regelbalk



 

 

Canto 10

Guru Puja

 

 

Hoofdstuk 9: Moeder Yas'odâ Bindt Heer Krishna Vast

(1-2) S'rî S'uka zei: 'Op een dag, toen de dienstmaagden druk bezig waren met andere zaken, was Yas'odâ, Nanda's koningin, aan het karnen en maakte ze haar yoghurt. Terwijl ze aan het karnen was zong ze liedjes over wat ze zich allemaal kon herinneren van de dingen die haar zoon had gedaan. (3) Gekleed in linnen dat bijeen werd gehouden door een ceintuur om haar bewegende heupen, deinden, terwijl ze aan het karnen was, haar borsten mee die bij de tepels nat waren vanwege haar liefde voor haar zoon. En met die beweging bewogen ook de armbanden om haar polsen en haar oorhangers mee in harmonie. Ondertussen liep het zweet, vanwege het karwei van het trekken aan het touw van de karnstok, van haar gezicht en viel het naar beneden samen met de jasmijnbloemen in haar haar. (4) De Heer die graag melk wilde drinken benaderde haar tijdens het karnen en stopte, lief voor Zijn moeder, de karnstok door hem beet te pakken. (5) Zij liet Hem liefdevol op haar schoot drinken van haar van liefde overlopende borsten en keek met een glimlach toe hoe gelukkig Hij was. Toen ze zag hoe een pan met melk aan het overkoken was, moest ze Hem snel naast zich neerzetten en ging ze weg, maar Hij was nog niet voldaan. (6) Boos geworden brak Hij, bijtend op Zijn volle, rode lippen en met waterlanders, met een steen de pot waarin de boter werd gekarnd en begon Hij, aan het zicht onttrokken in een zijkamertje, te eten van wat er allemaal was gekarnd. (7) De gopî redde de kokend hete melk van het fornuis en keerde naar haar werkplek terug, waar ze de karnpot gebroken aantrof. Haar kind er niet ziend kwam ze met een glimlach tot de conclusie dat Hij het moest hebben gedaan. (8) Staande op een stampvat dat Hij had omgekeerd deelde Hij, schichtig om zich heen kijkend, vanuit een neerhangende [voorraad]pot naar believen een deel van het melklekkers uit aan een aap. Van achteren deze activiteiten gadeslaand, naderde ze haar zoontje stapje voor stapje. (9) Toen Hij haar zag naderen met een stok in haar hand, klom Hij snel naar beneden en ging Hij er vandoor, alsof Hij bang was, met de gopî achter zich aan - Hij die zelfs niet kon worden bereikt door de grootste yogi's die boetvaardig in hun meditatie toegang tot Hem proberen te krijgen [zie ook B.G. 18: 55]. (10) Hoewel de Hem snel nazittende moeder, met de bloemen vallend uit haar haar en met haar zware borsten bij haar slanke middel, vaart moest minderen, slaagde ze er uiteindelijk toch in Hem te pakken te krijgen. (11) De deugniet bij zijn hand grijpend, wees ze Hem terecht met een dreigende houding, en zag Hem toen met angstige oogjes schuldbewust huilen en met Zijn handjes Zijn ogenzwart helemaal over Zijn gezichtje uitsmeren. (12) Haar zoon welgezind zich rekenschap gevend van Zijn angst, gooide ze de stok aan de kant en wilde ze Hem met een touw vastbinden. Maar ze had er geen idee van met wat voor macht ze te maken had.

(13-14) Hij die vrij is van een begin of een einde, van een binnen- of een buitenkant, is zowel het begin als het einde, zowel de binnen- als de buitenkant van de schepping. Hij vormt het geheel van de schepping. En Hij, de Ongemanifesteerde, de Ongeziene in de gedaante van een sterfelijk wezen, werd door de gopî voor haar zoontje gehouden en vastgebonden aan een stampvat, zoals men dat met een normaal kind doet. (15) Toen het touw dat ze gebruikte om haar ondeugende kind vast te binden een paar centimeter te kort uitviel, knoopte de gopî er een ander touw aan vast. (16) Maar met zelfs dat te kort uitvallend, probeerde ze het met een ander touw dat, met knopen en knopen, [wederom] een paar centimeter te kort ook niet voldeed om Hem te binden. (17) Yas'odâ ging zo verder met al het touw dat er in huis was, maar daarin mislukkend, moest ze vol verwondering lachen, samen met al de gopî's die deelden in de pret.  (18) Zijn moeder zien zwetend en moe worden, met al de bloemen vallend uit haar losgeraakte haar, was Krishna zo genadig haar toe te staan dat ze Hem vastbond. (19) Mijn beste, hiermee liet de Heer in feite zien hoe Hij, Krishna, ondanks dat Hij het hele universum met al zijn halfgoden beheerst, wordt beheerst door de dienaar van Zijn eigen gezag [de toegewijden. Vergelijk 7.3: 14-21]. (20) Noch Heer Brahmâ, noch Heer S'iva, noch de Godin van het Geluk ook al verkeert ze aan Zijn zijde, ontving van de Schenker van de Uiteindelijke Bevrijding de genade die de gopî kreeg. (21) Degenen die er een lichamelijk begrip van het leven op nahouden [de karmi's], zowel als de jñâni's [de boekenwurmen, de transcendentalisten] en zij die enkel op de ziel uit zijn [de escapisten, de impersonalisten], kunnen de Allerhoogste Heer, de Zoon van de Gopî die bevrijding geeft, niet zo makkelijk voor zich winnen, als degenen die van de bhakti overtuigd zijn [ofwel van toegewijde dienst zijn. Zie ook B.G. 11: 54 en 18: 16].

(22) Terwijl Zijn moeder zeer druk in de weer was met haar huishouding, zag Heer Krishna [die was vastgebonden aan het stampvat] buiten twee arjunabomen staan die halfgoden waren geweest [Guhyaka's]. Ze waren ooit de zonen van hem die de weelde schenkt [Kuvera]. (23) Ze stonden destijds bekend als de zeer welvarende Nalakûvara en Manigrîva, maar ze waren vanwege hun inbeelding door Nârada vervloekt dat ze zouden veranderen in bomen.'

  next           

 
 

Derde herziene editie, geladen 3 juni, 2020

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-2

S'rî S'uka zei: 'Op een dag, toen de dienstmaagden druk bezig waren met andere zaken, was Yas'odâ, Nanda's koningin, aan het karnen en maakte ze haar yoghurt. Terwijl ze aan het karnen was zong ze liedjes over wat ze zich allemaal kon herinneren van de dingen die haar zoon had gedaan.
S'rî S'uka zei: 'Op een dag, toen de dienstmaagden druk waren met andere zaken, karnde en maakte moeder Yas'odâ, Nanda's koningin, persoonlijk al het dikke van de melk [de yoghurt en de boter]. Voor de tijd dat ze aan het karnen was zong ze liedjes over wat ze zich allemaal kon herinneren van de dingen die haar zoon had gedaan. (Vedabase)

 

Tekst 3

Gekleed in linnen dat bijeen werd gehouden door een ceintuur om haar bewegende heupen, deinden, terwijl ze aan het karnen was, haar borsten mee die bij de tepels nat waren vanwege haar liefde voor haar zoon. En met die beweging bewogen ook de armbanden om haar polsen en haar oorhangers mee in harmonie. Ondertussen liep het zweet, vanwege het karwei van het trekken aan het touw van de karnstok, van haar gezicht en viel het naar beneden samen met de jasmijnbloemen in haar haar.

Gekleed als ze was in linnen dat bijeen werd gehouden door een ceintuur om haar bewegende heupen deinden, terwijl ze aan het karnen was, haar borsten mee die bij de tepels nat waren vanwege haar liefde voor haar zoon, en in harmonie met die beweging bewogen ook de armbanden om haar polsen en haar oorhangers terwijl, door het karwei van het trekken aan het touw van de karnstok, de transpiratie van haar gezicht liep en naar beneden viel samen met de jasmijnbloemen in haar haar. (Vedabase)

    

Tekst 4

De Heer die graag melk wilde drinken benaderde haar tijdens het karnen en stopte, lief voor Zijn moeder, de karnstok door hem beet te pakken.

Met het verlangen te drinken benaderde de Heer haar tijdens het karnen en stopte Hij, lief voor Zijn moeder zijnd, de karnstok door hem beet te pakken. (Vedabase)

 

Tekst 5

Zij liet Hem liefdevol op haar schoot drinken van haar van liefde overlopende borsten en keek met een glimlach toe hoe gelukkig Hij was. Toen ze zag hoe een pan met melk aan het overkoken was, moest ze Hem snel naast zich neerzetten en ging ze weg, maar Hij was nog niet voldaan.

Zij lief voor Hem liet Hem op haar schoot om Hem van haar van liefde overlopende borsten te laten drinken en keek met een glimlach toe hoe gelukkig Hij was, maar met Hem nog niet voldaan moest ze Hem snel naast zich neerzetten en weg toen ze zag hoe een pan met melk aan het overkoken was.  (Vedabase)

 

Tekst 6

Boos geworden brak Hij, bijtend op Zijn volle, rode lippen en met waterlanders, met een steen de pot waarin de boter werd gekarnd en begon Hij, aan het zicht onttrokken in een zijkamertje, te eten van wat er allemaal was gekarnd.

Boos geworden bijtend op Zijn rode volle lippen brak Hij, met waterlanders, met een steen de pot waarin de boter werd gekarnd en begon Hij aan het zicht onttrokken in een zijkamertje te eten van wat er allemaal zo was gekarnd. (Vedabase)

  

Tekst 7

De gopî redde de kokend hete melk van het fornuis en keerde naar haar werkplek terug, waar ze de karnpot gebroken aantrof. Haar kind er niet ziend kwam ze met een glimlach tot de conclusie dat Hij het moest hebben gedaan.

De gopî die de hete melk van het fornuis haalde keerde naar haar werkplek terug en trof de karnpot gebroken aan. Hem daar niet aantreffend kwam ze met een glimlach tot de slotsom dat het door haar kind moest zijn gedaan. (Vedabase)

 

Tekst 8

Staande op een stampvat dat Hij had omgekeerd deelde Hij, schichtig om zich heen kijkend, vanuit een neerhangende [voorraad]pot naar believen een deel van het melklekkers uit aan een aap. Van achteren deze activiteiten gadeslaand, naderde ze haar zoontje stapje voor stapje.

Staande bovenop een naar boven gedraaid stampvat deelde Hij, zich verdacht gedragend als een dief, naar Zijn zin aan een aap een portie van het melklekkers uit vanuit een neerhangende pot, terwijl zij, haar zoon van achteren in Zijn activiteiten bespiedend, Hem stapje voor stapje naderde. (Vedabase)

 

Tekst 9

Toen Hij haar zag naderen met een stok in haar hand, klom Hij snel naar beneden en ging Hij er vandoor, alsof Hij bang was, met de gopî achter zich aan - Hij die zelfs niet kon worden bereikt door de grootste yogi's die boetvaardig in hun meditatie toegang tot Hem proberen te krijgen [zie ook B.G. 18: 55].

Toen Hij haar zag naderen met een stok in haar handen klom Hij daar snel naar beneden en ging Hij er bang vandoor met de gopî achter zich aan, Hij die zelfs niet door de grootste yogi's die boetvaardig in meditatie toegang tot Hem proberen te krijgen kon worden bereikt [zie ook B.G. 18: 55]. (Vedabase)

    

Tekst 10

Hoewel de Hem snel nazittende moeder, met de bloemen vallend uit haar haar en met haar zware borsten bij haar slanke middel, vaart moest minderen, slaagde ze er uiteindelijk toch in Hem te pakken te krijgen.

Hoewel de Hem nazittende moeder, in haar hoge snelheid met de bloemen vallend uit haar haar, zwaarborstig als ze was bij haar slanke middel het langzaam aan moest doen, slaagde ze er op 't laatst toch in Hem te pakken te krijgen. (Vedabase)

 

Tekst 11

De deugniet bij zijn hand grijpend, wees ze Hem terecht met een dreigende houding, en zag Hem toen met angstige oogjes schuldbewust huilen en met Zijn handjes Zijn ogenzwart helemaal over Zijn gezichtje uitsmeren.

Toen ze zag hoe Hij als de deugniet schuldbewust aan het huilen was, Zijn ogenzwart helemaal over Zijn gezichtje smerend met Zijn handjes, was zij met Hem, die ze met Zijn angstige oogjes bij de hand had vastgegrepen, enkel van een milde terechtwijzing. (Vedabase)

 

Tekst 12

Haar zoon welgezind zich rekenschap gevend van Zijn angst, gooide ze de stok aan de kant en wilde ze Hem met een touw vastbinden. Maar ze had er geen idee van met wat voor macht ze te maken had.

Zich rekenschap gevend van haar verdrietige zoontje gooide ze met een goed hart voor haar kleintje de stok aan de kant en besloot ze Hem met een touw vast te binden, niet beseffend met welk een macht ze te maken had. (Vedabase)

 

Tekst 13-14

Hij die vrij is van een begin of een einde, van een binnen- of een buitenkant, is zowel het begin als het einde, zowel de binnen- als de buitenkant van de schepping. Hij vormt het geheel van de schepping. En Hij, de Ongemanifesteerde, de Ongeziene in de gedaante van een sterfelijk wezen, werd door de gopî voor haar zoontje gehouden en vastgebonden aan een stampvat, zoals men dat met een normaal kind doet.

Er bestaat geen binnen- of buitenkant aan Hem, noch een begin of een einde; Hij, zowel het einde als het begin, de binnenkant zowel als de buitenkant van de ganse schepping, is die Ene Totaliteit van die schepping. Hem, de Ongemanifesteerde in de gedaante van een sterfelijke ziel, voor haar zoontje houdend, bond ze Hem aan een stampvat vast zoals men dat met een normaal kind doet. (Vedabase)


Tekst 15

Toen het touw dat ze gebruikte om haar ondeugende kind vast te binden een paar centimeter te kort uitviel, knoopte de gopî er een ander touw aan vast.

Toen het touw dat ze gebruikte om haar ondeugende kind vast te binden te kort uitviel met een lengte van twee vingers, knoopte de gopî er een ander aan vast. (Vedabase)

 

Tekst 16

Maar met zelfs dat te kort uitvallend, probeerde ze het met een ander touw dat, met knopen en knopen, [wederom] een paar centimeter te kort ook niet voldeed om Hem te binden

Toen zelfs dat te kort uitviel probeerde ze het er met nog een die eveneens, met het knopen en knopen, niet toereikend was twee vingers te kort blijvend. (Vedabase)

   

Tekst 17

Yas'odâ ging zo verder met al het touw dat er in huis was, maar daarin mislukkend, moest ze vol verwondering lachen, samen met al de gopî's die deelden in de pret.

Yas'odâ op deze manier zonder succes doorgaand met alle touw in huis, was, met al de gopî's die met de pret meededen, vol van verwondering aan het lachen. (Vedabase)

  

Tekst 18

Zijn moeder zien zwetend en moe worden, met al de bloemen vallend uit haar losgeraakte haar, was Krishna zo genadig haar toe te staan dat ze Hem vastbond.

Toen Hij zag hoe zeer Zijn moeder aan het zweten was met alle bloemen uit haar haar gevallen en hoe vermoeid ze raakte, was Krishna zo genadig er in toe te stemmen te worden vastgebonden. (Vedabase)

 

Tekst 19

Mijn beste, hiermee liet de Heer in feite zien hoe Hij, Krishna, ondanks dat Hij het hele universum met al zijn halfgoden beheerst, wordt beheerst door de dienaar van Zijn eigen gezag [de toegewijden. Vergelijk 7.3: 14-21].

Mijn beste, hiermee liet de Heer in feite zien hoe Hij, Krishna, door wie inderdaad het hele universum met al zijn halfgoden wordt beheerst, zich gewonnen geeft voor hen [de toegewijden] die zich schikken naar Zijn wensen [vergelijk 7.3: 14-21]. (Vedabase)

 

Tekst 20

Noch Heer Brahmâ, noch Heer S'iva, noch de Godin van het Geluk, ook al verkeert ze aan Zijn zijde, ontving van de Schenker van de Uiteindelijke Bevrijding de genade die de gopî kreeg.

Noch Heer Brahmâ, noch Heer S'iva noch de Godin van het Geluk ondanks het feit dat ze aan Zijn zijde verkeert, kan van de Schenker der Uiteindelijke Bevrijding de soort van genade bereiken die de gopî verwierf. (Vedabase)

  

Tekst 21

Degenen die er een lichamelijk begrip van het leven op nahouden [de karmi's], zowel als de jñâni's [de boekenwurmen, de transcendentalisten] en zij die enkel op de ziel uit zijn [de escapisten, de impersonalisten], kunnen de Allerhoogste Heer, de Zoon van de Gopî die bevrijding geeft, niet zo makkelijk voor zich winnen, als degenen die van de bhakti overtuigd zijn [ofwel van toegewijde dienst zijn. Zie ook B.G. 11: 54 en 18: 16].

De Allerhoogste Heer, de Zoon van de Gopî, kunnen zij die gebonden zijn aan het fysieke [de geldmensen, de profijtzoekers], de jñâni's [de boekenwurmen, de transcendentalisten] of zij die enkel op de ziel uit zijn [de escapisten, de impersonalisten] niet zo gemakkelijk voor zich winnen als zij die in deze wereld van bhakti [ofwel de toegewijde dienst] zijn [zie ook B.G. 11: 54 en 18: 16]. (Vedabase)

 

Tekst 22

Terwijl Zijn moeder zeer druk in de weer was met haar huishouding, zag Heer Krishna [die was vastgebonden aan het stampvat] buiten twee arjunabomen staan die halfgoden waren geweest [Guhyaka's]. Ze waren ooit de zonen van hem die de weelde schenkt [Kuvera].

Onderwijl, toen Zijn moeder zeer druk bezig was in haar huishouding, zag de Heer twee arjunabomen buiten die, als de zonen van hem die de weelde schenkt [Kuvera], halfgoden waren geweest [Guhyaka's].  (Vedabase)

 

Tekst 23

Ze stonden destijds bekend als de zeer welvarende Nalakûvara en Manigrîva, maar ze waren vanwege hun inbeelding door Nârada vervloekt dat ze zouden veranderen in bomen.'

Ze stonden voorheen bekend als de zeer vermogende Nalakûvara en Manigrîva, maar waren vanwege hun inbeelding door Nârada vervloekt te veranderen in bomen.' (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De eerste afbeelding is van een Rajastani schilderij van Krishna Lila, bron.
Het tweede schilderij is getiteld: 'The Infant Krishna tied to a mortar '.
Manuscript pagina, laat 15e eeuw.
©
Victoria & Albert Museum
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties