Yamarāja waren Bhānu, Lambā, Kakud, Yāmi, Vis'vā, Sādhyā, Marutvatī, Vasu, Muhūrtā en Sankalpā. Verneem nu over hun zonen.

De vrouwen van Yamarāja waren Bhānu, Lambā, Kakud, Yāmi, Vis'vā, Sādhyā, Marutvatī, Vasu, Muhūrtā en Sankalpā. Verneem nu over hun zonen. (Vedabase)

 

Tekst 5

Uit Bhānu werd Deva-rishabha geboren en door hem kwam Indrasena ter wereld o Koning. Vidyota ['weerlicht'] verscheen uit Lambā en van hem verschenen er [de geesten heersend over de] wolken.

Uit Bhānu werd Deva-rishabha geboren en van hem kwam Indrasena ter wereld, o Koning. Vidyota verscheen uit Lambā en hij schiep vele wolken [van baby's]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Uit Kakud kwam Sankatha voort en van hem was er de zoon genaamd Kīkatha door wie er vele beschermers van aardse vestingen ter wereld kwamen. Yāmi bracht Svarga voort door wie Nandi het licht zag.

Uit Kakud kwam Sankatha voort en van hem was er de zoon genaamd Kīkatha van wie er vele beschermers van de aarde waren. Yāmi bracht Svarga voort van wie Nandi het licht zag. (Vedabase)

   

Tekst 7

De [tien] Vis'vadeva's namen hun geboorte uit Vis'vā, maar men zegt dat er van hen geen nageslacht was. De Sādhya's, die geboren werden uit Sādhyā, hadden één zoon: Arthasiddhi.

De Vis'vadeva's verschenen uit Vis'vā, maar men zegt dat er van hen geen nageslacht was. De Sādhya's die geboorte namen uit Sādhyā, hadden één zoon: Arthasiddhi. (Vedabase)

 

Tekst 8

Marutvān en Jayanta namen geboorte uit Marutvatī. Jayanta was een expansie van Vāsudeva en staat ook wel bekend als Upendra.

Marutvān en Jayanta namen geboorte uit Marutvatī. Jayanta was een expansie van Vāsudeva, die alzo bekend stond als Upendra. (Vedabase)

 

Tekst 9

Uit Muhūrtā ['achtenveertig minuten'] werd een groep van [dertig] goden, de Mauhūrtika's geboren die ter wereld kwamen om de levende wezens de vruchten van hun persoonlijke tijdgebonden handelen te presenteren.

De Mauhūrtika's waren de goddelijken geboren uit Muhūrtā en zij tezamen namen feitelijk geboorte om de levende wezens de vruchten van hun eigen tijdgebonden handelen te geven. (Vedabase)

 

Tekst 10-11

Uit Sankalpā kwam Sankalpa [de godheid heersend over je overtuiging] ter wereld en door hem werd Kāma [de god van de liefde] geboren. Vasu gaf geboorte aan de acht Vasu's. Luister nu naar hun namen: Drona, Prāna, Dhruva, Arka, Agni, Dosha, Vāstu en Vibhāvasu. Van Drona's echtgenote Abhimati waren er zoons als Harsha, S'oka, Bhaya en zo meer.

Van Sankalpā kwam er Sankalpa en van hem werd Kāma [de lust] geboren. Vasu gaf geboorte aan de acht Vasu's en verneem nu de namen van hun zoons: Drona, Prāna, Dhruva, Arka, Agni, Dosha, Vāstu en Vibhāvasu. Van Drona's echtgenote Abhimati waren er zoons als Harsha, S'oka, Bhaya en zo meer. (Vedabase)

  

Tekst 12

Van de vrouw van Prāna, Ūrjasvatī, waren er Saha, Āyus en Purojava. Uit Dhruva's vrouw Dharani kwamen de verschillende [goden heersend over de] steden en nederzettingen voort.

Van de vrouw van Prāna, Ūrjasvatī waren er Saha, Āyus en Purojava. De geboorten uit Dhruva's vrouw Dharani leidden tot de verschillende steden en nederzettingen. (Vedabase)

 

Tekst 13

Van de vrouw van Arka, Vāsanā, waren er de zoons genaamd Tarsha en zo meer en van Dhārā, de vrouw van de Vasu Agni, waren er de zoons bekend als Dravinaka en anderen.

Van de vrouw van Arka, Vāsanā waren er de gedenkwaardige zoons Tarsha en anderen en van Dhārā de vrouw van de Vasu Agni waren er de zoons bekend als Dravinaka en zo anderen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Krittikā, een andere vrouw van Agni, schonk het leven aan Skanda [Kārttikeya] wiens zoons werden aangevoerd door Vis'ākha. Uit Dosha's vrouw S'arvarī kwam de zoon S'is'umāra ter wereld. Hij was een expansie van de Heer van de Tijd [zie 5.23].

Van Skanda geboren uit Krittikā, een andere vrouw van Agni, werden allen [zoals Skanda en Kārttikeya] met Vis'ākha voorop geboren en uit Dosha's vrouw S'arvarī kwam de zoon S'is'umāra ter wereld, een expansie van de Heer van de Tijd [zie 5.23]. (Vedabase)
 
Tekst 15

Uit Vāstu's echtgenote Āngirasī werd de zoon Vis'vakarmā [de grote architect] geboren die de echtgenoot werd van Ākritī. Uit zijn lendenen kwam de Manu ter wereld die men Cākshusha noemt en wiens zoons de Vis'vadeva's en Sādhya's waren [zie vers 7].

Uit Vāstu's echtgenote Āngirasī was er de zoon Vis'vakarmā [de grote architect] de echtgenoot van Ākritī. Van hem werd de Manu geboren die men Cākshusha noemt uit wie de zoons van Vis'vā en Sādhyā ter wereld kwamen [zie vers 7]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Ūshā, de vrouw van Vibhāvasu, gaf geboorte aan Vyushtha, Rocisha en Ātapa. Ātapa was toen de vader van Pańcayāma ['de lengte van de dag'] die de levende wezens aanzet tot materieel handelen.

Ūshā van Vibhāvasu gaf geboorte aan Vyushtha, Rocisha en Ātapa, degene uit wie daarna Pańcayāma ['de lengte van de dag'] werd geboren die de levende wezens opwekt tot materieel handelen. (Vedabase)

 

Tekst 17-18

Sarūpā, de vrouw van Bhūta, gaf geboorte aan de miljoenen Rudra's aangevoerd door Raivata, Aja, Bhava, Bhīma, Vāma, Ugra, Vrishākapi, Ajaikapāt, Ahirbradhna, Bahurūpa en Mahān. Hun metgezellen, de nare geesten en Vināyaka's [een soort van demonen, kwaaie dwergen], kwamen voort uit zijn andere vrouw.

Sarūpā, de vrouw van Bhūta, gaf geboorte aan de miljoenen Rudra's en zo zijn er van de Rudra's Raivata, Aja, Bhava, Bhīma, Vāma, Ugra, Vrishākapi, Ajaikapāt, Ahirbradhna, Bahurūpa, Mahān en anderen [of van andere vrouwen van Bhūta], hun metgezellen de nare geesten en Vināyaka's [een soort van demonen, kwaaie dwergen]. (Vedabase)

 

Tekst 19

Prajāpati Angirā's vrouw Svadhā aanvaardde de Pitā's als haar zoons, terwijl [zijn andere vrouw] Satī Atharvāngirasa als haar zoon aanvaardde die de [vierde] Veda [de Atharva Veda] in eigen persoon was.

Prajāpati Angirā zijn vrouw Svadhā verwelkomde de Pitā's als haar zoons waarna als de zoon van zijn andere vrouw Satī de zoon Atharvāngirasa werd ontvangen, die de Veda's in eigen persoon was. (Vedabase)

 

Tekst 20

De vrouw van Kris'ās'va, Arcis, bracht Dhūmaketu ter wereld en die verwekte in Dhishanā de zonen Vedas'irā, Devala, Vayuna en Manu.

De vrouw van Kris'ās'va, Arcis gaf geboorte aan Dhūmaketu die in Dhishanā Vedas'irā, Devala, Vayuna en Manu verwekte. (Vedabase)

 

Tekst 21-22

Kas'yapa [ofwel Tārkshya] had vier echtgenotes: Vinatā [Suparnā], Kadrū, Patangī en Yāminī. Uit Patangī ontsprongen de verschillende soorten vogels, uit Yāminī kwamen de sprinkhanen voort en daaropvolgend bracht Vinatā Garuda voort - hij die men beschouwt als de drager van Yajńa [Vishnu] - en Anūru [Aruna], de wagenmenner van Sūrya, de god van de zon. Van Kadrū waren er verschillende soorten serpenten.

Kas'yapa [ofwel Tārkshya] had vier echtgenotes: Vinatā [Suparnā], Kadrū, Patangī en Yāminī. Uit Patangī ontsprongen de verschillende soorten vogels, uit Yāminī kwamen de sprinkhanen voort en daaropvolgend bracht Vinatā Garuda voort, hij die men beschouwt als de drager van Yajńa [Vishnu] en Anūru de wagenmenner van de god van de zon Sūrya. Van Kadrū waren er de serpenten in hun verscheidenheid. (Vedabase)

  

Tekst 23

De vrouwen van de maangod waren de [godinnen die heersten over de zevenentwintig] maanhuizen genaamd Krittikā enzovoort, maar, o zoon van Bharata, omdat Daksha hem vervloekt had [omdat hij de voorkeur gaf aan Rohinī], werd hij geplaagd door een uitputtende ziekte [tuberculose] en had hij bij geen van hen kinderen.

De sterrenbeelden met Krittikā op kop waren er van de vrouwen van de maangod, maar o zoon van Bharata, vanwege een vloek van Daksha, had hij, geplaagd door een afmattende ziekte, geen kinderen bij hen. (Vedabase)

 

Tekst 24-26

Hem weer tot vrede bewegend slaagde Soma er met respect voor de indeling van de tijd in om de teruggang een halt toe te roepen [door die tot de donkere helft van de maand te beperken]. Verneem nu al de namen van  de vrouwen van Kas'yapa, de moeders door wie de levende wezens van het hele universum hun bestaan vonden: Aditi, Diti, Danu, Kāshthhā, Arishthā, Surasā, Ilā, Muni, Krodhavas'ā, Tāmrā, Surabhi, Saramā en Timi. Uit Timi kwamen de waterdieren voort en de roofdieren waren er als de kinderen van Saramā.

Hem opnieuw tot vrede bewegend was Soma er met respect voor de tijdfactor in geslaagd het verval een halt toe te roepen [in de donkere helft van de maand]. Hoor nu wat al de namen zijn van de moeders, de vrouwen van Kas'yapa, van wiens plaatsen aldus recht gedaan, dit hele universum zijn bestaan vond: Aditi, Diti, Danu, Kāshthhā, Arishthā, Surasā, Ilā, Muni, Krodhavas'ā, Tāmrā, Surabhi, Saramā en Timi. Uit Timi verschenen de waterdieren terwijl de wilde dieren er waren als de kinderen van Saramā. (Vedabase)

 

Tekst 27

Uit Surabhi vond de buffel zijn bestaan alsook de koeien en de andere dieren met gespleten hoeven, o Koning. Uit Tāmrā kwamen de adelaars, de gieren en dergelijke voort en van Muni waren er de verschillende engelen.

Van Surabhi de buffel kwamen er de koeien zowel als anderen met gespleten hoeven, o Koning, uit Tāmrā kwamen de adelaars en gieren en dergelijke voort en van Muni waren er de groepen engelen. (Vedabase)

 

Tekst 28

De reptielen, zoals de dandas'ūka-slangen en dergelijke, kwamen voort uit Krodhavas'ā, uit Ilā kwamen al de klimplanten en de bomen voort en de kwaadwilligen [zoals de demonen en de kannibalen] waren er van Surasā.

Uit de ziel van Krodhavas'ā werden de reptielen geboren aangevoerd door de dandas'ūka-slangen, uit Ilā kwamen de klimplanten en de bomen voort en alle kwaadwilligen waren er van Surasā. (Vedabase)

 

Tekst 29-31

Van Arishthā waren er enkel Gandharva's en van Kāshthhā waren er de dieren wiens hoeven niet gespleten zijn. Uit Danu werden eenenzestig zoons geboren. De belangrijksten zijn: Dvimūrdhā, S'ambara, Arishtha, Hayagrīva, Vibhāvasu, Ayomukha, S'ankus'irā, Svarbhānu, Kapila, Aruna, Pulomā en Vrishaparvā, alsook Ekacakra, Anutāpana, Dhūmrakes'a, Virūpāksha, Vipracitti en Durjaya.

Van Arishthā waren er enkel Gandharva's en van Kāshthhā waren er de dieren wiens hoeven niet gespleten zijn. Uit Danu werden er eenenzestig zoons geboren; verneem over de belangrijksten onder hen: Dvimūrdhā, S'ambara, Arishthā, Hayagrīva, Vibhāvasu, Ayomukha, S'ankus'irā, Svarbhānu, Kapila, Aruna, Pulomā en Vrishaparvā zowel als Ekacakra, Anutāpana, Dhūmrakes'a, Virūpāksha, Vipracitti en Durjaya. (Vedabase)

 

Tekst 32

Suprabhā, de dochter van Svarbhānu trouwde met Namuci, maar Vrishaparvā's dochter S'armishthhā ging naar Yayāti, de machtige zoon van Nahusha.

Suprabhā, de dochter van Svarbhānu huwde Namuci zo zegt men, maar S'armishthhā van Vrishaparvā ging naar Yajāti de machtige zoon van Nahusha. (Vedabase)

 

Tekst 33-36

Van Vais'vānara waren er vier zeer mooie dochters: Upadānavī, Hayas'irā, Pulomā en Kālakā. Hiranyāksha trouwde met Upadānavī en Kratu met Hayas'irā, o Koning, maar toen op verzoek van Heer Brahmā de twee dochters van Vais'vānara, Pulomā en Kālakā, trouwden met de o zo machtige prajāpati Kas'yapa, werden uit hen de Pauloma en Kālakeya demonen geboren die vechtlustig waren. Toen zestigduizend van hen [aangevoerd door Nivātakavaca] een grote hindernis vormden voor de offers gebracht in de hemelse plaatsen, werden ze eigenhandig door uw grootvader [Arjuna] gedood, met de bedoeling Indra te behagen, o Koning.

Er waren vier zeer mooie dochters van Vais'vānara: Upadānavī, Hayas'irā, Pulomā en Kālakā. Hiranyāksha trouwde met Upadānavī en Kratu met Hayas'irā, o Koning, maar toen op verzoek van Heer Brahmā de twee dochters Pulomā en Kālakā van Vais'vānara trouwden met de o zo machtige prajāpati Kas'yapa, werden uit hen de Pauloma en Kālakeya demonen geboren die zeer op het gevecht uit waren. Zestigduizend van hen [aangevoerd door Nivātakavaca] die een grote hindernis vormden voor de offers gebracht in de hemelse plaatsen, werden door uw grootvader [Arjuna] gedood, o Koning, enkel om Indra te behagen. (Vedabase)

 

Tekst 37

Uit Vipracitti's vrouw Simhikā werden honderd-en-één zoons geboren die allen een planeet voor zichzelf verwierven. Rāhu was de oudste en de honderd anderen [noemde men] de Ketu's.

Uit Vipracitti's vrouw Simhikā werden honderd-en-één zoons geboren die allen een planeet voor zichzelf verwierven: Rāhu was de oudste en de honderd anderen waren de Ketu's. (Vedabase)

 

Tekst 38-39

Verneem nu van mij over de chronologische volgorde van de dynastie die voortkwam uit Aditi waarin Nārāyana, de Almachtige Heer, in een volkomen deelaspect van Zichzelf nederdaalde [als Vāmana]. Vivasvān, Aryamā, Pūshā, en Tvashthā met daaropvolgend Savitā, Bhaga, Dhātā, Vidhātā, Varuna, Mitra, S'atru en Urukrama [zijn haar twaalf zoons die maand na maand achtereenvolgens de dienst uitmaken met de zon. Urukrama is de dwergincarnatie Vāmana].

Laat nu in chronologische volgorde gezegd zijn hoe daarna de dynastie voortkwam uit Aditi, waarin Nārāyana, de Heer, middels zijn eigen volkomen deelaspect nederdaalde als de Almachtige: Vivasvān, Aryamā, Pūshā, en Tvashthā met vervolgens Savitā, Bhaga, Dhātā, Vidhātā, Varuna, Mitra, S'atru en Urukrama. (Vedabase)

 

Tekst 40

De zeer fortuinlijke Samjńā gaf, als de vrouw van Vivasvān, geboorte aan de Manu genaamd S'rāddhadeva alsook aan de tweeling de halfgod Yamarāja en zijn zuster Yamī [de rivier de Yamunā]. Zij verscheen op aarde in de gedaante van een merrie en gaf toen geboorte aan de As'vinī-kumāra's.

Van Vivasvān gaf de fortuinlijke Samjńā geboorte aan de Manu genaamd S'rāddhadeva zowel als aan de halfgod Yamarāja en zijn zuster Yamī [de rivier de Yamunā]. Ook zij, toen ze veranderde in een merrie, gaf op deze aarde geboorte, en wel aan de As'vinī-kumāra's. (Vedabase)

 

Tekst 41

Chāyā [een andere echtgenote van de zonnegod] kreeg van hem de zonen S'anais'cara [Saturnus] en Sāvarni Manu alsook een dochter genaamd Tapatī die Samvarana als haar echtgenoot uitkoos.

Chāyā [een andere echtgenote van de zonnegod] kreeg de zoons S'anais'cara [Saturnus] als ook Sāvarni de Manu en een dochter van hem genaamd Tapatī die Samvarana als haar echtgenoot had. (Vedabase)

 

Tekst 42

Aryamā's vrouw Mātrikā bracht vele hooggeleerde zoons ter wereld. Het was op basis van hun [talenten] dat Heer Brahmā de mensheid in het leven riep [zoals we die nu kennen].

Van de verbintenis van Aryamā met zijn vrouw Mātrikā kwamen vele hooggeleerde zoons ter wereld van wie Heer Brahmā een soort van mens de wereld in hielp die daadwerkelijk gelijk hen was. (Vedabase)

 

Tekst 43

Pūshā bleef kinderloos levend op enkel deeg. Hij had zijn tanden gebroken omdat hij ze had laten zien toen hij moest lachen over de woede van Daksha [toen die Heer S'iva beledigde, zie 4.5: 21, 4.7: 4].

Pūshā bleef kinderloos levend op enkel deeg daar zijn tanden gebroken waren vanwege het voorheen zijn tanden getoond hebben met het lachen over de woede van Daksha [toen hij Heer S'iva beledigde, zie 4.5: 21, 4.7: 4]. (Vedabase)

 

Tekst 44

Uit het huwelijk van Tvashthā en het meisje genaamd Racanā, die een Daityadochter was, werden de zoons Sannives'a en de zeer machtige Vis'varūpa geboren.

Uit het koppel Tvashthā, en de meid genaamd Racanā, die een daitya dochter was, werden de fysiek zeer krachtige zoons Sannives'a en Vis'varūpa geboren. (Vedabase)

 

Tekst 45

Hoewel hij [Vis'varūpa] de zoon was van een dochter van hun vijanden, werd hij door de godsbewusten aanvaard als hun priester nadat ze door hun geestelijk leraar Brihaspati waren verstoten omdat ze hem niet hadden gerespecteerd.'

Om goed te zitten [met Brahmā] werd Vis'varūpa door de goddelijken, die in minachting voor Brihaspati door hun geestelijk leraar waren verstoten, aanvaard als priester, alhoewel hij de zoon was van een dochter geboren uit vijandschap. (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding toont een Boeddhistische mandala van Chandra (Soma), late 14th–early 15th century
Nepal. Bron:
The Metropolitan Museum of Art.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties