regelbalk



 

Canto 10

S'rī Nāma

   

 

Hoofdstuk 38: Akrūra's Gemijmer en de Ontvangst in Gokula

(1) S'rī S'uka zei: 'De verheven ziel Akrūra bracht de nacht door in de stad Mathurā [na 10.36: 40] en beklom toen zijn wagen om naar Nanda's koeherdersdorp te gaan. (2) Onderweg ervoer hij een buitengewoon sterke toewijding voor de allerfortuinlijkste lotusogige Persoonlijkheid van God, en daarom dacht hij als volgt: (3) 'Welke goede daden heb ik verricht, door welke ernstige boete werd ik gelouterd, of anders van welke aanbidding of liefdadigheid ben ik geweest, dat ik vandaag Kes'ava mag zien? (4) Mijn bereiken van de aanwezigheid van Hem die Geprezen Wordt in de Geschriften is, denk ik, voor iemand met een wereldse geest [als ik] net zo moeilijk te realiseren als het reciteren van de Veda's is voor iemand van de laagste klasse. (5) Maar genoeg daarover, zelfs voor een gevallen ziel als ik bestaat er een kans om Acyuta te zien te krijgen. Ooit zal iemand, die wordt meegesleurd door de rivier van de tijd, de andere oever bereiken! (6) Vandaag wordt mijn onzuiverheid verdreven en werpt mijn geboorte zijn vrucht af, want het zijn de lotusvoeten van de Opperheer, waarop de yogi's mediteren, die ik zal gaan respecteren. (7) Kamsa heeft me werkelijk een grote dienst bewezen door me er toe aan te zetten de voeten van de Heer te gaan zien die in deze wereld nederdaalde. Het is bij de gloed van Zijn geronde teennagels dat velen in het verleden zich wisten te bevrijden van de zo moeilijk te overwinnen duisternis van een materieel bestaan. (8) Op deze [voeten] die, gekleurd door de rode kunkum van de borsten van de gopī's, worden aanbeden door Brahmā, S'iva en de overige halfgoden, door S'rī, de godin van het geluk, de wijzen en de toegewijden, beweegt Hij zich met Zijn kameraden rond in het woud tijdens het hoeden van de koeien. (9) De herten passeren me rechts [een gunstig voorteken]! Zonder twijfel zal ik Mukunda's fraaie kaaklijn en neus te zien krijgen, Zijn glimlachen, de blikken van Zijn roodgekleurde lotusogen en het haar dat zich rondom Zijn gezicht krult. (10) Zeer zeker zal ik vandaag het genoegen smaken Vishnu recht voor me te zien. Het lijdt geen twijfel dat ik rechtstreeks dat toonbeeld van schoonheid zal aanschouwen die uit eigen beweging de gedaante van een menselijk wezen heeft aangenomen om de last van deze aarde te verlichten. (11) Hoewel Hij [net als ik] een getuige is van het ware en onware, is Hij vrij van [vals] ego. Middels dat persoonlijk vermogen van Hem verdrijft Hij de duisternis en verbijstering van een afgescheiden bestaan [zie ook 2.5: 14, 2.10: 8-9, 3.27: 18-30 en 10.3: 18]. Vanbinnenuit werkzaam kan Hij, door de geschapen wezens die zich manifesteerden nadat Hij Zijn blik liet rusten op de materiėle energie van Zijn schepping, in hun lichamen [slechts indirect] worden benaderd met behulp van de vitale adem, de zinnen en de intelligentie [zie ook 2.2: 35]. (12) Zijn zegenende woorden, in combinatie met de kwaliteiten, handelingen en incarnaties [van Hem en Zijn expansies], maken een einde aan al de zonden in de wereld en schenken leven, schoonheid en zuiverheid aan het ganse universum, terwijl woorden verstoken van dezen [zoveel waard] zijn als zaken die een lijk verfraaien. (13) En nu is Hij, tot het genoegen van de leidende halfgoden, nedergedaald in de dynastie van Zijn getrouwen [de Sātvata's] die de gedragscodes handhaven, Hij die Zijn roem verbreidt, middels Zijn aanwezigheid in Vraja, als de Meester wiens alleszins gunstige aard wordt bezongen door de godsbewusten. (14) Ik zal Hem vandaag zeker te zien krijgen, Hij de bestemming en de geestelijk leraar van de grote zielen, Hij de ware schoonheid van de drie werelden die een groot feest is voor allen die ogen hebben, Hij die de gedaante vertoont waar het verlangen van de Godin naar uitgaat, Hij die mijn toevlucht  is, Degene door wie al mijn zonsopgangen [een teken van] Zijn gunstige aanwezigheid werden. (15) Zo gauw ik uit mijn wagen stap om de voeten te respecteren van de twee Heren, de Leidende Persoonlijkheden waar zelfs de mediterende yogi's hun intelligentie op fixeren in hun zelfverwerkelijking, zal ik zeker voor Ze buigen alsook voor de vrienden die met Hen in het bos leven. (16) En als ik dan voor de voeten ben neergevallen, zal de Almachtige op mijn hoofd die ene lotushand leggen die de angst voor het serpent van de tijd verdrijft, de slang vanwege wiens flitsende kracht de mensen verschrikt hun toevlucht zoeken. (17) Door in die hand een offergave te leggen verwierven Purandara [zie 8.13: 4] en ook Bali [zie 8.19] de heerschappij [de positie van Indra] over de drie werelden. Het is dezelfde hand die, geurig als een welriekende bloem, tijdens het spel met de dames van Vraja, door Zijn aanraking hun vermoeidheid wegwiste [zie 10.33]. (18) Ondanks dat ik een boodschapper ben die door Kamsa werd gestuurd, zal Acyuta geen vijandige houding tegenover mij aannemen. Hij, de Kenner van het veld [van het lichaam, zie B.G. 13: 3] die getuige is van alles wat zich binnen en buiten het hart afspeelt, ziet met een volmaakte blik. (19) Hij zal liefdevol lachend naar me kijken als ik met gevouwen handen mijn aandacht gevestigd heb op de basis van Zijn voeten. Met het onmiddellijke uitbannen van al mijn zonden door Zijn blik, zal ik aldus bevrijd zijn van twijfel en een intens geluk bereiken. (20) Met mij [voor Zich staand] als Zijn beste vriend en als een lid van de familie die uitsluitend Hem is toegewijd, zal Hij me omhelzen met Zijn twee grote armen. Daardoor zal mijn lichaam terstond geheiligd raken en zullen mijn karmabepaalde banden minder knellen. (21) Als ik het bereikt heb dat ik, met gebogen hoofd en gevouwen handen, fysiek met Hem in contact sta, zal Urus'rava ['de vermaarde Heer'] me aanspreken met woorden als 'O Akrūra, beste verwant...' Aldus zal vanwege de Grootste van Alle Personen mijn leven een succes zijn. Hoe betreurenswaardig is de geboorte van degene die niet op die manier door Hem geėerd werd! (22) Niemand is Zijn favoriet of beste vriend, en ook heeft Hij aan niemand een hekel, haat Hij iemand of minacht Hij iemand [zie B.G. 9: 29]. Desalniettemin is Hij wederkerig met Zijn toegewijden [zie ook 10.32: 17-22] overeenkomstig hun handelingen, net zoals een [wens-]boom uit de hemel die, als men die benadert, alles schenkt wat men zich maar wenst [zie vaishnava pranāma]. (23) Bovendien zal Zijn oudere broer, de meest excellente Yadu [Balarāma], glimlachend naar mij die daar staat met een gebogen hoofd, me omhelzen, mijn handen beetgrijpen en me mee Zijn huis in nemen om me te ontvangen met alle achting, en dan vragen hoe het met Kamsa en al Zijn familieleden gaat.'

(24) S'rī S'uka zei: 'Aldus met zijn wagen onderweg mijmerend over Krishna, bereikte de zoon van S'vaphalka [zie 9.24: 15] het dorp Gokula op het moment dat de zon achter de berg onderging, o Koning. (25) De afdrukken van Zijn voeten, waarvan de heersers van alle werelden het zuivere stof op hun kronen houden, zag hij in de weidegronden: een prachtige versiering op de grond zich aftekenend met de lotus, de korenaar, de olifantendrijfstok en zo meer [zie ook 10.16: 18 en 10.30: 25*]. (26) Van de extase ze te zien raakte hij zeer opgewonden, gingen zijn haren overeind staan en vulden zijn ogen zich met tranen. Hij kwam van zijn wagen, rolde zich in de voetsporen, en riep uit: 'O dit is het stof van de voeten van mijn Meester!' (27) Dit is wat het levensdoel is van al de belichaamde wezens: om je trots, angst en verdriet op te geven als men de boodschap van de tekenen van de Heer voor zich ziet en erover hoort en dergelijke [zie 7.5: 23-24].
(28-33) In Vraja zag hij Krishna en Rāma die, gestoken in gele en blauwe kleding en met ogen zo mooi als herfstlotussen, op weg waren naar de plek waar de koeien gemolken worden. De twee die de toevlucht zijn van de Godin waren, blauwig donker en blank van teint, als jongens hoogst fraai om te zien met machtige armen, aantrekkelijke gezichten en een tred gelijk die van een jonge olifant. Met Hun voeten gemerkt met de vlag, de schicht, de drijfstok en de lotus, verhoogden de grote zielen vol van mededogen, samen met Hun glimlachen en blikken, de schoonheid van het weidegebied. Zij wiens avonturen zo groots en aantrekkelijk zijn, waren fris gewassen, onberispelijk gekleed, droegen bloemenslingers en halskettingen met juwelen, en hadden Hun ledematen ingesmeerd met heilzame, geurige substanties. De twee oorspronkelijke, hoogst uitzonderlijke personen, die de Oorzaak en de Meesters van het universum zijn [zie ook 5.25], waren voor het welzijn van dat universum nedergedaald in Hun afzonderlijke gedaanten van Balarāma en Kes'ava. O Koning, met Hun uitstraling verdreven Ze, als een berg van smaragd en een berg van zilver beiden opgesierd met goud, de duisternis in alle richtingen. (34) Snel van zijn wagen klauterend wierp Akrūra, overmand door gevoelens van liefde, zich ter aarde aan de voeten van Rāma en Krishna. (35) Toen hij de Allerhoogste Persoonlijkheid zag kon hij, vanwege de vreugdetranen die opwelden in zijn ogen en de verrukking [van de extase] die zijn ledematen doortrok, zich in zijn vervoering niet kenbaar maken, o Koning. (36) De Allerhoogste Heer, de Zorgdrager van de Overgegeven Zielen, herkende hem, trok hem met Zijn hand, die is gemerkt met een wagenwiel [de cakra], naar Zich toe, en omhelsde hem verheugd. (37-38) Vervolgens omhelsde de grootmoedige Sankarshana [Rāma] hem die daar met zijn hoofd gebogen stond. Hij pakte met Zijn hand zijn twee handen beet en nam hem samen met Zijn jongere broer mee het huis in. Daar informeerde Hij of zijn reis aangenaam was geweest. Hij bood hem een uitstekende zitplaats en waste zijn voeten met gezoete melk, zoals dat was voorgeschreven als een vorm van respectvol eerbetoon. (39) De Almachtige schonk een koe in liefdadigheid, gaf vol van respect de vermoeide gast een massage, en serveerde hem gewetensvol zuiver voedsel van verschillende smaken [geschikt om te offeren]. (40) Na het eten voorzag Rāma, de Allerhoogste Kenner van het Dharma, met liefde verder nog in kruiderij om de tong te dienen en in bloemenslingers en geuren om de hoogste voldoening te schenken.

(41) Nadat hij hem aldus had geėerd vroeg Nanda: 'O nakomeling van Das'ārha, hoe vergaat het u met die genadeloze Kamsa in leven, die baas die [met zijn onderdanen] net [zo omgaat] als een slachter [met] zijn schapen? (42) Als hij, wreed en zelfzuchtig, de baby's van zijn eigen zuster doodde tot haar grote verdriet, wat houdt dat dan wel niet in voor het welzijn van zijn onderdanen, voor u?'

(43) Aldus door Nanda naar behoren gerespecteerd met ware en aangename woorden, schudde Akrūra de vermoeidheid van de reis van zich af.'

 

next                     

 
 

Derde herziene editie, geladen 2 januari, 2021.

 

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De verheven ziel Akrūra bracht de nacht door in de stad Mathurā [na 10.36: 40] en beklom toen zijn wagen om naar Nanda's koeherdersdorp te gaan.
S'rī S'uka zei: 'Akrūra die hooggestemd de nacht doorbracht in de stad Mathurā [na 10.36: 40], beklom toen zijn wagen en vertrok richting Nanda's koeherdersdorp. (Vedabase)

 

Tekst 2

Onderweg ervoer hij een buitengewoon sterke toewijding voor de allerfortuinlijkste lotusogige Persoonlijkheid van God, en daarom dacht hij als volgt:

Onderweg ervoer hij een buitengewoon sterke toewijding voor de allerfortuinlijkste lotusogige Persoonlijkheid van God en dacht hij derhalve als volgt: (Vedabase)

 

Tekst 3

'Welke goede daden heb ik verricht, door welke ernstige boete werd ik gelouterd, of anders van welke aanbidding of liefdadigheid ben ik geweest, dat ik vandaag Kes'ava mag zien?

'Welke goede daden heb ik verricht, door welke ernstige boete werd ik gelouterd of van welke andere aanbidding was ik dat ik vandaag Kes'ava mag zien? (Vedabase)

 

Tekst 4

Mijn bereiken van de aanwezigheid van Hem die Geprezen Wordt in de Geschriften is, denk ik, voor iemand met een wereldse geest [als ik] net zo moeilijk te realiseren als het reciteren van de Veda's is voor iemand van de laagste klasse.

Mijn reiken tot de aanwezigheid van Hem die Geprezen Wordt in de Geschriften is denk ik voor iemand met een wereldse geest evenzo moeilijk te bereiken als het zingen van vedische mantra's voor iemand van de laagste klasse. (Vedabase)

 

Tekst 5

Maar genoeg daarover, zelfs voor een gevallen ziel als ik bestaat er een kans om Acyuta te zien te krijgen. Ooit zal iemand, die wordt meegesleurd door de rivier van de tijd, de andere oever bereiken!

Maar genoeg daarover, zelfs voor een gevallen ziel als ik bestaat er een kans om Acyuta te zien te krijgen; soms bereikt iemand die wordt meegesleurd door de rivier van de tijd de andere oever! (Vedabase)

 

Tekst 6

Vandaag wordt mijn onzuiverheid verdreven en werpt mijn geboorte zijn vrucht af, want het zijn de lotusvoeten van de Opperheer, waarop de yogi's mediteren, die ik zal gaan respecteren.

Vandaag is het onzuivere verdreven en werpt mijn geboorte zijn vrucht af, daar het de lotusgelijke voeten van de Opperheer bemediteerd door de yogi's zijn die ik zal gaan respecteren. (Vedabase)

 

Tekst 7

Kamsa heeft me werkelijk een grote dienst bewezen door me er toe aan te zetten de voeten van de Heer te gaan zien die in deze wereld nederdaalde. Het is bij de gloed van Zijn geronde teennagels dat velen in het verleden zich wisten te bevrijden van de zo moeilijk te overwinnen duisternis van een materieel bestaan.

Kamsa die me hierheen stuurde heeft me, door me ertoe te bewegen de voeten van de Heer op te zoeken die in deze wereld nederdaalde, werkelijk een grote dienst bewezen; het is bij de gloed van Zijn geronde teennagels dat velen in het verleden zich konden bevrijden van de zo moeilijk te overwinnen duisternis van een materieel bestaan. (Vedabase)

 

Tekst 8

Op deze [voeten] die, gekleurd door de rode kunkum van de borsten van de gopī's, worden aanbeden door Brahmā, S'iva en de overige halfgoden, door S'rī, de godin van het geluk, de wijzen en de toegewijden, beweegt Hij zich met Zijn kameraden rond in het woud tijdens het hoeden van de koeien.

Het zijn zij [die voeten], aanbeden door heer Brahmā, S'iva, de andere halfgoden, door S'rī, de godin van het geluk, de wijzen en met de toegewijden, waarmee Hij zich voor het hoeden van de koeien met Zijn kameraden rondbewoog in het woud waarin de sporen van de kunkum van de borsten van de gopī's te vinden is. (Vedabase)

 

Tekst 9

De herten passeren me rechts [een gunstig voorteken]! Zonder twijfel zal ik Mukunda's fraaie kaaklijn en neus te zien krijgen, Zijn glimlachen, de blikken van Zijn roodgekleurde lotusogen en het haar dat zich rondom Zijn gezicht krult.

Zonder twijfel zal ik Mukunda's fraaie kaaklijn en neus te zien krijgen, de glimlachen en de blikken van Zijn roodgekleurde lotusgelijke ogen en het haar dat zich krult rondom Zijn gezicht; en het is inderdaad zo dat de herten me van rechts passeren [een gunstig voorteken]! (Vedabase)

 

Tekst 10

Zeer zeker zal ik vandaag het genoegen smaken Vishnu recht voor me te zien. Het lijdt geen twijfel dat ik rechtstreeks dat toonbeeld van schoonheid zal aanschouwen die uit eigen beweging de gedaante van een menselijk wezen heeft aangenomen om de last van deze aarde te verlichten.

Zeer zeker zal ik vandaag het genoegen smaken Vishnu recht voor me te zien, de Hemel der Schoonheid te aanschouwen die vanuit Zijn eigen verlangen de last van deze wereld te verlichten de gedaante van een menselijk wezen heeft aangenomen. (Vedabase)

 

Tekst 11

Hoewel Hij [net als ik] een getuige is van het ware en onware, is Hij vrij van [vals] ego. Middels dat persoonlijk vermogen van Hem verdrijft Hij de duisternis en verbijstering van een afgescheiden bestaan [zie ook 2.5: 14, 2.10: 8-9, 3.27: 18-30 en 10.3: 18]. Vanbinnenuit werkzaam kan Hij, door de geschapen wezens die zich manifesteerden nadat Hij Zijn blik liet rusten op de materiėle energie van Zijn schepping, in hun lichamen [slechts indirect] worden benaderd met behulp van de vitale adem, de zinnen en de intelligentie [zie ook 2.2: 35].

Hij, hoewel Hij [net als ik] een getuige is van het ware en onware, is verstoken van het idee van een ik en heeft bij dat persoonlijk vermogen van Hem de duisternis en verbijstering uitgebannen van een afgescheiden bestaan [zie ook 2.5: 14, 2.10: 8-9, 3.27: 18-30 en 10.3: 18]; het is Hij die vanbinnenuit werkzaam is, die door de geschapen wezens die zich manifesteren als Hij Zijn blik laat rusten op de materiėle energie van Zijn schepping, slechts indirect kan worden waargenomen via de poorten van de vitale adem, de zinnen en de intelligentie in hun lichamen [zie ook 2.2: 35].  (Vedabase)


Tekst 12

Zijn zegenende woorden, in combinatie met de kwaliteiten, handelingen en incarnaties [van Hem en Zijn expansies], maken een einde aan al de zonden in de wereld en schenken leven, schoonheid en zuiverheid aan het ganse universum, terwijl woorden verstoken van dezen [zoveel waard] zijn als zaken die een lijk verfraaien.

De goedgunstige woorden, samengevoegd met de kwaliteiten, handelingen en incarnaties [van Hem en Zijn expansies], maken een einde aan al de zonden in de wereld en schenken leven, schoonheid en zuiverheid aan het ganse universum, terwijl woorden verstoken van dezen worden beschouwd als mooie dingen op een lijk. (Vedabase)

 

Tekst 13

En nu is Hij, tot het genoegen van de leidende halfgoden, nedergedaald in de dynastie van Zijn getrouwen [de Sātvata's] die de gedragscodes handhaven, Hij die Zijn roem verbreidt, middels Zijn aanwezigheid in Vraja, als de Meester wiens alleszins gunstige aard wordt bezongen door de godsbewusten.

En nu is zowaar nedergedaald in Zijn eigen geslacht van getrouwen [Sātvata's] Hij die de gedragscodes handhaaft, Hij die als de leider der onsterfelijken, genoegen verschaffend, Zijn roem verbreidt met Zijn aanwezigheid in Vraja als de Beheerser wiens alles-begunstigende aard de godsbewusten bezingen. (Vedabase)

   

 Tekst 14

Ik zal Hem vandaag zeker te zien krijgen, Hij de bestemming en de geestelijk leraar van de grote zielen, Hij de ware schoonheid van de drie werelden die een groot feest is voor allen die ogen hebben, Hij die de gedaante vertoont waar het verlangen van de Godin naar uitgaat, Hij die mijn toevlucht  is, Degene door wie al mijn zonsopgangen [een teken van] Zijn gunstige aanwezigheid werden.

Voorzeker zal ik Hem vandaag te zien krijgen, de bestemming en de geestelijk leraar van de grote zielen van al de drie werelden, de ware schoonheid en het grote feest voor allen die ogen hebben, Hij die de gedaante vertoont waar het verlangen van de godin naar uitgaat, die voor mij de vluchthaven is van wie alle zonsopgangen veranderen in een zichtbare zegening. (Vedabase)

 

Tekst 15

Zo gauw ik uit mijn wagen stap om de voeten te respecteren van de twee Heren, de Leidende Persoonlijkheden waar zelfs de mediterende yogi's hun intelligentie op fixeren in hun zelfverwerkelijking, zal ik zeker voor Ze buigen alsook voor de vrienden die met Hen in het bos leven.

Zo gauw ik uit mijn wagen stap om de voeten te respecteren van de twee Heren, de Leidende Persoonlijkheden waaraan zelfs de mediterende yogi's vasthouden voor hun zelfverwerkelijking, zal ik me voor Hen verbuigen alsook voor de vrienden die met Hen in het bos leven. (Vedabase)

 

Tekst 16

En als ik dan voor de voeten ben neergevallen, zal de Almachtige op mijn hoofd die ene lotushand leggen die de angst voor het serpent van de tijd verdrijft, de slang vanwege wiens flitsende kracht de mensen verschrikt hun toevlucht zoeken.

En als ik dan voor de voeten ben neergevallen zal de Almachtige op mijn hoofd Zijn ene, eigen, lotusgelijke hand leggen die de angst verdrijft voor het serpent van de tijd vanwege wiens gezwinde kracht de mensen zwaar verstoord een veilig heenkomen zoeken. (Vedabase)

 

Tekst 17

Door in die hand een offergave te leggen verwierven Purandara [zie 8.13: 4] en ook Bali [zie 8.19] de heerschappij [de positie van Indra] over de drie werelden. Het is dezelfde hand die, geurig als een welriekende bloem, tijdens het spel met de dames van Vraja, door Zijn aanraking hun vermoeidheid wegwiste [zie 10.33].

Met het in die hand een respectvolle offergave leggen verwierven Purandara [zie 8.13: 4] en eveneens Bali [zie 8.19] de heerschappij [de positie van Indra] over de drie werelden; het is die hand welke tijdens het spel in aanraking met de dames van Vraja geurig als een welriekende bloem de vermoeidheid wegwiste [zie 10.33]. (Vedabase)

 

Tekst 18

Ondanks dat ik een boodschapper ben die door Kamsa werd gestuurd, zal Acyuta geen vijandige houding tegenover mij aannemen. Hij, de Kenner van het veld [van het lichaam, zie B.G. 13: 3] die getuige is van alles wat zich binnen en buiten het hart afspeelt, ziet met een volmaakte blik.

Naar mij toe zal Acyuta, hoewel ik een boodschapper van Kamsa ben, geen vijandige houding aannemen; Hij die alles binnen en buiten het hart overziet is de Kenner van het veld [van het lichaam, zie B.G. 13: 3], de Kenner die met een volmaakte blik alles ziet, wat er ook geprobeerd of gezocht wordt. (Vedabase)

 

Tekst 19

Hij zal liefdevol lachend naar me kijken als ik met gevouwen handen mijn aandacht gevestigd heb op de basis van Zijn voeten. Met het onmiddellijke uitbannen van al mijn zonden door Zijn blik, zal ik aldus bevrijd zijn van twijfel en een intens geluk bereiken.

Verankerd aan de basis van Zijn voeten met samengevouwen handen zal Hij op mij beminnelijk lachend neerzien zodat met het onmiddellijke uitbannen van alle besmetting middels Zijn blik ik bevrijd zal zijn van twijfel en een intens geluk zal bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 20

Met mij [voor Zich staand] als Zijn beste vriend en als een lid van de familie die uitsluitend Hem is toegewijd, zal Hij me omhelzen met Zijn twee grote armen. Daardoor zal mijn lichaam terstond geheiligd raken en zullen mijn karmabepaalde banden minder knellen.

Als de beste vriend en als een lid van de familie enkel Hem hebbend als mijn voorwerp van aanbidding, zal Hij me omhelzen met Zijn twee grote armen waarop als gevolg daarvan terstond mijn lichaam geheiligd zal raken en mijn karma-afhankelijke banden minder zullen knellen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Als ik het bereikt heb dat ik, met gebogen hoofd en gevouwen handen, fysiek met Hem in contact sta, zal Urus'rava ['de vermaarde Heer'] me aanspreken met woorden als 'O Akrūra, beste verwant...' Aldus zal vanwege de Grootste van Alle Personen mijn leven een succes zijn. Hoe betreurenswaardig is de geboorte van degene die niet op die manier door Hem geėerd werd!

Als ik, met gebogen hoofd en gevouwen handen, het fysieke contact heb bereikt, zal Urus'rava ['de vermaarde Heer'] me aanspreken met woorden als 'O Akrūra, beste verwant' en zal aldus vanwege de Grootste van Alle Personen mijn geboorte een succes zijn; inderdaad is hij wiens geboorte niet op die manier wordt geėerd meelijwekkend! (Vedabase)

 

Tekst 22

Niemand is Zijn favoriet of beste vriend, en ook heeft Hij aan niemand een hekel, haat Hij iemand of minacht Hij iemand [zie B.G. 9: 29]. Desalniettemin is Hij wederkerig met Zijn toegewijden [zie ook 10.32: 17-22] overeenkomstig hun handelingen, net zoals een [wens-]boom uit de hemel die, als men die benadert, alles schenkt wat men zich maar wenst [zie vaishnava pranāma].

Niemand is Zijn favoriet of beste vriend, noch heeft Hij een hekel aan wie dan ook, haat Hij iemand of minacht Hij iemand [zie B.G. 9: 29] en niettemin is Hij wederkerig met Zijn toegewijden [zie ook 10.32: 17-22] daar zij net als [wens-] bomen uit de hemel zijn die als men zich tot hen wendt alles schenken wat gewenst werd [zie vaishnava pranāma]. (Vedabase)

 

Tekst 23

Bovendien zal Zijn oudere broer, de meest excellente Yadu [Balarāma], glimlachend naar mij die daar staat met een gebogen hoofd, me omhelzen, mijn handen beetgrijpen en me mee Zijn huis in nemen om me te ontvangen met alle achting, en dan vragen hoe het met Kamsa en al Zijn familieleden gaat.'

Verder zal Zijn oudere broer, de meest excellente Yadu, glimlachend naar mij, die daar dan staat met een gebogen hoofd, me omhelzen, mijn handen beetgrijpen en me mee naar Zijn huis nemen om me te ontvangen met alle egards en zal Hij navraag doen over hoe Kamsa bezig is met Zijn familieleden.' (Vedabase)

 

Tekst 24

S'rī S'uka zei: 'Aldus met zijn wagen onderweg mijmerend over Krishna, bereikte de zoon van S'vaphalka [zie 9.24: 15] het dorp Gokula op het moment dat de zon achter de berg onderging, o Koning.

S'rī S'uka zei: 'Aldus met zijn wagen onderweg mijmerend over Krishna bereikte de zoon van S'vaphalka [zie 9.24: 15] het dorp Gokula op het moment dat de zon onderging achter de berg, o Koning. (Vedabase)

 

Tekst 25

De afdrukken van Zijn voeten, waarvan de heersers van alle werelden het zuivere stof op hun kronen houden, zag hij in de weidegronden: een prachtige versiering op de grond zich aftekenend met de lotus, de korenaar, de olifantendrijfstok en zo meer [zie ook 10.16: 18 en 10.30: 25*].

De afdrukken van Zijn voeten, waarvan de heersers van alle werelden het zuivere stof op hun kronen houden, zag hij in de aarde van de weidegronden: een prachtige versiering zich aftekenend met de lotus, de korenaar, de olifantendrijfstok en zo meer [zie ook 10.16: 18 en 10.30: 25*]. (Vedabase)

 

Tekst 26

Van de extase ze te zien raakte hij zeer opgewonden, gingen zijn haren overeind staan en vulden zijn ogen zich met tranen. Hij kwam van zijn wagen, rolde zich in de voetsporen, en riep uit: 'O dit is het stof van de voeten van mijn Meester!'

De extase ze te zien deed in hevige mate zijn opwinding toenemen en zijn haren overeind staan waarbij zijn ogen zich vulden met tranen; van zijn wagen afkomend rolde hij zich [toen] in de voetsporen uitroepend: 'O dit is het stof van de voeten van mijn Meester!' (Vedabase)

 

Tekst 27

Dit is wat het levensdoel is van al de belichaamde wezens: om je trots, angst en verdriet op te geven als men de boodschap van de tekenen van de Heer voor zich ziet en erover hoort en dergelijke [zie 7.5: 23-24].

Voor alle belichaamde wezens is dit het levensdoel: om met het voor ogen hebben van de tekenen van de Heer waarover men verneemt en zo meer, de trots, de angst en het verdriet op te geven van het materieel bepaald zijn [door māyā, zie 7.5: 23-24].  (Vedabase)

 

Tekst 28-33

In Vraja zag hij Krishna en Rāma die, gestoken in gele en blauwe kleding en met ogen zo mooi als herfstlotussen, op weg waren naar de plek waar de koeien gemolken worden. De twee die de toevlucht zijn van de Godin waren, blauwig donker en blank van teint, als jongens hoogst fraai om te zien met machtige armen, aantrekkelijke gezichten en een tred gelijk die van een jonge olifant. Met Hun voeten gemerkt met de vlag, de schicht, de drijfstok en de lotus, verhoogden de grote zielen vol van mededogen, samen met Hun glimlachen en blikken, de schoonheid van het weidegebied. Zij wiens avonturen zo groots en aantrekkelijk zijn, waren fris gewassen, onberispelijk gekleed, droegen bloemenslingers en halskettingen met juwelen, en hadden Hun ledematen ingesmeerd met heilzame, geurige substanties. De twee oorspronkelijke, hoogst uitzonderlijke personen, die de Oorzaak en de Meesters van het universum zijn [zie ook 5.25], waren voor het welzijn van dat universum nedergedaald in Hun afzonderlijke gedaanten van Balarāma en Kes'ava. O Koning, met Hun uitstraling verdreven Ze, als een berg van smaragd en een berg van zilver beiden opgesierd met goud, de duisternis in alle richtingen.

In Vraja zag hij Krishna en Rāma die, gestoken in gele en blauwe kleding, met Hun ogen zo mooi als herfstlotussen op weg waren naar waar de koeien worden gemolken. De twee die de toevlucht zijn van de godin waren, blauwig donker en blank van teint, als jongeren hoogst fraai om te zien met machtige armen, aantrekkelijke gezichten en een tred gelijk die van een olifant. Met Hun voeten getekend door de vlag, de schicht, de drijfstok en de lotus verhoogden de grote zielen vol van mededogen met Hun glimlachen en blikken de schoonheid van het weidegebied. Zij wiens wederwaardigheden zo groots waren en aantrekkelijk, waren fris gewassen en droegen halskettingen met juwelen en bloemenslingers, hadden Hun ledematen ingesmeerd met heilzame, geurige substanties en waren onberispelijk gekleed. De twee oorspronkelijke, hoogst uitzonderlijke personen, die de Oorzaak en Heer van het universum zijn [zie ook 5.25], waren voor het welzijn van dat universum nedergedaald in Hun afzonderlijke gedaanten van Balarāma en Kes'ava. O Koning, met Hun uitstraling verdreven Ze, als een berg van smaragd en een berg van zilver opgesierd met goud, in alle richtingen de duisternis. (Vedabase)

 

Tekst 34

Snel van zijn wagen klauterend wierp Akrūra, overmand door gevoelens van liefde, zich ter aarde aan de voeten van Rāma en Krishna.

Snel van zijn wagen klauterend wierp Akrūra overmand door gevoelens van liefde zich ter aarde aan de voeten van Rāma en Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 35

Toen hij de Allerhoogste Persoonlijkheid zag kon hij, vanwege de vreugdetranen die opwelden in zijn ogen en de verrukking [van de extase] die zijn ledematen doortrok, zich in zijn vervoering niet kenbaar maken, o Koning.

Toen hij de Allerhoogste Persoonlijkheid zag was hij, vanwege de vreugdetranen opwellend in zijn ogen en de verrukking [van de extase] die zijn ledematen doortrok, in zijn vervoering niet in staat zich kenbaar te maken, o Koning. (Vedabase)

 

Tekst 36

De Allerhoogste Heer, de Zorgdrager van de Overgegeven Zielen, herkende hem, trok hem met Zijn hand, die is gemerkt met een wagenwiel [de cakra], naar Zich toe, en omhelsde hem verheugd.

De Allerhoogste Heer, de Zorgdrager der Overgegeven zielen, hem [niettemin] herkennend, trok hem met Zijn hand gemerkt met een wagenwiel [de cakra] naar Zich toe en omhelsde hem verheugd. (Vedabase)

 

Tekst 37-38

Vervolgens omhelsde de grootmoedige Sankarshana [Rāma] hem die daar met zijn hoofd gebogen stond. Hij pakte met Zijn hand zijn twee handen beet en nam hem samen met Zijn jongere broer mee het huis in. Daar informeerde Hij of zijn reis aangenaam was geweest. Hij bood hem een uitstekende zitplaats en waste zijn voeten met gezoete melk, zoals dat was voorgeschreven als een vorm van respectvol eerbetoon.

Vervolgens werd hij die daar met zijn gezicht naar beneden stond grootmoedig omhelsd door Sankarshana [Rāma], die met Zijn hand zijn twee handen beetpakkend hem samen met Zijn jongere broer met Zich meevoerde in huis. Daarna informeerde Hij of zijn reis aangenaam geweest was en waste Hij, zoals dat was voorgeschreven bij wijze van een respectvol eerbetoon, hem zijn voeten met gezoete melk. (Vedabase)

 

Tekst 39

De Almachtige schonk een koe in liefdadigheid, gaf vol van respect de vermoeide gast een massage, en serveerde hem gewetensvol zuiver voedsel van verschillende smaken [geschikt om te offeren].

Een koe wegschenkend in liefdadigheid en vol van respect de vermoeide gast een massage gevend, serveerde de Almachtige hem trouw het juiste voedsel in verschillende smaken. (Vedabase)

 

Tekst 40

Na het eten voorzag Rāma, de Allerhoogste Kenner van het Dharma, met liefde verder nog in kruiderij om de tong te dienen en in bloemenslingers en geuren om de hoogste voldoening te schenken.

Na het maal voorzag Rāma, de Allerhoogste Kenner van het Dharma, met liefde verder nog in kruiderij om de tong van dienst te zijn en in bloemenslingers om de hoogste voldoening te schenken. (Vedabase)

 

Tekst 41

Nadat hij hem aldus had geėerd vroeg Nanda: 'O nakomeling van Das'ārha, hoe vergaat het u met die genadeloze Kamsa in leven, die baas die [met zijn onderdanen] net [zo omgaat] als een slachter [met] zijn schapen?

Nanda vroeg de geėerde: 'O nakomeling van Das'ārha, hoe vergaat het u met het in leven zijn van de genadeloze Kamsa, die baas die net als een slager is met schapen? (Vedabase)

 

Tekst 42

Als hij, wreed en zelfzuchtig, de baby's van zijn eigen zuster doodde tot haar grote verdriet, wat houdt dat dan wel niet in voor het welzijn van zijn onderdanen, voor u?'

Als hij wreed en zelfzuchtig de baby's van zijn eigen zuster tot haar grote verdriet doodde, wat zou dat dan wel niet, zo durf ik te beweren, betekenen voor uw welzijn?'  (Vedabase)

 

Tekst 43

Aldus door Nanda naar behoren gerespecteerd met ware en aangename woorden, schudde Akrūra de vermoeidheid van de reis van zich af.'

Aldus door Nanda gepast vereerd met ware en aangename bewoordingen wierp Akrūra de vermoeidheid van de reis van zich af.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
Het schilderij van Krishna en Balarāma in Vraja is © van Vrindavan Das, en werd gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties