regelbalk



 

Canto 4

S'rî S'rî S'ikshâshthaka

 

 

Hoofdstuk 8: Dhruva Vertrekt van Huis naar het Woud

(1) Maitreya zei: 'Geen van hen aangevoerd door Sanaka [de Kumâra's] noch de andere zonen van Brahmâ: Nârada, Ribhu, Hamsa, Aruni en Yati, leidden een bestaan als [getrouwde] huishouders; het waren celibatairen [ûrdhva retasah, die hun zaad naar boven sturen]. (2) O vernietiger van vijanden, Mrishâ, de vrouw [en zuster] van [een andere zoon van Brahmâ met de naam] Adharma [Goddeloosheid] bracht de twee [kinderen] voort die Dambha [Bluf] en Mâyâ [Bedrog] heetten, maar ze werden meegenomen door [een demon die over het zuid-oosten heerste genaamd] Nirriti die kinderloos was. (3) Uit hen twee werden Lobha [Hebzucht] en Nikrita [Listigheid] geboren, o grote ziel. Uit die twee waren er toen Krodha [Woede] en Himsâ [Geweld]. Op hun beurt werden er uit hen [in een incestueuze, goddeloze verbintenis] de twee kinderen Kali en de zus genaamd Durukti [Barse Woorden] geboren. (4) O beste van de waarachtigen, uit Durukti bracht Kali Bhaya [Angst] en Mrityu [Dood] voort en uit de combinatie van die twee werden Yâtanâ [Kwellende Pijn] en Niraya [Hel] verwekt. (5) Ik heb u aldus in het kort uiteengezet wat de oorzaak van de teloorgang is [van het in de hel belanden als gevolg van goddeloosheid]. Degene die deze beschrijving drie keer aanhoort, o zuivere ziel, zal een kuis leven leiden en de besmetting van zijn geest weggewassen zien.

(6) Ik zal nu de dynastie beschrijven die vermaard is om zijn deugdzaam handelen, o beste van de Kuru's. Hij ontstond uit de Manu genaamd Svâyambhuva, die deel uitmaakte van een volkomen aspect van de Persoonlijkheid van God [te weten Brahmâ]. (7) Uttânapâda en Priyavrata, de twee zoons van koningin S'atârûpa en haar echtgenoot, waren er, als delen [van Brahmâ's volkomen deelaspect] van de Allerhoogste Heer Vâsudeva, voor de bescherming en handhaving van de wereld. (8) Van de twee vrouwen van Uttânapâda, Sunîti ['van goed gedrag'] en Suruci ['zij die behagen schept'], was Suruci de echtgenoot dierbaarder dan de andere die een zoon had die Dhruva ['de onverzettelijke'] heette. (9) Toen op een dag de koning de zoon van Suruci genaamd Uttama ['hij die excelleert'] die hij op zijn schoot had gezet, aan het liefkozen was, stond hij afwijzend tegenover Dhruva die ook op zijn schoot probeerde te kruipen. (10) Koningin Suruci die zeer trots was [op de aandacht die ze van de koning kreeg] sprak toen jaloers tot Dhruva, het kind van de bijvrouw dat op zijn schoot probeerde te klimmen, op zo'n manier dat de koning het kon horen. (11) 'Mijn beste kind, je verdient het niet te gaan zitten waar de koning zit omdat, hoewel je geboren werd als een zoon van de koning, je niet uit mijn schoot werd geboren. (12) O kind, je snapt niet dat, omdat je niet de mijne bent maar uit de schoot voortkwam van een andere vrouw, wat je verlangt buiten je bereik ligt. (13) Je kan wel op de troon van de koning plaatsnemen als je dat wilt, maar alleen als je, door boete te doen, de Oorspronkelijke Persoon van God tevreden hebt gesteld en je zo bij Zijn genade hebt verzekerd van een plaatsje in mijn schoot [om te reïncarneren].' 

(14) Maitreya zei: 'Pijnlijk getroffen door de harde woorden van zijn stiefmoeder, ademde hij zo heftig als een slang die met een stok wordt geslagen en met zijn vader zwijgzaam toekijkend, moest hij huilen en liep hij weg naar zijn moeder. (15) Sunîti die van de anderen had gehoord wat er gebeurd was tilde haar hijgende zoon, wiens lippen trilden, op haar schoot en betreurde wat haar mede-echtgenote gezegd had. (16) Haar beheersing verliezend huilde ze vol verdriet met een vuur dat brandde als droge bladeren en daarop terugdenkend aan de dingen die waren gezegd door de andere vrouw, sprak ze door het waas van de tranen die van haar mooie lotusgezicht vielen. (17) Niet wetend hoe ze het gevaar af moest wenden raakte ze buiten adem en zei ze tegen haar zoon: 'Denk niet kwaad over anderen, mijn liefste zoon, want iemand moet zelf lijden onder het ongeluk dat hij anderen toewenst. (18) De waarheid van wat moeder Suruci je heeft gezegd over je geboorte nemen uit de schoot van mij als de onfortuinlijke, en dat je opgroeide met de melk uit mijn borst, is dat de koning zich schaamt. Hij heeft er spijt van dat hij mij als zijn vrouw heeft aanvaard. (19) Wat je stiefmoeder tegen je zei is niet onwaar. Als je net als Uttama op de troon wilt zitten, hou dan, zonder jaloers te zijn, mijn liefste zoon, je enkel bezig met het vereren van de lotusvoeten van Adhokshaja, de Bovenzinnelijke Heer. (20) De Ongeborene [je overgrootvader, Brahmâ] verwierf zonder twijfel zijn verheven positie in het universum en zijn kwalificaties om te scheppen, door Hem te aanbidden die we kennen door Zijn lotusvoeten en die kan worden benaderd door hen die in zelfregulatie het denken onderwierpen. (21) Zo ook vond Manu, je achtenswaardige grootvader, zijn bevrijding en het hemelse en aardse geluk dat zo moeilijk op een andere manier te bereiken is, omdat hij, in aanbidding offers brengend, van een onwankelbare toewijding en een grote liefdadigheid was. (22) Zoek bij Hem, de Zachtmoedige Zorgdrager, mijn lieve jongen, je beschutting, want mensen die bevrijding zoeken volgen de weg van Zijn lotusvoeten. Aanbidt de Hoogste Persoonlijkheid door je Zijn beeld voor de geest te halen, nergens anders aan te denken en trouw te blijven aan je eigenlijke plichtsvervulling met Hem. (23) Ik zou niemand anders weten die je leed zou kunnen wegnemen dan de Heer met de lotusogen. Zelfs de Godin van het Geluk die door anderen wordt aanbeden, mijn liefste jongen, is altijd op zoek naar Hem met een lotusbloem in haar hand.'

(24) Maitreya zei: 'Toen hij aldus de bezielende woorden van de moeder had vernomen verliet hij, gewetensvol zichzelf in bedwang houdend, het huis van zijn vader. (25) Nârada die erover vernam en begreep waar hij op uit was, was verrast en, met de hand die alle zonde kon verdrijven zijn hoofd beroerend, riep hij uit: (26) 'O die macht van de heersers! Niet in staat om ook maar enige inbreuk op hun prestige te verdragen, heeft hij hier die nog maar een kind is, zich de onaangename woorden aangetrokken die van zijn stiefmoeder afkomstig zijn.' (27) Nârada zei toen: 'Waarom, mijn beste jongen, voel jij, als een kind dat normaal gek is op sport en spel, je beledigd als je niet gerespecteerd wordt? (28) Ook al zie je het niet anders [dan vanuit je eer], waarom anders dan dat ze begoocheld zijn zouden de mensen ontevreden zijn in deze wereld waarin men vanwege zijn karma gescheiden is van elkaar? (29) Wees daarom tevreden [met het je afkeren van illusie], mijn beste. Wat het lot een persoon ook mag brengen, wordt door een intelligent iemand herkend als een pad leidend naar het Allerhoogste. (30) Maar de yoga die je moeder je zei te doen om jezelf tot Zijn genade te verheffen, is volgens mij moeilijk op te brengen voor iemand als jij. (31) Zelfs wijzen vele levens op het pad van onthechting, gebeurt het dat ze er niet achter komen waar ze naar op zoek zijn in de verzonkenheid van hun gestrenge yogapraktijk. (32) Geef daarom je volharding op, je bereikt er niets mee. Bewaar die maar voor later, dan zal je nog voldoende kansen krijgen. (33) Iedere belichaamde ziel die vrede heeft met welk geluk of ongeluk ook hem door het lot toebedeeld, kan voorbij het duister reiken. (34) Over dat wat [of iemand die] beter is moet men verheugd zijn, voor dat wat [of iemand die] van een mindere kwaliteit is moet men mededogen koesteren en voor dat wat [of iemand die] gelijkwaardig is moet men vriendelijk zijn. Aldus geen verlangens koesterend raak je door beproevingen niet van slag.'

(35) Dhruva zei: 'Deze evenwichtigheid van geest waar u het over heeft, o Heer, is [een kwaliteit] van mensen vol van genade voor hen die met hun geluk en verdriet het spoor van de ziel bijster zijn, maar voor personen als wij is het heel lastig het te zien zoals u. (36) Omdat ik geboren werd als een bestuurder kan ik niet zo verdraagzaam zijn. Pijnlijk getroffen door de harde woorden van moeder Suruci kan ik niet zo genadig zijn [als u]. (37) Zeg me alstublieft wat een eerlijke manier is om mijn verlangen naar een superieure positie in de drie werelden te bevredigen, o brahmaan. Hoe verwerf ik nu een positie die zelfs niet te bereiken was voor anderen als mijn vader, grootvader en voorvaderen? (38) U als een waardige nakomeling van Heer Brahmâ trekt met het bespelen van de vînâ, net als de zon rond door de hele wereld ter wille van haar welzijn.'

(39) Maitreya zei: 'Nârada was zeer verheugd toen hij hoorde wat Dhruva zei en vol mededogen gaf hij toen antwoord om de jongen van advies te dienen. (40) Nârada zei hem: 'Dat pad waar je moeder het over had van volledig op Hem geconcentreerd dienst verlenen aan de Allerhoogste Heer Vâsudeva, vormt de hoogste levensbestemming. (41) Voor degene die de hoogste zaligheid van het zelf zoekt middels wat bekend staat als dharma, artha, kâma en moksha [de burgerdeugden van religieuze rechtschapenheid, economische activiteit, de regulatie van de zinsbevrediging en de bevrijding], vormt de aanbidding van de lotusvoeten van de Heer het enige motief. (42) Begeef je voor dat doel, mijn beste jongen, met mijn zegen naar de oever van de Yamunâ en wees gezuiverd door de heiligheid van het Madhuvanawoud waar de Heer altijd aanwezig is. (43) Als je een bad genomen hebt in die rivier [ook wel] de Kâlindî genaamd [naar de naam van de berg waar de Yamunâ ontspringt] - hetgeen drie maal daags op de juiste wijze gedaan iets zeer gunstigs is - moet je plaatsnemen op een daarvoor geschikt gemaakte zitplaats. (44) Middels de drie soorten van adembeheersing [van prânâyâma: het beheersen van de ingaande, de uitgaande en de uitgebalanceerde adem] moet je, stap voor stap de onzuiverheden van je denken opgevend en je levensadem en de zinnen onder controle krijgend, met een onverstoorde geest mediteren op de Allerhoogste Geestelijk Leraar. (45) Altijd bereid Zijn genade te tonen, is Hij met Zijn aangename mond, Zijn manier van kijken, Zijn rechte neus, gewelfde wenkbrauwen en intelligente voorhoofd, de schoonheid van de halfgoden. (46) Jeugdig, aantrekkelijk in al Zijn leden en met lippen en ogen zo rood als de rijzende zon, is Hij de toevlucht van de overgegeven zielen, de kracht van de mens en een oceaan van genade. (47) Gekenmerkt door de S'rîvatsa [een paar witte haren op Zijn borst] en van een diepe blauw[grijze] kleur, is Hij de Oorspronkelijke Persoonlijkheid omhangen met bloemen, die de schelphoorn, de knots, de werpschijf en de lotusbloem in Zijn vier handen laat zien. (48) Bij Zijn kleding van gele zijde draagt Hij een helm, oorhangers van paarlemoer, een halsketting, armbanden en het Kausthubajuweel. (49) Aangenaam voor zowel het oog als de geest, heeft Hij kleine gouden belletjes om Zijn middel en enkels en is Hij van een superieure kalmte, vrede en rust. (50) Staand op de werveling van de lotus van hun harten, neemt Hij de geesten in beslag van hen die Zijn lotusvoeten aanbidden bij het licht van de glinstering van Zijn teennagels. (51)  Zo moet je regelmatig je het glimlachen van de Heer voor de geest halen die zo vol van genegenheid is voor de toegewijden en aldus geheel aandachtig je geest laten mediteren op de grootste van alle weldoeners. (52) Als je aldus mediteert op de zeer gunstige gedaante van de Opperheer, zal je geest, bovenzinnelijk verrijkt, zeer spoedig bevrijd raken van alle materiële invloeden en nimmer afdwalen.

(53) Alsjeblieft, verneem van mij nu de zeer vertrouwelijke mantra, o prins, waarop mediterend een persoon in zeven dagen kan zien wat zich in de ether beweegt [planeten, hemelwezens, gedachten]. (54) 'Om namo bhagavate vâsudevâya' [alle eer aan de Allerhoogste Heer Vâsudeva]. Met deze mantra [genaamd de dvâdas'âkshara-mantra] moet hij die wijs is en bekend met de verdelingen van plaats en tijd [des'a-kâla-vibhâgavit], respect oefenen voor de fysieke verschijning van de Heer, zoals het hoort met de verschillende hulpmiddelen. (55) Je moet van aanbidding zijn met zuiver water, slingers van bloemen uit de natuur, wortels, verschillende vruchten en groenten, vers gras, knoppen, schors en met het offeren van tulsîblaadjes die de Heer, je meester, zeer dierbaar zijn. (56) Je kan [in je eentje in het bos] ermee beginnen je een beeltenis te verschaffen - en te vereren - die gemaakt is van stoffelijke elementen als aarde en water [klei] en daarbij, als een wijze, van volledige zelfbeheersing zijn door in vrede je spraak onder controle te houden en karig te eten van wat het woud ook maar te bieden heeft. (57) Mediteer daarbij op de ondoorgrondelijke activiteiten van de Allerhoogste Heer van de Wijsheid in de gedaante van een avatâra, die Hij aan de dag legt om Zijn opperste wil en vermogens uit te oefenen. (58) In dienst van de Allerhoogste Heer moet je Hem in je hart aanbidden met de mantra's die Zijn belichaming vormen. Doe dat op de voorgeschreven manier met de toegewijde dienst van de leraren uit het verleden. (59-60) Als de Opperheer aldus, met de dienst  verleend door je lichaam, geest en woorden is aanbeden overeenkomstig de regulerende beginselen van de bhakti, zal Hij de devotie van jou als oprechte en serieuze toegewijde versterken. Hij zal je belonen met dat wat je als een gebonden ziel met betrekking tot het geestelijk leven en alles wat erbij hoort verlangt [voor de vervulling van de zogenaamde purushârtha's]. (61) Vrij van gehechtheid aan zinnelijke zaken serieus werk makend van het je verenigen in toewijding tot Hem, moet je altijd vol van liefde, rechtstreeks van aanbidding zijn ter wille van de bevrijding [van jezelf en die van anderen].'

(62) Aldus door Nârada toegesproken, omliep de zoon van de koning hem met het brengen van zijn eerbetuigingen en ging hij naar het Madhuvanawoud dat, vol met de voetsporen van de lotusvoeten van de Heer, de voor hem geschikte plaats was. (63) Nadat Dhruva het bos was ingegaan om boete te doen, dacht de wijze er goed aan te doen de koning te bezoeken in zijn paleis. Respectvol verwelkomd en daar comfortabel gezeten, richtte hij zich tot hem. (64) Nârada zei: 'Beste Koning, u heeft uw gezicht in de rimpels, waar zit u zo diep over te peinzen? Bent u het spoor bijster met de zinsbevrediging, de religie of de economie?'

(65) De koning antwoordde: 'O brahmaan, ik heb mijn zoon, mijn lieve jongen, die nog maar vijf jaar oud is en feitelijk een grote persoonlijkheid en toegewijde is, al te gehecht zijnde aan mijn vrouw en te hardvochtig, samen met zijn moeder van hier verdreven. (66) Ik maak me er zorgen over of de hulpeloze jongen met zijn gezicht als een lotus, zonder dat hij beschermd wordt in het woud, o brahmaan, niet aan het verhongeren is of vermoeid is gaan liggen en door de wolven is verslonden. (67) Och, hoe wreed was ik, overwonnen zijnde door een vrouw. Hoe enorm hardvochtig was het van me hem genegenheid te weigeren toen hij uit liefde op mijn schoot probeerde te klimmen.'

(68) Nârada zei: 'Wees niet, zeg ik u, wees niet bedroefd over uw zoon. Hij geniet de bescherming van de Heer, o meester van de mensen. U kent zijn glorie nog niet, die zal zich over de hele wereld verspreiden. (69) De jongen is een meester. Als hij voor elkaar heeft gekregen wat zelfs onmogelijk is voor de grootste persoonlijkheden ter wereld, zal hij, ten gunste van uw reputatie, linea recta naar u terugkeren, beste Koning.'

(70) Maitreya Muni zei: 'Toen de koning gehoord had wat Nârada hem zei, begon hij over zijn zoon na te denken en verwaarloosde hij zijn welvarende koninkrijk. (71) Ondertussen werd na het nemen van een bad en een nacht vasten de Oorspronkelijke Persoonlijkheid [door Dhruva], met een volmaakte aandacht aanbeden op de manier die Nârada hem had aangeraden. (72) De eerste maand dat hij de Heer aanbad at hij na iedere derde nacht, voor het hoogst noodzakelijke onderhoud van zijn lichaam, enkel vruchten en bessen in de ochtend. (73) De volgende maand ging de jongen door met zijn respect voor de Almachtige door iedere zesde dag voedsel tot zich te nemen dat bestond uit verdroogde grassen en bladeren. (74) De derde maand bracht hij, volledig verzonken in zijn respect voor de Heer van de Wijsheid, Uttamas'loka, door met het iedere negende dag enkel drinken van water. (75) De vierde maand zo verdergaand at hij, met het beheersen van zijn adem terwijl hij mediteerde in het aanbidden van de Heer, iedere twaalfde dag enkel nog lucht. (76) Met de vijfde maand zijn adem geheel beheersend stond de zoon van de koning, mediterend op de Schepper, bewegingloos als een pilaar op één been. (77) Met zijn geest volledig onder controle zich concentrerend, mediteerde hij met niets anders in gedachten dan de gedaante van de Opperheer, van Hem in zijn hart die de rustplaats is van de zinnen en hun voorwerpen. (78) Toen hij zijn aandacht gefixeerd hield op de grondslag, de kosmische intelligentie van de werkelijkheid, de Heer en Meester van de primaire ether [pradhâna] en de persoon, de Allerhoogste Geest, begonnen de drie werelden te beven. (79) Daar staand op zijn ene been, drukte het kind van de koning, met de ene helft [van zijn lichaam] zijn grote teen gekromd in de aarde, precies zoals de koning van de olifanten dat doet als hij als een boot links en rechts balanceert voor iedere stap. (80) Omdat hij in de volle concentratie van zijn mediteren op het geheel van de universele gedaante, zijn ademhaling had gestopt en alle lichaamsopeningen had afgesloten, verstikte hij, aldus de levensadem inperkend, al de werelden. Om die reden zochten toen spoedig de grote zielen van overal hun toevlucht bij de Heer.

(81) De goddelijken zeiden: 'O Allerhoogste Heer, we snappen het niet, de gang van de universele adem is geblokkeerd! Daarom, o vergaarbekken van de goedheid zo vol van genade voor de behoeftigen, zoeken we allen onze toevlucht bij U om van deze calamiteit te worden bevrijd.'

(82) De Allerhoogste Heer antwoordde: 'Vrees niet, dit verstikken van jullie levensadem vindt plaats vanwege de zoon van Koning Uttânapâda die diep is verzonken in gedachten over Mij. Ik zal de jongen die zo krachtig is in zijn vastbeslotenheid tot boete, vragen hiermee te stoppen. Keert u alstublieft weer terug naar uw woonplaatsen.' 

 

next                         

 
Derde herziene editie, geladen 3 augustus 2017.  

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Maitreya zei: 'Geen van hen aangevoerd door Sanaka [de Kumâra's] noch de andere zonen van Brahmâ: Nârada, Ribhu, Hamsa, Aruni en Yati, leidden een bestaan als [getrouwde] huishouders; het waren celibatairen [ûrdhva retasah, die hun zaad naar boven sturen].
Maitreya zei: 'Geen van hen aangevoerd door Sanaka of de andere zonen van Brahmâ Nârada, Ribhu, Hamsa, Aruni en Yati, bleven thuis; ze leidden voorzeker een celibatair bestaan [ûrdhva retasah, hun zaad opwaarts zendend]. (Vedabase)

 

Tekst 2

O vernietiger van vijanden, Mrishâ, de vrouw [en zuster] van [een andere zoon van Brahmâ met de naam] Adharma [Goddeloosheid] bracht de twee [kinderen] voort die Dambha [Bluf] en Mâyâ [Bedrog] heetten, maar ze werden meegenomen door [een demon die over het zuid-oosten heerste genaamd] Nirriti die kinderloos was.

O vernietiger der vijanden, Mrishâ, de vrouw [en zuster] van [een andere zoon van Brahmâ met de naam] Goddeloosheid bracht de twee [zoons] voort die Bluf en Bedrog heetten, maar ze werden meegevoerd door [een demon genaamd] Nirriti die kinderloos was. (Vedabase)

 

Tekst 3

Uit hen twee werden Lobha [Hebzucht] en Nikrita [Listigheid] geboren, o grote ziel. Uit die twee waren er toen Krodha [Woede] en Himsâ [Geweld]. Op hun beurt werden er uit hen [in een incestueuze, goddeloze verbintenis] de twee kinderen Kali en de zus genaamd Durukti [Barse Woorden] geboren.

Uit hen twee werden Hebzucht en Listigheid geboren en, o grote ziel, uit die twee waren er Woede en Wandaad. Op hun beurt waren er van hen beide Kali en de zus genaamd Barse Woorden. (Vedabase)

  

Tekst 4

O beste van de waarachtigen, uit Durukti bracht Kali Bhaya [Angst] en Mrityu [Dood] voort en uit de combinatie van die twee werden Yâtanâ [Kwellende Pijn] en Niraya [Hel] verwekt

O beste der waarachtigen, uit Barse Woorden bracht Kali de Angst voort en de Dood en van de combinatie van die twee werden Kwellende Pijn zowel als de Hel verwekt. (Vedabase)

 

Tekst 5

Ik heb u aldus in het kort uiteengezet wat de oorzaak van de teloorgang is [van het in de hel belanden als gevolg van goddeloosheid]. Degene die deze beschrijving drie keer aanhoort, o zuivere ziel, zal een kuis leven leiden en de besmetting van zijn geest weggewassen zien.

In het kort heb ik u aldus uiteengezet wat de oorzaak der verslagenheid is; de besmetting van uw ziel zal worden weggewassen als u, als een kuis iemand, drie maal deze beschrijving hoort, o zuivere. (Vedabase)

 

Tekst 6

Ik zal nu de dynastie beschrijven die vermaard is om zijn deugdzaam handelen, o beste van de Kuru's. Hij ontstond uit de Manu genaamd Svâyambhuva, die deel uitmaakte van een volkomen aspect van de Persoonlijkheid van God [te weten Brahmâ].

Vervolgens, zal ik nu de dynastie beschrijven vermaard om zijn deugdzaam handelen, o beste der Kuru's, die ontstond uit de Manu genaamd Svâyambhuva, die een deel was van een volkomen aspect [te weten Brahmâ] van de Persoonlijkheid van God. (Vedabase)

Tekst 7

Uttânapâda en Priyavrata, de twee zoons van koningin S'atârûpa en haar echtgenoot, waren er, als delen [van Brahmâ's volkomen deelaspect] van de Allerhoogste Heer Vâsudeva, voor de bescherming en handhaving van de wereld.

Uttânapâda en Priyavrata, de twee zoons van koningin S'atârûpa en haar echtgenoot, waren, deel uitmakend van een volkomen deelaspect [Brahmâ] van de Allerhoogste Heer Vâsudeva, er voor de bescherming en handhaving van de wereld. (Vedabase)

 

Tekst 8

Van de twee vrouwen van Uttânapâda, Sunîti ['van goed gedrag'] en Suruci ['zij die behagen schept'], was Suruci de echtgenoot dierbaarder dan de andere die een zoon had die Dhruva ['de onverzettelijke'] heette.

Van de twee vrouwen van Uttânapâda, Sunîti ['van goed gedrag'] en Suruci ['zij die behagen schept'], was Suruci de echtgenoot veel dierbaarder dan de andere die een zoon had die Dhruva ['de onverzettelijke'] heette. (Vedabase)

 

Tekst 9

Toen op een dag de koning de zoon van Suruci genaamd Uttama ['hij die excelleert'] die hij op zijn schoot had gezet, aan het liefkozen was, stond hij afwijzend tegenover Dhruva die ook op zijn schoot probeerde te kruipen.

Toen eens de koning de zoon van Suruci genaamd Uttama ['hij die excelleert'], die hij op zijn schoot had gezet, aan het liefkozen was, toonde hij zich niet ontvankelijk voor Dhruva die ook op zijn schoot probeerde te kruipen. (Vedabase)

 

Tekst 10

Koningin Suruci die zeer trots was [op de aandacht die ze van de koning kreeg] sprak toen jaloers tot Dhruva, het kind van de bijvrouw dat op zijn schoot probeerde te klimmen, op zo'n manier dat de koning het kon horen.

Koningin Suruci die, al te trots, jaloers was, deed het kind van de bij-vrouw, Dhruva, die op hem probeerde te klimmen, naar haar luisteren, zo sprekend dat de koning het kon horen. (Vedabase)

 

Tekst 11

'Mijn beste kind, je verdient het niet te gaan zitten waar de koning zit omdat, hoewel je geboren werd als een zoon van de koning, je niet uit mijn schoot werd geboren.

'Mijn beste kind, je verdient het niet te gaan zitten waar de koning zit, die plaats behoort mij toe omdat, hoewel je werd geboren als een zoon van de koning, je niet uit mijn schoot werd geboren.  (Vedabase)

 

Tekst 12

O kind, je snapt niet dat, omdat je niet de mijne bent maar uit de schoot voortkwam van een andere vrouw, wat je verlangt buiten je bereik ligt.

O kind, probeer voor jezelf te begrijpen dat, omdat je niet de mijne bent maar uit de buik komt van een andere vrouw, dat wat je verlangt buiten je bereikt ligt. (Vedabase)

 

Tekst 13

Je kan wel op de troon van de koning plaatsnemen als je dat wilt, maar alleen als je, door boete te doen, de Oorspronkelijke Persoon van God tevreden hebt gesteld en je zo bij Zijn genade hebt verzekerd van een plaatsje in mijn schoot [om te reïncarneren].' 

Je kan jezelf op de troon van de koning plaatsen als je dat zo wenst, maar dat kan alleen maar als je, door boete te doen, de persoon van God tevreden hebt gesteld en jezelf hebt verzekert van een plaatsje in mijn schoot.' (Vedabase)

 

Tekst 14

Maitreya zei: 'Pijnlijk getroffen door de harde woorden van zijn stiefmoeder, ademde hij zo heftig als een slang die met een stok wordt geslagen en met zijn vader zwijgzaam toekijkend, moest hij huilen en liep hij weg naar zijn moeder.

Maitreya zei: 'Pijnlijk getroffen door de harde woorden van zijn stiefmoeder, brieste hij van woede, als een slang met een stok geslagen, en toen hij zag hoe zijn vader zwijgzaam toekeek, begon hij te huilen en ging hij weg naar waar zijn moeder zich ophield. (Vedabase)

 

Tekst 15

Sunîti die van de anderen had gehoord wat er gebeurd was tilde haar hijgende zoon, wiens lippen trilden, op haar schoot en betreurde wat haar mede-echtgenote gezegd had.

Van de anderen gehoord hebbend wat er was gebeurd tilde Sunîti haar briesende zoon, van wie de lippen trilden, op haar schoot en treurde ze over wat was gezegd door haar mede-echtgenote.  (Vedabase)

 

Tekst 16

Haar beheersing verliezend huilde ze vol verdriet met een vuur dat brandde als droge bladeren en daarop terugdenkend aan de dingen die waren gezegd door de andere vrouw, sprak ze door het waas van de tranen die van haar mooie lotusgezicht vielen.

Haar beheersing verliezend weeklaagde ze met een vuur van treurnis dat brandde als droge bladeren, toen ze terugdacht aan de dingen gezegd door de andere vrouw, en sprak ze door het waas van de tranen die van haar mooie lotusgezicht vielen. (Vedabase)
 
Tekst 17

Niet wetend hoe ze het gevaar af moest wenden raakte ze buiten adem en zei ze tegen haar zoon: 'Denk niet kwaad over anderen, mijn liefste zoon, want iemand moet zelf lijden onder het ongeluk dat hij anderen toewenst.

Kort van adem zag de dame niet hoe ze het gevaar af moest wenden en zei ze tegen haar zoon: 'Wens anderen niet ook maar iets ongunstigs toe, mijn liefste zoon, een persoon zal zelf moeten lijden onder het kwaad dat hij anderen toewenst. (Vedabase)

 

Tekst 18

De waarheid van wat moeder Suruci je heeft gezegd over je geboorte nemen uit de schoot van mij als de onfortuinlijke, en dat je opgroeide met de melk uit mijn borst, is dat de koning zich schaamt. Hij heeft er spijt van dat hij mij als zijn vrouw heeft aanvaard.

De waarheid van wat moeder Suruci je heeft gezegd over dat je uit de buik van mij, de onfortuinlijke, geboren bent en dat je opgegroeid bent met de melk uit die borst, is dat de koning zich is gaan schamen of in andere woorden, dat hij er spijt van heeft mij als zijn vrouw te hebben aanvaard. (Vedabase)

 

Tekst 19

Wat je stiefmoeder tegen je zei is niet onwaar. Als je net als Uttama op de troon wilt zitten, hou dan, zonder jaloers te zijn, mijn liefste zoon, je enkel bezig met het vereren van de lotusvoeten van Adhokshaja, de Bovenzinnelijke Heer.

Als je er naar verlangt op de troon te zitten zoals Uttama dat doet, hou je dan enkel bezig met het aanbidden van de lotusvoeten van Adhokshaja, de Bovenzinnelijke Heer, mijn liefste zoon, zonder jaloers te zijn, daar alles wat je stiefmoeder je gezegd heeft getrouw de feiten is.  (Vedabase)

 

Tekst 20

De Ongeborene [je overgrootvader, Brahmâ] verwierf zonder twijfel zijn verheven positie in het universum en zijn kwalificaties om te scheppen, door Hem te aanbidden die we kennen door Zijn lotusvoeten en die kan worden benaderd door hen die in zelfregulatie het denken onderwierpen.

De Ongeborene [je overgrootvader, Brahmâ] verwierf zonder twijfel zijn verheven positie in het universum met de geschiktheid te scheppen, door het aanbidden van de Ene van wie we de lotusvoeten kennen en die kan worden benaderd door degenen die in zelfregulatie het denken overwonnen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Zo ook vond Manu, je achtenswaardige grootvader, zijn bevrijding en het hemelse en aardse geluk dat zo moeilijk op een andere manier te bereiken is, omdat hij, in aanbidding offers brengend, van een onwankelbare toewijding en een grote liefdadigheid was.

Zo ook vond de Manu, je achtenswaardige grootvader, daarnaar zijn bevrijding; hij die in aanbidding met een onwankelbare toewijding en met grote liefdadigheid in het brengen van offers het goddelijke bereikte in het aardse geluk dat moeilijk op een andere manier te bereiken is. (Vedabase)

Tekst 22

Zoek bij Hem, de Zachtmoedige Zorgdrager, mijn lieve jongen, je beschutting, want mensen die bevrijding zoeken volgen de weg van Zijn lotusvoeten. Aanbidt de Hoogste Persoonlijkheid door je Zijn beeld voor de geest te halen, nergens anders aan te denken en trouw te blijven aan je eigenlijke plichtsvervulling met Hem.

Zoek jij ook bij Hem, de Zachtmoedige die zorg draagt, mijn lieve jongen, je toevlucht, zoals alle mensen die bevrijd willen raken de weg van de lotusvoeten moeten zien te vinden; houdt vastberaden, vanuit je eigen oorspronkelijke aard, je geest gevestigd op het toegewijd dienen van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God. (Vedabase)


Tekst 23

Ik zou niemand anders weten die je leed zou kunnen wegnemen dan de Heer met de lotusogen. Zelfs de Godin van het Geluk die door anderen wordt aanbeden, mijn liefste jongen, is altijd op zoek naar Hem met een lotusbloem in haar hand.'

Uitkijkend naar anderen die je moeilijkheden zouden kunnen wegnemen weet ik niemand anders waarop je je zou kunnen richten behalve Hem, Hij met de lotusogen, mijn liefste, die, van al de anderen, degene is die gezocht wordt door de Godin van het Geluk, met een lotusbloem in haar hand, zelve.' (Vedabase)


Tekst 24

Maitreya zei: 'Toen hij aldus de bezielende woorden van de moeder had vernomen verliet hij, gewetensvol zichzelf in bedwang houdend, het huis van zijn vader.

Maitreya zei: 'Na zich de bezielende woorden van de moeder ter harte te hebben genomen verliet hij, zichzelf bedachtzaam beheersend, het huis van zijn vader. (Vedabase)

 

Tekst 25

Nârada die erover vernam en begreep waar hij op uit was, was verrast en, met de hand die alle zonde kon verdrijven zijn hoofd beroerend, riep hij uit:

Nârada die erover vernam en wist wat hij van plan was te gaan doen, was verrast en met de hand, die alle zonde kon verdrijven, zijn hoofd beroerend, riep hij uit: (Vedabase)

 

Tekst 26

'Oh die macht van de heersers! Niet in staat om ook maar enige inbreuk op hun prestige te verdragen, heeft hij hier die nog maar een kind is, zich de onaangename woorden aangetrokken die van zijn stiefmoeder afkomstig zijn.'

'Oh die macht van de heersers! Niet in staat ook maar enige inbreuk op hun prestige te verdragen, heeft deze hier die nog maar een kind is, zich de onaangename woorden die van zijn stiefmoeder afkomstig zijn aangetrokken.' (Vedabase)

 

Tekst 27

Nârada zei toen: 'Waarom, mijn beste jongen, voel jij, als een kind dat normaal gek is op sport en spel, je beledigd als je niet gerespecteerd wordt?

Nârada zei toen: 'Waarom is het zo, mijn beste jongen, dat met jou, momenteel geen respect vindend beledigd als je bent, ik niets zie van de gehechtheid aan sport en spel normaal voor jongens als jij? (Vedabase)?

 

Tekst 28

Ook al zie je het niet anders [dan vanuit je eer], waarom anders dan dat ze begoocheld zijn zouden de mensen ontevreden zijn in deze wereld waarin men vanwege zijn karma gescheiden is van elkaar?

Ook al zie je geen andere mogelijkheid, welke redenen, anders dan het begoocheld zijn, zouden er voor de mensen bestaan om ontevreden te zijn in deze wereld waarin men door zijn karma gescheiden is van elkaar? (Vedabase)

 

Tekst 29

Wees daarom tevreden [met het je afkeren van illusie], mijn beste. Wat het lot een persoon ook mag brengen, wordt door een intelligent iemand herkend als een pad leidend naar het Allerhoogste.

Daarom zou je tevreden moeten zijn, mijn beste; wat het ook moge zijn waartoe het lot een persoon voorbestemt, het wordt door een intelligente persoon gezien als een weg naar het Allerhoogste. (Vedabase)

 

Tekst 30

Maar de yoga die je moeder je zei te doen om jezelf tot Zijn genade te verheffen, is volgens mij moeilijk op te brengen voor iemand als jij.

Is het daarom niet zo, zoals ik er van overtuigd ben, dat de yoga die je moeder je zei te doen om jezelf tot Zijn genade te verheffen, te moeilijk is voor iemand als jij? (Vedabase)

 

Tekst 31

Zelfs wijzen vele levens op het pad van onthechting, gebeurt het dat ze er niet achter komen waar ze naar op zoek zijn in de verzonkenheid van hun gestrenge yogapraktijk.

De grootste wijzen die zich vele levens lang op het pad der onthechting bevonden, konden er niet achter komen waar ze naar op zoek waren, ondanks dat ze zich bezighielden met de zwaarste ontzeggingen. (Vedabase)

 

Tekst 32

Geef daarom je volharding op, je bereikt er niets mee. Bewaar die maar voor later, dan zal je nog voldoende kansen krijgen.

Zo, nu dan, hou op met dit besluit van je, daar bereik je niets mee. Bewaar dat maar voor de toekomst, je zal zien dat er zich dan voor jezelf ruim voldoende mogelijkheden voordoen.  (Vedabase)

 

Tekst 33

Iedere belichaamde ziel die vrede heeft met welk geluk of ongeluk ook hem door het lot toebedeeld, kan voorbij het duister reiken.

Een ieder die tevreden is met welk geluk of ongeluk ook dat hem door het lot wordt toebedeeld, kan met zijn belichaamde ziel gene zijde van het duister bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 34

Over dat wat [of iemand die] beter is moet men verheugd zijn, voor dat wat [of iemand die] van een mindere kwaliteit is moet men mededogen koesteren en voor dat wat [of iemand die] gelijkwaardig is moet men vriendelijk zijn. Aldus geen verlangens koesterend raak je door beproevingen niet van slag.'

Over dat wat beter is moet men verheugd zijn, voor dat wat van een mindere kwaliteit is moet men meedogen koesteren en voor dat wat gelijk is moet men vriendelijk zijn; er aldus geen begeerten op na houdend raakt men door beproevingen nooit van slag.' (Vedabase)

 

Tekst 35

Dhruva zei: 'Deze evenwichtigheid van geest waar u het over heeft, o Heer, is [een kwaliteit] van mensen vol van genade voor hen die met hun geluk en verdriet het spoor van de ziel bijster zijn, maar voor personen als wij is het heel lastig het te zien zoals u.

Dhruva zei: 'Deze evenwichtigheid van geest waar u het over heeft, o Heer, is van hen die vol van genade zijn voor diegenen die zijn aangedaan, maar voor personen als wij is het zeer lastig het te zien zoals u het ziet. (Vedabase)

 

Tekst 36

Omdat ik geboren werd als een bestuurder kan ik niet zo verdraagzaam zijn. Pijnlijk getroffen door de harde woorden van moeder Suruci kan ik niet zo genadig zijn [als u].

Omdat ik mijn geboorte nam als een bestuurder is het zo dat ik niet zo verdraagzaam ben; pijnlijk getroffen door de harde woorden van moeder Suruci kan ik mijn hart er niet bijhouden [bij wat u zei]. (Vedabase)

 

Tekst 37

Zeg me alstublieft wat een eerlijke manier is om mijn verlangen naar een superieure positie in de drie werelden te bevredigen, o brahmaan. Hoe verwerf ik nu een positie die zelfs niet te bereiken was voor anderen als mijn vader, grootvader en voorvaderen?

Vertel me alstublieft wat een eerlijke manier is om mijn verlangen te vervullen naar zo een verheven positie over de drie werelden, o brahmaan, als zelfs niet door anderen als mijn vader, grootvader en voorvaderen was te verkrijgen. (Vedabase)

 

Tekst 38

U als een waardige nakomeling van Heer Brahmâ trekt met het bespelen van de vînâ, net als de zon rond door de hele wereld ter wille van haar welzijn.'

Weledele, uit Brahmâ als een waar deel geboren trekt u, de vîna bespelend, gelijk de zon rond over de hele wereld ter wille van haar welzijn.' (Vedabase)

 

Tekst 39

Maitreya zei: 'Nârada was zeer verheugd toen hij hoorde wat Dhruva zei en vol mededogen gaf hij toen antwoord om de jongen van advies te dienen.

Maitreya zei: 'Zo horend wat hij hem had gezegd, was Nârada zeer verheugd, waarop hij vol mededogen antwoord gaf om de jongen van advies te dienen. (Vedabase)
 

Tekst 40

Nârada zei hem: 'Dat pad waar je moeder het over had van volledig op Hem geconcentreerd dienst verlenen aan de Allerhoogste Heer Vâsudeva, vormt de hoogste levensbestemming.

Nârada zei hem: 'Dat pad waar je moeder het over had is zeer zeker je eindbestemming; verleen de Allerhoogste Heer Vâsudeva dienst door Hem volledig in je denken op te nemen. (Vedabase)

 

Tekst 41

Voor degene die de hoogste zaligheid van het zelf zoekt middels wat bekend staat als dharma, artha, kâma en moksha [de burgerdeugden van religieuze rechtschapenheid, economische activiteit, de regulatie van de zinsbevrediging en de bevrijding], vormt de aanbidding van de lotusvoeten van de Heer het enige motief.

Iemand die uit naam van plicht, deugd, bevrediging en bevrijding het doel van het leven van de ziel nastreeft, moet wat dat betreft enkel en alleen maar eropuit zijn Zijn voeten te dienen.  (Vedabase)


Tekst 42

Begeef je voor dat doel, mijn beste jongen, met mijn zegen naar de oever van de Yamunâ en wees gezuiverd door de heiligheid van het Madhuvanawoud waar de Heer altijd aanwezig is.

Begeef je daartoe, met mijn zegen mijn beste, naar de oever van de Yamunâ en wees gezuiverd door de heiligheid van het Madhuvana-woud waar de Heer steeds aanwezig is. (Vedabase)

 

Tekst 43

Als je een bad genomen hebt in die rivier [ook wel] de Kâlindî genaamd [naar de naam van de berg waar de Yamunâ ontspringt] - hetgeen drie maal daags op de juiste wijze gedaan iets zeer gunstigs is - moet je plaatsnemen op een daarvoor geschikt gemaakte zitplaats.

Als je een bad genomen hebt in die rivier daar, de Kâlindî [de Yamunâ naar de naam van de berg waar ze ontspringt], drie maal daags, hetgeen op de juiste wijze gedaan zeer gunstig is, moet je gaan neerzitten op een daartoe geschikt gemaakte zitplaats. (Vedabase)
 

Tekst 44

Middels de drie soorten van adembeheersing [van prânâyâma: het beheersen van de ingaande, de uitgaande en de uitgebalanceerde adem] moet je, stap voor stap de onzuiverheden van je denken opgevend en je levensadem en de zinnen onder controle krijgend, met een onverstoorde geest mediteren op de Allerhoogste Geestelijk Leraar.

Middels het drievoudige van de adembeheersing [prânâyâma: het beheersen van de in-, de uitgaande en de uitgebalanceerde adem] geleidelijk opgeven van de onzuiverheden van het denken in relatie tot de levensadem en de zinnen, moet men met een onverstoorde geest mediteren op de Allerhoogste Geestelijk Leraar. (Vedabase)

 

Tekst 45

Altijd bereid Zijn genade te tonen, is Hij met Zijn aangename mond, Zijn manier van kijken, Zijn rechte neus, gewelfde wenkbrauwen en intelligente voorhoofd, de schoonheid van de halfgoden.

Altijd bereid tot de genade, met Zijn aangename mond en Zijn manier van kijken, Zijn rechte neus, hoge wenkbrauwen en intelligente voorhoofd, is Hij de schoonheid van de halfgoden.  (Vedabase)

 

Tekst 46

Jeugdig, aantrekkelijk in al Zijn leden en met lippen en ogen zo rood als de rijzende zon, is Hij de toevlucht van de overgegeven zielen, de kracht van de mens en een oceaan van genade.

Jeugdig, aantrekkelijk in al Zijn leden en met lippen zo rood als de rijzende zon, is Hij de toevlucht van hen die zich overgeven en bovenzinnelijk in ieder opzicht; de waardige die welwillend is als de oceaan. (Vedabase)

 

Tekst 47

Gekenmerkt door de S'rîvatsa [een paar witte haren op Zijn borst] en van een diepe blauw[grijze] kleur, is Hij de Oorspronkelijke Persoonlijkheid omhangen met bloemen, die de schelphoorn, de knots, de werpschijf en de lotusbloem in Zijn vier handen laat zien.

Gekenmerkt door de S'rîvatsa [een paar witte haren op Zijn borst] en van een diepe blauwachtige kleur, is Hij de Oorspronkelijke Persoonlijkheid, omhangen met bloemen, die de schelphoorn, de knots, de werpschijf en de lotusbloem in Zijn vier handen laat zien. (Vedabase)

 

Tekst 48

Bij Zijn kleding van gele zijde draagt Hij een helm, oorhangers van paarlemoer, een halsketting, armbanden en het Kausthubajuweel.

Zijn helm, oorhangers van paarlemoer, halsketting, armbanden en het Kausthuba juweel, draagt Hij bij kleding van gele zijde. (Vedabase)

 

Tekst 49

Aangenaam voor zowel het oog als de geest, heeft Hij kleine gouden belletjes om Zijn middel en enkels en is Hij van een superieure kalmte, vrede en rust.

Hij heeft kleine gouden belletjes om Zijn middel en Zijn enkels en is van een superieure kalmte, vrede en rust, die zowel aangenaam is voor het oog als voor de geest. (Vedabase)

 

Tekst 50

Staand op de werveling van de lotus van hun harten, neemt Hij de geesten in beslag van hen die Zijn lotusvoeten aanbidden bij het licht van de glinstering van Zijn teennagels.

Hij vindt Zijn plaats op de werveling van de lotus van de harten van hen die in eerbetoon zich verenigen in het licht van de glinstering van de nagels van Zijn lotusvoeten. (Vedabase)

 

Tekst 51

 Zo moet je regelmatig je het glimlachen van de Heer voor de geest halen die zo vol van genegenheid is voor de toegewijden en aldus geheel aandachtig je geest laten mediteren op de grootste van alle weldoeners.

Men moet op deze manier regelmatig het glimlachen voor zich zien van de Heer, zo vol van genegenheid voor de toegewijden en aldus met volle aandacht in de geest mediteren op de grootste aller weldoeners. (Vedabase)

 

Tekst 52

Als je aldus mediteert op de zeer gunstige gedaante van de Opperheer, zal je geest, bovenzinnelijk verrijkt, zeer spoedig bevrijd raken van alle materiële invloeden en nimmer afdwalen.

Het denken aldus mediterend op de zeer gunstige gedaante van de Opperheer is, dan bovenzinnelijk verrijkt, zeer spoedig bevrijd van alle materiële invloeden en zal nimmer naar elders voeren. (Vedabase)

 

Tekst 53

Alsjeblieft, verneem van mij nu de zeer vertrouwelijke mantra, o prins, waarop mediterend een persoon in zeven dagen kan zien wat zich in de ether beweegt [planeten, hemelwezens, gedachten].

Alsjeblieft, hoor van mij nu de zeer, zeer vertrouwelijke mantra om te zingen, o prins, waarvan, als men dat zeven nachten lang doet, een persoon de schoonheid der hemelen mag aanschouwen. (Vedabase)

 

Tekst 54

'Om namo bhagavate vâsudevâya' [alle eer aan de Allerhoogste Heer Vâsudeva]. Met deze mantra [genaamd de dvâdas'âkshara-mantra] moet hij die wijs is en bekend met de verdelingen van plaats en tijd [des'a-kâla-vibhâgavit], respect oefenen voor de fysieke verschijning van de Heer, zoals het hoort met de verschillende hulpmiddelen.

'Om namo bhagavate vâsudevâya' [alle eer aan Vâsudeva, de Allerhoogste Heer]; met deze mantra [genaamd de dvâdas'âkshara-mantra] moet hij die onderlegd is respect oefenen voor het fysieke van de Heer, op de manier zoals het hoort, met de verscheidene toebehoren en als iemand op de hoogte van de verschillen naar gelang de plaats en tijd [des'a-kâla-vibhâgavit]'. (Vedabase)

 

Tekst 55

Je moet van aanbidding zijn met zuiver water, slingers van bloemen uit de natuur, wortels, verschillende vruchten en groenten, vers gras, knoppen, schors en met het offeren van tulsîblaadjes die de Heer, je meester, zeer dierbaar zijn.

Men zuivert met behulp van water, slingers van bloemen uit de natuur, wortels, de verschillende vruchten en groenten, vers gras, knoppen, schors en met respect voor de tulsî-blaadjes , welke de Heer, uw meester zeer dierbaar zijn. (Vedabase)

 

Tekst 56

Je kan [in je eentje in het bos] ermee beginnen je een beeltenis te verschaffen - en te vereren - die gemaakt is van stoffelijke elementen als aarde en water [klei] en daarbij, als een wijze, van volledige zelfbeheersing zijn door in vrede je spraak onder controle te houden en karig te eten van wat het woud ook maar te bieden heeft.

Men kan ermee beginnen zich een godheid te verschaffen gemaakt van stoffelijke elementen als aarde en water [klei], of, als een grote persoonlijkheid, van volledige zelfbeheersing zijn en in vrede de spraak onder controle houden en karig eten van wat het woud ook maar te bieden heeft. (Vedabase)

 

Tekst 57

Mediteer daarbij op de ondoorgrondelijke activiteiten van de Allerhoogste Heer van de Wijsheid in de gedaante van een avatâra, die Hij aan de dag legt om Zijn opperste wil en vermogens uit te oefenen.

Daartoe moet je mediteren op de fascinerende activiteiten waar de Allerhoogste Heer der Wijsheid van te kennen geeft, op de manier zoals Hij, door Zijn eigen vermogen, uit eigen beweging zo ondoorgrondelijk incarneert. (Vedabase)

 

Tekst 58

In dienst van de Allerhoogste Heer moet je Hem in je hart aanbidden met de mantra's die Zijn belichaming vormen. Doe dat op de voorgeschreven manier met de toegewijde dienst van de leraren uit het verleden.

In dienst zijn van de Allerhoogste Heer zoals ik het je heb gezegd, is de aanbeveling van de voorgaande leraren van het voorbeeld die men, van binnen het hart, voorzeker met de mantra's moet eerbiedigen, daar zij er de belichaming van zijn. (Vedabase)


Tekst 59-60

Als de Opperheer aldus, met de dienst verleend door je lichaam, geest en woorden is aanbeden overeenkomstig de regulerende beginselen van de bhakti, zal Hij de devotie van jou als oprechte en serieuze toegewijde versterken. Hij zal je belonen met dat wat je als een gebonden ziel met betrekking tot het geestelijk leven en alles wat erbij hoort verlangt [voor de vervulling van de zogenaamde purushârtha's].

Aldus eenvoudig met het lichaam, de geest en de woorden denkend aan de Heer, wordt, bezig met het verlenen van diensten, de Opperheer naar de regels van de bhakti aanbeden. De toegewijden die oprecht en serieus bezig zijn, beloont de Heer, die de liefde brengt, met wat ze verlangen met betrekking tot het geestelijk leven en de voordelen [de zogenaamde purushârtha's ] der gebonden zielen. (Vedabase)


Tekst 61

Vrij van gehechtheid aan zinnelijke zaken serieus werk makend van het je verenigen in toewijding tot Hem, moet je altijd vol van liefde, rechtstreeks van aanbidding zijn ter wille van de bevrijding [van jezelf en die van anderen].'

In volledige onthechting van alle zinsbevrediging moet men, het in bhakti-yoga ernstig menend met de bevrijding, zonder aflaten een respect oefenen dat doordrenkt is van de liefde voor Hem rechtstreeks.' (Vedabase)


Tekst 62

Aldus door Nârada toegesproken, omliep de zoon van de koning hem met het brengen van zijn eerbetuigingen en ging hij naar het Madhuvanawoud dat, vol met de voetsporen van de lotusvoeten van de Heer, de voor hem geschikte plaats was.

Aldus door hem aangesproken, omliep de zoon van de koning hem, zijn eerbetuigingen brengend en ging hij naar het Madhuvana-woud dat, met de voetafdrukken van de lotusvoeten van de Heer, er de juiste plaats voor was. (Vedabase)

 

Tekst 63

Nadat Dhruva het bos was ingegaan om boete te doen, dacht de wijze er goed aan te doen de koning te bezoeken in zijn paleis. Respectvol verwelkomd en daar comfortabel gezeten, richtte hij zich tot hem.

Toen hij zich aldus had teruggetrokken door het bos in te gaan, dacht de gerespecteerde wijze er goed aan te doen de koning te bezoeken in zijn paleis en aldaar comfortabel gezeten sprak hij tot hem. (Vedabase)

 

Tekst 64

Nârada zei: 'Beste Koning, u heeft uw gezicht in de rimpels, waar zit u zo diep over te peinzen? Bent u het spoor bijster met de zinsbevrediging, de religie of de economie?'

Nârada zei: 'Beste Koning, waar zit u zo diep over na te denken met een triest gezicht - hebt u uw greep op de bevrediging, de religie of de economie verloren?' (Vedabase)?

 

Tekst 65

De koning antwoordde: 'O brahmaan,  ik heb mijn zoon, mijn lieve jongen, die nog maar vijf jaar oud is en feitelijk een grote persoonlijkheid en toegewijde is, al te gehecht zijnde aan mijn vrouw en te hardvochtig, samen met zijn moeder van hier verdreven.

De koning gaf ten antwoord: 'O brahmaan, mijn lieve jongen, mijn zoon, alhoewel hij nog maar vijf jaar oud en feitelijke een grote persoonlijkheid en toegewijde is, heb ik, al te gehecht aan mijn vrouw en te hard van hart, tezamen met zijn moeder van hier verdreven. (Vedabase)

 

Tekst 66

Ik maak me er zorgen over of de hulpeloze jongen met zijn gezicht als een lotus, zonder dat hij beschermd wordt in het woud, o brahmaan, niet aan het verhongeren is of vermoeid is gaan liggen en door de wolven is verslonden.

Ik maak me er zorgen over of, zonder door wie ook in het woud beschermd te zijn, o brahmaan, de hulpeloze jongen wiens gezicht is als dat van een lotus, niet door de wolven is verslonden, in zijn, uitgeput door de honger, vermoeide neerliggen. (Vedabase)

 

Tekst 67

Och, hoe wreed was ik, overwonnen zijnde door een vrouw. Hoe enorm hardvochtig was het van me hem genegenheid te weigeren toen hij uit liefde op mijn schoot probeerde te klimmen.'

Helaas, hoe wreed was ik, overwonnen door een vrouw; denkt u zich in hoe allerhardst van hart ik hem de genegenheid geweigerd heb toen hij uit liefde probeerde op mijn schoot te klimmen.' (Vedabase)

 

Tekst 68

Nârada zei: 'Wees niet, zeg ik u, wees niet bedroefd over uw zoon. Hij geniet de bescherming van de Heer, o meester van de mensen. U kent zijn glorie nog niet, die zal zich over de hele wereld verspreiden.

Nârada zei: 'Wees niet, zeg ik u, wees niet bedroefd over uw zoon. Hij wordt goed beschermd door de Godheid, o meester der mensen, u weet niet hoe wijdverspreid Zijn invloed is over de gehele wereld. (Vedabase)

 

Tekst 69

De jongen is een meester. Als hij voor elkaar heeft gekregen wat zelfs onmogelijk is voor de grootste persoonlijkheden ter wereld, zal hij, ten gunste van uw reputatie, linea recta naar u terugkeren, beste Koning.'


De jongen is heel capabel; nadat hij gedaan heeft wat zelfs voor de grootsten die er zijn onmogelijk is, zal hij, ten gunste van uw reputatie, meteen weer naar u terug komen, beste Koning.' (Vedabase)

 

Tekst 70

Maitreya Muni zei: 'Toen de koning gehoord had wat Nârada hem zei, begon hij over zijn zoon na te denken en verwaarloosde hij zijn welvarende koninkrijk.

Maitreya Muni zei: 'De koning, vernemend wat Nârada hem zei, begon over hem na te denken en verviel in nalatigheid wat betreft zijn welvarende koninkrijk. (Vedabase)

 

Tekst 71

Ondertussen werd na het nemen van een bad en een nacht vasten de Oorspronkelijke Persoonlijkheid [door Dhruva], met een volmaakte aandacht aanbeden op de manier die Nârada hem had aangeraden.

Ondertussen werd, na het nemen van een bad, die nacht vastend, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid [door Dhruva] aanbeden met een volmaakte aandacht zoals Nârada dat had aangeraden. (Vedabase)

 

Tekst 72

De eerste maand dat hij de Heer aanbad at hij na iedere derde nacht, voor het hoogst noodzakelijke onderhoud van zijn lichaam, enkel vruchten en bessen in de ochtend.

De eerste maand dat hij de Heer aanbad, at hij alleen maar, voor het hoogst noodzakelijke onderhoud van zijn lichaam, vruchten en bessen 's ochtends na iedere derde nacht. (Vedabase)

 

Tekst 73

De volgende maand ging de jongen door met zijn respect voor de Almachtige door iedere zesde dag voedsel tot zich te nemen dat bestond uit verdroogde grassen en bladeren.

De volgende maand zette de onschuldige jongen zijn respect voor de Almachtige voort, door iedere zesde dag te eten zoals beschreven, dagelijks voedsel tot zich nemend bereid uit grassen en bladeren die verdroogd waren. (Vedabase)

 

Tekst 74

De derde maand bracht hij, volledig verzonken in zijn respect voor de Heer van de Wijsheid, Uttamas'loka, door met het iedere negende dag enkel drinken van water.

Met het verstrijken van de derde maand dronk hij iedere negende dag alleen maar water, volledig verzonken in zijn respect voor de Heer der Wijsheid, Uttama S'loka. (Vedabase)

 

Tekst 75

De vierde maand zo verdergaand at hij, met het beheersen van zijn adem terwijl hij mediteerde in het aanbidden van de Heer, iedere twaalfde dag enkel nog lucht.

Op die manier doorgaand tot in de vierde maand, at hij iedere twaalfde dag enkel nog lucht, met het beheersen van zijn adem, mediterend in het aanbidden van God. (Vedabase)

 

Tekst 76

Met de vijfde maand zijn adem geheel beheersend stond de zoon van de koning, mediterend op de Schepper, bewegingloos als een pilaar op één been.

Met de vijfde maand nog steeds zijn adem beheersend, stond de zoon van de koning, mediterend op de Schepper, als een pilaar op één been zonder te bewegen. (Vedabase)

 

Tekst 77

Met zijn geest volledig onder controle zich concentrerend, mediteerde hij met niets anders in gedachten dan de gedaante van de Opperheer, van Hem in zijn hart die de rustplaats is van de zinnen en hun voorwerpen.

In alle opzichten de geest concentrerend in het hart en mediterend op de rustplaats van de zinnen en hun objecten, zag hij naar niets anders uit dan naar de gedaante van de Opperheer.  (Vedabase)

 

Tekst 78

Toen hij zijn aandacht gefixeerd hield op de grondslag, de kosmische intelligentie van de werkelijkheid, de  Heer en Meester van de primaire ether [pradhâna] en de persoon, de Allerhoogste Geest, begonnen de drie werelden te beven.

Zijn aandacht gevestigd houdend op de grondslag, de kosmische intelligentie van de werkelijkheid, de meester van de primaire ether [pradhâna] en de persoon, de Allerhoogste Geest, begonnen de drie werelden te beven. (Vedabase)

 

Tekst 79

Daar staand op zijn ene been, drukte het kind van de koning, met de ene helft [van zijn lichaam] zijn grote teen gekromd in de aarde, precies zoals de koning van de olifanten dat doet als hij als een boot links en rechts balanceert voor iedere stap.

Zoals hij daar bleef staan op één been, drukte het kind van de koning, met de ene helft [van zijn lichaam] zijn grote teen gekromd in de aarde, precies zoals de koning der olifanten dat doet die als een boot links en rechts balanceert met iedere stap. (Vedabase)

 

Tekst 80

Omdat hij in de volle concentratie van zijn mediteren op het geheel van de universele gedaante, zijn ademhaling had gestopt en alle lichaamsopeningen had afgesloten, verstikte hij, aldus de levensadem inperkend, al de werelden. Om die reden zochten toen spoedig de grote zielen van overal hun toevlucht bij de Heer.

In het volle van zijn meditatie zijn ademhaling gestopt en alle lichaamsopeningen afgesloten hebbend, verstikte hij, met het binnenhouden van de levensadem, al de werelden, zodat spoedig al de groten van overal hun toevlucht zochten bij de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 81

De goddelijken zeiden: 'O Allerhoogste Heer, we snappen het niet, de gang van de universele adem is geblokkeerd! Daarom, o vergaarbekken van de goedheid zo vol van genade voor de behoeftigen, zoeken we allen onze toevlucht bij U om van deze calamiteit te worden bevrijd.'

De goddelijken zeiden: 'Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt, o Allerhoogste Heer, de gang van de universele adem is geheel geblokkeerd; daarom benaderen wij allen U, het vergaarbekken van al het bestaande die zo goed is voor de behoeftigen, voor onze toevlucht o Achtenswaardige, om ons van deze calamiteit te redden.' (Vedabase)
 

Tekst 82

De Allerhoogste Heer antwoordde: 'Vrees niet, dit verstikken van jullie levensadem vindt plaats vanwege de zoon van Koning Uttânapâda die diep is verzonken in gedachten over Mij. Ik zal de jongen die zo krachtig is in zijn vastbeslotenheid tot boete, vragen hiermee te stoppen. Keert u alstublieft weer terug naar uw woonplaatsen.' 

De Allerhoogste Heer antwoordde: 'Vrees niet, dit verstikken van de levensadem vindt plaats vanwege de zoon van Koning Uttânapâda die diep in gedachten over Mij is verzonken; ik zal de jongen, zo sterk in zijn vastbeslotenheid van boete, vragen hiermee te stoppen. Keert u alstublieft weer terug naar uw woonplaatsen.'  (Vedabase)


 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij van Dhruva werd geschilderd door Asit Kumar Haldar.
Bron: 'Myths of the Hindus and Buddhists', Ballantine Press, Oct. 1913.
Produktie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties