regelbalk



 
 

Canto 4

Mahâmantra 1

 

 

 

Hoofdstuk 1: Stamboom van de Dochters van Manu



(1) S'rî Maitreya zei: 'Svâyambhuva Manu verwekte bij zijn vrouw S'atarûpâ zowel [twee zoons als] drie dochters genaamd Âkûti, Devahûti en Prasûti, zoals u weet [zie 3.12: 56]. (2) Hoewel Âkûti broers had* werd ze aan de grote wijze Ruci uitgehuwelijkt op voorwaarde dat de koning de daaruit resulterende zoon zou krijgen. Dit kwam tot stand met de ondersteuning van religieuze riten en de instemming van zijn vrouw. (3) Ruci, de zeer machtige grote wijze die de voortplanting was toevertrouwd, verwekte een stel kinderen met haar die van de grootste spirituele en brahmaanse kracht waren. (4) Het mannelijk kind van de twee, Yajña ['Hij van het Offer'], was een directe verpersoonlijking van Vishnu terwijl het andere, vrouwelijke kind Dakshinâ Zijn onafscheidelijke volkomen deelaspect, de Godin van het Geluk [Lakshmî] was. (5) De zeer machtige zoon die door de dochter ter wereld werd gebracht werd naar het huis van de overgelukkige Svâyambhuva Manu gebracht, terwijl Ruci Dakshinâ voor zichzelf hield. (6) De Heer en meester van alle offers trouwde met haar, die altijd zeer naar Hem verlangde. Heel blij als ze was om Hem als haar echtgenoot te hebben, die zelf ook zeer met haar was ingenomen, bracht ze toen twaalf zoons ter wereld. (7) De twaalf waren: Tosha, Pratosha, Santosha, Bhadra, Sânti, Idaspati, Idhma, Kavi, Vibhu, Svahna, Sudeva en Rocana. (8) In het tijdperk van Svâyambhuva stonden ze bekend als de Tushita halfgoden. Marîci was toen de aanvoerder van de wijzen en Yajña was de koning van de halfgoden [Indra]. (9) De twee zoons van Manu, Priyavrata en Uttânapâda, waren in die periode de grootste van alle koningen en hun zonen, kleinzonen, achterkleinzonen en hun nageslacht volgden in hun voetsporen gedurende die periode van Manu. (10) Beste Vidura, over Svâyambhuva die zijn dochter aan Kardama overhandigde, heb je me uitgebreid horen spreken [zie 3.12: 57]. (11) De grote persoonlijkheid Svâyambhuva schonk Prasûti aan Daksha, de zoon van Brahmâ, wiens nageslacht zich enorm over de drie werelden verspreidde. (12) Ik vertelde u reeds over de negen dochters van Kardama die de echtgenotes werden van de negen grote wijzen [zie 3.24: 21-25]. Luister nu naar mijn beschrijving van de geslachten die uit hen voortkwamen. (13) De dochter van Kardama, de vrouw van Marîci ook wel Kalâ genaamd, bracht Kas'yapa en Pûrnimâ ter wereld wiens kinderen zich over heel de aarde verspreidden. (14) Pûrnimâ kreeg zoons met de namen Virajâ, Vis'vaga, o overwinnaar, en een dochter genaamd Devakulyâ, die het water werd dat van de Heer Zijn lotusvoeten spoelde en later de hemelse rivier, de Ganges vormde. (15) De vrouw van Atri Muni, genaamd Anasûyâ, baarde drie zeer beroemde zoons: Dattâtreya, Durvâsâ en Soma [de maangod], welke [gedeeltelijke] incarnaties zijn van respectievelijk de Superziel [Vishnu], Heer S'iva en Heer Brahmâ.'

(16) Vidura zei: 'O geestelijk leraar, kan u me vertellen hoe in het huis van Atri de belangrijkste halfgoden, verantwoordelijk voor de handhaving, schepping en vernietiging, konden verschijnen met het verlangen iets te doen?'

(17) Maitreya zei: 'Er toe aangezet door Heer Brahmâ om zich voort te planten ging Atri, de belangrijkste van de geleerden in de spirituele kennis, samen met zijn vrouw naar de grote berg genaamd Riksha om daar te verblijven voor boetedoeningen. (18) Daar in het woud bevonden zich vele as'oka- en palâs'abomen en bloemen, met overal het geluid van het stromende water van de rivier de Nirvindhyâ. (19) Zijn geest beheersend door het reguleren van zijn ademhaling, verbleef de wijze daar een honderdtal jaren levend van de lucht terwijl hij op het ene been van de non-dualiteit stond. (20) Hij dacht: 'Door mijn heil bij Hem te zoeken heb ik me aan Hem overgegeven, moge Hij die de meester van het universum is, mij een zoon schenken die net zo is als Hij.' (21) Uit het hoofd van de wijze kwam een vuur voort gevoed door zijn adembeheersing dat, met de beoefening van zijn boete, werd opgemerkt door de drie belangrijkste goden van de drie werelden. (22) [Samen met] de Apsara's, de muni's, de Gandharva's, de Siddha's, de Vidyâdhara's en de Nâga's kwamen [ze] naar de hermitage van hem die aldus bekend was geraakt. (23) Toen hij al deze halfgoden en grote persoonlijkheden tegelijkertijd zag verschijnen, klaarde de geest van de wijze op die op zijn ene been tot bewustzijn was gekomen. (24) Hij herkende de symbolen van hun persoonlijke attributen [trommel, kus'agras en werpschijf] alsook de stier, de zwaan en de vogel Garuda waarop ze zaten, en wierp zich toen met gevouwen handen recht voor hen neer om zijn eerbetuigingen te brengen. (25) Verblind door de stralende gloed van hun glimlachende gezichten en hun genadevolle tevreden blikken, sloot de wijze zijn ogen. (26-27) Met dat beeld voor ogen formuleerde hij met gevouwen handen extatisch zijn gebeden voor hen die in alle werelden hoogst gewaardeerd worden. Atri zei: 'Ik buig me neer voor U, Heer Brahmâ, Heer S'iva en Heer Vishnu, o U die, zoals u altijd doet in de verschillende tijdperken, Uw lichamen hebt aangenomen overeenkomstig de basiskwaliteiten van de natuur voor de schepping, handhaving en vernietiging van het universum. Wie van U heb ik feitelijk aangeroepen? (28) Wees zo genadig, verklaar voor mij die zo hevig twijfelt, hoe het zo kan zijn dat U, hoewel ver verheven boven de geesten van de belichaamde zielen, hier allen bent verschenen terwijl ik mijn geest concentreerde op de Ene Grote Heer van Al het Geluk met het doel een kind te verwekken?'

(29) Maitreya zei: 'O machtige ziel, nadat ze de woorden hadden gehoord van de grote wijze, gaven alle drie de hoofdgoden hem glimlachend en in vriendelijke bewoordingen antwoord. (30) De halfgoden zeiden: 'Het zal gebeuren zoals u er toe besloot en niet anders. Voor u die steeds vastberaden volhield, o beste brahmaan, zijn wij allen één en de zelfde [persoon] waar u op mediteerde. (31) Daarom zullen onze volkomen deelaspecten - de zoons die uit u zullen worden geboren - zeer vermaard in de wereld zijn, beste wijze, en tot uw grote geluk uw glorie verspreiden.'

(32) De leidende halfgoden, die volmaakt aanbeden aldus hun zegeningen hadden uitgesproken, keerden voor ogen van de echtelieden vervolgens terug naar hun verblijfplaatsen. (33) Soma verscheen als een gedeeltelijke expansie van Heer Brahmâ, Dattâtreya als een oppermachtige yogi van Heer Vishnu en Durvâsâ als een partiële incarnatie van S'ankara [S'iva]. Verneem nu over de generaties die voortkwamen uit Angirâ. (34) S'raddhâ, de vrouw van Angirâ, bracht de dochters Sinîvâlî, Kuhû en Râkâ ter wereld met Anumati als de vierde. (35) Behalve hen verwekte hij twee zoons die zeer beroemd waren in het tijdperk van Svârocisha Manu [de tweede Manu na Svâyambhuva]: het waren de machtige Utathya en Brihaspati, de meest vooraanstaande kenner van de Absolute Waarheid. (36) Pulastya bracht via zijn vrouw Havirbhû, Agastya ter wereld, die in zijn volgende leven Dahrâgni ['van het vuur van de spijsvertering'] zou zijn, en Vis'ravâ, die groot was in verzaking. (37) De halfgod Kuvera, de koning van de Yaksha's [zijn bovennatuurlijke bedienden], kwam door Vis'ravâ ter wereld. Hij nam zijn geboorte uit Idavidâ, terwijl de zoons Râvana, Kumbhakarna en Vibhîshana werden geboren uit een andere vrouw [genaamd Kes'inî]. (38) Gati, de echtgenote van Pulaha, o toegewijde, bracht drie kuise zonen ter wereld [Karmas'reshthha, Varîyân en Sahishnu] die alles van karma afwisten en zeer respectvol en tolerant waren. (39) Kriyâ, de vrouw van de wijze Kratu, bracht zestigduizend wijzen voort die leefden naar de Vâlakhilya [een aantal Rig Veda verzen over het teruggetrokken bestaan]. Zeer brilliant blonken ze uit in het brahmaanse perspectief. (40) Verwekt door de wijze Vasishthha kwam uit Ûrjâ [ook wel Arundhatî genoemd], o grote ziel, Citraketu ter wereld als de eerste van zeven zoons die allen grote en zuivere wijzen waren van Brahman, de Absolute Waarheid. (41) Dat waren Citraketu, Suroci, Virajâ, Mitra, Ulbana, Vasubhridyâna en Dyumân. Ook kwamen er S'akti en andere zoons ter wereld uit een andere vrouw van hem. (42) Ook Citti [ook wel bekend als Sânti], de vrouw van Atharvâ, kreeg in haar volkomen overgave aan de Dadhyañca gelofte [de gelofte van meditatie] een zoon genaamd As'vas'irâ. Verneem nu over het geslacht van Bhrigu. (43) Bhrigu, zeer fortuinlijk, verwekte bij zijn vrouw Khyâti, de zoons Dhâtâ en Vidhâtâ en een dochter genaamd S'rî, die van grote toewijding voor de Heer was. (44) Aan deze twee zoons werden Âyati en Niyati, twee dochters van de wijze Meru, uitgehuwelijkt en daaruit kwamen Mrikanda en Prâna voort. (45) Mârkandeya Muni werd geboren uit het zaad van Mrikanda en uit Prâna kwam de grote wijze Vedas'irâ voort wiens hoogst machtige zoon genaamd Kavi Bhârgava ook bekend stond als Us'anâ [ofwel S'ukrâcârya]. (46-47) O Vidura, ik heb voor u gesproken over hoe met het nageslacht van de wijze Kardama al de grote wijzen met hun afstammelingen de drie werelden bevolkten met de kleinzoons die uit hun lendenen geboren werden. Het met geloof hierover vernemen is de beste manier om terstond de zonde uit te bannen.

Prasûti, een dochter van Manu, trouwde met de zoon van Brahmâ die Daksha heet. (48) Met haar verwekte hij zestien lotusogige dochters. Dertien werden er uitgehuwelijkt aan Dharma en één werd er aan Agni geschonken. (49-52) Eén dochter schonk hij aan de gezamenlijke voorvaderen en één gaf hij aan Heer S'iva de verlosser van de zondaars. S'raddhâ, Maitrî, Dayâ, Sânti, Tushthi, Pushthi, Kriyâ, Unnati, Buddhi, Medhâ, Titikshâ, Hrî en Mûrti zijn de namen van Daksha's dochters die aan Dharma werden geschonken. S'raddhâ gaf geboorte aan S'ubha, Maitrî kreeg Prasâda, Dayâ kreeg Abhaya, Sânti kreeg Sukha, Tushthi kreeg Muda, Pushthi kreeg Smaya, Kriyâ kreeg Yoga, Unnati kreeg Darpa, Buddhi kreeg Artha, Medhâ kreeg Smriti, Titikshâ kreeg Kshema en Hrî kreeg Pras'raya. Mûrti, die alle goede kwaliteiten in zich had, bracht de wijzen Nara en Nârâyana ter wereld. (53) Het verschijnen van Hen beiden maakte het hele universum blij en bracht ieders geest tot vrede. In alle windrichtingen werden de rivieren, de bergen en de atmosfeer aangenaam.  (54-55) De halfgoden, Brahmâ en anderen droegen allen vol respect hun gebeden op. Uit de hemelen weerklonken muziekinstrumenten, er werden bloemen uit de hemel gestrooid, de wijzen hieven tevreden Vedische hymnen aan, de Gandharva's en Kinnara's begonnen te zingen, de hemelse maagden dansten, en zo zag men alle goede voortekenen. (56) De goden zeiden: 'Onze eerbetuigingen voor de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoonlijkheid die middels Zijn uitwendige energie de verscheidenheid van al het bestaande schiep dat zich in Hem bevindt zoals men wolkenmassa's in de hemel aantreft, in Hem die vandaag verschenen is in het huis van Dharma in de gedaante van deze wijzen. (57) Moge Hij die we kennen aan de hand van de Veda's en die - om een einde te maken aan het ongeluk van de geschapen wereld - ons, de halfgoden, in het leven riep vanuit de geaardheid goedheid, ons Zijn genadevolle blik gunnen die de smetteloze lotus, waarin de Godin van het Geluk huist, nog overtreft.'

(58) O Vidura, na aldus te zijn geprezen door de verzamelde halfgoden die de genade van Zijn blik vonden, vertrok de Allerhoogste Heer naar de Gandhamâdanaheuvel. (59) Het zijn deze twee [Nara-Narâyana] partiële [ams'a-]incarnaties van de Allerhoogste Heer Hari die nu, om de last van de wereld te verlichten, hier verschenen zijn in de gedaante van de twee van Krishna [Krishna en Arjuna] die de beste zielen zijn van de Kuru- en Yadudynastie. (60) Svâhâ [de dochter van Daksha en] de vrouw van Agni, de vuurgod, bracht drie zonen ter wereld: Pâvaka, Pavamâna en S'uci die zich voeden met de offergaven. (61) Zij op hun beurt brachten vijfenveertig vuurgoden voort, zodat er, alles bij elkaar, negenenveertig van hen zijn, de vaders en grootvader meegerekend. (62) Zij vormen de namen van de [49] vuren waarin de kenners van het Brahman tijdens Vedische offerplechtigheden hun kleinschalige offers [ishthi's] voor Agni brengen. (63) De voorvaderen bestaan uit de Agnishvâtta's, Barhishada's, Saumya's en Âjyapa's; men benadert hen [met het brengen van plengoffers van water] met dan wel zonder vuur en Svadhâ, Daksha's dochter, is hun echtgenote. (64) Zij schonken haar twee dochters, Vayunâ en Dhârinî, die beiden expert waren in de kennis en de wijsheid [van de transcendentie] van de onpersoonlijke weg van Brahman. (65) De echtgenote van Bhava [een naam van S'iva] genaamd Satî, diende de halfgod trouw, maar kon geen kind op de wereld zetten met haar kwaliteiten en karakter. (66) De reden was dat haar vader [Daksha] zich ongunstig woedend had opgesteld tegenover de foutloze [S'iva] waardoor ze, verbonden in de yoga, haar lichaam moest opgeven, nog voordat ze de volwassenheid had bereikt.'

   

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 18 maart 2024

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî Maitreya zei: 'Svâyambhuva Manu verwekte bij zijn vrouw S'atarûpâ zowel [twee zoons als] drie dochters genaamd Âkûti, Devahûti en Prasûti, zoals u weet [zie 3.12: 56].
S'rî Maitreya zei: Svâyambhuva Manu verwekte bij zijn vrouw S'atarûpâ zowel [als twee zoons] drie dochters genaamd Âkûti, Devahûti en Prasûti, zoals u weet. (Vedabase)

 

Tekst 2

Hoewel Âkûti broers had* werd ze aan de grote wijze Ruci uitgehuwelijkt op voorwaarde dat de koning de daaruit resulterende zoon zou krijgen. Dit kwam tot stand met de ondersteuning van religieuze riten en de instemming van zijn vrouw.

Hoewel Âkûti broers had, werd ze aan de grote wijze Ruci uitgehuwelijkt op voorwaarde dat de koning, die ondersteund werd door de religieuze riten en de instemming van zijn vrouw, de daaruit resulterende zoon zou krijgen.  (Vedabase)

 

Tekst 3

Ruci, de zeer machtige grote wijze die de voortplanting was toevertrouwd, verwekte een stel kinderen met haar die van de grootste spirituele en brahmaanse kracht waren.
Hij, de meest machtige grote wijze Ruci, werd de voortplanting toevertrouwd en verwekte in haar een stel kinderen van de grootste spirituele en brahmaanse kracht. (Vedabase)

 

Tekst 4

Het mannelijk kind van de twee, Yajña ['Hij van het Offer'], was een directe verpersoonlijking van Vishnu terwijl het andere, vrouwelijke kind Dakshinâ Zijn onafscheidelijke volkomen deelaspect, de Godin van het Geluk [Lakshmî] was.

Het mannelijk kind van de twee, Yajña ['Hij van het Offer'], was een direkte verpersoonlijking van Vishnu terwijl het andere vrouwelijke kind Dakshinâ Zijn onafscheidelijke volkomen deelaspect, de Godin van het Geluk [Lakshmî] was. (Vedabase)

 

Tekst 5

De zeer machtige zoon die door de dochter ter wereld werd gebracht werd naar het huis van de overgelukkige Svâyambhuva Manu gebracht, terwijl Ruci Dakshinâ voor zichzelf hield.

De zeer machtige zoon die door de dochter ter wereld werd gebracht werd naar het huis van de overgelukkige Svâyambhuva Manu gebracht, terwijl Ruci Dakshinâ bij zichzelf hield. (Vedabase)

 

Tekst 6

De Heer en meester van alle offers trouwde met haar, die altijd zeer naar Hem verlangde. Heel blij als ze was om Hem als haar echtgenoot te hebben, die zelf ook zeer met haar was ingenomen, bracht ze toen twaalf zoons ter wereld.

De Heer en meester van alle offers die altijd naar haar verlangde, trouwde en Zijn vrouw [Lakshmî] die zeer verguld was Hem als haar echtgenoot te hebben, bracht twaalf zoons ter wereld. (Vedabase)

 

Tekst 7

De twaalf waren: Tosha, Pratosha, Santosha, Bhadra, Sânti, Idaspati, Idhma, Kavi, Vibhu, Svahna, Sudeva en Rocana.

De twaalf waren: Tosha, Pratosha, Santosha, Bhadra, Sânti, Idaspati, Idhma, Kavi, Vibhu, Svahna, Sudeva en Rocana.  (Vedabase)

 

Tekst 8

In het tijdperk van Svâyambhuva stonden ze bekend als de Tushita halfgoden. Marîci was toen de aanvoerder van de wijzen en Yajña was de koning van de halfgoden [Indra].

In het tijdperk van Svâyambhuva stonden ze bekend als de Tushita halfgoden, met Marîci aan het hoofd van de wijzen en Yajña als de Koning der Verlichte Zielen. (Vedabase)

 

Tekst 9

De twee zoons van Manu, Priyavrata en Uttânapâda, waren in die periode de grootste van alle koningen en hun zonen, kleinzonen, achterkleinzonen en hun nageslacht volgden in hun voetsporen gedurende die periode van Manu.

De twee zoons van Manu, Priyavrata en Uttânapâda, waren in die periode van het grootste en hun zonen en kleinzonen verspreidden zich alom. (Vedabase)

 

Tekst 10

Beste Vidura, over Svâyambhuva die zijn dochter aan Kardama overhandigde, heb je me uitgebreid horen spreken [zie 3.12: 57].

Mijn beste, aangaande Svâyambhuva die zijn dochter aan Kardama overhandigde, hebt u me uitgebreid horen spreken [zie 3.12: 57]. (Vedabase)

 

Tekst 11

De grote persoonlijkheid Svâyambhuva schonk Prasûti aan Daksha, de zoon van Brahmâ, wiens nageslacht zich enorm over de drie werelden verspreidde.

De grote persoonlijkheid Svâyambhuva gaf Prasûti aan Daksha, de zoon van Brahmâ, wiens nageslacht zich enorm over de drie werelden verspreidde. (Vedabase)

 

Tekst 12

Ik vertelde u reeds over de negen dochters van Kardama die de echtgenotes werden van de negen grote wijzen [zie 3.24: 21-25]. Luister nu naar mijn beschrijving van de geslachten die uit hen voortkwamen.

Ik vertelde u reeds over de negen dochters van Kardama die de echtgenotes werden van negen grote wijzen van geestelijke kennis [zie 3.24]. Luister nu naar mijn beschrijving van de geslachten die uit hen voortkwamen. (Vedabase)

 

Tekst 13

De dochter van Kardama, de vrouw van Marîci ook wel Kalâ genaamd, bracht Kas'yapa en Pûrnimâ ter wereld wiens kinderen zich over heel de aarde verspreidden.

De dochter van Kardama, de vrouw van Marîci ook wel Kalâ genaamd, bracht Kas'yapa en Pûrnimâ ter wereld wiens kinderen zich over de aarde verspreidden. (Vedabase)

 

Tekst 14

Pûrnimâ kreeg zoons met de namen Virajâ, Vis'vaga, o overwinnaar, en een dochter genaamd Devakulyâ, die het water werd dat van de Heer Zijn lotusvoeten spoelde en later de hemelse rivier, de Ganges vormde.

Pûrnimâ kreeg zoons met de namen Virajâ, Vis'vaga, o overwinnaar, en een dochter genaamd Devakulyâ. Door het water dat van de Heer Zijn lotusvoeten afspoelde werd zij het heilige van de Ganges. (Vedabase)

 

Tekst 15

De vrouw van Atri Muni, genaamd Anasûyâ, baarde drie zeer beroemde zoons: Dattâtreya, Durvâsâ en Soma [de maangod], welke [gedeeltelijke] incarnaties zijn van respectievelijk de Superziel [Vishnu], Heer S'iva en Heer Brahmâ.'

De vrouw van Atri Muni, genaamd Anasûyâ, baarde drie zeer beroemde zoons: Dattâtreya, Durvâsâ en Soma [de maangod], welke [gedeeltelijke] incarnaties zijn van respectievelijk de Superziel [Vishnu], Heer S'iva en Heer Brahmâ.' (Vedabase)

 

Tekst 16

Vidura zei: 'O geestelijk leraar, kan u me vertellen hoe in het huis van Atri de belangrijkste halfgoden, verantwoordelijk voor de handhaving, schepping en vernietiging, konden verschijnen met het verlangen iets te doen?'

Vidura zei: 'O geestelijk leraar, vertel me hoe in het huis van Atri de belangrijkste goden aangaande de aangelegenheden van de handhaving, schepping en vernietiging met een bepaald doel konden verschijnen.' (Vedabase)?
 
Tekst 17

Maitreya zei: 'Er toe aangezet door Heer Brahmâ om zich voort te planten ging Atri, de belangrijkste van de geleerden in de spirituele kennis, samen met zijn vrouw naar de grote berg genaamd Riksha om daar te verblijven voor boetedoeningen.

Maitreya zei: 'Er toe aangezet door Heer Brahmâ om zich voort te planten ging Atri, de belangrijkste van de geleerden in de spirituele kennis, tezamen met zijn vrouw naar de grote berg met de naam Riksha om daar te verblijven voor boetedoeningen. (Vedabase)

 

Tekst 18

Daar in het woud bevonden zich vele as'oka- en palâs'abomen en bloemen, met overal het geluid van het stromende water van de rivier de Nirvindhyâ.

Op die plaats in de tuin van het woud waren er vele bloemen, as'oka-bomen die overal groeiden en was er het geluid van het vallende water van de Nirvindhyâ-rivier. (Vedabase)

 

Tekst 19

Zijn geest beheersend door het reguleren van zijn ademhaling, verbleef de wijze daar een honderdtal jaren levend van de lucht terwijl hij op het ene been van de non-dualiteit stond.

Het denken beheersend door de ademhaling te reguleren, verbleef de wijze daar, een honderdtal jaren de lucht etend terwijl hij op het ene been van de non-dualiteit stond. (Vedabase)

 

Tekst 20

Hij dacht: 'Door mijn heil bij Hem te zoeken heb ik me aan Hem overgegeven, moge Hij die de meester van het universum is, mij een zoon schenken die net zo is als Hij.'

Hij dacht: 'Mijn toevlucht zoekend geef ik me aan Hem over, moge Hij die voorzeker de meester van het universum is, mij een zoon schenken die gelijk Hemzelve is.' (Vedabase)
 

Tekst 21

Uit het hoofd van de wijze kwam een vuur voort gevoed door zijn adembeheersing dat, met de beoefening van zijn boete, werd opgemerkt door de drie belangrijkste goden van de drie werelden.

Door het vuur dat uit het hoofd van de wijze voortkwam en gevoed werd door zijn adembeheersing, werd hij, met de beoefening van zijn boete over de drie werelden, opgemerkt door de drie belangrijkste goden. (Vedabase)

 

Tekst 22

[Samen met] de Apsara's, de muni's, de Gandharva's, de Siddha's, de Vidyâdhara's en de Nâga's kwamen [ze] naar de hermitage van hem die aldus bekend was geraakt.

Met het zich verspreiden van de roem van zijn eer, gingen de Apsara's, de muni's, de Gandharva's, de Siddha's, de Vidyâdhara's en de Nâga's, op weg naar de plaats van zijn meditatie. (Vedabase)

 

Tekst 23

Toen hij al deze halfgoden en grote persoonlijkheden tegelijkertijd zag verschijnen, klaarde de geest van de wijze op die op zijn ene been tot bewustzijn was gekomen.

Toen hij het gelijktijdige verschijnen van al deze halfgoden en grote persoonlijkheden zag klaarde de geest van de wijze op, die op zijn ene been tot bewustzijn was gekomen. (Vedabase)

 

Tekst 24

Hij herkende de symbolen van hun persoonlijke attributen [trommel, kus'agras en werpschijf] alsook de stier, de zwaan en de vogel Garuda waarop ze zaten, en wierp zich toen met gevouwen handen recht voor hen neer om zijn eerbetuigingen te brengen.

De symbolen van hun persoonlijke toebehoren herkennend [trommel, kus'agras en werpschijf] en de stier, de zwaan en Garuda waarop ze waren gezeten, wierp hij met gevouwen handen zich rechtuit voor hen neer, hen zijn eerbetuigingen brengend. (Vedabase)

 

Tekst 25

Verblind door de stralende gloed van hun glimlachende gezichten en hun genadevolle tevreden blikken, sloot de wijze zijn ogen.

Verblind door de stralende gloed van hun glimlachende gezichten en de zichtbare voldoening van hun genadevolle blikken, sloot de wijze zijn ogen. (Vedabase)

  

Tekst 26-27

Met dat beeld voor ogen formuleerde hij met gevouwen handen extatisch zijn gebeden voor hen die in alle werelden hoogst gewaardeerd worden. Atri zei: 'Ik buig me neer voor U, Heer Brahmâ, Heer S'iva en Heer Vishnu, o U die, zoals U altijd doet in de verschillende tijdperken, Uw lichamen hebt aangenomen overeenkomstig de basiskwaliteiten van de natuur voor de schepping, handhaving en vernietiging van het universum. Wie van U heb ik feitelijk aangeroepen?

Zijn hart op hen vestigend prevelde hij de extatische woorden van de gebeden die hij met gevouwen handen aan de eerbiedwaardige heersende halfgoden opdroeg. Atri zei: 'Ik buig me neer voor u, de Heer Brahmâ, Heer S'iva en Heer Vishnu die, zoals steeds in de verschillende tijdperken, uw lichamen hebt aangenomen in het verdeeld zijn naar de geaardheden der natuur in de schepping, handhaving en vernietiging van het universum. Wie van u is het die in werkelijkheid door mij werd aangeroepen? (Vedabase)

 

Tekst 28

Wees zo genadig, verklaar voor mij die zo hevig twijfelt, hoe het zo kan zijn dat U, hoewel ver verheven boven de geesten van de belichaamde zielen, hier allen bent verschenen terwijl ik mijn geest concentreerde op de Ene Grote Heer van Al het Geluk met het doel een kind te verwekken?'

Wees zo genadig, leg mij die zo hevig twijfelt uit, hoe het zo kan zijn dat, hoewel me ver boven de geesten der belichaamden bevindend, u allen hier bent verschenen terwijl ik, om een kind te krijgen, mijn denken concentreerde op de Ene Grote Heer van Al het Geluk? (Vedabase)

 

Tekst 29

Maitreya zei: 'O machtige ziel, nadat ze de woorden hadden gehoord van de grote wijze, gaven alle drie de hoofdgoden hem glimlachend en in vriendelijke bewoordingen antwoord.

Maitreya zei: 'O machtige, na aldus kennis te hebben genomen van de woorden van de grote wijze, gaven alle drie de hoofdgoden hem glimlachend en in vriendelijke bewoordingen antwoord. (Vedabase)

 

Tekst 30

De halfgoden zeiden: 'Het zal gebeuren zoals u er toe besloot en niet anders. Voor u die steeds vastberaden volhield, o beste brahmaan, zijn wij allen één en de zelfde [persoon] waar u op mediteerde.

De halfgoden zeiden: 'Zoals u het hebt besloten, zo zal het geschieden en niet anders; voor u, wiens vastbeslotenheid nimmer week, o beste brahmaan, zijn wij allen van de Ene waar u zo waarachtig op mediteerde. (Vedabase)


Tekst 31

Daarom zullen onze volkomen deelaspecten - de zoons die uit u zullen worden geboren - zeer vermaard in de wereld zijn, beste wijze, en tot uw grote geluk uw glorie verspreiden.'

Daarom zullen onze volkomen deelaspecten - de zoons die uit u zullen worden geboren - zeer vermaard in de wereld zijn, beste wijze, en tot uw grote geluk zullen ze ook uw goede naam verspreiden.' (Vedabase)

 

Tekst 32

De leidende halfgoden, die volmaakt aanbeden aldus hun zegeningen hadden uitgesproken, keerden voor ogen van de echtelieden vervolgens terug naar hun verblijfplaatsen.

Terwijl de echtelieden toekeken keerden de leidende halfgoden, die op die manier, volmaakt aanbeden als ze waren, hun zegeningen hadden uitgesproken, van daar terug. (Vedabase

 

Tekst 33

Soma verscheen als een gedeeltelijke expansie van Heer Brahmâ, Dattâtreya als een oppermachtige yogi van Heer Vishnu en Durvâsâ als een partiële incarnatie van S'ankara [S'iva]. Verneem nu over de generaties die voortkwamen uit Angirâ.

Soma verscheen als een gedeeltelijke expansie van Heer Brahmâ, Dattâtreya als een oppermachtige yogi van Heer Vishnu en Durvâsâ als een partiële incarnatie van S'ankara [S'iva]. Verneem nu over de generaties die voortkwamen uit Angirâ. (Vedabase)

 

Tekst 34

S'raddhâ, de vrouw van Angirâ, bracht de dochters Sinîvâlî, Kuhû en Râkâ ter wereld met Anumati als de vierde.

S'raddhâ, de vrouw van Angirâ, bracht de dochters Sinîvâlî, Kuhû en Râkâ ter wereld met Anumati als de vierde. (Vedabase)

 

Tekst 35

Behalve hen verwekte hij twee zoons die zeer beroemd waren in het tijdperk van Svârocisha Manu [de tweede Manu na Svâyambhuva]: het waren de machtige Utathya en Brihaspati, de meest vooraanstaande kenner van de Absolute Waarheid.

Benevens hen werden de zoons uit hem geboren zeer beroemd in het tijdperk van Svârocisha Manu [de tweede Manu na Svâyambhuva]: de machtige Utathya en Brihaspati, die het volle van het brahmaanse in eigen persoon was. (Vedabase)

 

Tekst 36

Pulastya bracht via zijn vrouw Havirbhû, Agastya ter wereld, die in zijn volgende leven Dahrâgni ['van het vuur van de spijsvertering'] zou zijn, en Vis'ravâ, die groot was in verzaking.

Pulastya verwekte bij zijn vrouw Havirbhû, Âgastya, die in zijn volgende leven Dahrâgni [die van het vuur van de spijsvertering] zou zijn, en Vis'ravâ, de grote der verzaking. (Vedabase)

 

Tekst 37

De halfgod Kuvera, de koning van de Yaksha's [zijn bovennatuurlijke bedienden], kwam door Vis'ravâ ter wereld. Hij nam zijn geboorte uit Idavidâ, terwijl de zoons Râvana, Kumbhakarna en Vibhîshana werden geboren uit een andere vrouw [genaamd Kes'inî].

Uit Vis'ravâ kwam de halfgod Kuvera, de koning der Yaksha's [zijn bovennatuurlijke bedienden] ter wereld, geboren uit Idavidâ terwijl de zoons Râvana, Kumbhakarna en Vibhîshana werden geboren uit een andere vrouw [genaamd Kes'inî]. (Vedabase)

 

Tekst 38

Gati, de echtgenote van Pulaha, o toegewijde, bracht drie kuise zonen ter wereld [Karmas'reshthha, Varîyân en Sahishnu] die alles van karma afwisten en zeer respectvol en tolerant waren.

Gati, de echtgenote van Pulaha, o toegewijde, bracht drie kuise zonen ter wereld [Karmas'reshthha, Varîyân en Sahishnu] die alles van karma afwisten en eveneens zeer respectvol en tolerant waren. (Vedabase)

 

Tekst 39

Kriyâ, de vrouw van de wijze Kratu, bracht zestigduizend wijzen voort die leefden naar de Vâlakhilya [een aantal Rig Veda verzen over het teruggetrokken bestaan]. Zeer brilliant blonken ze uit in het brahmaanse perspectief.

Kriyâ, de vrouw van de wijze Kratu, bracht van haar kant zestigduizend wijzen voort levend naar de Vâlakhilya [een aantal Rig-veda verzen over het teruggetrokken bestaan], die uitblonken met de brille van het brahmaanse [ze stonden ook bekend als de kleinen door Brahmâ voortgebracht, die de wagen van de zon omringen]. (Vedabase)
 

Tekst 40

Verwekt door de wijze Vasishthha kwam uit Ûrjâ [ook wel Arundhatî genoemd], o grote ziel, Citraketu ter wereld als de eerste van zeven zoons die allen grote en zuivere wijzen waren van Brahman, de Absolute Waarheid.

Van Ûrjâ [ook Arundhatî genoemd], uit de wijze Vasishthha, o grote, kwam Citraketu voort als de belangrijkste van zeven zoons die allen grote en zuivere wijzen waren van de Absolute Waarheid. (Vedabase)

 

Tekst 41

Dat waren Citraketu, Suroci, Virajâ, Mitra, Ulbana, Vasubhridyâna en Dyumân. Ook kwamen er S'akti en andere zoons ter wereld uit een andere vrouw van hem.

Dat waren Citraketu, Suroci, Virajâ, Mitra, Ulbana, Vasubhridyâna en Dyumân. Ook werden er S'akti en andere zoons geboren uit een andere vrouw van hem.  (Vedabase)

 

Tekst 42

Ook Citti [ook wel bekend als Sânti], de vrouw van Atharvâ, kreeg in haar volkomen overgave aan de Dadhyañca gelofte [de gelofte van meditatie] een zoon genaamd As'vas'irâ. Verneem nu over het geslacht van Bhrigu.

Ook Citti [eveneens bekend als Sânti], de vrouw van Atharvâ, kreeg in volkomen toewijding tot de Dadhyañca gelofte [de gelofte der meditatie] een zoon genaamd As'vas'irâ. Verneem nu over het geslacht van Bhrigu.  (Vedabase)

 

Tekst 43

Bhrigu, zeer fortuinlijk, verwekte bij zijn vrouw Khyâti, de zoons Dhâtâ en Vidhâtâ en een dochter genaamd S'rî, die van grote toewijding voor de Heer was.

Bhrigu, zeer fortuinlijk, verwekte bij zijn vrouw Khyâti, de zoons Dhâtâ en Vidhâtâ en een dochter genaamd S'rî, die van grote toewijding voor de Heer was.  (Vedabase)

 

Tekst 44

Aan deze twee zoons werden Âyati en Niyati, twee dochters van de wijze Meru, uitgehuwelijkt en daaruit kwamen Mrikanda en Prâna voort.

Âyati en Niyati, twee dochters van de wijze Meru, werden uitgehuwelijkt aan hen beide waaruit Mrikanda en ook Prâna voortkwamen. (Vedabase)

 

Tekst 45

Mârkandeya Muni werd geboren uit het zaad van Mrikanda en uit Prâna kwam de grote wijze Vedas'irâ voort wiens hoogst machtige zoon genaamd Kavi Bhârgava ook bekend stond als Us'anâ [ofwel S'ukrâcârya].

Mârkandeya Muni werd geboren uit Mrikanda en uit Prâna kwam de grote wijze Vedas'irâ voort wiens hoogst machtige zoon genaamd Kavi Bhârgava ook bekend stond als Us'anâ [ofwel S'ukrâcârya]. (Vedabase)
 

Tekst 46-47

O Vidura, ik heb voor u gesproken over hoe met het nageslacht van de wijze Kardama al de grote wijzen met hun afstammelingen de drie werelden bevolkten met de kleinzoons die uit hun lendenen geboren werden. Het met geloof hierover vernemen is de beste manier om terstond de zonde uit te bannen.

Prasûti, een dochter van Manu, trouwde met de zoon van Brahmâ die Daksha heet.

O Vidura, ik heb voor u gesproken over hoe zij, al de grote wijzen, met hun afstammelingen de drie werelden bevolkten met hun kleinzoons geboren uit het nageslacht van de wijze Kardama. Het met geloof hierover vernemen zal terstond de overmaat aan terugslagen van de zonde terugdringen. Prasûti, een dochter van Manu, trouwde met de ware zoon van Brahmâ, Daksha. (Vedabase)

 

Tekst 48

Met haar verwekte hij zestien lotusogige dochters. Dertien werden er uitgehuwelijkt aan Dharma en één werd er aan Agni geschonken.

Bij haar verwekte hij zestien lotus-ogige dochters waarvan er dertien werden uitgehuwelijkt aan Dharma en er een aan Agni werd gegeven. (Vedabase)

 

Tekst 49-52

Eén dochter schonk hij aan de gezamenlijke voorvaderen en één gaf hij aan Heer S'iva de verlosser van de zondaars. S'raddhâ, Maitrî, Dayâ, Sânti, Tushthi, Pushthi, Kriyâ, Unnati, Buddhi, Medhâ, Titikshâ, Hrî en Mûrti zijn de namen van Daksha's dochters die aan Dharma werden geschonken. S'raddhâ gaf geboorte aan S'ubha, Maitrî kreeg Prasâda, Dayâ kreeg Abhaya, Sânti kreeg Sukha, Tushthi kreeg Muda, Pushthi kreeg Smaya, Kriyâ kreeg Yoga, Unnati kreeg Darpa, Buddhi kreeg Artha, Medhâ kreeg Smriti, Titikshâ kreeg Kshema en Hrî kreeg Pras'raya. Mûrti, die alle goede kwaliteiten in zich had, bracht de wijzen Nara en Nârâyana ter wereld.

Eén dochter schonk hij aan de voorvaderen tezamen en één gaf hij er aan Heer S'iva de verlosser der zondaars. S'raddhâ, Maitrî, Dayâ, Sânti, Tushthi, Pushthi, Kriyâ, Unnati, Buddhi, Medhâ, Titikshâ, Hrî en Mûrti zijn de namen van Daksha's dochters die aan Dharma werden geschonken, van wie S'raddhâ S'ubha kreeg, Maitrî Prasâda, Dayâ Abhaya, Sânti Sukha, Tushthi Muda, Pushthi Smaya, Kriyâ Yoga, Unnati Darpa, Buddhi Artha, Medhâ Smriti, Titikshâ Kshema en Hrî Pras'raya kreeg. Mûrti, een vergaarbekken van alle goede kwaliteiten, bracht de wijzen Nara en Nârâyana ter wereld. (Vedabase)

 

Tekst 53

Het verschijnen van Hen beiden maakte het hele universum blij en bracht ieders geest tot vrede. In alle windrichtingen werden de rivieren, de bergen en de atmosfeer aangenaam. 

Het verschijnen van Hen beide verheugde het ganse universum en vulde ieders geest van blijdschap; in alle richtingen over de rivieren en de bergen werd de atmosfeer aangenaam. (Vedabase)

 

Tekst 54-55

De halfgoden, Brahmâ en anderen droegen allen vol respect hun gebeden op. Uit de hemelen weerklonken muziekinstrumenten, er werden bloemen uit de hemel gestrooid, de wijzen hieven tevreden Vedische hymnen aan, de Gandharva's en Kinnara's begonnen te zingen, de hemelse maagden dansten, en zo zag men alle goede voortekenen.

Uit de hemelen weerklonken muziekinstrumenten en er werden bloemen uit de lucht naar beneden gestrooid, de tevreden wijzen hieven vedische hymnen aan en de Gandharva's en Kinnara's begonnen te zingen. De prachtige maagden uit de hemel dansten, daar alle goede voortekenen te zien waren en de halfgoden, Brahmâ en de anderen droegen allen hun gebeden van respect op. (Vedabase)

 

Tekst 56

De goden zeiden: 'Onze eerbetuigingen voor de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoonlijkheid die middels Zijn uitwendige energie de verscheidenheid van al het bestaande schiep dat zich in Hem bevindt zoals men wolkenmassa's in de hemel aantreft, in Hem die vandaag verschenen is in het huis van Dharma in de gedaante van deze wijzen.

De goden zeiden: 'Onze eerbetuigingen aan de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoonlijkheid, die door Zijn eigen uitwendige energie de variëteit van al het bestaande schiep dat zich in Hem bevindt zoals de wolkenmassa's in de lucht worden gevonden, en die vandaag verschenen is in de gedaante van deze wijzen in het huis van Dharma. (Vedabase)

 

Tekst 57

Moge Hij die we kennen aan de hand van de Veda's en die - om een einde te maken aan het ongeluk van de geschapen wereld - ons, de halfgoden, in het leven riep vanuit de geaardheid goedheid, ons Zijn genadevolle blik gunnen die de smetteloze lotus, waarin de Godin van het Geluk huist, nog overtreft.'

Moge Hij die door de Veda's wordt begrepen en die, teneinde een einde te maken aan het onfortuinlijke van de geschapen wereld, ons, de halfgoden, schiep met de geaardheid goedheid, ons Zijn genadevolle blik vergunnen welke de smetteloze lotus waarin de godin van het geluk huist overtreft'. (Vedabase)

 

Tekst 58

O Vidura, na aldus te zijn geprezen door de verzamelde halfgoden die de genade van Zijn blik vonden, vertrok de Allerhoogste Heer naar de Gandhamâdanaheuvel.

O Vidura, de Allerhoogste Heer, aldus geprezen door de verzamelde halfgoden die de genade van Zijn blik vonden, vertrok na die aanbidding naar de Gandhamâdana-heuvel. (Vedabase)

 

Tekst 59

Het zijn deze twee [Nara-Narâyana] partiële [ams'a-]incarnaties van de Allerhoogste Heer Hari die nu, om de last van de wereld te verlichten, hier verschenen zijn in de gedaante van de twee van Krishna [Krishna en Arjuna] die de beste zielen zijn van de Kuru- en Yadudynastie.

Deze twee partiële [ams'a-]incarnaties van de Allerhoogste Heer Hari, zijn hier nu verschenen om de last te verlichten van de wereld als de twee van Krishna die de besten zijn die de Kuru en Yadu-dynastie voortbrachten. (Vedabase)

 

Tekst 60

Svâhâ [de dochter van Daksha en] de vrouw van Agni, de vuurgod, bracht drie zonen ter wereld: Pâvaka, Pavamâna en S'uci die zich voeden met de offergaven.

Svâhâ [dochter van Daksha], de vrouw van Agni, de leidende godheid van het vuur, bracht drie zonen voort: Pâvaka, Pavamâna en S'uci die zich voeden met de offergaven. (Vedabase)

 

Tekst 61

Zij op hun beurt brachten vijfenveertig vuurgoden voort, zodat er, alles bij elkaar, negenenveertig van hen zijn, de vaders en grootvader meegerekend.

Uit hen werden vijfenveertig vuurgoden voortgebracht, zodat tezamen in werkelijkheid er negenenveertig van hen zijn, de vaders en grootvader meegerekend. (Vedabase)

 

Tekst 62

Zij vormen de namen van de [49] vuren waarin de kenners van het Brahman tijdens Vedische offerplechtigheden hun kleinschalige offers [ishthi's] voor Agni brengen.

Door de namen van de negenenveertig vuurgoden laten de kenners van Brahman zich leiden in hun vuuroffers. (Vedabase)


Tekst 63

De voorvaderen bestaan uit de Agnishvâtta's, Barhishada's, Saumya's en Âjyapa's; men benadert hen [met het brengen van plengoffers van water] met dan wel zonder vuur en Svadhâ, Daksha's dochter, is hun echtgenote.

Hun voorvaderen zijn deze Agnishvâtta's, Barhishada's, Saumya's en Âjyapa's; ze gaan dan wel met, dan wel zonder vuur te werk en Svadhâ, Daksha's dochter is hun feitelijke echtgenote. (Vedabase)

 

Tekst 64

Zij schonken haar twee dochters, Vayunâ en Dhârinî, die beiden expert waren in de kennis en de wijsheid [van de transcendentie] van de onpersoonlijke weg van Brahman.

Uit hen kwamen twee dochters voort, Vayunâ en Dhârinî, die beide expert waren in zowel de kennis als de overstijging met de onpersoonlijke weg van Brahman.  (Vedabase)

 

Tekst 65

De echtgenote van Bhava [een naam van S'iva] genaamd Satî, diende de halfgod trouw, maar kon geen kind op de wereld zetten met haar kwaliteiten en karakter.

De vrouw van Bhava [een naam van S'iva], genaamd Satî, hield zich gewetensvol bezig met het dienen van Bhava de halfgod, maar was zelf, ondanks haar kwaliteiten en karakter, er niet toe in staat een soortgelijke zoon te krijgen. (Vedabase)

 

Tekst 66

De reden was dat haar vader [Daksha] zich ongunstig woedend had opgesteld tegenover de foutloze [S'iva] waardoor ze, verbonden in de yoga, haar lichaam moest opgeven, nog voordat ze de volwassenheid had bereikt.'

Haar eigen vader had zich namelijk ten ongunste woedend opgesteld tegenover de foutloze [S'iva], zodat ze zelfs nog voordat ze de volwassenheid had bereikt, in yoga verbonden haar lichaam moest opgeven. (Vedabase)

 

*: Normaal gesproken wordt als een vrouw broers heeft ze niet onder deze voorwaarden uitgehuwelijkt. De kleinzoon wordt geadopteerd om de erfenis over te nemen en zo via de mannelijke lijn de nalatenschap veilig te stellen. Dit heet putrikā-dharma: een zoon krijgen door een religieus ritueel.  S'rîla Vis'vanâtha Cakravartî Thhâkura geeft hier als commentaar de verklaring bij dat Manu wist dat de Hoogste Persoonlijkheid als de zoon van Âkûti zou verschijnen. Zo werd Hij dan zijn zoon.

 

 

 

 

 

 Creative Commons
              License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding is een schilderij getiteld 'Manu',
© van
Wim Kuenen (Prema). Gebruikt met toestemming.
De tweede digitaal aangepaste afbeelding is een datail van een schilderij
in een Laotiaanse Boeddhistische tempel.
Bron.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties