regelbalk



 

Canto 2

Jaya Râdhâ Mâdhava 1

 

 

Hoofdstuk 9: Antwoorden in de Vorm van Uitspraken van de Heer

(1) S'rî S'uka zei: 'Het materiële zelf van de begoochelende energie kan, o Koning, zonder het bovenzinnelijke zelf van zuiver bewustzijn, geen enkele betekenis hebben, net zoals een droom geen betekenis heeft zonder zijn dromer. (2) Met de wens op verschillende manieren genoegen te beleven aan de vele gedaanten die de uitwendige energie van mâyâ te bieden heeft, is er vanwege [de werking van] haar kwaliteiten of geaardheden het idee van 'ik' en 'mijn'. (3) Zo gauw hij [de getuige, de ziel], in zijn glorie van  het overstijgen van de tijd van de materiële energie, ervan geniet om vrij van begoocheling te zijn, geeft hij in die volheid het ook op met dit tweetal [van het 'ik' en 'mijn']. (4) Toen de Opperheer Zijn gedaante toonde aan de Schepper die oprecht was in zijn trouw aan de geloften, maakte Hij duidelijk dat het doel van alle zuivering eruit bestaat liefde te ontwikkelen voor de kennis van de zelfverwerkelijking [âtma-tattva, filognosie, het principe van de ziel]. (5) [En dus] begon hij, de eerste goddelijke persoon in het universum, de allerhoogste geestelijk leraar, vanuit zijn eigen goddelijke positie [op de lotus van de schepping] zich af te  vragen waar die [lotus] vandaan kwam. Daarbij overwegende hoe hij met zijn schepping zou moeten  beginnen, kon hij er echter niet achter komen wat de richtlijnen en procedures waren van hoe hij alles materieel moest samenvoegen.

(6) Toen hij [de Schepper] eens verdiept was in dit soort gedachten, hoorde hij dat er twee lettergrepen werden uitgesproken die de zestiende [ta] en de eenentwintigste [pa] van het spars'a-alfabet waren. Samengevoegd [tot tapas, boete] raakten die twee lettergrepen bekend als de waarde van de wereldverzakende orde, o Koning. (7) Toen hij dat hoorde, keek hij overal om zich heen om de spreker te zien, maar er was niemand te bekennen. Vanuit de positie waar hij zat bedacht hij toen dat hij maar het beste aandacht kon besteden aan het doen van boete als was opgedragen. (8) Begiftigd met een feilloze visie, beheerste hij zijn levensadem, geest en zinnen van waarnemen en handelen voor de duur van duizend godenjaren* en verlichtte aldus in het verleden al de werelden door van alle boetvaardigen degene te zijn  met de strengste praktijk.

(9) De Allerhoogste Heer die tevreden was over zijn boete, manifesteerde toen voor hem Zijn hoogste verblijfplaats. Dat bereik wordt geprezen door alle zelfgerealiseerde zielen zonder illusie en angst omdat het  vrij is van de vijf vormen van ellende van het materiële leven [onwetendheid, zelfzucht, gehechtheid, afkeer en doodsangst]. Hoger kan men niet reiken. (10) Daar wordt de Heer aanbeden door zowel de verlichte als de onverlichte  toegewijden en daar voert de geaardheid goedheid de boventoon boven de andere twee van hartstocht en traagheid, zonder ooit met hen vermengd te zijn. Ook is er daar geen sprake van de invloed van de tijd of de uitwendige energie, om nog maar te zwijgen over [de invloed van] al de andere zaken [als gehechtheid, begeerte etc]. (11) Zo blauw als de hemel en gloeiend met lotusgelijke ogen, zeer aantrekkelijk en jeugdig met geelgekleurde kledij, zijn al de bewoners daar toegerust met de vier armen [van Vishnu] en de luister en pracht van parels en verfijnde sieraden. (12) Sommigen stralen als koraal of diamanten, met hoofden met oorbellen en bloemenslingers bloeiend als een hemelse lotus. (13) Die plaats, die straalt met rijen hoog oprijzende, schitterende bouwwerken [speciaal ontworpen] voor de grote toegewijden en die bevolkt is met flitsende schoonheden met een hemelse teint, ziet er zo mooi uit als een hemel met wolken en bliksemflitsen. (14) De godin van het geluk [S'rî] verricht aldaar in haar persoonlijke gedaante, in verrukking met haar persoonlijke, zingende begeleidsters, met behulp van verschillende toebehoren toegewijde dienst aan de lotusvoeten van de Heer, omringd door zwarte bijen die druk meezoemen in de aantrekking van [het eeuwigdurende seizoen van] de lente. (15) Daar zag hij [Brahmâ] de Heer van de hele gemeenschap van de toegewijden, de Heer van de godin, van het Universum en het offer, de Almachtige, die in bovenzinnelijke liefde gediend wordt door de meest vooraanstaande metgezellen zoals Sunanda, Nanda, Prabala en Arhana. (16) De dienaren die vol van liefde hun gelaat naar Hem op hebben geheven zijn dronken van de zeer aangename blik van Zijn glimlach, Zijn rood doorlopen ogen, Zijn gezicht met Zijn helm en oorbellen, Zijn vier handen, Zijn gele kleding, Zijn borst met het merkteken en de Godin van het Geluk aan Zijn zijde. (17) Gezeten op Zijn hoogst kostbare troon geniet Hij, als de Allerhoogste Heer, volop van Zijn verblijfplaats alwaar Hij wordt omringd door de weelde van Zijn vier energieën [de principes van de materie, de oorspronkelijke persoon, het intellect en het ego], Zijn zestien energieën [de vijf elementen, de waarnemende en werkende zintuigen en de geest], Zijn vijf energieën [de zinsobjecten van vorm, smaak, geluid, geur en aanraking], Zijn zes energieën [de volheden van de kennis, intelligentie, schoonheid, boetvaardigheid, roem en rijkdom] en de overige persoonlijke vermogens die Hij soms tentoon spreidt [de acht siddhi's of mystieke perfecties].

King Parîkchit questions Sukadeva Gosvâmi

(18) De Schepper van het Universum, die overweldigd was door de aanblik van dat gehoor, boog met zijn hart vol van extase en met zijn lichaam vol van goddelijke liefde, zich met tranen in zijn ogen neer voor de lotusvoeten van de Heer die het pad vormen dat gevolgd wordt door de grote bevrijde zielen. (19) Toen Hij hem voor zich aanwezig zag achtte de Heer de waardige, grote geleerde geschikt voor het gestalte geven aan de levens van alle levende wezens overeenkomstig Zijn eigen gezag. Mild glimlachend schudde Hij zeer vergenoegd Zijn partner in de goddelijke liefde de hand en richtte Hij zich in verlichte termen tot hem. (20) De Allerhoogste Heer zei: 'In tegenstelling tot de boete van hen die valselijk verenigd zijn [de 'kûthayogi's'], ben Ik hoogst tevreden over de lang volgehouden boete, de boete waardoor zich in u, die het verlangde te scheppen, de Vedische kennis verzamelde. (21) Vraag Mij, de schenker van alle zegeningen, welke gunst u ook maar wilt, o Brahmâ, want het ultieme succes van ieders boetedoeningen bestaat eruit Mij uiteindelijk te zien. (22) U kreeg deze benijdenswaardige blik op Mijn verblijfplaats omdat u onderworpen luisterde toen u in afzondering van de hoogste boetedoening was. (23) Ik was het die het zei [dat u boete moest doen] toen u niet wist hoe u uw plicht moest doen. Die boete is Mijn hart en Ziel; dat is wat Ik ben voor degene die erin verwikkeld is, o zondeloze. (24) Ik schep door boetedoening, Ik handhaaf de kosmos door boetedoening en Ik trek me ook weer terug op basis van boetedoening. Men vindt Mijn macht door gestrenge boetedoening.'

(25) Brahmâ zei: 'O Allerhoogste Heer van alle levende wezens, U bent de regisseur zich bevindend in het hart die op basis van Uw superieure intelligentie, door niemand te stoppen, op de hoogte bent van alle ondernemingen. (26) Niettemin vraag ik U, o Heer, mijn wens te vervullen te mogen begrijpen hoe U, terwijl U Zelf geen gedaante heeft, enerzijds kan verblijven in het voorbije terwijl U anderzijds nederdaalt in Uw gedaante zoals wij die mogen kennen. (27) En hoe speelt U het klaar om - vanuit Uzelf middels Uzelf - door Uw eigen materiële energie te verenigen, Uw verschillende vermogens te verkrijgen wat betreft het ontwikkelen, onderhouden en vernietigen? (28) O Mâdhava [meester van alle energieën], laat me alstUblieft begrijpen hoe U, net als een spin [die zijn web weeft], vastberaden onfeilbaar Uw spel speelt met het investeren van Uw energie in dat alles. (29) Het van U lerend als mijn leraar van het voorbeeld en door Uw genade optredend als Uw instrument, bid ik dat, ondanks het scheppen van de levens van de levende wezens, ik aldus nimmer verstrikt raak in materiële gehechtheden. (30) O Heer, zoals een vriend zich gedraagt met een vriend, hebt U me [met Uw handdruk] aanvaard voor het tot stand brengen van de verschillende levens van de levende wezens. O mijn Heer, ik hoop dat, vanwege allen die [via mij] in het dienen van U ongestoord het licht van de wereld zien, ik nimmer in de greep van trots en arrogantie zal raken.'

(31) De Allerhoogste Heer zei: 'De kennis over Mij verkregen is zeer vertrouwelijk en wordt gerealiseerd in combinatie met toegewijde dienst en de nodige parafernalia zoals Ik het u zeg. (32) Moge er door Mijn genade voor u deze feitelijke realisatie zijn van Mijn eeuwige gedaante in bovenzinnelijke zin en Mijn gedaante en handelingen met de basiskwaliteiten van de natuur. (33) Ik was het die er bestond vóór de schepping toen er nog niets anders was, toen er nog niets bestond van alle oorzaak en gevolg van het Allerhoogste. En ook ben Ik het die van alles wat werd geschapen uiteindelijk overblijft, dat is wat Ik ben. (34) Dat wat zich als waardevol voordoet, is dat niet als het niet met Mij in relatie staat - ken Mijn begoochelende energie als slechts een afschaduwing van duisternis. (35) Net zoals de elementen van het universum er in het heel klein en in het gigantisch groot zijn, geldt dat ook voor Mij zoals Ik [heel klein] in hen ben binnengegaan en [heel groot] los van hen besta. (36) De student van het Ware Zelf moet de ware aard van de dingen zowel rechtstreeks [door contact ermee] als indirect [door te vergelijken] onderzoeken,  ongeacht wat het is, wanneer het er is of de omstandigheid ervan. (37) Als je je geest gefixeerd houdt op deze conclusie over het Allerhoogste, zal je nimmer in welke positie ook verbijsterd raken, niet tijdens je leven [je kalpa] noch aan het eind van je leven [je vikalpa]'.'

(38) S'rî S'uka zei: 'Na aldus alles goed te hebben uitgelegd, verdween de Ongeborene, Heer Hari, zoals Hij door de leider van de levende wezens [Brahmâ] werd waargenomen in Zijn bovenzinnelijke gedaante van het Allerhoogste Zelf. (39) Nadat Hij uit het zicht was verdwenen hervatte Brahmâjî, die zijn handen had gevouwen voor de Heer die het voorwerp vormt van al de zinnen [van de toegewijden], het scheppen van dit universum vol van alle levende wezens, zoals hij dat eerder deed. (40) De vader van alle levende wezens en   het religieuze leven wenste het om, in het belang van zijn eigen deugd, zich naar gelofte en regel te wijden aan de kwestie van het welzijn van de levende wezens. (41) Nârada, de meest dierbare van zijn erfgenamen, was hem altijd zeer gehoorzaam in zijn bereidheid van dienst te zijn met zijn goede gedrag, zachtmoedigheid en zinsbeheersing. (42) O Koning, de grote wijze en eersteklas toegewijde behaagde zijn vader [Heer  Brahmâ] zeer met zijn verlangen om [meer] te weten over Vishnu, de Heer van alle energieën. (43) Op dezelfde manier als u mij nu ondervraagt, ondervroeg Nârada Muni hem toen hij zag dat dat naar de tevredenheid was van de overgrootvader van het hele universum. (44) Dit Verhaal van de Fortuinlijke, de Bhâgavata Purâna, dat met zijn tien eigenschappen [als samengevat in de vier verzen 33-36, zie verder het volgende hoofdstuk] door de Allerhoogste Heer werd uiteengezet, werd daarop door de schepper van het universum uitgelegd aan zijn zoon [Nârada]. (45) Aan de oever van de Sarasvatî onderrichtte Nârada [op zijn  beurt] dit Allerhoogste van de Geest aan de grote wijze, de meditatieve Vyâsadeva die van een onbegrensd vermogen is, o Koning. (46) Al de dingen die u me vroeg wat betreft de Universele Gedaante van de Oorspronkelijke Persoon en andere aangelegenheden, zal ik u nu zeer gedetailleerd beschrijven.'

 

Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

next                             

 
Derde herziene editie, geladen 5 juli 2023.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Het materiële zelf van de begoochelende energie kan, o Koning, zonder het bovenzinnelijke zelf van zuiver bewustzijn, geen enkele betekenis hebben, net zoals een droom geen betekenis heeft zonder zijn dromer.
S'uka zei: 'Zonder de sturing van de (Super-)ziel, o Koning, zal er nooit enig goed zijn in het bezielde bewustzijn van het voorbije in relatie tot het lichaam, dat dan voor de ziener volledig als in een droom is. (Vedabase)

 

Tekst 2

Met de wens op verschillende manieren genoegen te beleven aan de vele gedaanten die de uitwendige energie van mâyâ te bieden heeft, is er vanwege [de werking van] haar kwaliteiten of geaardheden het idee van 'ik' en 'mijn'.

In de materie gedreven ervaren de vele gedaanten die tot stand blijken te zijn gekomen verschillende vormen van genoegen overeenkomstig de geaardheden van de materiële wereld en aldus denken ze over 'ik' en 'mijn'. (Vedabase)

 

Tekst 3

Zo gauw hij [de getuige, de ziel], in zijn glorie van het overstijgen van de tijd van de materiële energie, ervan geniet om vrij van begoocheling te zijn, geeft hij in die volheid het ook op met dit tweetal [van het 'ik' en 'mijn'].

Wanneer ook maar daadwerkelijk, in zijn eigen glorie van overstijging aan de tijd van de materiële energie, hij [het levend wezen] geniet van het bevrijd zijn van misvattingen, dan, in die volheid, zal hij die twee opgeven. (Vedabase)

 

Tekst 4

Toen de Opperheer Zijn gedaante toonde aan de Schepper die oprecht was in zijn trouw aan de geloften, maakte Hij duidelijk dat het doel van alle zuivering eruit bestaat liefde te ontwikkelen voor de kennis van de zelfverwerkelijking [âtma-tattva, filognosie, het principe van de ziel].

'De werkelijkheid van de ziel is het doel van de zuivering', is wat de Opperheer feitelijk de Schepper zei, hem Zijn gedaante tonende toen hij zich zonder wanbegrip in geloften en eerbetoon bevond. (Vedabase)

 

Tekst 5

[En dus] begon hij, de eerste goddelijke persoon in het universum, de allerhoogste geestelijk leraar, vanuit zijn eigen goddelijke positie [op de lotus van de schepping] zich af te vragen waar die [lotus] vandaan kwam. Daarbij overwegende hoe hij met zijn schepping zou moeten beginnen, kon hij er echter niet achter komen wat de richtlijnen en procedures waren van hoe hij alles materieel moest samenvoegen.

Hij, de eerste goddelijke persoon in het universum, begon als de allerhoogste geestelijk leraar, vanuit zijn eigen goddelijke positie [op de lotus der schepping] na te denken over de kwestie waar die vandaan kwam en hij kon er niet achter komen wat de richtlijnen en manieren waren hoe alles materieel samengevoegd zou moeten worden. (Vedabase)

 

Tekst 6

Toen hij [de Schepper] eens verdiept was in dit soort gedachten, hoorde hij dat er twee lettergrepen werden uitgesproken die de zestiende [ta] en de eenentwintigste [pa] van het spars'a-alfabet waren. Samengevoegd [tot tapas, boete] raakten die twee lettergrepen bekend als de waarde van de wereldverzakende orde, o Koning.

Toen hij op een keer verzonken was in het denken op deze manier, hoorde hij dat er twee lettergrepen werden gesproken welke de zestiende [ta] en de eenentwintigste [pa] van het spars'a-alfabet waren en, samengevoegd, bekend werden als de weelde van de wereldverzakende orde, o Koning [tapas betekent boete]. (Vedabase)

 

Tekst 7

Toen hij dat hoorde, keek hij overal om zich heen om de spreker te zien, maar er was niemand te bekennen. Vanuit de positie waar hij zat bedacht hij toen dat hij maar het beste aandacht kon besteden aan het doen van boete als was opgedragen.
Toen hij dat hoorde, keek hij overal om de spreker te zien, maar er was niemand te bekennen en vanwaar hij zat in zijn goddelijke positie bedacht hij toen dat het het beste was om aandacht te besteden aan het doen van boete zoals hem dat opgedragen was. (Vedabase)

  

Tekst 8

Begiftigd met een feilloze visie, beheerste hij zijn levensadem, geest en zinnen van waarnemen en handelen voor de duur van duizend godenjaren en verlichtte aldus in het verleden al de werelden door van alle boetvaardigen degene te zijn met de strengste praktijk.

Met een smetteloze visie voor de tijd van een duizend godenjaren, verlichtte hij als de heerser over zowel het leven als het denken, al de werelden met het doen van een dergelijke boete in het verleden, waarin hij van al diegenen die boete doen degene was van de strengste praktijk. (Vedabase)

 

Tekst 9

De Allerhoogste Heer die tevreden was over zijn boete, manifesteerde toen voor hem Zijn hoogste verblijfplaats. Dat bereik wordt geprezen door alle zelfgerealiseerde zielen zonder illusie en angst omdat het vrij is van de vijf vormen van ellende van het materiële leven [onwetendheid, zelfzucht, gehechtheid, afkeer en doodsangst]. Hoger kan men niet reiken.

Voor hem manifesteerde de Allerhoogste Heer die tevreden was over zijn boete, Zijn eigen verblijfplaats [ookwel Vaikunthha genaamd, de plaats zonder vrees], waar voorbij geen andere wereld te vinden is en welke wordt aanbeden als de plaats waar de vijf vormen van ellende van het materiële leven [onwetendheid, zelfzucht, gehechtheid, afkeer en doodsangst] volledig zijn beëindigd met personen die zonder illusie en angst voor het bestaan van een volmaakte zelfverwerkelijking zijn. (Vedabase)

 

Tekst 10

Daar wordt de Heer aanbeden door zowel de verlichte als de onverlichte toegewijden en daar voert de geaardheid goedheid de boventoon boven de andere twee van hartstocht en traagheid, zonder ooit met hen vermengd te zijn. Ook is er daar geen sprake van de invloed van de tijd of de uitwendige energie, om nog maar te zwijgen over [de invloed van] al de andere zaken [als gehechtheid, begeerte etc].

Aldaar, voert de geaardheid goedheid de boventoon boven de andere twee van hartstocht en traagheid zonder dat ze er ooit mee vermengd zijn, noch is er daar de invloed van de tijd, de uitwendige energie - of wat te zeggen van [de invloed van] anderen; daar aanbidden zowel de verlichte als de onverlichte zielen de Heer als toegewijden. (Vedabase)

  

Tekst 11

Zo blauw als de hemel en gloeiend met lotusgelijke ogen, zeer aantrekkelijk en jeugdig met geelgekleurde kledij, zijn al de bewoners daar toegerust met de vier armen [van Vishnu] en de luister en pracht van parels en verfijnde sieraden.

Hemels blauw en gloeiend met lotusgelijke ogen, zeer aantrekkelijk en jeugdig met geelgekleurde kledij, hebben allen daar de vier armen en de luister van paarlen en pracht van verfijnde sieraden. (Vedabase)

 

Tekst 12

Sommigen stralen als koraal of diamanten, met hoofden met oorbellen en bloemenslingers bloeiend als een hemelse lotus.

Sommigen stralen als koraal of diamanten, met hoofden bloeiend als een hemelse lotus vol oorbellen en bloemslingers. (Vedabase)

 

Tekst 13

Die plaats, die straalt met rijen hoog oprijzende, schitterende bouwwerken [speciaal ontworpen] voor de grote toegewijden en die bevolkt is met flitsende schoonheden met een hemelse teint, ziet er zo mooi uit als een hemel met wolken en bliksemflitsen.

Die plaats, stralend van de reeksen schitterende, hoog oprijzende, uitmuntende gebouwen en hemelse dames met lichtende teint van de grote toegewijden van de Heer, is zo mooi als een hemel gesierd met wolken en bliksemlicht. (Vedabase)

 

Tekst 14

De godin van het geluk [S'rî] verricht aldaar in haar persoonlijke gedaante, in verrukking met haar persoonlijke, zingende begeleidsters, met behulp van verschillende toebehoren toegewijde dienst aan de lotusvoeten van de Heer, omringd door zwarte bijen die druk meezoemen in de aantrekking van [het eeuwigdurende seizoen van] de lente.

De godin daar verricht toegewijde dienst aan de lotusvoeten van de Heer met behulp van de diverse parafernalia en een gevolg van de meest intieme metgezellen die, emotioneel bewogen door het gezelschap [van Apsara's] die hun toevlucht namen tot [het eeuwigdurende seizoen van] de lente, hun liederen zingen. (Vedabase)

 

Tekst 15

Daar zag hij [Brahmâ] de Heer van de hele gemeenschap van de toegewijden, de Heer van de godin, van het Universum en het offer, de Almachtige, die in bovenzinnelijke liefde gediend wordt door de meest vooraanstaande metgezellen zoals Sunanda, Nanda, Prabala en Arhana.

Daar omringt men de Heer van de gehele gemeenschap der toegewijden, van de godin, van het Universum en het offer - de Almachtige, die in bovenzinnelijke liefde gediend wordt door de meest vooraanstaande metgezellen zoals Sunanda, Nanda, Prabala en Arhana. (Vedabase)

 

Tekst 16

De dienaren die vol van liefde hun gelaat naar Hem op hebben geheven zijn dronken van de zeer aangename blik van Zijn glimlach, Zijn rood doorlopen ogen, Zijn gezicht met Zijn helm en oorbellen, Zijn vier handen, Zijn gele kleding, Zijn borst met het merkteken en de Godin van het Geluk aan Zijn zijde.

De dienaren vol genegenheid met hun gelaat naar Hem opgeheven zijn dronken door de zeer aangename aanblik van Zijn glimlach, rood doorlopen ogen, Zijn gezicht met Zijn helm en oorbellen, Zijn vier handen, gele kleding, Zijn borst met merkteken en de Godin van het Geluk aan Zijn zijde.  (Vedabase)

  

Tekst 17

Gezeten op Zijn hoogst kostbare troon geniet Hij, als de Allerhoogste Heer, volop van Zijn verblijfplaats alwaar Hij wordt omringd door de weelde van Zijn vier energieën [de principes van de materie, de oorspronkelijke persoon, het intellect en het ego], Zijn zestien energieën [de vijf elementen, de waarnemende en werkende zintuigen en de geest], Zijn vijf energieën [de zinsobjecten van vorm, smaak, geluid, geur en aanraking], Zijn zes energieën [de volheden van de kennis, intelligentie, schoonheid, boetvaardigheid, roem en rijkdom] en de overige persoonlijke vermogens die Hij soms tentoon spreidt [de acht siddhi's of mystieke perfecties].

Gezeten op Zijn hoogst kostbare troon geniet Hij, begeleid door de weelde van Zijn vier [materie, oorspronkelijke persoon, intellect en ego] zestien [de vijf elementen, waarnemende en werkende zintuigen en de geest] en vijfvoudige energieën [de zinsobjecten van vorm, smaak, geluid, geur en aanraking] en andere persoonlijke vermogens die Hij soms ten toon spreidt [de acht siddhi's of mystieke vermogens], waarlijk van Zijn verblijfplaats als de Allerhoogste Heer. (Vedabase)

 

Tekst 18

De Schepper van het Universum, die overweldigd was door de aanblik van dat gehoor, boog met zijn hart vol van extase en met zijn lichaam vol van goddelijke liefde, zich met tranen in zijn ogen neer voor de lotusvoeten van de Heer die het pad vormen dat gevolgd wordt door de grote bevrijde zielen.

De Schepper van het Universum die overweldigd was door de aanblik van dat gehoor was in zijn hart vol van extase en met zijn lichaam vol van goddelijke liefde boog hij zich met tranen in zijn ogen neer voor de lotusvoeten van de Heer - een voorbeeld welk gevolgd wordt door de grote bevrijde zielen.  (Vedabase)


Tekst 19

Toen Hij hem voor zich aanwezig zag achtte de Heer de waardige, grote geleerde geschikt voor het gestalte geven aan de levens van alle levende wezens overeenkomstig Zijn eigen gezag. Mild glimlachend schudde Hij zeer vergenoegd Zijn partner in de goddelijke liefde de hand en richtte Hij zich in verlichte termen tot hem.

Toen Hij hem voor zich aanwezig zag achtte Hij de waardige, grote geleerde geschikt voor het scheppen van de levens van alle levende wezens naar Zijn heerschappij zelve en mild glimlachend richtte Hij zich met verlichtende woorden tot zijn partner in de Goddelijke liefde, hem zeer vergenoegd de hand schuddend. (Vedabase)


Tekst 20

De Allerhoogste Heer zei: 'In tegenstelling tot de boete van hen die valselijk verenigd zijn [de 'kûthayogi's'], ben Ik hoogst tevreden over de lang volgehouden boete, de boete waardoor zich in u, die het verlangde te scheppen, de Vedische kennis verzamelde.

De Allerhoogste Heer zei: 'In tegenstelling tot de boete van hen die valselijk verenigd zijn, ben Ik hoogst tevreden over de lang volgehouden boete waarvan, in uw verlangen te scheppen, zich de vedische kennis in u verzamelde. (Vedabase)

 

Tekst 21

Vraag Mij, de schenker van alle zegeningen, welke gunst u ook maar wilt, o Brahmâ, want het ultieme succes van ieders boetedoeningen bestaat eruit Mij uiteindelijk te zien.

Al Mijn zegen voor u, vraag Mij, de schenker van alle zegeningen, slechts welke gunst u ook maar van Me wenst, o Brahmâ, daar het uiterste van Mijn realisatie het ultieme succes is van een ieder zijn boetedoeningen. (Vedabase)

 

Tekst 22

U kreeg deze benijdenswaardige blik op Mijn verblijfplaats omdat u onderworpen luisterde toen u in afzondering van de hoogste boetedoening was.

Deze benijdenswaardige blik op Mijn verblijfplaatsen mag u feitelijk ervaren vanwege uw onderworpen luisteren in het doen van boete terwille van het voorbije. (Vedabase)

 

Tekst 23

Ik was het die het zei [dat u boete moest doen] toen u niet wist hoe u uw plicht moest doen. Die boete is Mijn hart en Ziel; dat is wat Ik ben voor degene die erin verwikkeld is, o zondeloze.

Het werd door Mij afgeroepen daar u in raadselen verkeerde over uw plicht. Die boete grijpt Mij rechtstreeks in het hart en de ziel aan en is voor degene die erin verwikkeld is mijn feitelijke identiteit, o zondeloze. (Vedabase)


Tekst 24

Ik schep door boetedoening, Ik handhaaf de kosmos door boetedoening en Ik trek me ook weer terug op basis van boetedoening. Men vindt Mijn macht door gestrenge boetedoening.' 

Middels die boete schep Ik, voorzeker trek Ik me met die boete ook terug en wederom handhaaf Ik, middels die boete, de kosmos; Mijn macht wordt gevonden in strikte boetedoening.' (Vedabase)

 

Tekst 25

Brahmâ zei: 'O Allerhoogste Heer van alle levende wezens, U bent de regisseur zich bevindend in het hart die op basis van Uw superieure intelligentie, door niemand te stoppen, op de hoogte bent van alle ondernemingen.

Brahmâ zei: 'Allerhoogste Heer van alle levende wezens, U bent de regisseur gezeten in het hart die ongehinderd, met Uw superieure intelligentie, weet van alle ondernemingen. (Vedabase)

 

Tekst 26

Niettemin vraag ik U, o Heer, mijn wens te vervullen te mogen begrijpen hoe U, terwijl U Zelf geen gedaante heeft, enerzijds kan verblijven in het voorbije terwijl U anderzijds nederdaalt in Uw gedaante zoals wij die mogen kennen.

Desondanks vraag ik U, o Heer, alstUblieft verlicht mij in mijn verlangen om kennis te nemen van Uw verblijf in het voorbije en nederdalen in Uw gedaante zoals we dat mogen kennen, hoewel U Zelf zonder vorm bent. (Vedabase)

  

Tekst 27

En hoe speelt U het klaar om - vanuit Uzelf middels Uzelf - door Uw eigen materiële energie te verenigen, Uw verschillende vermogens te verkrijgen wat betreft het ontwikkelen, onderhouden en vernietigen?

En hoe combineert en herschikt U door Uw eigen vermogen, vanuit Uw eigen Zelf, de verschillende krachten inzake de vernietiging, opwekking, aanvaarding en handhaving? (Vedabase)

 

Tekst 28

O Mâdhava [meester van alle energieën], laat me alstUblieft begrijpen hoe U, net als een spin [die zijn web weeft], vastberaden onfeilbaar Uw spel speelt met het investeren van Uw energie in dat alles.

O Mâdhava [meester van alle enegieën], stel me alstUblieft in de juiste bewoordingen in kennis van al die [vormen] waaraan U feilloos gestalte geeft met de vastberadenheid van een spin die [over zijn eigen web] waakt. (Vedabase)

 

Tekst 29

Het van U lerend als mijn leraar van het voorbeeld en door Uw genade optredend als Uw instrument, bid ik dat, ondanks het scheppen van de levens van de levende wezens, ik aldus nimmer verstrikt raak in materiële gehechtheden.

Moge ik door U, als de Opperheer die me dat onderricht middels Uw handelingen, door Uw genade daarom nimmer daadwerkelijk gevangen raken in de materie, hoewel zeker handelend als Uw instrument in het scheppen van de levens der schepselen. (Vedabase)

Tekst 30

O Heer, zoals een vriend zich gedraagt met een vriend, hebt U me [met Uw handdruk] aanvaard voor het tot stand brengen van de verschillende levens van de levende wezens. O mijn Heer, ik hoop dat, vanwege allen die [via mij] in het dienen van U ongestoord het licht van de wereld zien, ik nimmer in de greep van trots en arrogantie zal raken.'

O Heer, zoals een vriend dat doet met een vriend hebt U me aanvaard voor het scheppen van de verschillende levens van de levende wezens;, o mijn Heer, mogen al diegenen die onverstoord in de dienst aan U het licht van de wereld zien, er nooit aanleiding toe geven dat ik gek wordt van verbeelding daarover, o Ongeborene.' (Vedabase)
 
Tekst 31

De Allerhoogste Heer zei: 'De kennis over Mij verkregen is zeer vertrouwelijk en wordt gerealiseerd in combinatie met toegewijde dienst en de nodige parafernalia zoals Ik het u zeg.

De Allerhoogste Heer zei: 'De kennis over Mij verkregen is zeer vertrouwelijk en wordt gerealiseerd in combinatie met toegewijde dienst en haar noodzakelijke parafernalia; probeer er slechts mee aan te vangen zoals Ik het je uitleg. (Vedabase)

 

Tekst 32

Moge er door Mijn genade voor u deze feitelijke realisatie zijn van Mijn eeuwige gedaante in bovenzinnelijke zin en Mijn gedaante en handelingen met de basiskwaliteiten van de natuur.

Laat die feitelijke realisatie er zijn door Mijn grondeloze genade, zoals waargenomen in het transcendentale bestaan van Mijn eeuwige gedaante met haar diverse verschijningen en kwaliteiten.  (Vedabase)


Tekst 33

Ik was het die er bestond vóór de schepping toen er nog niets anders was, toen er nog niets bestond van alle oorzaak en gevolg van het Allerhoogste. En ook ben Ik het die van alles wat werd geschapen uiteindelijk overblijft, dat is wat Ik ben.

Ik bestond daadwerkelijk hiervoor [vóór het scheppen van deze levens] en niets anders dan het Allerhoogste zou de oorzaak zijn van het effect van alles wat men ziet, terwijl ook Ik het ben die overblijft van al dit geschapene; dàt is wat Ik ben. (Vedabase)

Tekst 34

Dat wat zich als waardevol voordoet, is dat niet als het niet met Mij in relatie staat - ken Mijn begoochelende energie als slechts een afschaduwing van duisternis.

Dat wat zich als waardevol voordoet, is niet wat het schijnt te zijn als het niet met Mij in relatie staat - ken Mijn begoochelende energie als een afschaduwing van de duisternis. (Vedabase)
 
Tekst 35

Net zoals de elementen van het universum er in het heel klein en in het gigantisch groot zijn, geldt dat ook voor Mij zoals Ik [heel klein] in hen ben binnengegaan en [heel groot] los van hen besta.  

Precies zoals de elementen van het universum zowel in het kleinste als in het gigantische verschijnen vóór ze in gang gezet zijn zowel als erna, ben ook Ik Zelf, zowel in hen als niet in hen. (Vedabase)


Tekst 36

De student van het Ware Zelf moet de ware aard van de dingen zowel rechtstreeks [door contact ermee] als indirect [door te vergelijken] onderzoeken, ongeacht wat het is, wanneer het er is of de omstandigheid ervan.

Zonder twijfel moet de student van de ziel in deze mate een studie maken van de Werkelijkheid van het Principe, op zowel een directe als indirecte manier, in welke tijd, ruimte of omstandigheid dan ook. (Vedabase)

Tekst 37

Als je je geest gefixeerd houdt op deze conclusie over het Allerhoogste, zal je nimmer in welke positie ook verbijsterd raken, niet tijdens je leven [je kalpa] noch aan het eind van je leven [je vikalpa]'.'

Als de concentratie van je denken gefixeerd blijft op deze conclusie over het Allerhoogste hoef je niet bang te zijn voor zelfgenoegzaamheid, noch in het tijdelijk verloren gaan noch als je tijd teneinde is.'  (Vedabase)

 

Tekst 38

S'rî S'uka zei: 'Na aldus alles goed te hebben uitgelegd, verdween de Ongeborene, Heer Hari, zoals Hij door de leider van de levende wezens [Brahmâ] werd waargenomen in Zijn bovenzinnelijke gedaante van het Allerhoogste Zelf.

S'uka zei: "Na aldus volledig onderricht te hebben gegeven, verdween de Ongeborene, Heer Hari, zoals Hij door de leider van de levende wezens [Brahmâ] gezien werd in Zijn bovenzinnelijke gedaante van het Absolute. (Vedabase)
 

Tekst 39

Nadat Hij uit het zicht was verdwenen hervatte Brahmâjî, die zijn handen had gevouwen voor de Heer die het voorwerp vormt van al de zinnen [van de toegewijden], het scheppen van dit universum vol van alle levende wezens, zoals hij dat eerder deed.

Op het verdwijnen begon Brahmâjî, met gevouwen handen voor de Heer, het doel van alle zinnen, de levens van alle levende wezens die het universum vullen gestalte te geven, precies zoals hij dat voorheen deed. (Vedabase)

 

Tekst 40

De vader van alle levende wezens en het religieuze leven wenste het om, in het belang van zijn eigen deugd, zich naar gelofte en regel te wijden aan de kwestie van het welzijn van de levende wezens.

Zo gebeurde het op een keer dat hij, de vader van alle levende wezens en het religieuze leven, zich vol van geloften en respect zette aan de kwestie van het welzijn van de levende wezens, dat verlangende in het belang van hun eigen goede kwaliteiten. (Vedabase)

 

Tekst 41

Nârada, de meest dierbare van zijn erfgenamen, was hem altijd zeer gehoorzaam in zijn bereidheid van dienst te zijn met zijn goede gedrag, zachtmoedigheid en zinsbeheersing.

Het is Hem aan wie Nârada, de meest dierbare van de ervende zoons, zeer gehoorzaam is en bereid is dienst te verlenen bij het goede gedrag van zijn zachtgeaardheid en zinsbeheersing. (Vedabase)
 

Tekst 42

O Koning, de grote wijze en eersteklas toegewijde behaagde zijn vader [Heer Brahmâ] zeer met zijn verlangen om [meer] te weten over Vishnu, de Heer van alle energieën.

Met zijn verlangen om te weten over Vishnu, de Heer van alle energieën, behaagde de grote wijze en eersteklas toegewijde, o Koning, zijn Vader [Heer Brahmâ] zeer. (Vedabase)

 

Tekst 43

Op dezelfde manier als u mij nu ondervraagt, ondervroeg Nârada Muni hem toen hij zag dat dat naar de tevredenheid was van de overgrootvader van het hele universum.

Nadat hij de tevredenheid van de overgrootvader van het hele Universum zag, ondervroeg Nârada Muni hem, op dezelfde manier zoals u mij aan het ondervragen bent. (Vedabase)


Tekst 44

Dit Verhaal van de Fortuinlijke, de Bhâgavata Purâna, dat met zijn tien eigenschappen [als samengevat in de vier verzen 33-36, zie verder het volgende hoofdstuk] door de Allerhoogste Heer werd uiteengezet, werd daarop door de schepper van het universum uitgelegd aan zijn zoon [Nârada].

Daarop werd dit verhaal [samengevat in de vier verzen 33-36] van de Fortuinlijke met zijn tien eigenschappen [zie verder volgende Hoofdstuk], met grote voldoening uiteengezet door de Allerhoogste Heer die het de zoon vertelde, de schepper van het universum. (Vedabase)
 

Tekst 45

Aan de oever van de Sarasvatî onderrichtte Nârada [op zijn beurt] dit Allerhoogste van de Geest aan de grote wijze, de meditatieve Vyâsadeva die van een onbegrensd vermogen is, o Koning.

Nârada onderrichtte dit Allerhoogste van de Geest, aan de grote wijze, de meditatieve Vyâsadeva met zijn immense capaciteit, aan de oever van de Sarasvatî, o Koning. (Vedabase)
 

Tekst 46

Al de dingen die u me vroeg wat betreft de Universele Gedaante van de Oorspronkelijke Persoon en andere aangelegenheden, zal ik u nu zeer gedetailleerd beschrijven.'

Al de dingen die u me vroeg wat betreft de wereld van de Universele Gedaante van de Oorspronkelijke Persoon en andere aangelegenheden, zal ik u nu zeer gedetailleerd beschrijven."  (Vedabase)

 

*: Een goddelijk, hemels of godenjaar staat gelijk aan 360 menselijke jaren.



 

 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding van de halfgoden die tot de Heer van Vaikunthha bidden is getiteld:
'Shiva, Indra, Brahma and the Earth in the Form of a Cow Pray to Narayana,
Requesting Him to Relieve the Earth's Burden'. Geschilderd door
Kailash Raj.
©
Exoticindiaart.com, gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



   

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties