regelbalk



 

Canto 5

Arunodaya-kīrt./Jiv Jāgo

 
 

Hoofdstuk 17: Hoe de Ganges naar Beneden Komt

(1) S'rī S'uka zei: 'Toen de incarnatie van Heer Vishnu, die rechtstreeks de genieter van alle offers is, Zijn tweede stap nam [als Heer Vāmana, zie 2.7: 17], stootte Hij met de nagel van de grote teen van Zijn linker voet door het hemeldak van het universum. De stroom water die van buiten door het gat naar binnen kwam vernietigt, roze gekleurd door het wegwassen van het rode poeder van Zijn lotusvoeten, de zonden van de hele wereld die ermee in aanraking komt. Het daalde, na zeer lange tijd ['duizend millennia'], uit de hemel neer bovenop de hoogste leefwereld [Dhruvaloka], die ze het toevluchtsoord van Vishnu noemen. Omdat het rechtstreeks van de lotusvoeten van de Allerhoogste Heer afkomstig is wordt het omschreven als volkomen zuiver en krijgt het om die reden die naam [de Ganges als de Vishnupadī]. (2) Aldaar, op die plaats, baadt onze meest verheven en vast overtuigde toegewijde, de beroemde zoon [Dhruva, zie 4: 8] van Uttānapāda, zich in het water van de lotusvoeten van de familiegodheid. Met zijn hart diep verzonken in een intense ijver neemt zijn spontane toewijding voor de Heer voortdurend toe en laten tranen zich in zijn twee bloemgelijke, halfopen ogen zien als symptoom van de extase in zijn lichaam. Zelfs vandaag nog aanvaardt hij met grote eerbied het voortgebrachte water op zijn hoofd dat vrij is van alle smetten. (3) Na hem [bereiken de wateren] de zeven wijzen [Marīci, Vasishthha, Atri en zo verder, zie 3.12: 22]. Zij, die goed bekend zijn met deze zegening, dragen het vandaag de dag nog met de grootste eer op hun samengeklitte haar. Ze beschouwen het als de allerhoogste vervolmaking van alle boetedoeningen om in bhakti-yoga aldus van een onafgebroken, toegewijde dienst te zijn jegens de Allerhoogste Alomtegenwoordige Heer Vāsudeva. Terwijl andere mensen een andere [nirvis'esha-vād of onpersoonlijke] bevrijding zoeken en vinden, bereiken zij hun doel door af te zien van alle andere manieren [zoals die van economische ontwikkeling, het regelen van de zinsbevrediging of van de religie]. (4) Als het water, in haar neergang in het bereik van de goden, het gebied van de maan heeft omspoeld waar het zo druk is vanwege hun duizenden en miljoenen vimāna's [de grote paleizen, de verschillende gezichtspunten of hemelse voertuigen], komt het vervolgens terecht op de verblijfplaats van Brahmā. (5) Daar verdeelt het zich in vier stromen, genaamd de Sītā, de Alakanandā, de Cakshu en de Bhadrā, die in de vier windrichtingen wegstromend uitmonden in het grote vergaarbekken, de oceaan. (6) De Sītā die haar oorsprong vindt in de stad van Brahmā, stroomt van de toppen van de Kesarācala en van andere grote bergen naar beneden. Neerkomend op de top van de berg Gandhamādana mondt ze, zich in westelijke richting bewegend door de provincie Bhadrās'va, uit in de zilte oceaan. (7) Op dezelfde manier naar beneden komend van de top van de Mālyavān, stroomt het water van [de tak van de Ganges genaamd] de Cakshu vervolgens ongehinderd in de richting van Ketumāla om aldaar in de oceaan in het westen te belanden. (8) De Bhadrā, die van de berg Meru naar beneden komt, stroomt langs de ene bergpiek na de andere [de Kumuda en de Nīla], en vanaf de S'ringavān in de noordelijke richting door het hele gebied van Kuru, om vervolgens in de oceaan in het noorden te eindigen. (9) Zo ook passeert de Alakanandā [tak van de Ganges], naar beneden stromend aan de zuidelijke kant van Brahmapurī [de berg Meru], vele bergtoppen om met een groter, heftiger geweld Hemakūtha en Himakūtha te bereiken om [daarna] Bhārata-varsha te doorsnijden op weg naar de oceaan in het zuiden. Voor iemand op weg om in het water te baden is het, met iedere stap die hij doet, minder moeilijk het resultaat te behalen van grote offers als de As'vamedha en de Rājasūya.  (10) De vele honderden andere rivieren en stromen die zich bewegen door ieder van de vele landstreken moet men allemaal beschouwen als dochters van de berg MeruS'iva meditating in trance

(11)
Van al deze [negen] varsha's vormt het land dat bekend staat als Bhārata-varsha [India] het veld van handelen [kshetra] [waar men aan] zijn karma [werkt]. De overige andere acht varsha's zijn de hemelse oorden hier op aarde bestemd voor de bewoners van de hogere leefwerelden. Ze genieten er van de geneugten des levens op basis van de verdienste die ze opbouwden met deugdzaam handelen. (12) Duizenden jaren lang genieten ze in deze landen allen van hun leven als waren ze goden, met lichamen als bliksemschichten die zo sterk zijn als duizend olifanten. Jeugdig en vol van opwinding over een ruime mate aan seksueel genot en andere zinsgenoegens in verschillende samenlevingsvormen, verwekken ze, aan het eind van hun [vrije] liefdesleven, een enkel kind. Ze kennen er tijden van harmonieus samenleven zoals men die had tijdens Tretā-yuga [de periode waarin de mensen vroom leefden]. (13) In ieder van die landen schort het de godgelijke leiders, dankzij hun deugdelijke staat van dienst, nimmer aan achting en offergaven. Gedurende alle seizoenen zijn er bossen bloemen alsook vruchten als gevolg waarvan de takken van de bomen zwaar doorbuigen. De tuinen bij hun vele goddelijke toevluchtsoorden staan vol met de prachtigste bomen en klimplanten. Er bevinden zich ook veel meren met kristalhelder water in de dalen van de berggebieden die hun landen afbakenen. In die meren treft men allerhande geurige, frisse lelies aan met zoemende hommels, gretige grote zwanen, eenden, kraanvogels en andere watervogels. Ze genieten daar van allerlei watersporten terwijl ze, lustig glimlachend met hun speelse blikken, de aantrekkelijke godgelijke vrouwen het hof maken die zich er vrijelijk vermaken in de grootste vreugde, met een gretige blik en een betoverde geest. (14) De Allerhoogste Heer Narāyāna, de grote persoonlijkheid, toont in al deze negen varsha's Zijn genade voor Zijn toegewijden door hoogst persoonlijk in verschillende gedaanten de werkelijkheid van de ziel te bevorderen [met name middels zijn vier gedaanten van Vāsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha, zie 4.24: 35-36]. Dat is hoe Hij zich tot op de dag van vandaag ophoudt in de nabijheid van Zijn toegewijden (*). 

(15)
In Ilāvrita-varsha is de Grote Heer S'iva de enige man. Iedere man anders dan hij die dat allerbeste gebied wil betreden, zal erachter komen wat tot de vloek van Bhavānī [Zijn echtgenote] leidt en hem in een vrouw doet veranderen. Daarover zal ik later uitweiden [zie 9.1]. (16) In het gezelschap van Bhavānī bevinden zich miljarden vrouwen die de in vieren geėxpandeerde Opperheer [zie 1.5: 37] steeds van dienst zijn. De vierde expansie van de Allerhoogste Heer die bekend staat als Sankarshana, vormt de bron voor Zijn gedaante in de geaardheid duisternis. Heer S'iva die in trance mediteert op Hem, roept Hem in zijn hart door in aanbidding het volgende te reciteren(17) De machtige Heer zegt: 'U breng ik mijn eerbetuigingen o Allerhoogste Heer, o grootste Oorspronkelijke Persoonlijkheid en reservoir van alle bovenzinnelijke kwaliteiten, o U die ik vereer als de onbegrensde en ongeziene in deze wereld. (18) O aanbiddelijke wiens voeten alle gevaar afwenden, U, dankzij wie we al de verschillende vormen van weelde hebben, bent de allerbeste, de uiteindelijke toevlucht van onschatbare waarde voor de toegewijden tot wiens tevredenheid U zich manifesteert in verschillende gedaanten. Ik bezing Uw heerlijkheid, U die een einde maakt aan de herhaling van geboorte en dood, U, de Allerhoogste Heerser die de oorsprong van de schepping bent. (19) Wie van ons die niet het geweld van zijn woede de baas is en de ambitie koestert zijn zinnen te beheersen met het meesterschap van de blik die U werpt, zou nu niet van aanbidding zijn voor U? Uw visie wordt nimmer, nog niet in de geringste mate, vertroebeld door de rusteloze geest die men heeft vanwege de kwaliteiten van de begoochelende wereld. (20) Voor een persoon met een onzuivere blik lijkt U met Uw bloeddoorlopen ogen iemand te zijn die onder de invloed van māyā beschonken is omdat hij teveel van de honingzoete likeur heeft gedronken. Maar [zo iemand is net zo onzuiver als b.v.] de echtgenotes van die duivel van een slang [Kāliya, zie 10.16] die U niet meer konden aanbidden uit verlegenheid over het feit dat ze sensueel opgewonden raakten door het beroeren van Uw voeten. (21) Door U, zo zeggen al de wijzen, wordt de wereld in stand gehouden, geschapen en vernietigd, terwijl U Zelf vrij van die drie [basiskwaliteiten] bent. Voor U als de Onbegrensde, zijn de universa die zich bevinden op de honderden en duizenden van Uw kragen, niet zwaarder dan een mosterdzaadje. (22-23) Uit U kwam de eerste belichaming van de guna's voort: hij die nimmer werd geboren en de machtigste is [Heer Brahmā], het reservoir van alle wijsheid, de kosmische intelligentie die staat voor de totale energie van het universum. Uit hem werd ik [Rudra] geboren die, uitgerust met de drie basiskwaliteiten, vanuit mijn materiėle [ahankāra ego]vermogen de halfgoden, de [vijf] materiėle elementen en de zintuigen gestalte geef. Wij die onder Uw controle staan - de grote persoonlijkheden, ik, de halfgoden, de vijf elementen, de zinnen en de totale energie - zijn aan U gebonden als vogels aan een touw en vormen bij Uw genade allen tezamen deze materiėle wereld. (24) Een persoon verbijsterd door de kwaliteiten van de schepping weet niet hoe hij moet ontkomen aan zijn gevangenschap in deze begoochelende energie die hem bij iedere gelegenheid verstrikt in karmische bezigheden. Die Allerhoogste Persoon, U in wie alles zijn begin en einde vindt, bied ik mijn respectvolle eerbetuigingen.'

  

next                         

 
Derde herziene editie, geladen 27 mei, 2018. 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Toen de incarnatie van Heer Vishnu, die rechtstreeks de genieter van alle offers is, Zijn tweede stap nam [als Heer Vāmana, zie 2.7: 17], stootte Hij met de nagel van de grote teen van Zijn linker voet door het hemeldak van het universum. De stroom water die van buiten door het gat naar binnen kwam vernietigt, roze gekleurd door het wegwassen van het rode poeder van Zijn lotusvoeten, de zonden van de hele wereld die ermee in aanraking komt. Het daalde, na zeer lange tijd ['duizend millennia'], uit de hemel neer bovenop de hoogste leefwereld [Dhruvaloka], die ze het toevluchtsoord van Vishnu noemen. Omdat het rechtstreeks van de lotusvoeten van de Allerhoogste Heer afkomstig is wordt het omschreven als volkomen zuiver en krijgt het om die reden die naam [de Ganges als de Vishnupadī].
S'rī S'uka zei: 'Toen de incarnatie van Heer Vishnu, die rechtstreeks de genieter van alle offers is, Zijn tweede stap nam [als Heer Vāmana, zie 2.7: 17 ], stootte Hij met de nagel van de grote teen van Zijn linker voet door het hemeldak van het universum. De stroom water die van buiten door het gat naar binnen kwam vernietigt, roze gekleurd door het wegwassen van het rode poeder van Zijn lotusvoeten, de zonden van de hele wereld die er mee in aanraking komt; omdat het rechtstreeks van de lotusvoeten van de Allerhoogste Heer komt, wordt het omschreven als volkomen zuiver en krijgt het aldus die naam [de Ganges als de Vishnupadī], na een lange tijd, uit de hemel te zijn neergedaald op het hoofd van dat wat ze de toevlucht van Vishnu noemen. (Vedabase)

 

Tekst 2

Aldaar, op die plaats, baadt onze meest verheven en vast overtuigde toegewijde, de beroemde zoon [Dhruva, zie 4: 8] van Uttānapāda, zich in het water van de lotusvoeten van de familiegodheid. Met zijn hart diep verzonken in een intense ijver neemt zijn spontane toewijding voor de Heer voortdurend toe en laten tranen zich in zijn twee bloemgelijke, halfopen ogen zien als symptoom van de extase in zijn lichaam. Zelfs vandaag nog aanvaardt hij met grote eerbied het voortgebrachte water op zijn hoofd dat vrij is van alle smetten. 

Daar, op dat punt, baadt zowaar onze meest verheven, vast overtuigde toegewijde, de beroemde zoon [Dhruva, zie 4: 8] van Uttānapāda, zich in het water van de lotusvoeten van de familie-godheid, waarbij de beide bloemgelijke geloken ogen tranen vertonen als teken van de extase in zijn lichaam. Met de grote angst in zijn hart goeddeels verzacht en zijn spontane toegewijde dienst aan de Heer steeds meer toenemend, draagt hij met het water vrij van smetten dat vrijkomt, het zelfs nu nog met grote eerbied op zijn hoofd. (Vedabase)

 

Tekst 3

Na hem [bereiken de wateren] de zeven wijzen [Marīci, Vasishthha, Atri en zo verder, zie 3.12: 22]. Zij, die goed bekend zijn met deze zegening, dragen het vandaag de dag nog met de grootste eer op hun samengeklitte haar. Ze beschouwen het als de allerhoogste vervolmaking van alle boetedoeningen om in bhakti-yoga aldus van een onafgebroken, toegewijde dienst te zijn jegens de Allerhoogste Alomtegenwoordige Heer Vāsudeva. Terwijl andere mensen een andere [nirvis'esha-vād of onpersoonlijke] bevrijding zoeken en vinden, bereiken zij hun doel door af te zien van alle andere manieren [zoals die van economische ontwikkeling, het regelen van de zinsbevrediging of van de religie].

Daarna dragen ook de zeven wijzen [Marīci, Vasishthha, Atri en zo verder, zie 3.12: 22], wel bekend met de zegening, het zelfs op dit moment met de grootste eer op hun samengeklitte haar; ze beschouwen inderdaad, van alle boetedoeningen, het als de allerhoogste vervolmaking om dermate van een ononderbroken toegewijde dienst te zijn in de bhakti-yoga met de Allerhoogste Heer, de alles doorvarende Vāsudeva. Door eenvoudig het tot deze hoogte te brengen waren ze zeer zeker zonder enige interesse voor welke andere vorm van realisatie van de perfectie ook, zoals een [nirvis'esha-vādi, of onpersoonlijke] bevrijding, of voor dat wat door personen wordt verkregen door andere manieren om de bevrijding te vinden [zoals economische ontwikkeling, zinsbevrediging of religie].  (Vedabase)

 

Tekst 4

Als het water, in haar neergang in het bereik van de goden, het gebied van de maan heeft omspoeld waar het zo druk is vanwege hun duizenden en miljoenen vimāna's [de grote paleizen, de verschillende gezichtspunten of hemelse voertuigen], komt het vervolgens terecht op de verblijfplaats van Brahmā.

Daarna valt het neer op de verblijfplaats van Brahmā, in haar nederdalen de sfeer van de maan overspoelend waar de duizenden en miljoenen van de soorten van goddelijke paleizen [vimāna's, of 'vliegtuigen' genaamd] van de goden in hun verheven leven zich samenpakken. (Vedabase)

 

Tekst 5

Daar verdeelt het zich in vier stromen, genaamd de Sītā, de Alakanandā, de Cakshu en de Bhadrā, die in de vier windrichtingen wegstromend uitmonden in het grote vergaarbekken, de oceaan.

Daar wordt het verdeeld in vier takken die ieder overvloedig in de vier windrichtingen stromen op weg naar hun grote vergaarbekken de oceaan, daarin uitkomend met de namen Sītā en Alakanandā, Cakshu en Bhadrā. (Vedabase)

 

Tekst 6

De Sītā die haar oorsprong vindt in de stad van Brahmā, stroomt van de toppen van de Kesarācala en van andere grote bergen naar beneden. Neerkomend op de top van de berg Gandhamādana mondt ze, zich in westelijke richting bewegend door de provincie Bhadrās'va, uit in de zilte oceaan.

De Sītā die haar oorsprong vindt in de stad van Brahmā, stroomt van de toppen van de Kesarācala en van andere grote bergen naar beneden. Gevallen op de top van de berg Gandhamādana mondt ze in de provincie Bhadrās'va in westelijke richting bewegend uit in de zoute oceaan. (Vedabase)

  

Tekst 7

Op dezelfde manier naar beneden komend van de top van de Mālyavān, stroomt het water van [de tak van de Ganges genaamd] de Cakshu vervolgens ongehinderd in de richting van Ketumāla om aldaar in de oceaan in het westen te belanden.

Ook op deze manier naar beneden vallend van de top van de Mālyavān stroomt het water daarna ongehinderd in de westelijke richting door het land van Ketumāla om aldaar in de oceaan uit te komen. (Vedabase)

 

Tekst 8

De Bhadrā, die van de berg Meru naar beneden komt, stroomt langs de ene bergpiek na de andere [de Kumuda en de Nīla], en vanaf de S'ringavān in de noordelijke richting door het hele gebied van Kuru, om vervolgens in de oceaan in het noorden te eindigen.

De Bhadrā, die van de berg Meru naar beneden komt vanaf de top van de berg Kumuda, stroomt in het noorden door de bergen Nīla en S'ringavān om van die pieken in noordelijke richting naar beneden te stromen door het gehele gebied van Kuru om zo de oceaan in het noorden binnen te gaan.  (Vedabase)

 

Tekst 9

Zo ook passeert de Alakanandā [tak van de Ganges], naar beneden stromend aan de zuidelijke kant van Brahmapurī [de berg Meru], vele bergtoppen om met een groter, heftiger geweld Hemakūtha en Himakūtha te bereiken om [daarna] Bhārata-varsha te doorsnijden op weg naar de oceaan in het zuiden. Voor iemand op weg om in het water te baden is het, met iedere stap die hij doet, minder moeilijk het resultaat te behalen van grote offers als de As'vamedha en de Rājasūya.

Dienovereenkomstig gaat de Alakanandā vanaf de zuidelijke kant van de Brahmāpuri over vele bergtoppen en stroomt de Ganges met een groter, heftiger geweld, van de Hemakūtha en de Himakūtha naar beneden om Bhārata-varsha van alle kanten te doorsnijden, het zich zuidwaarts bewegen naar de oceaan. Voor degene die in haar stapte om zich te baden is zo het resultaat van grote offers als de As'vamedha en de Rājasūya, bij iedere stap niet moeilijk te verkrijgen. (Vedabase)


Tekst 10

De vele honderden andere rivieren en stromen die zich bewegen door ieder van de vele landstreken moet men allemaal beschouwen als dochters van de berg Meru.

Vele soorten van andere rivieren en stromen bewegen zich door iedere landstreek en de vele honderden van hen behoort men allen te beschouwen als dochters van de berg Meru. (Vedabase)

 

Tekst 11

Van al deze [negen] varsha's vormt het land dat bekend staat als Bhārata-varsha [India] het veld van handelen [kshetra] [waar men aan] zijn karma [werkt]. De overige andere acht varsha's zijn de hemelse oorden hier op aarde bestemd voor de bewoners van de hogere leefwerelden. Ze genieten er van de geneugten des levens op basis van de verdienste die ze opbouwden met deugdzaam handelen. 

Van al deze varsha's is voorzeker het land bekend als Bhārata-varsha [India] het veld waar men aan zijn karma werkt, terwijl de overige andere acht varsha's voor de verdienstelijke lieden van goede daden aangewezen zijn als de hemelse oorden op aarde om van de geneugten des levens te genieten. (Vedabase)

 

Tekst 12

Duizenden jaren lang genieten ze in deze landen allen van hun leven als waren ze goden, met lichamen als bliksemschichten die zo sterk zijn als duizend olifanten. Jeugdig en vol van opwinding over een ruime mate aan seksueel genot en andere zinsgenoegens in verschillende samenlevingsvormen, verwekken ze, aan het eind van hun [vrije] liefdesleven, een enkel kind. Ze kennen er tijden van harmonieus samenleven zoals men die had tijdens Tretā-yuga [de periode waarin de mensen vroom leefden].

Daar genieten allen voor duizend jaren hun levens, allen die, net als de goden, zo sterk zijn als duizend olifanten met lichamen als bliksemstralen. Jeugdig en in opwinding over een grote mate aan seksueel genoegen, gaan ze als man en vrouw verbintenissen aan, aan het eind van hun periode van liefde bedrijven een kind verwekkend; ze kennen daar tijden van harmonieus leven, die gelijk zijn aan die men had in Tretā-Yuga [de periode waarin de mensen vroom leefden]. (Vedabase)


Tekst 13

In ieder van die landen schort het de godgelijke leiders, dankzij hun deugdelijke staat van dienst, nimmer aan achting en offergaven. Gedurende alle seizoenen zijn er bossen bloemen alsook vruchten als gevolg waarvan de takken van de bomen zwaar doorbuigen. De tuinen bij hun vele goddelijke toevluchtsoorden staan vol met de prachtigste bomen en klimplanten. Er bevinden zich ook veel meren met kristalhelder water in de dalen van de berggebieden die hun landen afbakenen. In die meren treft men allerhande geurige, frisse lelies aan met zoemende hommels, gretige grote zwanen, eenden, kraanvogels en andere watervogels. Ze genieten daar van allerlei watersporten terwijl ze, lustig glimlachend met hun speelse blikken, de aantrekkelijke godgelijke vrouwen het hof maken die zich er vrijelijk vermaken in de grootste vreugde, met een gretige blik en een betoverde geest.

In ieder van die landen schort het de godgelijke leiders naar hun eigen deugd van dienst nimmer aan kostbaarheden en hebben ze gedurende alle seizoenen bossen bloemen zowel als vruchten waarvan de takken zwaar doorbuigen. De tuinen bij hun vele goddelijke verblijven staan vol met de prachtigste bomen en klimplanten met vele meren van kristalhelder water in de dalen van de berggebieden die hun landen afbakenen. In die meren treft men allerhande geurige, frisse lelies aan met zoemende hommels, gretige grote zwanen, eenden, kraanvogels, en andere watervogels. Ze genieten daar van allerlei watersporten, lustig glimlachend met hun speelse blikken de aantrekkelijke godgelijke vrouwen het hof makend, die zich vrijelijk vermaken met de grootste vreugde, een gretig oog en een bekoorde geest. (Vedabase)

 

Tekst 14

De Allerhoogste Heer Narāyāna, de grote persoonlijkheid, toont in al deze negen varsha's Zijn genade voor Zijn toegewijden door hoogst persoonlijk in verschillende gedaanten de werkelijkheid van de ziel te bevorderen [met name middels zijn vier gedaanten van Vāsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha, zie 4.24: 35-36]. Dat is hoe Hij zich tot op de dag van vandaag ophoudt in de nabijheid van Zijn toegewijden (*).

Zeker toont de Allerhoogste Heer Narāyāna, de grote persoonlijkheid, genade voor Zijn toegewijden in al deze negen varsha's, door persoonlijk de werkelijkheid van de ziel op te wekken [middels zijn viervoudige gedaante van Vāsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha zie 4.24: 35-36]; tot op de dag van vandaag verblijft Hij aldus in de nabijheid van Zijn toegewijden om hun dienst te aanvaarden (*).   (Vedabase)

 

Tekst 15

In Ilāvrita-varsha is de Grote Heer S'iva de enige man. Iedere man anders dan hij die dat allerbeste gebied wil betreden, zal erachter komen wat tot de vloek van Bhavānī [Zijn echtgenote] leidt en hem in een vrouw doet veranderen. Daarover zal ik later uitweiden [zie 9.1].

In Ilāvrita-varsha is zeker Heer S'iva de enige opperheer; zeker zal iedere andere man behalve Hij, die daar met geweld binnendringt, te weten komen wat tot de vloek van Bhavānī [Zijn echtgenote] leidt, en in een vrouw veranderen; daarover zal ik later uitweiden [zie 9.1]. (Vedabase)

 

Tekst 16

In het gezelschap van Bhavānī bevinden zich miljarden vrouwen die de in vieren geėxpandeerde Opperheer [zie 1.5: 37] steeds van dienst zijn. De vierde expansie van de Allerhoogste Heer die bekend staat als Sankarshana, vormt de bron voor Zijn gedaante in de geaardheid duisternis. Heer S'iva die in trance mediteert op Hem, roept Hem in zijn hart door in aanbidding het volgende te reciteren.

In het gezelschap van Bhavānī bevinden zich tien biljoen vrouwen door wie de in vieren geėxpandeerde Opperheer altijd wordt gediend. De vierde expansie van de Allerhoogste Heer, die bekend staat als Sankarshana, is voor de gedaante van Zichzelf in de geaardheid duisternis de bron; hij, Heer S'iva, in trance mediterend op Hem, brengt Hem nabij in aanbidding duidelijk het volgende chantend. (Vedabase)

 

Tekst 17

De machtige Heer zegt: 'U breng ik mijn eerbetuigingen o Allerhoogste Heer, o grootste Oorspronkelijke Persoonlijkheid en reservoir van alle bovenzinnelijke kwaliteiten, o U die ik vereer als de onbegrensde en ongeziene in deze wereld.

Het machtige Heerschap zegt: 'Ik buig me voor U o Allerhoogste Heer, o grootste Oorspronkelijke Persoonlijkheid en reservoir van alle bovenzinnelijke kwaliteiten; U bent de onbegrensde en ongeziene Ene binnen deze wereld die ik aanbid. (Vedabase)

 

Tekst 18

O aanbiddelijke wiens voeten alle gevaar afwenden, U, dankzij wie we al de verschillende vormen van weelde hebben, bent de allerbeste, de uiteindelijke toevlucht van onschatbare waarde voor de toegewijden tot wiens tevredenheid U zich manifesteert in verschillende gedaanten. Ik bezing Uw heerlijkheid, U die een einde maakt aan de herhaling van geboorte en dood, U, de Allerhoogste Heerser die de oorsprong van de schepping bent.

O aanbiddelijke wiens voeten alle gevaar afwenden; U van wie we al de verschillende vormen van weelde hebben, bent de beste, de uiteindelijke toevlucht onschatbaar voor de toegewijden tot wiens tevredenheid U zich manifesteert in verschillende gedaanten; ik bezing Uw heerlijkheid, U die een einde maakt aan de herhaling van geboorte en dood, U, de Allerhoogste Beheerser, die de oorsprong van de schepping zijt. (Vedabase)

 

Tekst 19

Wie van ons die niet het geweld van zijn woede de baas is en de ambitie koestert zijn zinnen te beheersen met het meesterschap van de blik die U werpt, zou nu niet van aanbidding zijn voor U? Uw visie wordt nimmer, nog niet in de geringste mate, vertroebeld door de rusteloze geest die men heeft vanwege de kwaliteiten van de begoochelende wereld.

Wie van ons die niet de beheersing heeft over het geweld van de woede, maar de ambitie heeft de zinnen te beheersen en controle uit te oefenen, zou niet van aanbidding zijn voor U, wiens visie, Uw blik werpend, nimmer, niet in de geringste mate, is aangedaan door de rusteloze geest naar de kwaliteiten van māyā? (Vedabase)

 

Tekst 20

Voor een persoon met een onzuivere blik lijkt U met Uw bloeddoorlopen ogen iemand te zijn die onder de invloed van māyā beschonken is omdat hij teveel van de honingzoete likeur heeft gedronken. Maar [zo iemand is net zo onzuiver als b.v.] de echtgenotes van die duivel van een slang [Kāliya, zie 10.16] die U niet meer konden aanbidden uit verlegenheid over het feit dat ze sensueel opgewonden raakten door het beroeren van Uw voeten. 

Voor iemand met een oog voor het onware doet U zich voor als hebbende koperrode ogen, alsof U beschonken zou zijn onder de invloed van māyā, met het gedronken hebben van de honingzoete likeur; het was echter niet vanwege hun verlegenheid dat zij die in de echt verbonden zijn met de duivel van de slang niet in staat waren om door te gaan met het beroeren van Uw voeten - dat was omdat hun zinnen van streek waren. (Vedabase)


Tekst 21

Door U, zo zeggen al de wijzen, wordt de wereld in stand gehouden, geschapen en vernietigd, terwijl U Zelf vrij van die drie [basiskwaliteiten] bent. Voor U als de Onbegrensde, zijn de universa die zich bevinden op de honderden en duizenden van Uw kragen, niet zwaarder dan een mosterdzaadje.

Door U, zo zeggen al de wijzen, wordt de wereld in stand gehouden, geschapen en vernietigd, terwijl U Zelve bestaat zonder deze drie; als de Onbegrensde, tilt U niet zwaarder aan de universa, die zich bevinden op de honderden en duizenden van Uw kragen, dan aan een mosterdzaadje. (Vedabase)

 

Tekst 22-23

Uit U kwam de eerste belichaming van de guna's voort: hij die nimmer werd geboren en de machtigste is [Heer Brahmā], het reservoir van alle wijsheid, de kosmische intelligentie die staat voor de totale energie van het universum. Uit hem werd ik [Rudra] geboren die, uitgerust met de drie basiskwaliteiten, vanuit mijn materiėle [ahankāra ego]vermogen de halfgoden, de [vijf] materiėle elementen en de zintuigen gestalte geef. Wij die onder Uw controle staan - de grote persoonlijkheden, ik, de halfgoden, de vijf elementen, de zinnen en de totale energie - zijn aan U gebonden als vogels aan een touw en vormen bij Uw genade allen tezamen deze materiėle wereld.

Uit U, van wie er de meest machtige Heer Brahmā, het begin, de totale energie van de incarnatie van de materiėle kwaliteiten is, werd ik geboren die, uitgerust met het drievoudige, vanuit mijn materiėle vermogen de zaak kon regelen van al de zinnen, het godgelijke en de materiėle elementen. Van U, die grotere werkelijkheid, onder wiens controle alles en wij, de grote persoonlijkheden, staan in een positie als die van een gier die aan een touw vastzit, roepen ik en de verlosten, wij allen, bij Uw genade, de orde uit over de materie en de zinnen in deze materiėle wereld. (Vedabase)


Tekst 24

Een persoon verbijsterd door de kwaliteiten van de schepping weet niet hoe hij moet ontkomen aan zijn gevangenschap in deze begoochelende energie die hem bij iedere gelegenheid verstrikt in karmische bezigheden. Die Allerhoogste Persoon, U in wie alles zijn begin en einde vindt, bied ik mijn respectvolle eerbetuigingen.'

Door de begoochelende energie door U teweeg gebracht, die op ieder gegeven moment de knopen van het karma legt, weet een persoon, verbijsterd door de kwaliteiten van de schepping, niet hoe te ontkomen aan de gevangenschap erin; aan die Allerhoogste [waar wij aldus niet buiten kunnen], aan U in wie alles zijn einde en zijn aanvang vindt, mijn respectvolle eerbetoon.' (Vedabase)

 

*: In sommige van de sātvata-tantras, vind men een beschrijving van de negen varsha's wat betreft de heersende Godheid die in ieder van hen aanbeden wordt: (1) Vāsudeva, (2) Sankarshana, (3) Pradyumna, (4) Aniruddha, (5) Narāyāna, (6) Nrisimha, (7) Hayagrīva, (8) Mahāvarāha, en (9) Brahmā.

 

 

 
 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding is getiteld: 'The Birth of Gangā', en werd geschilderd door:
Khitindra Nāth Mazumdar.
Bron: 'Myths of the Hindus and Buddhists', Ballantine Press, Oct. 1913.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties