regelbalk



 

Canto 10

Sâvarana S'rî Gaura

 

 

Hoofdstuk 33: De Râsadans

(1) S'rî S'uka zei: 'Toen de gopî's deze allerbekoorlijkste woorden van de Allerhoogste Heer hoorden, gaven ze hun verdriet op over het feit dat ze in de steek waren gelaten. Met het aanraken van Zijn ledematen waren al hun verlangens in vervulling gegaan. (2) Op dat moment ging Govinda toen over tot een dans [een z.g. râsa, of een spel] waaraan die trouwe juwelen van vrouwen arm in arm geslagen, vergenoegd meededen.

(3-4) Het feest van de dans nam zijn aanvang met de gopî's opgesteld in een cirkel. Krishna, de Meester van de Mystieke Eenheid, hield, Zich telkens tussen twee van hen ophoudend, Zijn armen geslagen om de nekken van de vrouwen naast Zich. Op dat moment dromden in de hemel honderden hemelse voertuigen samen van hemelbewoners met hun vrouwen wiens geesten zich door nieuwsgierigheid hadden laten meeslepen. (5) Daarop klonken er pauken en kwam er een regen van bloemen naar beneden, terwijl de belangrijkste zangers van de hemel met hun vrouwen Zijn onberispelijke heerlijkheid bezongen. (6) In de kring van de dans was er een luid rumoer van de armbanden, de enkel- en de gordelbelletjes van de vrouwen die samen waren met hun Geliefde. (7) De Opperheer, de zoon van Devakî daar met hen samen, zag er zo schitterend uit als een grote [blauwe] saffier temidden van gouden sieraden. (8) De manier waarop ze hun voeten neerzetten, door hun handgebaren, hun glimlachen, speelse wenkbrauwen en hun wiegende heupen, door hun onder hun kleding bewegende borsten, hun oorbellen langs hun halzen en hun transpirerende gezichten, met de vlechten van hun haar, hun strak aangetrokken gordels en hun zingen over Hem, straalden ze in de rol van Krishna's metgezellen als bliksemflitsen tussen de wolken. (9) Zij, van wiens lied het hele universum doordrongen is, zongen hardop vanuit hun gekleurde kelen, dansten blij en waren er in hun toewijding gelukkig mee om door Krishna te worden aangeraakt. (10) Één gopî die samen met Krishna['s stem haar stem] verhief in zuivere tonen van pure harmonie, werd door Hem geprezen die verheugd uitriep: 'uitstekend, uitstekend!' En ook een andere gopî die daaraan meedeed met een speciaal ritmisch patroon, toonde Hij Zijn grote waardering. (11) Een bepaalde gopî [Râdhâ waarschijnlijk], van wie de armbanden en bloemen waren los gegleden, stond vermoeid van het dansen naast de Meester van de Plechtigheid ['Hij die de knots vasthoudt'] en greep met haar arm Zijn schouder vast. (12) Ergens anders legde er een Krishna's arm, die geurde als een blauwe lotus, over haar schouder en kuste die, terwijl ze met haar haren overeind de geur van sandelhout opsnoof. (13) Weer een andere die er prachtig uitzag met de schittering van haar oorhangers die slingerden door het dansen, vleide haar wang tegen de Zijne en ontving van Hem de betelnoot waarop Hij had gekauwd. (14) Een van hen, die met Acyuta aan haar zijde stond te dansen en zingen met tinkelende enkel- en gordelbelletjes, plaatste, zich moe voelend, Zijn zegenrijke lotushand op haar borsten. (15) Nu de gopî's de Onfeilbare Heer, de Exclusieve Minnaar van de Godin van het Geluk, als hun minnaar hadden verworven, genoten ze er, met Zijn armen om hun nekken, van om Hem te bezingen. (16) Met de lotusbloemen achter hun oren en de in hun haar gevlochten bloemen vallend op de grond, met de haarlokken die hun kaken sierden en hun mooie gezichten parelend van het zweet, met het ritme van de harmonieuze geluiden van hun armbanden en belletjes en de bijen er zoemend omheen, dansten de gopî's samen met de Allerhoogste Heer rond in de kring van de dans. (17) De Meester van de Godin van het Geluk vermaakte zich aldus, met Zijn omhelzingen, met de aanrakingen van Zijn handen, met Zijn liefdevolle blikken en Zijn brede, speelse glimlachen, met de jongedames van Vraja, zoals een jongen zich vermaakt spelend met zijn spiegelbeeld. (18) Door het lichamelijk contact met Hem overweldigd in hun zinnen, was het voor de dames van Vraja niet makkelijk om hun haar, hun kleding en de omslagen over hun borsten afdoende netjes te houden. Hun bloemenkransen en versierselen verkeerden in wanorde, o beste van de Kuru's. (19) Toen ze Krishna zo zagen spelen werden de godinnen die zich door de hemel bewogen gegrepen door liefdesverlangens en raakten de maan en zijn volgelingen [de sterren] verbaasd. (20) Zichzelf expanderend in evenzoveel [gedaanten] als er koeherdersvrouwen waren, genoot Hij, hoewel Hij de in Zichzelf tevreden Opperheer is, ervan om Zich te vermaken met hen. (21) Met Zijn rustgevende hand wiste Hij liefdevol, vriendelijk de gezichten van de gopî's, toen die zich moe voelden van het plezier van de romantiek, mijn beste. (22) De gopî's, heel blij met de aanraking van Zijn vingernagels, bezongen de avonturen van hun Held, Hem vererend met de nectar van de schoonheid van hun glimlachen, blikken en kaken, verhoogd door de gloed van hun glanzende haarlokken en gouden oorhangers.

(23) Hij, met Zijn bloemenslinger geplet en besmeurd met de kunkuma van hun borsten, onder begeleiding van de snel volgende bijen die zongen als de beste Gandharva's, ging moe geworden om Zich te ontspannen toen met de gopî's het water in, ongeveer zoals een mannetjesolifant dat doet met zijn wijfjes nadat hij de irrigatiedijken [of de normale gedragsregels] doorbroken heeft. (24) In het water werd Hij van alle kanten nat gespetterd door de meisjes die met liefde en gelach naar Hem keken, mijn beste. Daarbij vanuit de hemelwagens [van de goden] vereerd met een regen van bloemen, vermaakte Hij, die persoonlijk steeds innerlijk voldaan is, Zich ermee op die plek [met de gopi's] te spelen als was Hij de koning van de olifanten [zie ook 8.3]. (25) Net als een olifant die met zijn wijfjes druipt van de bronst, bewoog Hij Zich toen, omringd door Zijn zwerm bijen en vrouwen, door een bosje vlak bij de Yamunâ dat geheel was doordrongen van de - door de wind meegevoerde - geur van de bloemen in het water en op het land. (26) Aldus bracht Hij, die de Waarheid is van alle Verlangens, met Zijn vele liefhebbende vriendinnetjes de nacht door die zo helder was dankzij de stralen van de maan. Hij beheerste daarbij in Zichzelf [in die ene nacht] de romantische gevoelens die Hij wenste te eren gedurende alle herfstnachten, de nachten die zo inspireren tot poëtische beschrijvingen van spirituele stemmingen [of rasa's].'



(27-28) S'rî Parîkchit zei: 'Teneinde het dharma te vestigen en de opstandige zielen te onderwerpen, daalde Hij, de Allerhoogste Heer, de Meester van het Universum, neer, samen met Zijn volkomen deelaspect [Balarâma]. Hoe kon Hij, de oorspronkelijke woordvoerder, uitvoerder en beschermer van de morele gedragscodes, Zich zo daaraan tegengesteld gedragen, o brahmaan, door andermans vrouwen aan te raken? (29) Wat had Hij, die in Zichzelf tevreden is, in gedachten met deze zonder twijfel verwerpelijke vertoning, o verdediger van de geloften? Alstublieft verlos ons van onze twijfel hierover.'

(30) S'rî S'uka zei: 'Als machtige autoriteiten, brekend met wat dharma is, zich allerlei vrijheden veroorloven, wil dat nog niet zeggen dat ze verkeerd bezig zijn. Ze zijn als een allesverterend vuur [dat hetzelfde blijft ongeacht wat het verteert]. (31) Iemand die de beheersing niet heeft [over zichzelf] moet er zelfs niet aan denken ooit zoiets te doen. Als je zo dwaas bent aldus te handelen houdt het je ondergang in, je bent niet zomaar een Rudra die het vergif van de oceaan kan opdrinken [zie 8.7]. (32) Het zijn de woorden van de [geestelijke] autoriteiten die waar zijn, hun handelingen moet men slechts incidenteel als voorbeeld nemen. Een intelligent iemand doet enkel wat met hun woorden overeenstemt [zie * en tevens B.G. b.v. 3: 6-7, 3: 42, 5: 7]. (33) Net zoals zij die egoloos handelen geen voordeel behalen met de goede dingen die ze doen, mijn beste, zullen ze er ook geen nadeel van ondervinden als ze in tegenspraak met de deugd handelen. (34) Hoe kan je nu in termen van goed en kwaad spreken wat betreft de Heerser(s) over hen die beheerst worden - al de dieren, de menselijke wezens en de bewoners van de hemel? (35) De wijzen [Zijn vertegenwoordigers], die al de karmische gebondenheid van zich afschudden door het stof van de lotusvoeten te dienen, vinden met de macht van de yoga hun tevredenheid en handelen vrijelijk, ze raken dankzij Hem nimmer verstrikt. Daarom kan men ook nooit spreken van de gebondenheid van, of een gebonden raken met, Hem die Zijn wonderbaarlijke lichamen [terwille van de onthechting] heeft aangenomen [zie vapu]. (36) Hij die, bij de gopî's en hun echtgenoten vanbinnen, ja werkelijk bij alle belichaamde wezens vanbinnen, leeft als de Allerhoogste Getuige, neemt een gedaante aan in deze wereld om er Zijn spel te kunnen spelen. (37) Om Zijn toegewijden Zijn genade te tonen gaat Hij, met het aannemen van een menselijk lichaam, over tot dat soort [liefdes]avonturen, dat als men erover verneemt men toewijding tot Hem ontwikkelt [zie ook 1.7: 10]. (38) De koeherders van Vraja, die allen begoocheld waren door de macht van Zijn mâyâ, waren niet jaloers op Krishna. Ze dachten allemaal dat hun vrouwen aan hun zijde verkeerden. (39) Ook al wilden de gopî's het niet, toch gingen de liefjes van de Allerhoogste Heer op aanraden van Krishna weer naar huis toen die [eindeloze] nacht van Brahmâ voorbij was. (40) Een ieder die met geloof luistert naar, of een beschrijving geeft van, dit spel en vermaak van Heer Vishnu met de koeienmeisjes van Vraja, zal de bovenzinnelijke toegewijde dienst aan de Allerhoogste Heer bereiken. Hij zal snel tot zichzelf komen en terstond de ziekte van de lust uit zijn hart verdrijven.'

 

next                        

 
 

Derde herziene editie, geladen 25 november, 2020.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Toen de gopî's deze allerbekoorlijkste woorden van de Allerhoogste Heer hoorden, gaven ze hun verdriet op over het feit dat ze in de steek waren gelaten. Met het aanraken van Zijn ledematen waren al hun verlangens in vervulling gegaan.
S'rî S'uka zei: 'De gopî's, die alzo de allerbekoorlijkste woorden van de Allerhoogste Heer hoorden, gaven, met hun bereidwillige harten tevreden door [het aanraken van] Zijn ledematen, het op met het [gekoesterde] leed van hun in de steek gelaten zijn. (Vedabase)

 

Tekst 2

Op dat moment ging Govinda toen over tot een dans [een z.g. râsa, of een spel] waaraan die trouwe juwelen van vrouwen arm in arm geslagen, vergenoegd meededen.

En daar ging Govinda toen over tot een dans [een z.g. râsa, of een spel] waarin de trouwe juwelen van vrouwen voldaan zich arm in arm geslagen samenvoegden. (Vedabase)


Tekst 3-4

Het feest van de dans nam zijn aanvang met de gopî's opgesteld in een cirkel. Krishna, de Meester van de Mystieke Eenheid, hield, Zich telkens tussen twee van hen ophoudend, Zijn armen geslagen om de nekken van de vrouwen naast Zich. Op dat moment dromden in de hemel honderden hemelse voertuigen samen van hemelbewoners met hun vrouwen wiens geesten zich door nieuwsgierigheid hadden laten meeslepen. 

Het feestelijke vermaak nam zijn aanvang met de gopî's in een kring die werd opgesierd door, in hun midden, Krishna, de Beheerser van de Mystieke Eenheid, die de vrouwen, paarsgewijze aanwezig naast Hem, bij hun nekken vasthield. Op dat ogenblik dromden in de hemel honderden hemelse voertuigen samen van hemelbewoners en hun vrouwen wiens geesten in staat van vervoering verkeerden in de ijver van hun respect. (Vedabase)

 

Tekst 5

Daarop klonken er pauken en kwam er een regen van bloemen naar beneden, terwijl de belangrijkste zangers van de hemel met hun vrouwen Zijn onberispelijke heerlijkheid bezongen.

Toen klonken er pauken en een regen van bloemen kwam naar beneden terwijl de belangrijkste zangers van de hemel met hun vrouwen Zijn onberispelijke heerlijkheid bezongen. (Vedabase)

 

Tekst 6

In de kring van de dans was er een luid rumoer van de armbanden, de enkel- en de gordelbelletjes van de vrouwen die samen waren met hun Geliefde.

In de kring van de dans was er een luid rumoer van de armbanden, de enkel- en de gordelbelletjes van de vrouwen die tezamen waren met hun Geliefde. (Vedabase)

 

Tekst 7

De Opperheer, de zoon van Devakî daar met hen samen, zag er zo schitterend uit als een grote [blauwe] saffier temidden van gouden sieraden.

De Opperheer, de zoon van Devakî, zag er daar met hen net zo schitterend prachtig uit als een uitgelezen [blauwe] saffier temidden van gouden sieraden. (Vedabase)

 

Tekst 8

De manier waarop ze hun voeten neerzetten, door hun handgebaren, hun glimlachen, speelse wenkbrauwen en hun wiegende heupen, door hun onder hun kleding bewegende borsten, hun oorbellen langs hun halzen en hun transpirerende gezichten, met de vlechten van hun haar, hun strak aangetrokken gordels en hun zingen over Hem, straalden ze in de rol van Krishna's metgezellen als bliksemflitsen tussen de wolken.

De manier waarop ze hun voeten neerzetten, door hun handgebaren, hun glimlachen en speelse wenkbrauwen en hun wiegende heupen; door hun bewegende borsten, hun kleren, hun oorbellen langs hun halzen en hun transpirerende gezichten; met de vlechten van hun haar, hun gordels strak aangetrokken en hun zingen over Hem, straalden ze in de rol van Krishna's metgezellen als bliksemflitsen tussen de wolken. (Vedabase)

   

Tekst 9

Zij, van wiens lied het hele universum doordrongen is, zongen hardop vanuit hun gekleurde kelen, dansten blij en waren er in hun toewijding gelukkig mee om door Krishna te worden aangeraakt.

Hardop zongen zij, van wiens lied het hele universum doordrongen is, vanuit hun gekleurde kelen, blij dansend, genietend in hun toewijding tot de aanraking van Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 10

Één gopî die samen met Krishna['s stem haar stem] verhief in zuivere tonen van pure harmonie, werd door Hem geprezen die verheugd uitriep: 'uitstekend, uitstekend!' En ook een andere gopî die daaraan meedeed met een speciaal ritmisch patroon, toonde Hij Zijn grote waardering.

Een gopî die samen met Krishna[- 's stem haar stem] hief in zuivere tonen van pure harmonie werd door Hem geprezen die verheugd uitriep: 'uitstekend, uitstekend!' en een andere die meedeed in een speciaal ritmisch patroon schonk Hij veel bijzondere aandacht. (Vedabase)

 

Tekst 11

Een bepaalde gopî [Râdhâ waarschijnlijk], van wie de armbanden en bloemen waren los gegleden, stond vermoeid van het dansen naast de Meester van de Plechtigheid ['Hij die de knots vasthoudt'] en greep met haar arm Zijn schouder vast.

Een bepaalde gopî [Râdhâ waarschijnlijk], stond er, met haar armbanden en bloemen losgegleden, vermoeid bij buiten de dans en greep met haar arm de schouder van de Meester van de Plechtigheid ['Hij die de knots vasthoudt']. (Vedabase)

   

 Tekst 12

Ergens anders legde er een Krishna's arm, die geurde als een blauwe lotus, over haar schouder en kuste die, terwijl ze met haar haren overeind de geur van sandelhout opsnoof.

Ergens anders legde er een Krishna's arm, geurig als een blauwe lotus, over haar schouder en kuste die met haar haren overeind de geur van sandelhout opsnuivend. (Vedabase)

   

Tekst 13

Weer een andere die er prachtig uitzag met de schittering van haar oorhangers die slingerden door het dansen, vleide haar wang tegen de Zijne en ontving van Hem de betelnoot waarop Hij had gekauwd.

Weer een andere prachtig met de schittering van haar, door het dansen, slingerende oorhangers, vleide haar wang tegen de Zijne en kreeg de bethel toebedeeld waarop Hij had gekauwd. (Vedabase)

 

Tekst 14

Een van hen, die met Acyuta aan haar zijde stond te dansen en zingen met tinkelende enkel- en gordelbelletjes, plaatste, zich moe voelend, Zijn zegenrijke lotushand op haar borsten.

Een van hen die met Krishna staande aan haar zijde aan het dansen en zingen was met tinkelende enkel- en gordelbelletjes, plaatste, zich moe voelend, Acyuta's zegenrijke lotushand op haar borsten. (Vedabase)


Tekst 15

Nu de gopî's de Onfeilbare Heer, de Exclusieve Minnaar van de Godin van het Geluk, als hun minnaar hadden verworven, genoten ze er, met Zijn armen om hun nekken, van om Hem te bezingen.

De gopî's die met Zijn armen om hun nekken de Onfeilbare Heer, de Exclusieve Minnaar van de Godin van het Geluk, hadden bereikt als hun minnaar, waren erover verrukt Hem te bezingen. (Vedabase)

 

Tekst 16

Met de lotusbloemen achter hun oren en de in hun haar gevlochten bloemen vallend op de grond, met de haarlokken die hun kaken sierden en hun mooie gezichten parelend van het zweet, met het ritme van de harmonieuze geluiden van hun armbanden en belletjes en de bijen er zoemend omheen, dansten de gopî's samen met de Allerhoogste Heer rond in de kring van de dans.

Met de lotusbloemen achter hun oren, hun haarlokken die hun kaken opsierden, de schoonheid van hun bezwete gezichten en het ritme van de harmonieuze geluiden van hun armbanden en belletjes, dansten de gopî's, met de bloemen in hun haar gevlochten eruit gevallen, op het gezoem van de bijen samen met de Allerhoogste Heer rond in het perk van de dans. (Vedabase)

 

Tekst 17

De Meester van de Godin van het Geluk vermaakte zich aldus, met Zijn omhelzingen, met de aanrakingen van Zijn handen, met Zijn liefdevolle blikken en Zijn brede, speelse glimlachen, met de jongedames van Vraja, zoals een jongen zich vermaakt spelend met zijn spiegelbeeld.

Hij, de Meester van de Godin van het Geluk, genoot aldus met omhelzingen, aanrakingen van Zijn hand, liefdevolle blikken en brede speelse glimlachen van de jongedames van Vraja net als een jongetje dat speelt met zijn eigen spiegelbeeld. (Vedabase)

 

Tekst 18

Door het lichamelijk contact met Hem overweldigd in hun zinnen, was het voor de dames van Vraja niet makkelijk om hun haar, hun kleding en de omslagen over hun borsten afdoende netjes te houden. Hun bloemenkransen en versierselen verkeerden in wanorde, o beste van de Kuru's.

Van het lichamelijk contact met Hem overweldigd in hun zinnen was het voor de dames van Vraja niet gemakkelijk of zelfs maar mogelijk om hun haar, hun kleding en de omslagen over hun borsten keurig in orde te houden zodat hun bloemenkransen en opsier in wanorde verkeerde, o beste van de Kuru's. (Vedabase)

 

Tekst 19

Toen ze Krishna zo zagen spelen werden de godinnen die zich door de hemel bewogen gegrepen door liefdesverlangens en raakten de maan en zijn volgelingen [de sterren] verbaasd.

Met de aanblik van de spelende Krishna raakten de godinnen, rondhangend in de hemel, rusteloos van liefdesverlangens in een trance en vielen de maan en zijn volgelingen [de sterren] in verbazing. (Vedabase)

 

Tekst 20

Zichzelf expanderend in evenzoveel [gedaanten] als er koeherdersvrouwen waren, genoot Hij, hoewel Hij de in Zichzelf tevreden Opperheer is, ervan om Zich te vermaken met hen.

Zichzelf expanderend in evenzovele [gedaanten] als er koeherdersvrouwen aanwezig waren genoot Hij, hoewel Hij de in zichzelf voldane Opperheer was, ervan met Zijn Zelven met hen te spelen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Met Zijn rustgevende hand wiste Hij liefdevol, vriendelijk de gezichten van de gopî's, toen die zich moe voelden van het plezier van de romantiek, mijn beste.

Van hen, vermoeid van het plezier van de romantiek, wiste Hij met Zijn hoogst rustgevende hand in liefdevol medeleven de gelaten, mijn beste. (Vedabase)

 

Tekst 22

De gopî's, heel blij met de aanraking van Zijn vingernagels, bezongen de avonturen van hun Held, Hem vererend met de nectar van de schoonheid van hun glimlachen, blikken en kaken, verhoogd door de gloed van hun glanzende haarlokken en gouden oorhangers.

Zeer blij met de aanraking van Zijn vingernagels bezongen de gopî's de wederwaardigheden van hun Held, Hem vererend met de nectar van de schoonheid van hun glimlachen, blikken, kaken en haarlokken, goud glanzend in de gloed van hun oorhangers. (Vedabase)

 

Tekst 23

Hij, met Zijn bloemenslinger geplet en besmeurd met de kunkuma van hun borsten, onder begeleiding van de snel volgende bijen die zongen als de beste Gandharva's, ging moe geworden om Zich te ontspannen toen met de gopî's het water in, ongeveer zoals een mannetjesolifant dat doet met zijn wijfjes nadat hij de irrigatiedijken [of de normale gedragsregels] doorbroken heeft.

Met Zijn bloemenslinger geplet en besmeurd met de kunkuma van hun borsten, ging Hij, als de aanvoerder der Gandharva's onder begeleiding van de gezwind volgende bijen, moe zijnde, met de bedoeling de vermoeidheid te verdrijven, het water in ongeveer zoals een mannetjesolifant dat doet met zijn wijfjes na de irrigatiedijken [of de normale gedragsregels] doorbroken te hebben. (Vedabase)

 

Tekst 24

In het water werd Hij van alle kanten nat gespetterd door de meisjes die met liefde en gelach naar Hem keken, mijn beste. Daarbij vanuit de hemelwagens [van de goden] vereerd met een regen van bloemen, vermaakte Hij, die persoonlijk steeds innerlijk voldaan is, Zich ermee op die plek [met de gopi's] te spelen als was Hij de koning van de olifanten [zie ook 8.3].

In het water werd Hij van alle kanten nat gespetterd door de meisjes die Hem met liefde en lachen in de gaten hielden, mijn beste, en aanbeden vanuit de hemelse voertuigen met een regen van bloemen vermaakte Hij, die persoonlijk altijd van binnenuit behaagd is, zich ermee aldaar te spelen als de koning der olifanten [zie ook 8.3]. (Vedabase)

 

Tekst 25

Net als een olifant die met zijn wijfjes druipt van de bronst, bewoog Hij Zich toen, omringd door Zijn zwerm bijen en vrouwen, door een bosje vlak bij de Yamunâ dat geheel was doordrongen van de - door de wind meegevoerde - geur van de bloemen in het water en op het land.

Net als een olifant met zijn wijfjes druipend van de bronst kwam Hij toen, omringd door Zijn zwerm bijen en vrouwen, aan in een bosje nabij de Yamunâ dat overal volhing met de door de wind meegevoerde geur van de bloemen in het water en op het land. (Vedabase)

 

Tekst 26

Aldus bracht Hij, die de Waarheid is van alle Verlangens, met Zijn vele liefhebbende vriendinnetjes de nacht door die zo helder was dankzij de stralen van de maan. Hij beheerste daarbij in Zichzelf [in die ene nacht] de romantische gevoelens die Hij wenste te eren gedurende alle herfstnachten, de nachten die zo inspireren tot poëtische beschrijvingen van spirituele stemmingen [of rasa's].'

Op deze manier bracht Hij, de Waarheid van alle Verlangen, met Zijn vele liefhebbende vriendinnetjes de nacht door die zo helder was door de stralen van de maan. Daarbij manifesteerde Hij in Zichzelf alle romantische gebaren in Zijn genieten van de herfstnachten die zo inspireren tot poëtische beschrijvingen van bovenzinnelijke gemoedsgesteldheden [of rasa's].'  (Vedabase)

 

Tekst 27-28

S'rî Parîkchit zei: 'Teneinde het dharma te vestigen en de opstandige zielen te onderwerpen, daalde Hij, de Allerhoogste Heer, de Meester van het Universum, neer, samen met Zijn volkomen deelaspect [Balarâma]. Hoe kon Hij, de oorspronkelijke woordvoerder, uitvoerder en beschermer van de morele gedragscodes, Zich zo daaraan tegengesteld gedragen, o brahmaan, door andermans vrouwen aan te raken?

S'rî Parîkchit zei: 'Om het dharma te vestigen en de opstandigen te onderwerpen, daalde Hij neder, de Allerhoogste Heer, de Beheerser van het Universum met Zijn volkomen deelaspect [Balarâma]. Hoe kon Hij, de oorspronkelijk woordvoerder, uitvoerder en beschermer van de morele gedragscodes, zich dermate in tegenspraak daarmee gedragen o brahmaan, met het betasten van andermans vrouwen? (Vedabase)

 

Tekst 29

Wat had Hij, die in Zichzelf tevreden is, in gedachten met deze zonder twijfel verwerpelijke vertoning, o verdediger van de geloften? Alstublieft verlos ons van onze twijfel hierover.'

Wat had Hij, zo in Zichzelf tevreden, in gedachten met deze welzeker verwerpelijke vertoning, o beste der gezworenen, alstublieft verlos ons van onze twijfel in dezen.' (Vedabase)

 

Tekst 30

S'rî S'uka zei: 'Als machtige autoriteiten, brekend met wat dharma is, zich allerlei vrijheden veroorloven, wil dat nog niet zeggen dat ze verkeerd bezig zijn. Ze zijn als een allesverterend vuur [dat hetzelfde blijft ongeacht wat het verteert].

S'rî S'uka zei: 'Het breken met wat dharma is en de onnadenkendheid, zoals men die kan aantreffen bij spiritueel gezaghebbenden, betekent nog niet dat ze verkeerd bezig zijn. Het is met hen als met een allesverzengend vuur [dat hetzelfde blijft ongeacht wat het verteert]. (Vedabase)

 

Tekst 31

Iemand die de beheersing niet heeft [over zichzelf] moet er zelfs niet aan denken ooit zoiets te doen. Als je zo dwaas bent aldus te handelen houdt het je ondergang in, je bent niet zomaar een Rudra die het vergif van de oceaan kan opdrinken [zie 8.7].

Iemand die de beheersing niet gegeven is [over zichzelf] moet er zeer zeker niet aan denken ooit zoiets als dit te doen; zo'n iemand, handelend uit dwaasheid, zou eraan kapot gaan, net zoals iemand anders dan Rudra ten gronde zou gaan met [het drinken van] het vergif van de oceaan [zie 8.7]. (Vedabase)

 

Tekst 32

Het zijn de woorden van de [geestelijke] autoriteiten die waar zijn, hun handelingen moet men slechts incidenteel als voorbeeld nemen. Een intelligent iemand doet enkel wat met hun woorden overeenstemt [zie * en tevens B.G. b.v. 3: 6-7, 3: 42, 5: 7].

Waar zijn de woorden van degenen die de zaak in de hand hebben [met de Heer en met zichzelf] en wat ze doen behoort door mensen die intelligent zijn [alleen maar] in een aantal gevallen als voorbeeld te worden genomen, namelijk in die gevallen waarin er sprake van is dat wat ze doen in overeenstemming is met wat ze zeiden [zie * en tevens B.G. b.v. 3: 6-7, 3:42, 5:7]. (Vedabase)


Tekst 33

Net zoals zij die egoloos handelen geen voordeel behalen met de goede dingen die ze doen, mijn beste, zullen ze er ook geen nadeel van ondervinden als ze in tegenspraak met de deugd handelen.

Zo goed als er voor hen die egoloos handelen geen voordeel te behalen valt met wat ze in hun vroomheid doen zullen zij ook geen nadeel ondervinden als ze tegengesteld aan de verwachtingen handelen. (Vedabase)

 

Tekst 34

Hoe kan je nu in termen van goed en kwaad spreken wat betreft de Heerser(s) over hen die beheerst worden - al de dieren, de menselijke wezens en de bewoners van de hemel?

Hoe kunnen we nu in verband met de Heer die heerst over al de geschapen wezens, al de dieren, de menselijke wezens en de bewoners van de hemel, spreken over goed en kwaad? (Vedabase)


Tekst 35

De wijzen [Zijn vertegenwoordigers], die al de karmische gebondenheid van zich afschudden door het stof van de lotusvoeten te dienen, vinden met de macht van de yoga hun tevredenheid en handelen vrijelijk, ze raken dankzij Hem nimmer verstrikt. Daarom kan men ook nooit spreken van de gebondenheid van, of een gebonden raken met, Hem die Zijn wonderbaarlijke lichamen [terwille van de onthechting] heeft aangenomen [zie vapu].

De wijzen, wiens karmische gebondenheid met het dienen van het stof van de lotusvoeten allemaal is weggewassen, vinden met de macht van de yoga hun tevredenheid en handelen vrijelijk, zij raken, door Hem, nimmer verstrikt; in welke zin zou er ook sprake zijn van gebondenheid onder hen die naar Zijn wil lichamen van bovenzinnelijkheid hebben aangenomen? [zie vapu]. (Vedabase)

 

Tekst 36

Hij die, bij de gopî's en hun echtgenoten vanbinnen, ja werkelijk bij alle belichaamde wezens vanbinnen, leeft als de Allerhoogste Getuige, neemt een gedaante aan in deze wereld om er Zijn spel te kunnen spelen.

Hij die binnenin de gopî's en hun echtgenoten, ja werkelijk binnenin alle belichaamde wezens, leeft als de Allerhoogste Getuige, heeft Zijn gedaante aangenomen om in deze wereld Zijn spel te spelen. (Vedabase)

 

Tekst 37

Om Zijn toegewijden Zijn genade te tonen gaat Hij, met het aannemen van een menselijk lichaam, over tot dat soort [liefdes]avonturen, dat als men erover verneemt men toewijding tot Hem ontwikkelt [zie ook 1.7: 10].

Met het aannemen van een menselijk lichaam om Zijn toegewijden Zijn genade te tonen, gaat Hij over tot avonturen waardoor men erover vernemend aan Hem verslingerd raakt [zie ook 1.7: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 38

De koeherders van Vraja, die allen begoocheld waren door de macht van Zijn mâyâ, waren niet jaloers op Krishna. Ze dachten allemaal dat hun vrouwen aan hun zijde verkeerden.

Hoewel de koeherders van Vraja allen begoocheld waren door de macht van Zijn mâyâ waren ze niet jaloers op Krishna; ze gingen er allen van uit dat hun vrouwen aan hun zijde stonden.  (Vedabase)

 

Tekst 39

Ook al wilden de gopî's het niet, toch gingen de liefjes van de Allerhoogste Heer op aanraden van Krishna weer naar huis toen die [eindeloze] nacht van Brahmâ voorbij was.

Ook al wilden ze het niet, toch gingen de gopî's, de liefjes van de Allerhoogste Heer, op Krishna's aanraden weer naar huis toen die [eindeloze] nacht van Brahmâ om was. (Vedabase)

 

Text 40

Een ieder die met geloof luistert naar, of een beschrijving geeft van, dit spel en vermaak van Heer Vishnu met de koeienmeisjes van Vraja, zal de bovenzinnelijke toegewijde dienst aan de Allerhoogste Heer bereiken. Hij zal snel tot zichzelf komen en terstond de ziekte van de lust uit zijn hart verdrijven.'

Een ieder die met geloof luistert naar of een beschrijving geeft van dit spel en vermaak van Heer Vishnu met de koeienmeisjes van Vraja, zal de bovenzinnelijke toegewijde dienst aan de Allerhoogste Heer bereiken, hij zal snel tot zichzelf komend de ziekte van de lust in het hart weten te verdrijven.' (Vedabase)

 

*: S'rî Hayes'var Das, de vertaler van de eerste Canto's en het Krishnaboek in het Nederlands schreef in zijn latere dichterlijke © versie van het tiende Canto er dit vers van:

Wat groten leren is volmaakt;
Niet steeds voorbeeldig is hun doen:
Een schrander mens volge hen slechts
In daden met de leer verzoend.

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het eerste schilderij van de Râsadans op deze pagina is © Victoria & Albert Museum.
Het tweede schilderij getiteld: 'Krishna omarmt de gopis' is van een Gîtâ-Govinda manuscript. 1760-1765.
Bron:
The Yorck Project: 10.000 Meisterwerke der Malerei.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties