regelbalk



 

 

Canto 3

Guru Puja

 

 

Hoofdstuk 10: De Afdelingen van de Schepping

(1) Vidura zei: 'Hoeveel levende wezens werden door de almachtige grootvader van alle schepselen op deze planeet geschapen vanuit zijn lichaam en geest, nadat de Hoogste Persoonlijkheid was verdwenen? (2) Wees zo goed al mijn twijfels uit te bannen en beschrijf van het begin tot het einde alles dat ik u vroeg, o machtige man, o beste onder de zielen die goed thuis zijn in de kennis.' "

(3) Sûta zei [zie Canto 1]: "O zoon van Bhrigu [S'aunaka], de grote wijze, de zoon van Kushâra [Maitreya] aldus gestimuleerd door Vidura, voelde zich tevredengesteld en gaf, sprekend vanuit zijn hart, antwoord op de vragen.

(4) Maitreya zei: 'Brahmâ verrichtte aldus, voor het heil van de ziel, voor een honderdtal hemelse jaren boete zoals hem dat gezegd was door de Ongeboren Allerhoogste Heer. (5) Hij die op de lotus zijn bestaan gevonden had zag toen hoe de lotus waarop hij zat en het water eromheen trilden vanwege de wind die werd aangewakkerd door de kracht van de eeuwige Tijd. (6) Omdat door zijn boete zijn bovenzinnelijke kennis en zelfbewustzijn was toegenomen was zijn praktisch inzicht gerijpt, en met dat vermogen nam hij de wind tezamen met het water in zich op. (7) Toen hij zag hoe uitgebreid de lotus was waarop hij zich bevond dacht hij bij zichzelf: 'Ik zal hiermee [met deze lotus in het Tijdbewogen water] al de werelden die voorheen in mij zijn opgegaan weer tot leven wekken.' (8) Er door de Opperheer toe aangemoedigd om tot actie over te gaan, ging hij daarop de werveling van de lotus binnen en verdeelde hij het geheel ervan in drie hoofdafdelingen die hij verder in veertien onderafdelingen verdeelde [zie ook 2.5: 42]. (9) Deze verschillende leefomstandigheden vormen samen het gevolg van de [min of meer] onzelfzuchtige plichtsvervulling [het dharma] van de individuele zielen in relatie tot de Hoogste Persoonlijkheid.'

(10) Vidura zei: 'Toen u de keuze aan verschillende gedaanten van de Heer, de wonderbaarlijke acteur, besprak, had u het over de eeuwige tijd als één van Zijn namen. O brahmaan, kan u alstublieft beschrijven hoe de tijd zich feitelijk laat kennen, o meester, wat zijn zijn kenmerken?'

(11) Maitreya zei: 'Hij [de Eeuwige Tijd] vormt de bron van de verschillende [organische en anorganische] interacties van de natuurlijke geaardheden, hij is onverdeeld en onbegrensd en vormt het instrument van de Oorspronkelijke Persoon om met Zijn spel en vermaak het materiële leven van de ziel gestalte te geven. (12) Het was door  middel van de tijd [kâla], het verborgen, onpersoonlijke aspect, dat de Heer van  het Allerhoogste Absolute [van God of brahma] het materiële fenomeen losmaakte dat zijn plaats vond als het zinsbegoochelende materiële vermogen van Vishnu. (13) Zoals hij [de Eeuwige Tijd] er is in het heden, was hij er in het begin en zal hij er ook hierna zijn.

(14) De conditionering [of schepping] wordt verdeeld in negen soorten. Behalve de vorming overeenkomstig de basiskwaliteiten [d.w.z. de guna's ofwel de geaardheden van de goedheid, hartstocht, en onwetendheid] is er de vorming overeenkomstig de materiële kwaliteiten van de tijd [van beweging, kennis en onbeweeglijkheid] en zijn er de drie scheppingsvormen die tot een eind komen [van de planten, de dieren en de mensen]. (15) De eerste schepping is die van de [goedheid van de] kosmische intelligentie [de mahat-tattva] van de Allerhoogste Heer waarin de wisselwerking van de natuurlijke kwaliteiten plaatsvindt. De tweede schepping bestaat uit [de hartstocht van] het geïdentificeerde zelf, het valse ego, op basis waarvan er kennis is van de materiële elementen die dan hun werking vinden. (16) De derde soort van materiële vorming bestaat uit die van de [onwetendheid van de] elementen die aanleiding geven tot zinswaarneming. De vierde schepping bestaat uit [de materiële beweging van] dat wat basaal leidt tot de kennisverwervende en handelende functies [van de zintuigen]. (17) De vijfde soort van schepping wordt gevormd door de wisselwerking met de geaardheid goedheid die, samen met de geest die er uit voortkomt, resulteert in de godheden [die over de zintuigen heersen]. Ten zesde is er dan de schepping van de duisternis [uit de traagheid van de materie] die van meesters dwazen maakt. (18) Dit zijn de zes primaire materiële scheppingen. Verneem nu van mij over de drie secundaire scheppingen [van plant, dier en mens voortgebracht] met het tijdverdrijf van de almachtige incarnatie van de geaardheid hartstocht [Brahmâ] die de de intelligentie van Heer heeft.

(19) De zevende hoofdafdeling van de schepping betreft de zes soorten van wezens die niet uit zichzelf bewegen: bomen die vruchten dragen zonder bloemen, planten en struiken die bestaan totdat de vrucht is gerijpt, de klimplanten, de gewassen met een holle stengel, planten die opklimmen zonder steun en de bloesemende vruchtbomen. (20) Deze wezens voeden zich van bovenaf, zijn vrijwel onbewust met enkel een innerlijk voelen en bestaan uit vele soorten. (21) De achtste schepping wordt gevormd door de lagere diersoorten. Er zijn er achtentwintig verschillende en men gaat ervan uit dat ze geen kennis hebben van hun lot, buitengewoon onwetend zijn, zaken onderscheiden middels de reuk en van een gebrekkige gewetensfunctie zijn. (22) O allerzuiverste, de koe, de geit, de buffel, de antiloop, het zwijn, de gavaya [een soort van os], het hert, het schaap en de kameel hebben allen gespleten hoeven. (23) De ezel, het paard en het muildier, de gaura, de s'arabha bison en het wilde rund hebben slechts één teen. O Vidura, laat me je nu vertellen over de dieren met vijf nagels. (24) Dat zijn de hond, de jakhals, de vos, de   tijger, de kat, het konijn, het sajâru stekelvarken, de leeuw, de aap, de olifant, de schildpad, de iguana ['vierbenige slang'], de krokodil en anderen. (25) De reiger, de gier, de kraanvogel, de havik, de bhâsa [een ander soort aaseter], de bhallûka, de pauw, de zwaan, de sârasa [indische kraanvogel], de cakravâka, de kraai, de uil en zo meer, zijn de vogels. (26) Maar er is nog een negende soort die [ook] zijn buik vult, o Vidura. Die bestaat slechts uit één verschijningsvorm: de mensen. Bij hen staat de geaardheid hartstocht voorop. Ze hebben het heel druk met [het terugdringen van] hun misère, maar beschouwen zichzelf altijd als heel gelukkig.

(27) Deze drie secundaire scheppingen zijn, met inbegrip van de schepping van de halfgoden [als een extra categorie], mijn beste, in tegenstelling tot de andere scheppingen die ik beschreef, [wat betreft hun geaardheden en kwaliteiten] onderhevig aan aanpassingen [aan mutaties ofwel aan een evolutie], ofschoon de Kumâra's [de zonen van Brahmâ, de brahmanen, de wijzen] van beider aard zijn [d.w.z. ze passen zich fysiek aan, maar veranderen niet in kwaliteit].  (28-29) De schepping van de halfgoden bestaat uit acht typen: (1) de zelfgerealiseerde zielen, (2) de voorvaderen, (3) de atheïsten, (4) de transcendentale wezens, de engelen en de heiligen, (5) de beschermers en de reuzen, (6) de hemelse zangers, (7) de leidgeesten voor het goede en het kwade en de hemelbewoners en (8) de bovenmenselijke wezens en dergelijken. Alle tien soorten van scheppingen die ik je beschreef, o Vidura, zijn geschapen door Brahmâ, de schepper van het universum. (30) Hierna zal ik de verschillende nakomelingen van de Manu's bespreken en hoe de Schepper, bewogen door de geaardheid hartstocht, zijn scheppingswerk doet in de verschillende tijdperken en dat doet met een feilloze vastbeslotenheid vol achting voor de Allerhoogste Heer die, middels Zijn eigen energie, vanuit Zichzelf ten tonele verschijnt als Zichzelf.'
 

  next

 
Derde herziene editie, geladen 25 september 2023.  

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Vidura zei: 'Hoeveel levende wezens werden door de almachtige grootvader van alle schepselen op deze planeet geschapen vanuit zijn lichaam en geest, nadat de Hoogste Persoonlijkheid was verdwenen?
Vidura zei: 'Hoeveel verschillende soorten schiep de grootvader van alle schepselen op deze planeet naar het lichaam en de geest van de Almachtige, nadat de Hoogste Persoonlijkheid was verdwenen? (Vedabase)

  

Tekst 2

Wees zo goed al mijn twijfels uit te bannen en beschrijf van het begin tot het einde alles dat ik u vroeg, o machtige man, o beste onder de zielen die goed thuis zijn in de kennis.' "

Met het oog op alles waar ik naar gevraagd heb, o machtige, wees zo goed ze me allemaal van het begin tot het eind te beschrijven, o hoogst geleerde persoon; wees zo genadig al mijn twijfels weg te nemen'." (Vedabase)


Tekst 3

Sûta zei [zie Canto 1]: "O zoon van Bhrigu [S'aunaka], de grote wijze, de zoon van Kushâra [Maitreya] aldus gestimuleerd door Vidura, voelde zich tevredengesteld en gaf sprekend vanuit zijn hart antwoord op de vragen.

Sûta zei [zie Canto 1]: "O zoon van Bhrigu [S'aunaka], de grote wijze, de zoon van Kusâra [Maitreya] aldus gestimuleerd door Vidura, voelde zich tevredengesteld en gaf zodoende antwoord op de vragen vanuit de bodem van zijn hart. (Vedabase)

 

Tekst 4

Maitreya zei: 'Brahmâ verrichtte aldus, voor het heil van de ziel, voor een honderdtal hemelse jaren boete zoals hem dat gezegd was door de Ongeboren Allerhoogste Heer.

Maitreya zei: 'En zodoende verrichtte Brahmâ voor een honderdtal hemelse jaren boetedoeningen voor het heil van de ziel, te werk gaand zoals hem dat gezegd was door de Ongeborene, de Allerhoogste Heer. (Vedabase)

 

Tekst 5

Hij die op de lotus zijn bestaan gevonden had zag toen hoe de lotus waarop hij zat en het water eromheen trilden vanwege de wind die werd aangewakkerd door de kracht van de eeuwige Tijd.

Daarin zag hij, die was geboren uit de lotus, dat door de inherente macht van de natuurkrachten [de eeuwige tijd] de wind de wateren scheidde waarop de lotus zich bevond. (Vedabase)


Tekst 6

Omdat door zijn boete, zijn bovenzinnelijke kennis en zelfbewustzijn was toegenomen, was zijn praktisch inzicht gerijpt, en met dat vermogen nam hij de wind tezamen met het water in zich op.

Door zijn boete had hij zeker gewonnen aan bovenzinnelijke kennis en was hij gerijpt in zijn zelfbewustzijn en praktische kennis, en met dat vermogen nam hij de wind tezamen met het water in zich op. (Vedabase)


Tekst 7

Toen hij zag hoe uitgebreid de lotus was waarop hij zich bevond, dacht hij bij zichzelf: 'Ik zal hiermee [met deze lotus in het Tijdbewogen water] al de werelden die voorheen in mij zijn opgegaan weer tot leven wekken.'

Toen zag hij hoe uitgebreid de lotus was waarop hij zich bevond; door de actie was heel de wereld die voorheen verzonken was nu afgescheiden en lag ze open voor zijn schepping, was zijn bevinding. (Vedabase)

 

Tekst 8

Er door de Opperheer toe aangemoedigd om tot actie over te gaan, ging hij daarop de werveling van de lotus binnen en verdeelde hij het geheel ervan in drie hoofdafdelingen die hij verder in veertien onderafdelingen verdeelde [zie ook 2.5: 42].

Binnengaand in die werveling van de lotus, in zijn activiteiten aangemoedigd door de Opperheer, verdeelde hij de ene in de drie werelden en kon hij er daar veertien van in het leven roepen [zie ook 2.5.42]. (Vedabase)
  

Tekst 9

Deze verschillende leefomstandigheden vormen samen het gevolg van  de [min of meer] onzelfzuchtige plichtsvervulling [het dharma] van de individuele zielen in relatie tot de Hoogste Persoonlijkheid.'

Wat betreft dezen had de hoogste persoon in het universum geen ander leidmotief dan het bepalen van de plichten in alle opzichten naar het volwassen stadium van het belang van de individuele lokaliteiten waar de zielen hun leven hadden. (Vedabase)

 

Tekst 10

Vidura zei: 'Toen u de keuze aan verschillende gedaanten van de Heer, de wonderbaarlijke acteur, besprak, had u het over de eeuwige tijd als één van Zijn namen. O brahmaan, kan u alstublieft beschrijven hoe de tijd zich feitelijk laat kennen, o meester, wat zijn zijn kenmerken?'

Vidura zei: 'U sprak aangaande de variëteit van de verschillende gedaanten van de Heer, de wonderbaarlijke acteur, van het eeuwige van de tijd, o brahmaan; kan u alstublieft beschrijven hoe zich die feitelijk heeft voorgedaan, o Heer?' (Vedabase)


Tekst 11

Maitreya zei: 'Hij [de Eeuwige Tijd] vormt de bron van de verschillende [organische en anorganische] interacties van de natuurlijke geaardheden, hij is onverdeeld en onbegrensd en vormt het instrument van de Oorspronkelijke Persoon om met Zijn spel en vermaak het materiële leven van de ziel gestalte te geven.

Maitreya zei: 'Hij is de bron van de verschillende interacties naar de natuurlijke geaardheden, hij is onverdeeld en onbegrensd en het instrument van de Oorspronkelijke Persoon die door Zijn spel en vermaak het materiële leven schiep van de ziel. (Vedabase)

 

Tekst 12

Het was door  middel van de tijd [kâla], het verborgen, onpersoonlijke aspect, dat de Heer van  het Allerhoogste Absolute [van God of brahma] het materiële fenomeen losmaakte dat zijn plaats vond als het zinsbegoochelende materiële vermogen van Vishnu.

Het fenomenale welk er voorzeker is als dezelfde energie van Vishnu, scheidde Zichzelf van de geest af door de Allerhoogste Heer in de vorm van de tijd [kâla], welke beschouwd wordt als Zijn ongemanifesteerde [onpersoonlijke] aspect. (Vedabase)


Tekst 13

Zoals hij [de Eeuwige Tijd] er is in het heden, was hij er in het begin en zal hij er ook hierna zijn.

Zoals het in het heden is, zo was het in het begin en tot het einde toe zal het ook hetzelfde blijven. (Vedabase)

  

Tekst 14

De conditionering [of schepping] wordt verdeeld in negen soorten. Behalve de vorming overeenkomstig de basiskwaliteiten [d.w.z. de guna's ofwel de geaardheden van de goedheid, hartstocht, en onwetendheid] is er de vorming overeenkomstig de materiële kwaliteiten van de tijd [van beweging, kennis en onbeweeglijkheid] en zijn er de drie scheppingsvormen die tot een eind komen [van de planten, de dieren en de mensen].

Er zijn negen soorten van scheppingen: de drie geaardheden van de materie [naar prakriti: hartstocht, goedheid en onwetendheid], de drie kwaliteiten naar deze geaardheden [naar vikriti: beweging, kennis en onbeweeglijkheid], en de drie soorten van voleinding welke dan de materiële verdelingen van de tijd vormen [naar kâla: het ten hemel varen van de mensen, het uitsterven van de diersoorten en het eindigen van de planten samen met het universum]. (Vedabase)


Tekst 15

De eerste schepping is die van de [goedheid van de] kosmische intelligentie [de mahat-tattva] van de Allerhoogste Heer waarin de wisselwerking van de natuurlijke kwaliteiten plaatsvindt. De tweede schepping bestaat uit [de hartstocht van] het geïdentificeerde zelf, het valse ego, op basis waarvan er kennis is van de materiële elementen die dan hun werking vinden.

De eerste [de mahat-tattva, van de goedheid] is niets anders dan het geheel van de schepping dat voortkwam uit de Heer met de interactie van de drie geaardheden. De tweede [van de passie] is enkel het valse ego van de ontwaakte activiteiten van de materiële ingrediënten en hun interrelaties. (Vedabase)


Tekst 16

De derde soort van materiële vorming bestaat uit die van de [onwetendheid van de] elementen die aanleiding geven tot zinswaarneming. De vierde schepping bestaat uit [de materiële beweging van] dat wat basaal leidt tot de kennisverwervende en handelende functies [van de zintuigen].

Het geschapene van de materie zelf is de derde soort [die van onwetendheid] die enkel van de zintuiglijke waarneming is waarnaar als vierde er naar de materie van de zinnen de praktische basis is van de materiële kennis. (Vedabase)


Tekst 17

De vijfde soort van schepping wordt gevormd door de wisselwerking met de geaardheid goedheid die, samen met de geest die er uit voortkomt, resulteert in de godheden [die over de zintuigen heersen]. Ten zesde is er dan de schepping van de duisternis [uit de traagheid van de materie] die van meesters dwazen maakt.

De interactie naar de geaardheid goedheid geeft het goddelijke [van de beweging] naar de materiële schepping welke met het geheel van de geest de vijfde soort vormt waarnaar ten zesde er de duisternis der schepping is [het inerte van de materie] dat van meesters dwazen maakt. (Vedabase)

 

Tekst 18

Dit zijn de zes primaire materiële scheppingen. Verneem nu van mij over de drie secundaire scheppingen [van plant, dier en mens voortgebracht] met het tijdverdrijf van de almachtige incarnatie van de geaardheid hartstocht [Brahmâ] die de de intelligentie van Heer heeft.

Naast de eerste zes scheppingen van de materiële energie [van de natuur of de Heer] zijn er de secundaire scheppingen [van plant, dier en mens]; verneem van mij wat hen betreft enkel over de zo machtige die de incarnatie is van de geaardheid hartstocht [Brahmâ] en over de wederwaardigheden van dat brein van de Allerhoogste Heer. (Vedabase)


Tekst 19

De zevende hoofdafdeling van de schepping betreft de zes soorten van wezens die niet uit zichzelf bewegen: bomen die vruchten dragen zonder bloemen, planten en struiken die bestaan totdat de vrucht is gerijpt, de klimplanten, de gewassen met een holle stengel, planten die opklimmen zonder steun en de bloesemende vruchtbomen.

Het zevende principe der schepping betreft de zes soorten van wezens die niet uit zichzelf bewegen: bomen die vruchten dragen zonder bloemen, planten en struiken die bestaan totdat de vrucht is gerijpt, de klimplanten, de gewassen met een holle stengel, planten die opklimmen zonder steun en de bloesemende vruchtbomen. (Vedabase)

 

Tekst 20

Deze wezens voeden zich van bovenaf, zijn vrijwel onbewust met enkel een innerlijk voelen en bestaan uit vele soorten.

Die [onbeweeglijke] wezens zoeken hun voeding opwaarts, zijn vrijwel onbewust met enkel een gevoel van binnen en bestaan uit vele soorten. (Vedabase)

 

Tekst 21

De achtste schepping wordt gevormd door de lagere diersoorten. Er zijn er achtentwintig verschillende en men gaat ervan uit dat ze geen kennis hebben van hun lot, buitengewoon onwetend zijn, zaken onderscheiden middels de reuk en van een gebrekkige gewetensfunctie zijn.

De achtste schepping zijn de soorten van lagere dieren; er zijn achtentwintig verschillende soorten en ze worden beschouwd als zijnde zonder kennis van hun lot, van een buitengemene onwetendheid, van een onderscheid door middel van ruiken en van een slechte memorie van hart [geweten]. (Vedabase)

 

Tekst 22

O allerzuiverste, de koe, de geit, de buffel, de antiloop, het zwijn, de gavaya [een soort van os], het hert, het schaap en de kameel hebben allen gespleten hoeven.

O allerzuiverste, de koe, de geit, de buffel, de antiloop, het zwijn, de gavaya [een soort van os], het hert, het schaap en de kameel hebben allen gespleten hoeven. (Vedabase)

 

Tekst 23

De ezel, het paard en het muildier, de gaura, de s'arabha bison en het wilde rund hebben slechts één teen. O Vidura, laat me je nu vertellen over de dieren met vijf nagels.

De ezel, het paard en het muildier, de gaura, de s'arabha-bison en het wilde rund hebben zo enkel slechts één teen, o Vidura en laat je me nu enkel vertellen van de dieren met vijf nagels. (Vedabase)

 

Tekst 24

Dat zijn de hond, de jakhals, de vos, de tijger, de kat, het konijn, het sajâru stekelvarken, de leeuw, de aap, de olifant, de schildpad, de iguana ['vierbenige slang'], de krokodil en anderen.

Dat zijn de hond, de jakhals, de vos, de tijger, de kat, het konijn, het sajâru-stekelvarken, de leeuw, de aap, de olifant, de schildpad, de iguana ['vier-benige slang'], de krokodil en anderen. (Vedabase)

 

Tekst 25

De reiger, de gier, de kraanvogel, de havik, de bhâsa [een ander soort aaseter], de bhallûka, de pauw, de zwaan, de sârasa [indische kraanvogel], de cakravâka, de kraai, de uil en zo meer, zijn de vogels.

De reiger, de gier, de kraanvogel, de havik, de bhâsa [een ander soort aaseter], de bhallûka, de pauw, de zwaan, de sârasa [indische kraanvogel], de cakravâka, de kraai, de uil en anderen zijn de vogels.(Vedabase)

 

Tekst 26

Maar er is nog een negende soort die [ook] zijn buik vult, o Vidura. Die bestaat slechts uit één verschijningsvorm: de mensen. Bij hen staat de geaardheid hartstocht voorop. Ze hebben het heel druk met [het terugdringen van] hun misère, maar beschouwen zichzelf altijd als heel gelukkig.

De negende soort die [ook] zijn buik vollaad, o Vidura, is slechts van één soort: de mensen; in hen treedt de geaardheid hartstocht zeer naar voren, ze zijn zeer actief tot hun misère maar denken altijd dat ze heel gelukkig zijn. (Vedabase)

 

Tekst 27

Deze drie secundaire scheppingen zijn, met inbegrip van de schepping van de halfgoden [als een extra categorie], mijn beste, in tegenstelling tot de andere scheppingen die ik beschreef, [wat betreft hun geaardheden en kwaliteiten] onderhevig aan aanpassingen [aan mutaties ofwel aan een evolutie], ofschoon de Kumâra's [de zonen van Brahmâ, de brahmanen, de wijzen] van beider aard zijn [d.w.z. ze passen zich fysiek aan, maar veranderen niet in kwaliteit]. 

Al deze drie scheppingen zowel als de halfgoden in hen veschijnend [als de tiende soort] zijn, mijn beste, in tegenstelling tot de voorgaande [van de geaardheden en de kwaliteiten] die ik voorheen beschreef, onderworpen aan aanpassingen [ofwel evolueren], maar de zonen van Brahmâ [de brahmanen, de Kumâra's] zijn van beide [d.w.z. ze passen zich ook aan, maar veranderen niet in kwaliteit]. (Vedabase)

 

Tekst 28-29

De schepping van de halfgoden bestaat uit acht typen: (1) de zelfgerealiseerde zielen, (2) de voorvaderen, (3) de atheïsten, (4) de transcendentale wezens, de engelen en de heiligen, (5) de beschermers en de reuzen, (6) de hemelse zangers, (7) de leidgeesten voor het goede en het kwade en de hemelbewoners en (8) de bovenmenselijke wezens en dergelijken. Alle tien soorten van scheppingen die ik je beschreef, o Vidura, zijn geschapen door Brahmâ, de schepper van het universum.

Van de schepping van de toegewijden zijn er acht soorten: (1) de halfgoden, (2) de voorvaderen, (3) de atheïsten, (4) de bovenzinnelijke wezens, engelen en de heiligen (5) de beschermers en de giganten (6) de hemelse zangers (7) de leidgeesten voor het goede en het kwade en zij die verblijven in de hemel en (8) de bovenmenselijke wezens en anderen. Al de tien soorten van scheppingen die ik je beschreef, o Vidura, zijn geschapen door Brahmâ, de schepper van het universum. (Vedabase)

 

Tekst 30

Hierna zal ik de verschillende nakomelingen van de Manu's bespreken en hoe de Schepper, bewogen door de geaardheid hartstocht, zijn scheppingswerk doet in de verschillende tijdperken en dat doet met een feilloze vastbeslotenheid vol achting voor de Allerhoogste Heer die, middels Zijn eigen energie, vanuit Zichzelf ten tonele verschijnt als Zichzelf.'

Hierna zal ik de verschillende afstammelingen van de Manu's bespreken en op die manier hoe de Schepper, gedreven door de geaardheid hartstocht, in de verschillende tijdperken met een feilloze vastbeslotenheid creëert naar de Heer die, van Zich Zelve als Zichzelf, kwam door Zijn eigen energie. (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 

Creative
                      Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De afbeelding is getiteld: "Brahmâ with Sarasvati",
van een illustratie voor de Bhâgavata Purâna,
circa 1793, Parijs, Manuscripts orient.
Bron.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties