Lopende
vertaling hoofdstuk 2: vers 2.64 - 2.66 (64)
Maar iemand die bevrijd is geraakt van gehechtheid en
afkeer, met de zinnen die op de zinsobjecten reageren
onder kontrole, zal, zichzelf aldus regulerend, de
helderheid bereiken. (65)
Vanuit die rust zal aan alle ellende een eind komen en
door zo'n gelukkige geest zal de intuïtie afdoende
gevestigd raken. (66)
Er kan geen intelligentie zijn als men hier niet mee op
één lijn is en zonder die verbondenheid zal
men niet stabiel zijn in zijn respekt; hoe kan iemand die
zo ongelukkig is die vrede missend gelukkig zijn?
Vertaling:
Anand Aadhar Prabhu, 2.64
Wie zijn zinnen weet te beheersen door zich te houden aan
de regels van vrijheid in gebondenheid, kan zich de
volkomen genade van de Heer verwerven en zo verlost
worden van alle voorkeur en afkeer. T o
e l i c h t i n g Als we handelend naar
onze zintuigelijke indrukken vrij willen zijn van
voorkeur en afkeer, moeten we ons aan de regulerende
beginselen van de â
t m â - t a t t v
a houden om de
genade van K
r i s h n a te
kunnen bereiken. Zoals in de voorgaande verzen beschreven
ontwikkelt zich voorkeur en afkeer in de confrontatie met
de wereld, waardoor we uiteindelijk dom bezig zijn.
Willen we onze intelligentie en ons geluk, de genade van
de Heer, behouden, dan moet de logische opeenvolging van
de psychologie van de val worden doorbroken. De
konfrontatie met de objecten van de zintuigen is
onvermijdelijk. Ook is handelen onvermijdelijk. Als een
z.g. j
n a n a - y o g i
stil in een hoekje met een boekje gaan zitten de
verlichting handhavend, kunnen we wel vergeten. Zoiets
kan onderdeel zijn van het leven, maar het leven zelf
moet nou eenmaal worden geleefd. Er is in de vedische
literatuur voorbeeld van b.v. een y o g i die door zijn
speciale vermogen in staat was onder water te verblijven
en zich zo aan de zinneprikkeling van de wereld te
onttrekken. Niettemin, toen deze y o g i op een dag een
paar vissen met de voortplanting bezig zag, raakte hij
volledig uit de concentratie en was zijn ascese
doorbroken. Sexloosheid is niet de oplossing voor het
probleem van de verleidelijkheid der materiële
wereld. K
r i s h n a is
zelf de heiligheid van het sexuele. K
r i s h n a:
'Ik ben het geslachtsleven dat niet tegen de regels van
de religie indruist' B.G. 7:10). Keren we ons van het
sexuele af, dan is het net als met de Ware Tijd die
K
r i s h n a
Zelf zegt te zijn en die we kennen uit de natuurlijke
planeetbeweging die we met een klok ontkennen (middelen,
opsplitsen, generaliseren); dan keren we ons van
K
r i s h n a af
en is een algemene val in de goddeloosheid
waarschijnlijker. Ons verzoenen met het sexuele (en met
de Ware Tijd) is de enige oplossing. De manier om dit te
doen is uiteindelijk dagelijks 16x108 keer de
m
a h â m a n t r a
te chanten en de tijd met het telsnoertje af te meten
(zonder dwangmatigheid van aanduiding). In dit vers
gebruikt K
r i s h n a de
term vidheyâtmâ, waarmee de persoon
die vrijheid in gebondenheid leeft wordt bedoeld. De
werkelijkheid van de regulerende beginselen is waar de
â
t m â - t a t t v
a-kennis
betrekking op heeft. Het reguleren van het sexuele
behoort tot de doelstellingen van de s
â d h a n a,
de spirituele praktijk. Deze regulering heeft tot doel de
sex ondergeschikt te maken aan het motief van de
voortplanting. Dat dit van de ene dag op de andere niet
te realiseren is, is duidelijk; door a
n a r t h a ' s
kan men immers niet zomaar dagelijks alle ronden chanten
of de motivatie voor de 'zachte weg' vinden. Daartoe is
de traditie van de t
a n t r a - y o g a
ontwikkeld die erop gericht is de sexuele energie te
transformeren door haar van begeerte, lust, vrij te
maken. Terwijl de C
a i t a n y a- v a i s h n a v a ' s
zelf de term
t
a n t r a
gebruiken om een speciaal soort geschriften aan te
duiden, onderscheidt men daarbuiten drie soorten
t
a n t r a -
y
o g i ' s: de
gewone p
a s u - t a n t r i 's (p a s
u: dierlijk),
die het bij één partner laten. De
v
i r a - t a n t r i 's (v i r
a: heldhaftig
), die vrije sexualiteit voorstaan, en de
d
i v y a - t a n t r i 's (d i v y
a: goddelijk)
die hun sexualiteit zonder partner tot een staat van
absorbtie in God (K
r i s h n a)-bewustzijn
brengen. Door de twee eerste soorten t
a n t r a
willen de
b h a k t a ' s (en
de p
a r a m p a r â)
hun omgang met het sexuele geen t
a n t r a
noemen, hoewel het in feite de hoogste vorm van
t
a n t r a is.
De opdracht van de p
a s u - t a n t r i 's
is uiteindelijk te komen tot zo'n sexuele beheersing dat
er alleen terwille van het nageslacht nog sexueel verkeer
plaats vindt. Verliefde mensen die zich niet kunnen
beheersen, moeten gewoon maar een kind willen om te
voorkomen dat hun liefde op een teleurstelling uitloopt.
Wil men geen kind meer, dan is de enige oplossing het
sexuele initiatief te mediteren om de aandrang tot de
geest te verheffen zodat sublimatie onvermijdelijk wordt.
De energie die men in het sexuele stak, moet men in
andere dingen investeren. Zoals we reeds zagen is
baatzuchtige aktiviteit en een gebrek aan een goed
gereguleerd leven het struikelblok op weg naar een
spiritueel zuiver leven. De oplossing bestaat uit het
delen in het vruchtgebruik, d.w.z. men verdient zijn geld
terwille van de (K
r i s h n a-bewuste)
gemeenschap en men vervaardigd produkten die in de
toegewijde dienst van pas komen. Regulering buiten het
negenvoudig proces van toegewijde dienst om leidt weer
tot verstriktheid in het materialistisch-egotistisch
belang met de daarbij behorende irregulariteit en
bezitsdrang ('ik en mijn'). Als men doet aan sexuele
onthouding terwille van de 'kracht', zonder acht te slaan
op het subliminaal belang om tot K
r i s h n a-bewuste
aktiviteiten te komen, ontstaat psychopatologie. Dit kan
variëren van onschuldig neurotisch-dwangmatig, tot
hopeloos psychotisch-chaotisch. Keert men zich van de
heelheid van K
r i s h n a af,
in onbezonnen sexuele afkeer (of het ontkennen van de
Ware Tijd), dan raakt men onherroepelijk verstrikt in de
dualismen van een schizoïde wereldbeeld, waarin men
de halve mensheid als zijn vijand ziet en voortdurend in
vrees en woede moet leven. M
a h â m â y
a, de
begoocheling van de grote wereld, is echter de vijand en
niet deze of gene onwetende. In elkaars ogen zijn we
altijd onwetenden, omdat ieder nou eenmaal zijn eigen
kennis van zaken heeft. Dat geldt zelfs voor een vlo en
een mier. Het is dus onzinnig om de onwetendheid van de
ander als vijandschap te beschouwen. Daarom zei Christus
aan het kruis vergeef het hun Vader en predikte de Buddha
geweldloosheid. K
r i s h n a
predikt de regels van vrijheid in gebondenheid. Deze
regels ( v
i d h i ' s)
zijn gebaseerd op mededogen, soberheid, reinheid en
waarheidlievendheid (de vier poten van de stier van
d
h a r m a). De
gewone t
a n t r i moet,
wil er sprake zijn van een geslaagde transformatie in
y
o g a, daarom
geweldloosheid beoefenen uit mededogen, soberheid
bereiken door de vruchten van de arbeid te delen,
reinheid bereiken door zich zedelijk te gedragen en door
het afzweren van bedwelming waarheidliefde te ontwikkelen
in het respekteren van b.v. de geschriften. Arjuna, een
v
i r a - t a n t r i
- hij deelde Draupadî met zijn broers, en had nog
drie andere vrouwen waaronder Subhadrâ, de zuster
van K
r i s h n a -
moet sober, onaangedaan leren vechten van
K
r i s h n a,
d.w.z. zonder verlangen naar winst of treurnis over
verlies. Het onrecht in de kaart spelend zou niet vechten
daarbij gewelddadiger zijn dan vechten in zijn situatie.
De v
i r a - t a n t r i
(in de b
h a k t i staat
v
i r a ook
bekend als de meest intieme vorm van dienaarschap in
relatie tot K
r i s h n a
persoonlijk), moet als held van de vrije liefde leren
sociaal, gezagsgetrouw en voorbeeldig te zijn. Zonder
saamhorigheid, een geestelijk leraar en heiligheid heeft
het begrip ziel immers alleen een ego-degradatie in zijn
mars (zielig). Als de lust van het sexuele initiatief
wegvalt door erop te mediteren, leert men zichzelf
kennen. De lust die onbewust maakte van de liefde die men
nodig had wijkt dan voor emoties van verdriet over
verloren gegane zaken en vreugde over nieuwe
mogelijkheden. Na een lange geschiedenis van
materialistische slavernij die men voor vrijheid aanzag
en waarin bedwelming de enige oplossing leek voor het
probleem van de waarheid van de 'liefdespijn', is de zin
voor regels zeer slecht ontwikkeld en zit men nog vol
egotistisch verzet. De saamhorigheid die de
t
a n t r i nodig
heeft om gezond te kunnen blijven lokt een meer sociaal
ego uit dat tot doel heeft in dienstbaarheid stap voor
stap tot de ontdekking te komen dat een ander de les
lezen niet zo zeer het doel is alswel door die regels op
zichzelf toe te passen vrij te komen van de illusies van
beheersen en genieten zodat het geven van het goede
voorbeeld volstaat. Omdat een leraar de geest van de
groep bijeen houdt en er niet om heen kan te verwijzen
naar de zaligheid der heiligen, ontstaat geleidelijk de
gereguleerde zin waar K
r i s h n a in
dit vers op doelt. In het S
r î m a d B h â g a v a t a
m staat het
zo: De d
i v y a - t a n t r a,
de goddelijke t
a n t r a, is
de y
o g a van de
sexualiteit die in het K
r i s h n a-bewustzijn
uiteindelijk leidt tot de realisatie van het hoogste
doel: de liefdevolle zelfverwerkelijking in
dienstbaarheid aan K
r i s h n a.
B
h a k t a ' s
zijn celibatair, ookal zijn ze getrouwd. Alle aandrang
tot sexualiteit wordt in toegewijde dienst omgezet die
zoals eerder gezegd bestaat uit de onderdelen luisteren,
zingen, heugen, de toevlucht dienen, eerbetoon, bidden,
Hem dienen, vriendschap sluiten en zich overgeven.
B
h a k t a ' s weten
ook dat 'uitglijden' in m
â y â
normaal is (zie 2:60)
en dat het er alleen maar om gaat de weg weer terug te
vinden (k
a i v a l y a - p a n t h
â). De
gevallen zielen van K
r i s h n a
zijn altijd vol van nostalgie vanwege de afgescheidenheid
van K
r i s h n a.
Dit komt in de b
h a j a n s tot
uiting, zoals bij C
a i t a n y a's
S
i k s â s t a k a
waarin Hij hevig tranen laat terwijl een ander hevig zit
te zingen. Zo zingt Narottama Dâsa 'se sabasan
gira sange je koilobilas, se sanga, na pâiya
kânde narottama dâs: 'niet in staat de
associatie te verkrijgen van Heer Gauranga (een andere
naam van Heer K
r i s h n a-C
a i t a n y a
die betrekking heeft op zijn 'gouden' kleur '
g
a u r')
begeleid door al deze toegewijden (die inmiddels
verdwenen zijn) in wiens gezelschap Hij Zijn spel en
vermaak ten toon spreidde, kan Narottama Dâsa
alleen maar huilen (niet in dit boek opgenomen). Als
b
h a k t a ' s kinderen
willen krijgen trouwen ze eerst met veel ceremoniëel
en houden zich aan een speciaal zuiveringsritueel (
g
a r b h â d h â n a s a m s k â r
a) alvorens het
celibaat te doorbreken: men chant dan een groot aantal
extra ronden japa (50). Chanten is de manier om de door
de dierlijke (
p a s u-) zaken
van het valse ego onrustig en onstuimig geraakte geest in
te tomen en te concentreren. Dit is de manier om â
r y a n-zuivere kinderen te verwekken. In het
B
h â g a v a t a m
staat het verhaal van een zekere Kasyapa die zich door
zijn wellustige vrouw Diti liet verleiden zonder
s
a m s k â r a
een kind te verwekken en toen twee zoons kreeg die de
grootste demonen uit de menselijke geschiedenis bleken te
zijn (Hyranyâksa en Hyranyakasipu) en waar twee
a
v a t â r a '
s van K
r i s h n a aan
te pas kwamen om hun heerschappij te beëindigen
(S.B. 3:17)
). De celibatair die merkt in zijn dromen alsnog de
liefde te bedrijven en daarop de volgende dag wanhopig op
zoek is naar zijn droomkoningin, leert geleidelijk aan
dat de continentie van het zaad deel uitmaakt van het
K
r i s h n a-bewustzijn
(P
r a b u p â d a:
'pollutie is illegitieme sex - tegen Hari Sauri
Dâsa in lente '76). In het S
r î m a d B h â g a v a t a
m staat:
Uit deze vier z.g.
Kumâra's, die dus u
r d h v a - r e t a s a h ' s
waren, personen
'wiens zaad opwaarts stroomt', d.w.z. wiens hersenen van
binnenuit door de continentie van het zaad zijn
gestimuleerd, ontwikkelden zich de vier principes van
kennis:
s a n k h y a,
analyse; t
a p a s,
versterving, boete, v
a i r â g h y a,
onthechting en y
o g a, het
mysticisme dat leidt tot bevrijding van de ziel uit zijn
materiële kluister. In de yoga
- sûtra ' s (II:38) bevestigt Patanjali dat
b
r a h m a c â r y
a of
continentie indien men er stevig in verankerd is leidt
tot v
i r y a;
energie, vermogen, kennis en kracht. Voor vrouwen heeft
emotionele ingetogenheid in kuisheid hetzelfde effect: de
biologische aandrift moet dan worden omgezet in
subliminale realisaties. Incontinentie, het najagen van
droomkoninginnen (en -prinsen) en dergelijke is niet
K
r i s h n a-bewust.
Zoals een ongestelde vrouw, moet de incontinente man
zichzelf voor die dag als onrein beschouwen en daartoe
een bad nemen, extra ronden
j a p a chanten
en zich verplicht weten tot zelfonderzoek naar de illusie
die hij aan het najagen was en in het luchtledige
eindigde. Het celibaat behoort tot de boete van het
lichaam (B.G. 17:
14) en door
onderscheidingsvermogen, v
i v e k a, te
ontwikkelen aangaande de k
l e s a ' s die
de continentie verstoren, ontwikkelt zich uit de
b
r a h m a c â r i
- de celibataire vrijgezelle student, geleidelijk de
g
r i h a s t h a
- de gehuwde, de v
â n a p r a s t h
a - de
teruggetrokkene, en de s
a n n y â s i
- de onthechte d
h i r a,
overstoorbare van zinnen, die men eervol s
w a m i en
m
a h â r â j
a noemt (de
eretitel voor geestelijk leraar en een grote
persoonlijkheid). Pas in dit laatste stadium, waarin men
de m
a h â b h a g a v a t
a tot
ontplooiing ziet komen, verkrijgt de toegewijde alle
eerbetuiging die bij een ervaren ziel hoort die anderen
serieus en bona-fide leiding kan geven om uit het woud
der begoocheling te geraken. Ookal komt het wel eens voor
dat s
a n n y â s i ' s
weer terugvallen in voorgaande stadia, is het toch vrij
zeldzaam als alle voorgaande stadia goed doorleefd zijn.
Zo merkt P
r a b u p â d a
op: 'die s
a n n y â s i ' s
die nog geen kinderen hebben gekregen, vallen weer
terug'. Hoewel dat in de praktijk niet altijd bevestigd
wordt, men kan ook geesteskinderen krijgen, kan zo'n
persoon heel goed de opdracht van K
r i s h n a
krijgen om alsnog voor dat doel wedergeboorte te nemen.
Ieder restje van verlangen voortkomend uit de eigen aard
vindt vroeg of laat zijn weg. Daarnaast is niets sterker
dan het verlangen iets van waarde achter te laten
(P
r a b u p â d a
spreekt van 'bijprodukten'). 2:65
Voor iemand die aldus in het goddelijk bewustzijn
verkeert, bestaat het drievoudig leed van de stoffelijke
wereld niet meer, in zo'n gelukkige toestand komt het
verstand in evenwicht. T o
e l i c h t i n g De continente y o g i
die 'het zaad naar zijn hersenen stuwt' (het biochemisch
proces) en erin slaagt tot dienstbaarheid te komen
terwille van zijn y
o g a,
realiseert zich geleidelijk aan, stap voor stap door zijn
intelligentie in overtuiging te vestigen
(B.G.
6:25)
zijn verbondenheid met de Superziel van K
r i s h n a die
vol van gelukzaligheid, eeuwigheid en kennis is. Vergeet
hij deze dienende relatie, dan valt hij weer naar beneden
en maakt zijn s
a m â d h i
van volledige absorptie (a
s a m p r a j n a t a s a m â d h
i: niet
opzettelijk, natuurlijk, negatief noch positief zonder
ik-bewustzijn) plaats voor de s
a m â d h i (s a m p r a j n a t a s a m â d
h i:
opzettelijk, met onderscheid) van boete en inkeer die op
zelfonderzoek gericht is om in relatie tot
K
r i s h n a
het
s
w a - d h a r m a
stapsgewijs weer terug te vinden door middel van
v
i t a r k a
(studie) vicâra (rede, intellect),
ânanda - sânanda (vervoering tot
zuiverheid) asmita - sâsmitâ (ik tot
goedheid). Dit gebeurt met een hulpmiddel
(m
û r t i,
s
a s t r a ,
y
a n t r a:
beeltenis, geschrift, meditatieobject). Patanjali
beschrijft in zijn yoga - sutra de verschillende
vormen van s
a m â d h i als
zijnde met en zonder 'zaad' (s
a b i j a en
n
i r b i j a s a m â d h
i,
P
r a b u p â d a:
levende en levenloze yoga zie S.B.
3.28:34).
Zaad betekent meer dan de biologie alleen, het betekent
ook het hebben van gedachten, onderscheid, in relatie tot
objecten: de geest bedwingen op het levenloze van een
object. Zonder zaad zou zonder object zijn (en zonder
gedachten). Natuurlijk is dit voor de b
h a k t i niet
helemaal waar K
r i s h n a
als object(-gedachte) blijft voor de m
a h â b h a g a v a t
a altijd
bestaan, maar geldt niet als een materiëel object.
Zo heeft deze de verheven rust der 'zaadloze'
n
i r b i j a s a m â d h
i, zonder
echter te moeten afzien van een relatie in het
geestelijke: levende y
o g a of
spontane dienst met K
r i s h n a in
gedachten. De z.g. d
h a r m a m e g h a - s a m â d h i (n i r b i j
a), verlichting
in absorptie zonder objectgedachte wordt afgewezen door
de b
h a k t i als
zijnde impersonalistische verlichting. De beeltenis van
K
r i s h n a is
zoals de kleding van de b
h a k t a een
uiting van wat er in hem leeft en de rituele handelingen
en speciale opmaak (met t
i l a k a en in
roze - oranje) moeten dan ook als een meditatie
worden gezien terwille van het objectief bewustzijn van
de Persoon van God. De geaardheid goedheid maakt
handelingen noodzakelijk die uitdrukking geven aan het
respekt voor de Allerhoogste. Als ook maar enigszins de
indruk ontstaat dat de vertegenwoordiger gelijk is aan
het vertegenwoordigde, komt hij ten val zoals een mot die
in het vuur verbrandt. De logica van God luidt immers dat
men nooit het ideaal kan zijn, maar er steeds naar moet
streven. Men kan een representerend deel en geheel
van het ideaal zijn, wil men het geheel zijn dan valt de
associatie bij gebrek aan zin weg. Waartoe is men samen
als men zelf het geheel al is? Het geheel willen zijn
leidt tot isolement en uiteindelijk tot waanzin omdat
leven beweging is en er dus altijd aktie van object
èn subject is waarbij zonder een motief van
(transcendentie in) goedheid (s
a t t v a) men
van traagheid (t
a m a s) in
hartstocht ( r
a j a s)
vervalt en andersom. Het geheel willen zijn is in strijd
met de heuristiek, de vuistregel, van de v
a i s h n a v a ' s
die stelt: dat K
r i s h n a jou
is, maar jij (kwantitatief) nooit K
r i s h n a
bent (K
r i s h n a:
een ware y
o g i ziet elk
wezen in Mij, 6:
29, terwijl jij
- A
r j u n a -
onvolmaakt herinnert, 4:
5; zie ook
toel. 2:34)
In het verlangen naar bevrijding in Hem kan men nooit de
relatie met Hem verwaarlozen. De onpersoonlijke
bevrijding en de bevrijding in het hart van de
y
o g i worden
als onvolkomen beschouwd. Er moet een objectieve daad van
respekt zijn, b
h a k t i, ook
als men alleen is, wil men als zuivere toegewijde bij Hem
terugkeren voor een eeuwig leven van gelukzaligheid en
kennis. Daarom moet ook de alleenstaande die nog niet zo
gevorderd is dat Hij als een m
a h â b h a g a v a t
a 'zaadloos' op
Zijn vorm kan mediteren, zijn voedselbereiding en zijn
sociale behoefte en uiting van liefde richten op een
m
û r t i,
een beeltenis van K
r i s h n a,
zoals een kind een teddybeertje heeft of een meisje
poppen heeft om moeders gedrag te imiteren. Wie zegt dat
dit soort gedrag infantiel is, weet niet wat het is om
een kind van God te zijn. Zoals het voor een kind
noodzakelijk is om de liefde te spelen die hij als
volwassene moet leren leven met levende mensen, zo moet
de volwassene zich oefenen in respekt voor
K
r i s h n a,
die hij uiteindelijk in iedere bestaansvorm, niet alleen
de menselijke moet onderkennen. Gedrag heeft nou eenmaal
oefening nodig om tot effectiviteit te kunnen komen. Wil
men K
r i s h n a
voorop stellen in zijn leven, dan zal zich dit in gedrag
moeten vertalen, ookal staat het de dierlijke aard tegen
een portret van K
r i s h n a als
zijnde K
r i s h n a
Zelf te behandelen, het individueel bewustzijn heeft
alleen zin in relatie tot (als 'objectief bewustzijn').
Daarom is het b.v. verstandig om met Hem levend steeds
bloemen en voedsel te offeren en een lichtje en wat
wierook te branden, alleen om zichzelf te helpen
herinneren waar men voor leeft. Wie tegen dit soort
dingen flauwe kul zegt, leidt een leven dat in
K
r i s h n a 's
ogen flauwe kul is. Wie kan flauwe kul zeggen tegen het
belang van K
r i s h n a?
Alleen onwetendheid wil zichzelf zijn zonder het Ware
Zelf te leren kennen en achten. Het heeft geen zin
zichzelf al gevorderd als een
m a h â b h a g a v a t
a te achten
terwijl daar uiterlijk niets van blijkt. Het evenwicht waar het
in dit vers om gaat is het evenwicht tussen de
K
r i s h n a die
we subjectief kennen en de K
r i s h n a die
we objectief gestalte geven als een deel van Hem terwille
van het geheel van Hem. In K
r i s h n a-
s a m â d h i
verdwijnt de ervaring van de ellende die uit de eigen
persoon voortkomt, door anderen veroorzaakt wordt of zijn
oorsprong in de grote natuur vindt. Het bewustzijn van de
problemen van de wereld is er natuurlijk nog wel, maar
het bewustzijn van de noodzaak van het geven van het
goede voorbeeld overheerst. Wat kan een mens meer doen
dan meewerken aan de oplossing? Liefde die zichzelf
genoeg is, is ware liefde en kan vanzelf overstromen ten
bate van anderen. Nooit is er vermindering of verlies in
deze y o g a zegt K
r i s h n a
tegen Arjuna (2.40).
Als we niet een stapje terug kunnen met K
r i s h n a,
kunnen we alleen maar een stapje vooruit. Wie moet
ophouden met ophouden, kan alleen maar beginnen. Hou je
de liefde tegen, dan ontdek je wat die liefde
is. 2.66
Wie niet in bovenzinnelijk bewustzijn verkeert kan noch
een beheerste geest, noch een evenwichtig verstand
hebben, zonder welke men geen vrede kan vinden. En hoe
kan er zonder vrede geluk bestaan? T o
e l i c h t i n g Zonder de verbondenheid
van de ziel zijn we het slachtoffer van materiële
bepalingen die onze intelligentie bederven. Er is dan
geen sprake van een evenwichtig verstand waardoor de
vrede telkens teloorgaat en geluk niet kan bestaan. Dit
is de situatie van de materialist. Andere vormen van
religie dan de rechtstreekse relatie met K
r i s h n a,
geven wel een zeker evenwicht en een zekere
zelfbeheersing, maar zijn door nalatigheid aangaande
allerlei regulerende beginselen niet van een zodanige
vrede dat er van geluk sprake is. In dergelijke
saamhorigheid vindt de ziel zich steeds materieel
geblokkeerd door de gezamenlijke zwakheid als ze zich
naar God de Vader, K
r i s h n a,
wil opheffen. Een plaatsvervanger voor K
r i s h n a
zoals Jezus, de Buddha en Mohammed kunnen slechts de weg
bereiden naar K r i s h n a, maar zijn in zichzelf nooit
afdoende. Jezus leidt hoe dan ook tot het brengen van
offers, maar heeft als schaduw een slechte relatie met de
wereld (met 'haar'), die K
r i s h n a ook
is (denk aan het uurwerk). De mohammedanen kunnen een
zekere veiligheid en bevrijding in het geloof vinden,
maar hebben door hun afkeer van vormen te weinig om zich
mee bezig te houden, zodat ook dezen uiteindelijk in
respekt tekort schieten. De buddhisten kunnen de hoogste
verlichting bereiken, om te constateren dat het leven
gewoon doorgaat, verlicht of niet. Omdat ze geen God
erkennen weten ze uiteindelijk ook niet hoe ze die moeten
dienen anders dan door meditatie. Met K
r i s h n a
ontdekt men God in alles en allen omdat de hele wereld
onderdeel van Zijn spel en vermaak is (B.G.
5:
18,
S.B.
3.28:
43). Met
K
r i s h n a is
er zo'n veelheid van vorm, peroon en inhoud dat een
bevrijde ziel nooit uitgekeken kan raken op het oneindig
mystiek vermogen van K
r i s h n a
genaamd y
o g a - m â y
â - naar
de tweede betekenis van m
â y â
als zijnde genade en speciale kennis betrekking hebbend
op het intern vermogen - dat uiteindelijk alle begrippen
van tijd en ruimte overstijgt. Met K
r i s h n a kan
men een verlichting bereiken die niets dan feest vieren
inhoudt voor de rest van je leven; waarom dan je zitten
vervelen in een klein clubje met een stapelje boeken? Als
we niet weten hoe we Jaweh, Allah of de verlichting eruit
ziet, waarover kunnen we dan feest vieren? Een kruisbeeld
is een treurig gezicht, een lege moskee niets aan en de
verlichting zonder een feest is ook maar saai. Een mens
moet gewoon zijn liefde ergens bij kwijt kunnen zonder
direkt te moeten treuren over een gebrek aan verlichting,
de leegheid daarvan of de onpersoonlijke sfeer als het
wel lukt. Als K
r i s h n a het
over geluk heeft moeten we dat niet los van Hem willen
zien. We vinden het normaal dat kunstenaars onder een
schilderij hun naam zetten. Als we dan de grote kunst van
het geluk ontdekken, kunnen we toch niet de maker ervan
over het hoofd zien. In feite is het dus zo dat het
verstand van dienst aan mindere goden ook niet die
tevredenheid kent en derhalve ook niet die
evenwichtigheid en aktie die het K
r i s h n a-bewustzijn
geeft. Zonder aktie, geen permanent geluk. Een verlichte
ziel kan wel wat aandacht voor zijn verhevenheid
organiseren, maar als hij niet echt weet hoe hij de
verantwoording voor het respekteren van de
eindverantwoordelijke Sri K
r i s h n a
moet overbrengen, bereikt hij toch na wat sensatie en
commotie op het sociale vlak niets meer dan dat. Wat
heeft het bestaan in de wereld voor zin als er geen
naamkaartje aan het universum hangt? Daarom roept Heer
C
a i t a n y a ons,
naar de b
h a j a n van
Bhaktivinoda Thâkur: 'Ontwaak slapende zielen,
ontwaakt.' Heer Gauranga roept jullie. Hoelang wil je
slapen op de schoot van de heks m
â y â?
Wie eenmaal wakker is en doorkrijgt waar de mens mee
bezig is kan alleen nog maar blij zijn dat hij weet wat
de naam van God is. De veertien werelden waarover in de
twee volgende b
h a j a n s,
die oproepen tot ontwaken, sprake is hebben betrekking op
een verdere onderverdeling (zie S.B.
2.5:
39), van de
hogere (u
r d v h â),
lagere (a
d h o) en
tussenplanetenstelsels (m
a d h y a).
de links leiden naar de versie van P r a b u p â d
a hieronder
met een commentaar van Aadhar.
'Associatie
ter wille van de zinsbevrediging is zeker het pad van
de gebondenheid. Maar dezelfde soort van associatie,
geleefd met een heilige persoon, leidt naar het pad
van de bevrijding, zelfs als men zo leeft zonder enige
kennis van zaken' (S.B.
3.23:
55).
'In het begin
schiep Brahmâ de vier grote wijzen Sanaka,
Sananda, Sanâtana en Sanat-kumâra. Alle
vier waren ze niet bereid tot materialistische
aktiviteiten omdat ze hoog waren verheven als gevolg
van hun zaad dat opwaarts stroomde' (3.12:
4).
|