regelbalk



 

Canto 6

S'rî S'rî Gurv-ashthaka

 
 

Hoofdstuk 5: Nârada Muni Vervloekt door Prajâpati Daksha

(1) S'rî S'uka zei: 'Ertoe gedreven door Heer Vishnu's uitwendig vermogen [mâyâ] verwekte hij [Daksha] in zijn vrouw genaamd Pâñcajanî [Asiknî] een groot aantal hoogst machtige zoons die de Haryas'va's werden genoemd. (2) Met hen allen van een soortgelijk karakter en manier van rechtschapen bezig zijn, o Koning, begaven de zonen van Daksha, gehoorzamend aan de opdracht van hun vader om te zorgen voor nageslacht, zich in westelijke richting. (3) Er bevindt zich daar waar de Sindhu [de huidige Indus] de oceaan instroomt een meer genaamd Nârâyana-saras, dat een zeer belangrijke heilige plaats vormt die wordt bezocht door de wijzen en de vervolmaakten. (4-5) Hoewel het in aanraking verkeren met dat water afdoende was om hen volledig te zuiveren van hun onzuivere gedachten, voelden ze zich sterk aangetrokken tot de praktijken van de verheven zielen [aldaar] en volbrachten ze [aldus] met overtuiging de zwaarste boetedoeningen. Toen ze er klaar voor waren om voor het doel van de groei van de bevolking hun bijdrage te leveren zoals hun vader hen dat had opgedragen, werden ze bezocht door de devarshi [Nârada]. (6-8) Hij sprak tot hen als volgt: 'O Haryas'va's, ofschoon jullie de prinsen zijn die de dienst uitmaken, schieten jullie helaas tekort in ervaring. Als niemand van jullie inzicht heeft in de tijdelijkheid, de eindigheid van het aardse, hoe kunnen jullie dan ten dienste van de waarheid nageslacht verwekken? Bezie het als met een man wiens koninkrijk bestaat uit een gat in de grond vanwaaruit geen ontsnappen mogelijk is. Aan zijn zijde bevindt zich een promiscue vrouw die haar lichaam op allerlei manieren presenteert. Er is daar een rivier die twee kanten op stroomt bij een prachtig huis van vijfentwintig materialen waar een zwaan mooie verhalen vertelt terwijl er iets dat messcherp is hard aan het ronddraaien is. (9) Hoe kunnen jullie die hier niet van op de hoogte zijn, jullie die onwetend zijn wat betreft de schepping, nu de opdracht uitvoeren die jullie alleszins ervaren vader geschikt achtte voor jullie?'

(10) S'rî S'uka zei: 'Nadat de Haryas'va's die raadselachtige woorden van de devarshi hadden gehoord, namen ze hen in overweging met de volle inzet van hun intelligentie en ontwaakte hun onderscheidingsvermogen. (11) De aardse kwestie [het lichaam] was het veld van handelen, de eeuwige oorzaak die het levend wezen in beslag neemt en de basis vormt van zijn gebondenheid. Wat zou tijdgebonden arbeid nu voor nut hebben als men de eindigheid er niet van inziet? (12) Als men niet doorheeft dat er inderdaad één enkele heerser, één Allerhoogste Heer aanwezig is, die niet kan worden waargenomen, die niet geschapen [of geboren] is en die onafhankelijk als Zijn eigen toevlucht in het voorbije er als de vierde dimensie [van de Tijd] is, wat is dan de zin van tijdelijke vruchtdragende bezigheden? (13) Als iemand in zijn onwetendheid vertrokken is naar de lagere regionen [in het gat] vanwaar hij niet terugkeert, net zo min als hij terugkeert van het geestelijk bereik in het voorbije, wat voor zin hebben dan zijn tijdelijke karmische handelingen in deze wereld [vergelijk B.G. 9: 4 en 8: 15]? (14) Met de verschillende dingen die het levend wezen met zijn intelligentie probeert, bezeten van hartstocht etc., is hij als een vrije vrouw die zich op vele manieren presenteert. Wat heeft het voor zin zich in te spannen voor resultaten, als men het [transcendentale] einde van die gedaantewisselingen niet kent in deze wereld? (15) Als men aldus is onderworpen aan de materiële gang van zaken, verliest men zijn status als een zelfstandige autoriteit als gevolg waarvan de intelligentie zich onwetend beweegt als een ontrouwe echtgenote. Wat is in deze wereld dan het nut van al je tijdgebonden handelingen? (16) Het illusoire van de materie geeft aanleiding tot schepping en vernietiging, hetgeen een rivier is die [aldus twee kanten op stroomt en] voor de verdwaasde geest [te] snel stroomt aan zijn oevers [om eruit te komen]. Wat voor nut heeft het om, zonder hier kennis van te hebben, je in te spannen voor een tijdelijk voordeel? (17) Als men in dit bestaan niet op de hoogte is van de vijfentwintig manieren [de elementen, zie 3.26: 11-15] om tegen de werkelijkheid van de Oorspronkelijke Persoon aan te kijken, die wonderlijke spiegel voor de individuele persoonlijkheid, welk voordeel behaal je dan met het je uitputten voor de valsheid van materieel gewin? (18) Als men niet in staat is [gelijk een zwaan] onderscheid te maken [tussen geest en materie] wat betreft de toevlucht die men moet nemen, als men wat betreft de Heer het heeft opgegeven met de geschriften [de s'âstra's] die informeren over de wegen van gebondenheid en bevrijding, wat voor zin heeft het dan te worstelen in gehechtheid aan tijdelijke zaken? (19) Het, o zo scherpgerande, ronddraaiende rad van de Tijd bestiert de hele wereld naar eigen maat en orde; wat voor nut heeft het in deze wereld te ondernemen in verlangen naar resultaten als men hier niet van op de hoogte is [van deze orde van de tijd]? (20) Hoe kan men, verstrikt in de geaardheden van de natuur [zie B.G. 18: 19-29] ook maar iets op touw zetten [zoals het verwekken van kinderen], als men de aanwijzingen van de geschriften van de Vader niet begrijpt die duidelijk maken hoe men een punt moet zetten achter de materiële manier van leven?'

(21) Aldus overtuigd, o Koning, deelden de Haryas'va's dezelfde mening. Hem [Nârada] omlopend vertrokken ze om het pad te betreden waarvan men niet meer terugkeert [zie ook B.G. 8: 16]. (22) De muni reisde door al de werelden terwijl hij met spirituele klanken de Heer van de Zinnen in gedachten hield en hij zo, innerlijk niet verdeeld, zijn bewustzijn betrok op de lotusvoeten [zie de bhajan Nârada Muni]. (23) Toen Daksha van Nârada vernam over het verlies van zijn zoons, die qua gedrag tot de besten van de besten behoorden, had hij het vol weeklagen zwaar te verduren. Het raakte hem diep om te zien wat er van zijn fijne zoons terecht was gekomen. (24) Tot vrede gebracht door de Aanstichter [Heer Brahmâ] verwekte hij wederom in Pâñcajanî een groot aantal zoons die de Savalâs'va's werden genoemd. (25) Op hun beurt door hun vader ertoe opgedragen het universum te bevolken, legden ze geloften af en gingen ze naar het Nârâyana-sarasmeer, de plaats waar hun oudere broers eerder naar toe waren vertrokken voor hun perfectie. (26) Daar regelmatig badend, japa doend en mantra's reciterend ter wille van het Allerhoogste, volbrachten ze grote boetedoeningen die hen zuiverden van al de ongerechtigheid in hun hart. (27-28) Maandenlang enkel water drinkend en lucht etend gebruikten ze deze mantra om de Meester van alle Mantra's te aanbidden: 'Onze eerbetuigingen aan Heer Nârâyana, de Grote Ziel die eeuwig verwijlt in de zuiverste goedheid, de grote zwaangelijke persoonlijkheid  waarop wij mediteren [om namo nârâyanâya purushâya mahâtmane vis'uddha-sattva-dhishnyâya mahâ-hamsâya dhîmahi'].' (29) Zij die erop mediteerden om het universum te bevolken werden, o Koning, eveneens benaderd door de wijze Nârada die zich net als voorheen uitdrukte in betekenisvolle woorden: (30) 'O zoons van Daksha, luister alstublieft aandachtig naar mijn raad. Volg allen het pad van uw broers, waar u zo veel om geeft. (31) Een broeder trouw aan het pad van een oudere broeder die bekend is met het dharma [zie 6.1], is een vroom geassocieerd iemand die mag genieten met de Maruts [de windgoden van de broederschap].'

(32) Na zoveel gezegd te hebben vertrok Nârada, met zijn voor iedereen genadige visie, vandaar en zo kwamen ze ertoe het pad van de broers die hen voorgingen te volgen, mijn waarde vriend. (33) Op de juiste manier naar binnen gekeerd begaven ze zich op het bovenzinnelijk pad en zijn ze er, net als de nachten die afscheid nemen in het westen, tot op de dag van vandaag nog niet van teruggekeerd. (34) Op datzelfde ogenblik nam de Prajâpati vele ongunstige tekenen waar toen hij vernam hoe, als voorheen, er door Nârada van zijn zoons weer niets terecht was gekomen. (35) Overweldigd in zijn treurnis over zijn kinderen, viel hij bijna flauw. Hij werd zeer kwaad op Nârada en richtte zich, toen hij de devarshi ontmoette, woedend tot hem met trillende lippen. (36) S'rî Daksha zei: 'Jij valse prediker uitgedost als een heilige! Welk een schande heb je ons bezorgd. Arme jongens met een gebrek aan ervaring heb je het pad van bedelaars gewezen! (37) Met hen in het geheel niet vrij van de drie schulden [aan de heiligen, de goden en de vader middels het celibaat, ceremoniën en nageslacht], heb je, met minachting voor hun plichten, hun de weg geblokkeerd naar het goede geluk op aarde en in het hiernamaals, jij zondaar! (38) Aldus heb je harteloos het verstand van die jongens bedorven. Rondtrekkend als een metgezel van de Heer, heb je Hem schaamteloos te schande gemaakt! (39) Besef goed dat de besten van de Heer altijd vol van ijver zijn om de gevallen zielen te zegenen. Maar niet jij, jij hebt werkelijk de band van vriendschap verbroken en tweedracht gezaaid onder mensen die in harmonie leven [vergelijk B.G. 18: 68-69]. (40) Met je valse leer [van enkel gericht zijn op de Absolute Waarheid], denk je dat de verzaking wordt bereikt door de banden van genegenheid te verbreken, maar zo werkt verzaking niet bij mensen.(41) Iemand kan niet de pijnlijke gevolgen ervaren van zinsgenoegens zonder genoten te hebben. Uiteindelijk zal men op een natuurlijke manier afzien van [zinsbevrediging door de eigen ervaring], niet omdat anderen je op een ander idee brachten. (42) Zij met een vrouw en kinderen die eerlijk zijn, nemen de last van Vedische verplichtingen op zich; het onverdraaglijke onrecht dat jij ons hebt aangedaan kan ik [éénmaal] vergeven. (43) Maar jij die de lijn van erfopvolgers doorbreekt mag, vanwege het kwaad dat je voor de tweede keer hebt aangericht, o dwaas, in je omzwervingen nergens in de wereld een plek, nergens een vaste verblijfplaats, vinden.'

(44) S'rî S'uka zei: 'Nârada Muni, die het allemaal verdroeg zoals dat een volleerd heilige past [zie ook 3.25: 21-27 en B.G. 12: 13-20], zei enkel: 'Begrepen, het zij zo', hoewel hij zelf de man was met de touwtjes in handen.'  

  

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 4 september, 2018.
 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Ertoe gedreven door Heer Vishnu's uitwendig vermogen [mâyâ] verwekte hij [Daksha] in zijn vrouw genaamd Pâñcajanî [Asiknî] een groot aantal hoogst machtige zoons die de Haryas'va's werden genoemd.
S'rî S'uka zei: 'Er toe aangezet door Heer Vishnu Zijn uitwendig vermogen [mâyâ] verwekte hij [Daksha] in zijn vrouw genaamd Pâñcajanî [Asiknî] een groot aantal hoogst machtige zoons die de Haryas'va's werden genoemd. (Vedabase)

 

Tekst 2

Met hen allen van een soortgelijk karakter en manier van rechtschapen bezig zijn, o Koning, begaven de zonen van Daksha, gehoorzamend aan de opdracht van hun vader om te zorgen voor nageslacht, zich in westelijke richting.

Met hen allen van een soortgelijk karakter en manier van doen, begaven de zonen van Daksha, o Koning, zich in de richting van het westen, gehoorzamend aan de opdracht van hun vader te zorgen voor nageslacht. (Vedabase)

 

Tekst 3

Er bevindt zich daar waar de Sindhu [de huidige Indus] de oceaan instroomt een meer genaamd Nârâyana-saras, dat een zeer belangrijke heilige plaats vormt die wordt bezocht door de wijzen en de vervolmaakten.

Het water aldaar genaamd Nârâyana-saras, is een zeer grote heilige plaats waar de Sindhu [de huidige Indus] de oceaan instroomt; hij wordt bezocht door de wijzen en de volmaakten. (Vedabase)

 

Tekst 4-5

Hoewel het in aanraking verkeren met dat water afdoende was om hen volledig te zuiveren van hun onzuivere gedachten, voelden ze zich sterk aangetrokken tot de praktijken van de verheven zielen [aldaar] en volbrachten ze [aldus] met overtuiging de zwaarste boetedoeningen. Toen ze er klaar voor waren om voor het doel van de groei van de bevolking hun bijdrage te leveren zoals hun vader hen dat had opgedragen, werden ze bezocht door de devarshi [Nârada].

Hoewel het in aanraking verkeren met dat water afdoende was om hen volledig te zuiveren van hun fixaties op het onware, voelden zij zich innerlijk hoogst aangetrokken tot de praktijken van de verheven zielen en volbrachten zij met overtuiging de zwaarste boetedoeningen. Toen ze er klaar voor waren voor het doel bij te dragen tot de groei van de bevolking zoals hun vader hen dat had opgedragen, werden ze bezocht door devarishi [Nârada]. (Vedabase)

 

Tekst 6-8

Hij sprak tot hen als volgt: 'O Haryas'va's, ofschoon jullie de prinsen zijn die de dienst uitmaken, schieten jullie helaas tekort in ervaring. Als niemand van jullie inzicht heeft in de tijdelijkheid, de eindigheid van het aardse, hoe kunnen jullie dan ten dienste van de waarheid nageslacht verwekken? Bezie het als met een man wiens koninkrijk bestaat uit een gat in de grond vanwaaruit geen ontsnappen mogelijk is. Aan zijn zijde bevindt zich een promiscue vrouw die haar lichaam op allerlei manieren presenteert. Er is daar een rivier die twee kanten op stroomt bij een prachtig huis van vijfentwintig materialen waar een zwaan mooie verhalen vertelt terwijl er iets dat messcherp is hard aan het ronddraaien is.

Hij sprak tot hen als volgt: 'O Haryas'va's, hoewel jullie de prinsen zijn die het voor het zeggen hebben, schieten jullie, helaas, tekort in ervaring; als jullie tezamen niet gezien hebben wat de uitwassen zijn van deze aarde, hoe kan je dan ten dienste van de waarheid nageslacht verwekken? Bezie het als met een man wiens koninkrijk bestaat uit een gat in de grond vanwaaruit geen ontsnappen mogelijk is. Aan zijn zijde is er een vrouw die zich in allerlei bochten wringt, met enkel de bedoeling om haar eigen man in een slaaf van de liefde te veranderen waarvoor hij moet betalen. Er is daar een rivier die twee kanten op stroomt bij een prachtig huis van vijfentwintig materialen waar een zwaan mooie verhalen vertelt terwijl er een messcherpe schijf aan het ronddraaien is.' (Vedabase)

 

Tekst 9

Hoe kunnen jullie die hier niet van op de hoogte zijn, jullie die onwetend zijn wat betreft de schepping, nu de opdracht uitvoeren die jullie alleszins ervaren vader geschikt achtte voor jullie?'

Hoe kunnen jullie, hier niet van op de hoogte, de orders opvolgen van jullie vader die er alles van weet, en niettemin van plan zijn een hele wereld naar je hand te zetten?' (Vedabase)

   

Tekst 10

S'rî S'uka zei: 'Nadat de Haryas'va's die raadselachtige woorden van de devarshi hadden gehoord, namen ze hen in overweging met de volle inzet van hun intelligentie en ontwaakte hun onderscheidingsvermogen.

S'rî S'uka zei: 'Nadat de Haryas'va's die raadselachtige woorden van de Devarshi hadden gehoord, namen ze hen in overweging met de volle inzet van hun intelligentie en ontwaakte hun onderscheidingsvermogen. (Vedabase)

 

Tekst 11

De aardse kwestie [het lichaam] was het veld van handelen, de eeuwige oorzaak die het levend wezen in beslag neemt en de basis vormt van zijn gebondenheid. Wat zou tijdgebonden arbeid nu voor nut hebben als men de eindigheid er niet van inziet?

De aarde was het veld van handelen, de bestemming van het levend wezen welke, sedert mensenheugenis bestaand, de oorzaak is van zijn gebondenheid; wat zou tijdgebonden arbeid nu voor nut hebben als men niet haar eindigheid inziet?  (Vedabase)

 

Tekst 12

Als men niet doorheeft dat er inderdaad één enkele heerser, één Allerhoogste Heer aanwezig is, die niet kan worden waargenomen, die niet geschapen [of geboren] is en die onafhankelijk als Zijn eigen toevlucht in het voorbije er als de vierde dimensie [van de Tijd] is, wat is dan de zin van tijdelijke vruchtdragende bezigheden?

Met inderdaad één enkele heerser, één Allerhoogste Heer aanwezig die niet kan worden waargenomen, die niet geschapen is en die onafhankelijk, als Zijn eigen toevlucht in het voorbije er als de vierde dimensie is, waartoe leidt dan de hang naar baatzuchtig handelen? (Vedabase)

 

Tekst 13

Als iemand in zijn onwetendheid vertrokken is naar de lagere regionen [in het gat] vanwaar hij niet terugkeert, net zo min als hij terugkeert van het geestelijk bereik in het voorbije, wat voor zin hebben dan zijn tijdelijke karmische handelingen in deze wereld [vergelijk B.G. 9: 4 en 8: 15]?

Als inderdaad onwetend alhier [in het gat] iemand vertrokken is naar de lagere regionen zonder een kans op terugkeer naar de spirituele verblijfplaats vanwaar men ook niet terugkeert, wat kan dan het nut van het tijdelijke van vruchtdragende activiteiten zijn [vergelijk B.G. 9.4 en 8.15]? (Vedabase)

  

Tekst 14

Met de verschillende dingen die het levend wezen met zijn intelligentie probeert, bezeten van hartstocht etc., is hij als een vrije vrouw die zich op vele manieren presenteert. Wat heeft het voor zin zich in te spannen voor resultaten, als men het [transcendentale] einde van die gedaantewisselingen niet kent in deze wereld?

De verschillende dingen die het levend wezen met zijn intelligentie probeert, bezeten zijnd van de hartstocht enzovoorts, doen hem lijken op iemand die van de betaalde liefde leeft; wat heeft het voor zin zich in te spannen voor resultaten, als men daar het einde niet van ziet in deze wereld? (Vedabase)

 

Tekst 15

Als men aldus is onderworpen aan de materiële gang van zaken, verliest men zijn status als een zelfstandige autoriteit als gevolg waarvan de intelligentie zich onwetend beweegt als een ontrouwe echtgenote. Wat is in deze wereld dan het nut van al je tijdgebonden handelingen?

 In die context onderworpen aan de materiële gang van zaken verliest men zijn status als een zelfstandige autoriteit en beweegt de intelligentie zich precies zoals een seksverslaafde persoon verstoken van inzicht zich beweegt; wat heeft in deze wereld al die liefde voor het gebonden zijn aan je karma voor nut? (Vedabase)

 

Tekst 16

Het illusoire van de materie geeft aanleiding tot schepping en vernietiging, hetgeen een rivier is die [aldus twee kanten op stroomt en] voor de verdwaasde geest [te] snel stroomt aan zijn oevers [om eruit te komen]. Wat voor nut heeft het om, zonder hier kennis van te hebben, je in te spannen voor een tijdelijk voordeel?

Het illusoire van de materie geeft aanleiding tot schepping en vernietiging, hetgeen een rivier is die [zo dus twee kanten opstroomt en] voor de verzotte geest [te] snel stroomt aan zijn oevers [om eruit te komen]; als men daar geen weet van heeft, wat voor nut heeft het dan te werken voor een tijdelijk voordeel? (Vedabase)
 
Tekst 17

Als men in dit bestaan niet op de hoogte is van de vijfentwintig manieren [de elementen, zie 3.26: 11-15] om tegen de werkelijkheid van de Oorspronkelijke Persoon aan te kijken, die wonderlijke spiegel voor de individuele persoonlijkheid, welk voordeel behaal je dan met het je uitputten voor de valsheid van materieel gewin?

Als men in dit bestaan niet op de hoogte is van de vijfentwintig manieren [de elementen zie: 3.26: 11-15] om tegen de werkelijkheid van de oorspronkelijke persoon aan te kijken, de wonderlijke spiegel voor de individuele persoonlijkheid, welk voordeel behaalt men dan met het valse van het zich bekommeren om materieel gewin? (Vedabase)

 

Tekst 18

Als men niet in staat is [gelijk een zwaan] onderscheid te maken [tussen geest en materie] wat betreft de toevlucht die men moet nemen, als men wat betreft de Heer het heeft opgegeven met de geschriften [de s'âstra's] die informeren over de wegen van gebondenheid en bevrijding, wat voor zin heeft het dan te worstelen in gehechtheid aan tijdelijke zaken?

Als men [gelijk een zwaan] niet in staat is onderscheid te maken wat betreft de toevlucht, als men het wat betreft de Heer heeft opgegeven met Zijn geschriften [de s'âstra's] die informeren over de wegen der gebondenheid en bevrijding, wat is dan de zin van de worsteling in gehechtheid aan tijdelijke resultaten? (Vedabase)

 

Tekst 19

Het, o zo scherpgerande, ronddraaiende rad van de Tijd bestiert de hele wereld naar eigen maat en orde; wat voor nut heeft het in deze wereld te ondernemen in verlangen naar resultaten als men hier niet van op de hoogte is [van deze orde van de tijd]?

Het o zo scherpgerande, ronddraaiende rad van de tijd bestiert de hele wereld naar eigen maat en orde; wat voor nut heeft het te ondernemen in winstverlangen als men hier in deze wereld er niet van op de hoogte is [van deze orde van de tijd]? (Vedabase)

 

Tekst 20

Hoe kan men, verstrikt in de geaardheden van de natuur [zie B.G. 18: 19-29], ook maar iets op touw zetten [zoals het verwekken van kinderen], als men de aanwijzingen van de geschriften van de Vader niet begrijpt die duidelijk maken hoe men een punt moet zetten achter de materiële manier van leven?'

Hoe kan men verstrikt in de geaardheden [zie B.G. 18: 19-29] ook maar iets op touw zetten, als men niet de aanwijzingen van de geschriften van de Vader begrijpt om volgens het boek te leven dat uitlegt hoe men een punt moet zetten achter de materiële manier van leven?' (Vedabase)

 

Tekst 21

Aldus overtuigd, o Koning, deelden de Haryas'va's dezelfde mening. Hem [Nârada] omlopend vertrokken ze om het pad te betreden waarvan men niet meer terugkeert [zie ook B.G. 8: 16].

Aldus overtuigd, o Koning, deelden de Haryas'va's allen dezelfde mening; hem [Nârada] omlopend vertrokken ze om het pad te betreden waarvan men niet weer terugkeert [zie ook B.G. 8: 16]. (Vedabase)

 

Tekst 22

De muni reisde door al de werelden terwijl hij met spirituele klanken de Heer van de Zinnen in gedachten hield en hij zo, innerlijk niet verdeeld, zijn bewustzijn betrok op de lotusvoeten [zie de bhajan Nârada Muni].

Terwijl hij in spirituele klanken de Heer der Zinnen in gedachten hield en zo, innerlijk onverdeeld, het bewustzijn betrok op de lotusvoeten, bereisde de muni al de werelden [zie de bhajan Nârada Muni]. (Vedabase)

 

Tekst 23

Toen Daksha van Nârada vernam over het verlies van zijn zoons, die qua gedrag tot de besten van de besten behoorden, had hij het vol weeklagen zwaar te verduren. Het raakte hem diep om te zien wat er van zijn fijne zoons terecht was gekomen.

Van Nârada vernemend over het verlies van zijn zoons die qua gedrag tot de besten der besten behoorden, had hij, Daksha, vol weeklagen te lijden; te zien wat er van zijn fijne zoons terecht was gekomen raakte hem diep. (Vedabase)

 

Tekst 24

Tot vrede gebracht door de Aanstichter [Heer Brahmâ], verwekte hij wederom in Pâñcajanî een groot aantal zoons die de Savalâs'va's werden genoemd.

Tot vrede gebracht door de Ongeborene verwekte hij wederom in Pâñcajanî een duizendtal zoons die de Savalâs'va's werden genoemd. (Vedabase)

 

Tekst 25

Op hun beurt door hun vader ertoe opgedragen het universum te bevolken, legden ze geloften af en gingen ze naar het Nârâyana-sarasmeer, de plaats waar hun oudere broers eerder naar toe waren vertrokken voor hun perfectie.

Zij op hun beurt gingen, door hun vader opgedragen het universum te bevolken, terwille van hun geloften naar de volmaakten aan de Nârâyana-saras, de plaats waar hun oudere broers voorheen ook naar toe waren vertrokken. (Vedabase)

 

Tekst 26

Daar regelmatig badend, japa doend en mantra's reciterend ter wille van het Allerhoogste, volbrachten ze grote boetedoeningen die hen zuiverden van al de ongerechtigheid in hun hart.

Daar regelmatig badend, japa doend en mantra's reciterend voor de Transcendentie, volbrachten ze grote boetedoeningen welke hen inderdaad zuiverden van alle vuil dat in hen was. (Vedabase)

 

Tekst 27-28

Maandenlang enkel water drinkend en lucht etend gebruikten ze deze mantra om de Meester van alle Mantra's te aanbidden: 'Onze eerbetuigingen aan Heer Nârâyana, de Grote Ziel die eeuwig verwijlt in de zuiverste goedheid, de grote zwaangelijke persoonlijkheid waarop wij mediteren [om namo nârâyanâya purushâya mahâtmane vis'uddha-sattva-dhishnyâya mahâ-hamsâya dhîmahi'].'

Maandenlang enkel water drinkend en lucht etend gingen ze te werk met deze mantra om de Meester aller Mantra's te aanbidden: 'Onze eerbetuigingen aan Heer Nârâyana, de Grote Ziel die eeuwig verwijlt in het zuiverste der goedheid, de grote zwaangelijke persoonlijkheid waarop wij mediteren.' [om namo nârâyanâya purushâya mahâtmane vis'uddha-sattva-dhishnyâya mahâ-hamsâya dhîmahi']. (Vedabase)

 

Tekst 29

Zij die erop mediteerden om het universum te bevolken werden, o Koning, eveneens benaderd door de wijze Nârada die zich net als voorheen uitdrukte in betekenisvolle woorden:

Zij, erop mediterend het universum te bevolken, werden evenzo benaderd, o Koning, door de wijze Nârada, die net als toen sprak in woorden die diep gingen: (Vedabase)

 

Tekst 30

'O zoons van Daksha, luister alstublieft aandachtig naar mijn raad. Volg allen het pad van uw broers, waar u zo veel om geeft.

'O zoons van Daksha, luister alstublieft aandachtig naar mijn aanwijzingen. Volgt allen het pad van uw broers waar u zo veel om geeft. (Vedabase)

 

Tekst 31

Een broeder trouw aan het pad van een oudere broeder die bekend is met het dharma [zie 6.1], is een vroom geassocieerd iemand die mag genieten met de Maruts [de windgoden van de broederschap].'

Een broeder trouw aan het pad van een oudere broeder bekend met het dharma [zie 6.1], is een vroom iemand die mag genieten met de Maruts [de windgoden].' (Vedabase)

 

Tekst 32

Na zoveel gezegd te hebben vertrok Nârada, met zijn voor iedereen genadige visie, vandaar en zo kwamen ze ertoe het pad van de broers die hen voorgingen te volgen, mijn waarde vriend.

Na zoveel gezegd te hebben vertrok Nârada met zijn algunstige visie vandaar, en zo kwamen ze ertoe het pad van hun broers vóór hen te volgen, mijn waarde vriend. (Vedabase)

 

Tekst 33

Op de juiste manier naar binnen gekeerd begaven ze zich op het bovenzinnelijk pad en ze zijn er, net als de nachten die afscheid nemen in het westen, tot op de dag van vandaag nog niet van teruggekeerd.

Op de juiste manier naar binnen gekeerd zich toen zo op het bovenzinnelijk pad begevend zijn ze, net als de nachten die afscheid namen in het westen, tot op de dag van vandaag er niet van teruggekeerd. (Vedabase)

 

Tekst 34

Op datzelfde ogenblik nam de Prajâpati vele ongunstige tekenen waar toen hij vernam hoe, als voorheen, er door Nârada van zijn zoons weer niets terecht was gekomen.

Op datzelfde ogenblik nam de Prajâpati vele ongunstige tekenen waar en vernam hij hoe, als voorheen, door Nârada er van zijn zoons weer niets terecht was gekomen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Overweldigd in zijn treurnis over zijn kinderen, viel hij bijna flauw. Hij werd zeer kwaad op Nârada en richtte zich, toen hij de devarshi ontmoette, woedend tot hem met trillende lippen.

Hij, overweldigd in zijn treurnis over zijn kinderen, werd zeer kwaad op Nârada en richtte zich, toen hij de devarishi ontmoette, woedend tot hem met trillende lippen. (Vedabase)

 

Tekst 36

S'rî Daksha zei: 'Jij valse prediker uitgedost als een heilige! Welk een schande heb je ons bezorgd. Arme jongens met een gebrek aan ervaring heb je het pad van bedelaars gewezen!

S'rî Daksha zei: 'Jij valse prediker uitgedost als een heilige! Wat voor een dwaalleer houdt u ons nu voor; arme jongens die tekortschieten in ervaring hebt u het pad van bedelaars gewezen! (Vedabase)

 

Tekst 37

Met hen in het geheel niet vrij van de drie schulden [aan de heiligen, de goden en de vader middels het celibaat, ceremoniën en nageslacht], heb je, met minachting voor hun plichten, hun de weg geblokkeerd naar het goede geluk op aarde en in het hiernamaals, jij zondaar!

Met hen in het geheel niet vrij van de drie schulden [aan de heiligen, de goden en de vader middels celibaat, ceremoniën en nageslacht], heb je, met minachting voor hun werklast, hen de weg geblokkeerd van het goede geluk in zowel de hemel als op aarde, jij zondaar! (Vedabase)

 

Tekst 38

Aldus heb je harteloos het verstand van die jongens bedorven. Rondtrekkend als een metgezel van de Heer, heb je Hem schaamteloos te schande gemaakt!

Op die manier heb je harteloos het verstand van die jongens bedorven, en heb jij, die rondreist in het gezelschap van de Heer, Hem te schande gemaakt, jij dilettant! (Vedabase)

 

Tekst 39

Besef goed dat de besten van de Heer altijd vol van ijver zijn om de gevallen zielen te zegenen. Maar niet jij, jij hebt werkelijk de band van vriendschap verbroken en tweedracht gezaaid onder mensen die in harmonie leven [vergelijk B.G. 18: 68-69].

Besef goed dat de besten van de Heer altijd vol van ijver zijn om de gevallenen te zegenen, maar niet jij, jij hebt werkelijk de band verbroken en tweedracht gezaaid onder mensen die van harmonie zijn [vergelijk B.G.: 18: 68-69]. (Vedabase)

 

Tekst 40

Met je valse leer [van enkel gericht zijn op de Absolute Waarheid], denk je dat de verzaking wordt bereikt door de banden van genegenheid te verbreken, maar zo werkt verzaking niet bij mensen.

In de waan van jouw prediking denk je dat de verzaking wordt bereikt door de banden der genegenheid te verbreken, maar zo werkt verzaking niet bij mensen. (Vedabase)

 

Tekst 41

Iemand kan niet de pijnlijke gevolgen ervaren van zinsgenoegens zonder genoten te hebben. Uiteindelijk zal men op een natuurlijke manier afzien van [zinsbevrediging door de eigen ervaring], niet omdat anderen je op een ander idee brachten.

Als men niet de moeilijke tijd heeft ervaren die volgt op het plezier ontwikkelt zich bij een persoon niet de kennis; op het laatst ziet men er vanzelf vanaf, en niet vanwege een hersenspoeling door anderen. (Vedabase)

Tekst 42

Zij met een vrouw en kinderen die eerlijk zijn, nemen de last van Vedische verplichtingen op zich; het onverdraaglijke onrecht dat jij ons hebt aangedaan kan ik [éénmaal] vergeven.

Met vrouw en kinders nemen zij die eerlijk zijn de last der vedische verplichtingen op zich; het onverdraaglijke onrecht dat u ons hebt aangedaan kan ik [éénmaal] vergeven. (Vedabase)

 

Tekst 43

Maar jij die de lijn van erfopvolgers doorbreekt mag, vanwege het kwaad dat je voor de tweede keer hebt aangericht, o dwaas, in je omzwervingen nergens in de wereld een plek, nergens een vaste verblijfplaats, vinden.' 

Maar, jij intrigant, voor het kwaad dat je voor de tweede keer hebt aangericht mag er, derhalve, o zotheid, nergens in de wereld een plek voor je zijn in je omzwervingen.' (Vedabase)

 

Tekst 44

S'rî S'uka zei: 'Nârada Muni, die het allemaal verdroeg zoals dat een volleerd heilige past [zie ook 3.25: 21-27 en B.G. 12: 13-20], zei enkel: 'Begrepen, het zij zo', hoewel hij zelf de man was met de touwtjes in handen.' 

S'rî S'uka zei: 'Nârada Muni, zoals het een volleerd heilige past [zie ook 3.25: 21-27 en B.G. 12: 13-20], zei, het allemaal verdragend, enkel: 'Geaccepteerd, laat het zo zijn', hoewel hij zelf de man was met de touwtjes in handen.'  (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding is een artistieke impressie van Âryabhatha, de beroemde Indiase wiskundige en astronoom
die ons de kennis bijbracht van de nul, het getal phi en de rondheid van de aarde rond het jaar AD 476.
De afbeelding is genomen van een boekomslag in een serie genaamd 'Rishi Scientists of India'. Sharelike © License. Bron:
Veda Wiki.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties