regelbalk



 
Canto 6
Pañca Tattva
 
 

Hoofdstuk 3: Yamarâja Instrueert Zijn Boodschappers

(1) De koning zei: 'Wat was het antwoord van de god, de Koning van het Dharma, Yamarâja, nadat hij had gehoord wat zijn dienaren te zeggen hadden over het dwarsbomen van zijn opdracht toen ze verslagen werden door de dienaren van de Doder van Mura [Krishna], Hij die heerst over alle mensen van de wereld? (2) O rishi, dit doorkruisen van de opdracht van een godheid als Yamarâja was iets ongehoords. Ik ben ervan overtuigd dat niemand anders dan u, o wijze, de twijfels van de mensen op dit punt weg kan nemen.'

(3) S'rî S'uka zei: 'De dienaren van de dood, o Koning, wiens plannen waren verijdeld door de mannen van de Allerhoogste Heer, stelden hun meester Yamarâja, de heerser over de stad Samyamanî, [als volgt] op de hoogte. (4) De Yamadûta's zeiden: 'Hoeveel heersers zijn er eigenlijk in deze materiële wereld, o meester, wie zijn er verantwoordelijk voor de gevolgen van het verrichten van de drie soorten van handelingen [karma, akarma en vikarma ofwel baatzuchtig, onbaatzuchtig en misdadig, zie B.G. 4: 17]? (5) Gegeven de vele autoriteiten in deze wereld om de zondaar wel of niet te bestraffen, voor wie is er dan de [bitterheid van de] dood [bij u hier] en voor wie [de nectar van de] onsterfelijkheid [in Vaikunthha]? (6) Gezien de verscheidenheid aan bestuurders voor de vele karmî's [baatzuchtige personen] in deze wereld, moet er dan niet één centraal bestuur zijn, zoals dat met de verschillende leiders van de departementen van de staat het geval is? (7) In die zin zou u de ene allerhoogste heer en meester over alle  levende wezens zijn, met inbegrip van de andere heersers; u zou de meester van bestraffing zijn die het verschil tussen goed en kwaad uitmaakt in de menselijke samenleving. (8) Maar in deze wereld is daar niets van terug te vinden, nu uw opdracht, de straf die u uitdeelde, werd aangevochten door vier van de meest schitterende en volmaakte wezens. (9) Krachtdadig sneden ze de touwen door en bevrijdden ze deze zondaar die door ons in uw opdracht werd meegevoerd naar de plaatsen van vergelding. (10) Over hen die zo snel ter plekke arriveerden en 'Vrees niet' zeiden toen het woord 'Nârâyana' werd uitgesproken, zouden we graag van u vernemen, alstublieft.'

(11) De zoon van Vyâsadeva zei: 'Hij, Heer Yamarâja, de heerser over alle levensvormen, gaf aldus verzocht zijn dienaren antwoord, blij als hij was te worden herinnerd aan de lotusvoeten van de Heer. (12) Yamarâja zei: 'Verheven boven mij is er een ander, een andere Heer, die als de schering en inslag van stof is voor al de bewegende en niet-bewegende levende wezens. In Hem treft men de ganse kosmos aan en van Hem zijn er de deelaspecten van handhaving [Vishnu], schepping [Brahmâ] en vernietiging [S'iva] van dit universum. De gehele schepping staat onder Zijn controle zoals een stier wordt beheerst met een touw door zijn neus. (13) Net zoals men ossen vastmaakt aan een touw bindt Hij de mensen met verschillende basisnamen en plichten [van varna en âs'rama] aan Zijn woord [de Vedische kennis], waarnaar ze angstvallig hun offers voor Hem brengen. (14-15) Ik, de Heer van de dood, Indra de koning van de hemel, Nirriti van de chaos, Varuna van het water, Candra van de maan, Agni van het vuur, S'iva van de vernietiging, Pavana van de lucht, Brahmâ van de schepping, Sûrya van de zon, Vis'vâsu van de schoonheid [zie 4.18: 17], de acht Vasu's van de goedheid, de Sâdhya's van de cultivering, de Marut's van de wind, de Rudra's van de woede, de Siddha's van de volkomenheid en anderen die orde scheppen in het universum, alsmede onsterfelijke bestuurders als Brihaspati en wijzen als Bhrigu, hebben, ondanks dat ze beheerst worden door de goedheid en dat ze vrij zijn van de [lagere kwaliteiten van de] hartstocht en de onwetendheid, onder de invloed van Zijn begoocheling geen weet van Zijn beweegredenen. En hoeveel temeer zou dat niet gelden voor anderen dan zij? (16) Hij, de Superziel aanwezig in het hart van alle wezens, kan in feite niet worden waargenomen of gekend middA good death - William Blakeels de zinnen, de geest, de adem of door middel van bedenkingen en bewoordingen, net zoals de verschillende delen van het lichaam ook de ogen niet kunnen zien die over hen waken [vergelijk B.G. 7: 26]. (17) De aantrekkelijke dienaren van de onafhankelijke, bovenzinnelijke Heer die heerst over alles, de Meester van Mâyâ, de Grote Ziel, bewegen zich over het algemeen rond in deze wereld met Zijn fysieke kwaliteiten en aard. (18) Vishnu's dienaren, de Vishnudûta's, die door de verlichte zielen worden aanbeden, hebben gedaanten die men zelden te zien krijgt en hoogst wonderlijk zijn om te aanschouwen. Ze beschermen de stervelingen die de Heer zijn toegewijd tegen vijanden en tegen mijn mannen, zodat ze praktisch aan alle kanten bescherming genieten. (19)  De grote rishi's, de goden, de besten van perfectie en ook de demonen, de mensen alsmede zij die zich verlaten op kennis [de Vidhyâdhara's] en de muzikanten van de hemel [de Cârana's] en dergelijken, hebben geen weet van het [geheel van het] dharma dat door de Allerhoogste Heer persoonlijk wordt voorgeleefd. (20-21) Heer Brahmâ, Nârada, Heer S'iva, de vier Kumâra's, Kapila, Manu, Prahlâda, Janaka, Bhîshma, Bali, de zoon van Vyâsa [S'uka] en ikzelf [Yamarâja]; wij, deze twaalf [mahâjana's], hebben kennis van het bhâgavata-dharma [de emancipatie in overgave aan de Heer] mijn beste dienaren, dat zeer vertrouwelijk, verheven en moeilijk te doorgronden is. Hij die het begrijpt bereikt het eeuwige leven [vergelijk 3.32: 2 en B.G. 18: 66]. (22) Wij allen erkennen dat voor de mensen levend in deze materiële wereld de yoga van toewijding tot de Allerhoogste Heer, die begint met het zingen van de heilige naam, het opperste dharma vormt. (23) Denk eraan, mijn zoons, hoe door het uitspreken van de heilige naam zelfs Ajâmila verlost werd van de strop van de dood. (24) Zelfs een zondaar als Ajâmila bereikte toen hij stierf de bevrijding door met 'Nârâyana' enkel onschuldig om zijn zoon te roepen. Zoveel van het gezamenlijk bezingen van Zijn kwaliteiten, namen en handelingen is al genoeg [als bewijs van goede wil] om de zonden van de mens te verdrijven. (25) Grote persoonlijkheden hebben hiervan [van deze waarheid, deze leidraad] vrijwel geen weet, daar hun geesten verbijsterd raakten door mâyâ, de begoochelende energie van de godin, en omdat hun intelligentie in grote mate zijn scherpte verloor door de last van de baatzuchtige handelingen en de zoetheid van de bloemrijke taal van het offeren volgens de voorschriften [van de Veda's, zie ook B.G. 2: 42-43]. (26) Dit wetend gaan scherpzinnige zielen met volle overgave over tot de yoga van liefde voor de Allerhoogste en Onbegrensde Heer. Dergelijke personen verdienen het daarom niet door mij te worden bestraft. En als er al sprake zou zijn van een val van hen, dan zal ook dat teniet worden gedaan door de verheven lof waar ze uiting aan geven. (27) Zij, de toegewijden, die gelijkgezind jegens allen van overgave zijn aan de Allerhoogste Heer en wiens heilige geschiedenissen de lofzang vormen van de halfgoden en vervolmaakten, moeten nimmer door jullie worden benaderd, want ze worden volkomen beschermd door de strijdknots van de Heer. Het is niet aan ons hen te straffen, net zomin als het de tijd gegeven is [te beslissen over goed en kwaad]. (28) Gemeenschappen van bovenzinnelijke, zwaangelijke zielen, die vrij van materiële gebondenheid van zelfverwerkelijking zijn, genieten onophoudelijk de honing van de lotusvoeten. [Maar] zij die een huishoudelijk bestaan genieten vol verlangens van gehechtheid, bevinden zich op de weg naar de hel. Leidt hen aan mij voor die zich in hun valsheid tegen Mukunda, de Heer van de Bevrijding, keerden [vergelijk 2.1: 4]. (29) Zij die voor de waarheid op de vlucht zijn en tekort schieten in hun plichten jegens Heer Vishnu, zij wiens tongen niet de namen en kwaliteiten uitdrukken van de Allerhoogste Heer, Hem niet in hun hart dragen of Zijn lotusvoeten herinneren en niet één enkele keer hun hoofden bogen voor Krishna [in een tempel b.v., zie B.G. 4: 4-6], leidt hen allen aan mij voor. (30) Ik bidt dat Hij, de Allerhoogste Heer, de oorspronkelijke en oudste persoon Heer Nârâyana, mij excuseert voor de grove overtreding van de minachting die mijn dienaren toonden. Wij, ik en mijn mannen, verkeerden in onwetendheid en smeken derhalve met gevouwen handen de hoogst vererenswaardige, alomtegenwoordige Persoonlijkheid Gods om vergeving.'

(31) [S'rî S'uka zei:] 'Begrijp daarom, o afstammeling van Kuru, dat de verheerlijking van Heer Vishnu [m.n. het gezamenlijk zingen van Zijn naam; sankîrtana] de hoogste vorm van boete [of afdoen] vormt, het beste is wat men kan doen in de wereld om de zonde de baas te worden, hoe groot die ook is. (32) De harten van hen die altijd luisteren naar en zingen over de heldhaftigheid van de Heer die in staat is alle zonde weg te vagen, raken door hun toegewijde dienst, hun bhakti, zeer eenvoudig gezuiverd, terwijl dat niet zo gemakkelijk gaat als het hart uitgaat naar [enkel] geloften en rituelen. (33) Degene die vasthoudt aan de honing van Krishna's lotusvoeten, zal niet nogmaals verlangen te genieten van de begoochelende kwaliteit van de natuur [mâyâ] die leed veroorzaakt. Ieder ander echter, die bekoord door de lust probeert iets te doen om de hartstocht uit zijn ziel te wassen, zal de hartstocht weer zien terugkeren.

(34) De dienaren van Yamarâja, die door de woorden van hun meester werden herinnerd aan de glorie van de Heer, stonden daarvan versteld. Van toen af aan, o Koning, hoedden ze zich ervoor de persoon te zien, de toegewijde, die vrij van angst is omdat die zijn toevlucht heeft genomen tot de Onfeilbare. (35) Toen de oppermachtige wijze de zoon van Kumbha [Agastya Muni] in de Malaya-bergen verbleef en de Heer aanbad heeft hij mij deze zeer vertrouwelijke geschiedenis verteld.'
 

 

next                       

 
Derde herziene editie, geladen 23 augustus, 2018.
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De koning zei: 'Wat was het antwoord van de god, de Koning van het Dharma, Yamarâja, nadat hij had gehoord wat zijn dienaren te zeggen hadden over het dwarsbomen van zijn opdracht toen ze verslagen werden door de dienaren van de Doder van Mura [Krishna], Hij die heerst over alle mensen van de wereld?
De koning zei: 'Wat gaf de godheid, de Koning van het Dharma wiens opdracht was gedwarsboomd, ten antwoord nadat hij had gehoord wat zijn dienaren, verslagen door de gezagdragers van de Doder van Mura [Krishna], die heerst over alle mensen van de wereld, hadden te zeggen? (Vedabase)


Tekst 2

O rishi, dit doorkruisen van de opdracht van een godheid als Yamarâja was iets ongehoords. Ik ben ervan overtuigd dat niemand anders dan u, o wijze, de twijfels van de mensen op dit punt weg kan nemen.'

O wijze, dit breken van de opdracht van een godheid als Yamarâja was iets waarvan nog nooit iemand eerder had gehoord; o wijsgeer, dienaangaande ben ik ervan overtuigd dat waarlijk niemand meer geschikt is dan u om de twijfels van de mensen weg te nemen.' (Vedabase)

 

Tekst 3

S'rî S'uka zei: 'De dienaren van de dood, o Koning, wiens plannen waren verijdeld door de mannen van de Allerhoogste Heer, stelden hun meester Yamarâja, de heerser over de stad Samyamanî, [als volgt] op de hoogte.

S'rî S'uka zei: 'De dienaren van de Dood, o Koning, wiens plannen waren verijdeld door de mannen van de Allerhoogste Heer, stelden hun meester Yamarâja, de heerser over de stad Samyamanî, op de hoogte. (Vedabase)

 

Tekst 4

De Yamadûta's zeiden: 'Hoeveel heersers zijn er eigenlijk in deze materiële wereld, o meester, wie zijn er verantwoordelijk voor de gevolgen van het verrichten van de drie soorten van handelingen [karma, akarma en vikarma ofwel baatzuchtig, onbaatzuchtig en misdadig, zie B.G. 4: 17]?

De Yamadûta's zeiden: 'Hoeveel heersers zijn er eigenlijk in deze materiële wereld naar de zaak der baatzuchtige handelingen tentoongespreid onder de invloed van de manifestatie die in drieën wordt gekend, o meester? (Vedabase)

 

Tekst 5

Gegeven de vele autoriteiten in deze wereld om de zondaar wel of niet te bestraffen, voor wie is er dan de [bitterheid van de] dood [bij u hier] en voor wie [de nectar van de] onsterfelijkheid [in Vaikunthha]?

Als er zo vele autoriteiten in deze wereld bestaan om de zondaar wel of niet te bestraffen, hoe kan er dan van hen enige zekerheid bestaan over het ongeluk dan wel het geluk? (Vedabase)


Tekst 6

Gezien de verscheidenheid aan bestuurders voor de vele karmî's [baatzuchtige personen] in deze wereld, moet er dan niet één centraal bestuur zijn, zoals dat met de verschillende leiders van de departementen van de staat het geval is?

Zou er niet, met de verscheidenheid aan bestuurders over de vele karmî's in deze wereld, één bestuurlijk hoofd moeten zijn zoals men dat heeft met de verschillende leiders van de departementen der staat? (Vedabase)


Tekst 7

In die zin zou u de ene allerhoogste heer en meester over alle  levende wezens zijn, met inbegrip van de andere heersers; u zou de meester van bestraffing zijn die het verschil tussen goed en kwaad uitmaakt in de menselijke samenleving.

Als zodanig zou u de ene allerhoogste heer en meester over alle levenden zijn met inbegrip van de andere heersers; u zou de meester der bestraffing zijn die het verschil tussen goed en kwaad uitmaakt in de menselijke samenleving. (Vedabase)

 

Tekst 8

Maar in deze wereld is daar niets van terug te vinden, nu uw opdracht, de straf die u uitdeelde, werd aangevochten door vier van de meest schitterende en volmaakte wezens.

Niets daarvan kan men, met de straf die u toebedeelde, terugvinden in deze wereld, nu dat uw opdracht werd overtroffen door vier van de meest schitterende en volmaakte wezens. (Vedabase)

 

Tekst 9

Krachtdadig sneden ze de touwen door en bevrijdden ze deze zondaar die door ons in uw opdracht werd meegevoerd naar de plaatsen van vergelding.

Met alle macht doorsneden ze de touwen, deze zondaar bevrijdend die door ons in uw opdracht werd meegevoerd naar de plaatsen der vergelding. (Vedabase)

 

Tekst 10

Over hen die zo snel ter plekke arriveerden en 'Vrees niet' zeiden toen het woord 'Nârâyana' werd uitgesproken, zouden we graag van u vernemen, alstublieft.'

Over hen die zo snel ter plekke arriveerden zeggende 'Vreest niet' toen 'Nârâyana' werd uitgesproken, zouden we graag van u willen vernemen, als u ons waardig acht.' (Vedabase)

 

Tekst 11

De zoon van Vyâsadeva zei: 'Hij, Heer Yamarâja, de heerser over alle levensvormen, gaf aldus verzocht zijn dienaren antwoord, blij als hij was te worden herinnerd aan de lotusvoeten van de Heer.

De zoon van Vyâsadeva zei: 'Hij, Heer Yamarâja de heerser over alle levenden, aldus verzocht, gaf zijn dienaren antwoord, blij te zijn herinnerd aan de lotusvoeten van de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 12

Yamarâja zei: 'Verheven boven mij is er een ander, een andere Heer, die als de schering en inslag van stof is voor al de bewegende en niet-bewegende levende wezens. In Hem treft men de ganse kosmos aan en van Hem zijn er de deelaspecten van handhaving [Vishnu], schepping [Brahmâ] en vernietiging [S'iva] van dit universum. De gehele schepping staat onder Zijn controle zoals een stier wordt beheerst met een touw door zijn neus.

Yamarâja zei: 'Verheven boven mij is er een ander die als de schering en inslag van stof is voor alles wat rondbeweegt of niet beweegt; in Hem treft men de ganse kosmos aan en van Hem zijn er de gedeeltelijke manifestaties der handhaving [Vishnu], schepping [Brahmâ] en vernietiging [S'iva] van dit universum - de gehele schepping staat onder Zijn controle zoals een stier wordt beheerst met een touw door zijn neus. (Vedabase)

 

Tekst 13

Net zoals men ossen vastmaakt aan een touw, bindt Hij de mensen met verschillende basisnamen en plichten [van varna en âs'rama] aan Zijn woord [de Vedische kennis], waarnaar ze angstvallig hun offers voor Hem brengen.

Door Hem die, met de verschillende namen van een vedisch begrip van de taal, de mensen die uit Hem zijn voortgekomen aan zich bindt zoals men stieren beheerst middels een touw worden zij allen beoordeeld en belast, gebonden als zij zijn door de verplichtingen aan hun titels en karma die hen in angst verzetten. (Vedabase)

  

Tekst 14-15

Ik, de Heer van de dood, Indra de koning van de hemel, Nirriti van de chaos, Varuna van het water, Candra van de maan, Agni van het vuur, S'iva van de vernietiging, Pavana van de lucht, Brahmâ van de schepping, Sûrya van de zon, Vis'vâsu van de schoonheid [zie 4.18: 17], de acht Vasu's van de goedheid, de Sâdhya's van de cultivering, de Marut's van de wind, de Rudra's van de woede, de Siddha's van de volkomenheid en anderen die orde scheppen in het universum, alsmede onsterfelijke bestuurders als Brihaspati en wijzen als Bhrigu, hebben, ondanks dat ze beheerst worden door de goedheid en dat ze vrij zijn van de [lagere kwaliteiten van de] hartstocht en de onwetendheid, onder de invloed van Zijn begoocheling geen weet van Zijn beweegredenen. En hoeveel temeer zou dat niet gelden voor anderen dan zij?

Dat geldt zelfs voor mijzelf, degene van de dood, voor Indra van de hemel, Nirriti van de chaos, Varuna van het water, Candra van de maan, Agni van het vuur, voor Heer S'iva van vernietiging, Pavana van de lucht, Brahmâ van de schepping, Sûrya van de zon, Vis'vâsu van de schoonheid [zie 4.18: 17], de acht Vasu's der goedheid, de Sâdhya's van het goddelijke, de Maruts van de wind, de Rudra's der woede, de Siddha's der volkomenheid, Marîci en de anderen die de orde instellen, onsterfelijke bestuurders als Brihaspati en wijzen als Bhrigu; als het zo is met hen die niet besmet zijn door de hartstocht en de onwetendheid, en die zichzelf niet kennen als zijnde aangedaan door mâyâ en die overwegend van de goedheid zijn, wat dan te zeggen van anderen buiten hen?  (Vedabase)

 

Tekst 16

Hij, de Superziel aanwezig in het hart van alle wezens, kan in feite niet worden waargenomen of gekend middels de zinnen, de geest, de adem of door middel van bedenkingen en bewoordingen, net zoals de verschillende delen van het lichaam ook de ogen niet kunnen zien die over hen waken  [vergelijk B.G. 7: 26].

Hij, de Superziel aanwezig in het hart van alle wezens, kan in feite door allen die ademen, middels de zinnen, de geest, de adem of door middel van bedenkingen en bewoordingen niet worden gezien of gekend, precies zoals de verschillende delen van het lichaam niet de ogen kunnen zien die hen overschouwen [vergelijk B.G 7: 26]. (Vedabase)
 
Tekst 17

De aantrekkelijke dienaren van de onafhankelijke, bovenzinnelijke Heer die heerst over alles, de Meester van Mâyâ, de Grote Ziel, bewegen zich over het algemeen rond in deze wereld met Zijn fysieke kwaliteiten en aard.

Van Hem, die de volledig in zichzelf berustende Heer is die over alles heerst, de Bovenzinnelijke, de Meester over de illusiewekkende energie mâyâ, de Grote van de Ziel, zijn Zijn gezagdragers alhier op dezelfde manier naar waarheid geluk aan het creëren met hun verschijnen, naar Zijn aard en met Zijn kwaliteiten zich rondbewegend in een lichaam gelijk het Zijne. (Vedabase)

 

Tekst 18

Vishnu's dienaren, de Vishnudûta's, die door de verlichte zielen worden aanbeden, hebben gedaanten die men zelden te zien krijgt en hoogst wonderlijk zijn om te aanschouwen. Ze beschermen de stervelingen die de Heer zijn toegewijd tegen vijanden en tegen mijn mannen, zodat ze praktisch aan alle kanten bescherming genieten.

Zij die van Vishnu zijn en door de verlichte zielen worden aanbeden, hebben gedaanten die men zelden aantreft en hoogst wonderlijk zijn om te aanschouwen; zij beschermen de Heer Zijn toegewijden tegen vijandig gezinden onder de gewone stervelingen en onder hen die tot mij behoren, en aldus zijn ze vrijwel tegen alles beschermd. (Vedabase)

 

Tekst 19

De grote rishi's, de goden, de besten van perfectie en ook de demonen, de mensen alsmede zij die zich verlaten op kennis [de Vidhyâdhara's] en de muzikanten van de hemel [de Cârana's] en dergelijken, hebben geen weet van het [geheel van het] dharma dat door de Allerhoogste Heer persoonlijk wordt voorgeleefd.

Het volle van het dharma dat rechtstreeks door de Allerhoogste Heer alleen is ingesteld, wordt waarlijk niet gekend door de grote rishi's, noch door de goddelijken, noch door de besten der perfectie, noch door hen die van de duisternis zijn en ook niet door de mensen onder wie men hen die zich verlaten op kennis [de Vidhyâdhara's] en hen die van muziek en zang zijn [de Cârana's] rekent en dergelijken. (Vedabase)

 

Tekst 20-21

Heer Brahmâ, Nârada, Heer S'iva, de vier Kumâra's, Kapila, Manu, Prahlâda, Janaka, Bhîshma, Bali, de zoon van Vyâsa [S'uka] en ikzelf [Yamarâja]; wij, deze twaalf [mahâjana's], hebben kennis van het bhâgavata-dharma [de emancipatie in overgave aan de Heer] mijn beste dienaren, dat zeer vertrouwelijk, verheven en moeilijk te doorgronden is. Hij die het begrijpt bereikt het eeuwige leven [vergelijk 3.32: 2 en B.G. 18: 66].

Heer Brahmâ, Nârada, Heer S'iva, de vier Kumâra's, Kapila, Manu, Prahlâda, Janaka, Bhîshma, Bali, hij die van Vyâsa is [zoals S'uka] en ik zelve; wij, deze twaalf [mahâjana's], hebben weet van het dharma van overgave aan de Heer mijn beste dienaren, hetgeen zeer vertrouwelijk is, van het zuiverste en moeilijk te doorgronden; hij die het begrijpt bereikt het eeuwige leven [vergelijk 3.32: 2 en B.G.: 18: 66]. (Vedabase)


Tekst 22

Wij allen erkennen dat voor de mensen levend in deze materiële wereld de yoga van toewijding tot de Allerhoogste Heer, die begint met het zingen van de heilige naam, het opperste dharma vormt.

Zo veel is zeker dat voor de mensen levend in deze materiële wereld de yoga van toewijding voor de Allerhoogste Heer beginnende met het zingen van de heilige naam, het aangewezen dharma is van transcenderen. (Vedabase)

 

Tekst 23

Denk eraan, mijn zoons, hoe door het uitspreken van de heilige naam zelfs Ajâmila verlost werd van de strop van de dood.

Bezie enkel het verheven uitspreken van de heilige naam van de Heer mijn beste zonen, zie hoe het op zich de bevrijding verzekert van de gebondenheid aan de dood. (Vedabase)

 

Tekst 24

Zelfs een zondaar als Ajâmila bereikte toen hij stierf de bevrijding door met 'Nârâyana' enkel onschuldig om zijn zoon te roepen. Zoveel van het gezamenlijk bezingen van Zijn kwaliteiten, namen en handelingen is al genoeg [als bewijs van goede wil] om de zonden van de mens te verdrijven.

Zoveel volstaat voor het verdrijven van de zonden van de mens: het gezamenlijk bezingen van de kwaliteiten en namen naar Zijn handelingen, aangezien deze zondaar ten tijde van zijn dood enkel onschuldig met 'Nârâyana' om zijn zoon roepend aldus de bevrijding bereikte. (Vedabase)

 

Tekst 25

Grote persoonlijkheden hebben hiervan [van deze waarheid, deze leidraad] vrijwel geen weet, daar hun geesten verbijsterd raakten door mâyâ, de begoochelende energie van de godin, en omdat hun intelligentie in grote mate zijn scherpte verloor door de last van de baatzuchtige handelingen en de zoetheid van de bloemrijke taal van het offeren volgens de voorschriften [van de Veda's, zie ook B.G. 2: 42-43].

Weet dat dit van de mahâjana's, dit van het goddelijke, vrijwel altijd wordt gemist door inderdaad hen wiens geesten verbijsterd raakten door mâyâ, wiens intelligentie in grote mate zijn scherpte verloor door de zoetheid van de bloemrijke taal naar de opvoeringen vermeld in de drie Veda's en het gewicht van de preoccupatie met baatzuchtige handelingen [zie ook B.G. 2: 42-43]. (Vedabase)

 

Tekst 26

Dit wetend gaan scherpzinnige zielen met volle overgave over tot de yoga van liefde voor de Allerhoogste en Onbegrensde Heer. Dergelijke personen verdienen het daarom niet door mij te worden bestraft. En als er al sprake zou zijn van een val van hen, dan zal ook dat teniet worden gedaan door de verheven lof waar ze uiting aan geven.

Met dit in overweging gaan de scherpzinnigen inderdaad over tot de yoga van liefde voor de Allerhoogste en Onbegrensde Heer; dergelijke personen verdienen daarom mijn straf niet; en als er al sprake zou zijn van een val met hen, dan zal dat ook teniet worden gedaan door de hoge lof waar ze uiting aan geven. (Vedabase)

 

Tekst 27

Zij, de toegewijden, die gelijkgezind jegens allen van overgave zijn aan de Allerhoogste Heer en wiens heilige geschiedenissen de lofzang vormen van de halfgoden en vervolmaakten, moeten nimmer door jullie worden benaderd, want ze worden volkomen beschermd door de strijdknots van de Heer. Het is niet aan ons hen te straffen, net zomin als het de tijd gegeven is [te beslissen over goed en kwaad].

Vervolg nooit hen, de goddelijken en volmaakten naar wiens zuivere vertellingen de toegewijden zingen die met een gelijkgezinde blik van overgave zijn aan de Allerhoogste Heer; omdat ze volledig worden beschermd door de knots van de Heer is het ons, net als de tijd zelve, niet gegeven hen te bestraffen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Gemeenschappen van bovenzinnelijke, zwaangelijke zielen, die vrij van materiële gebondenheid van zelfverwerkelijking zijn, genieten onophoudelijk de honing van de lotusvoeten. [Maar] zij die een huishoudelijk bestaan genieten vol verlangens van gehechtheid, bevinden zich op de weg naar de hel. Leidt hen aan mij voor die zich in hun valsheid tegen Mukunda, de Heer van de Bevrijding, keerden [vergelijk 2.1: 4].

Zij die niet gehecht zijn, die ongebonden zwaangelijken der zelfrealisatie [de paramahamsa's], genieten zonder ophouden de honing van de lotusvoeten; zij die een huishoudelijk bestaan genieten in verlangens van gebondenheid bevinden zich op het pad dat naar de hel voert. Leidt mij hen voor die van het onware zijn en zich keerden tegen Mukunda, de Heer der Bevrijding [vergelijk 2.1: 4]. (Vedabase)

 

Tekst 29

Zij die voor de waarheid op de vlucht zijn en tekort schieten in hun plichten jegens Heer Vishnu, zij wiens tongen niet de namen en kwaliteiten uitdrukken van de Allerhoogste Heer, Hem niet in hun hart dragen of Zijn lotusvoeten herinneren en niet één enkele keer hun hoofden bogen voor Krishna [in een tempel b.v., zie B.G. 4: 4-6], leidt hen allen aan mij voor.

Allen die voor de waarheid op de vlucht zijn, wiens tongen zich nimmer roeren over de Allerhoogste Heer Zijn kwaliteiten en namen, allen die Hem niet in hun hart dragen, noch Zijn lotusvoeten herinneren, die nog niet één enkele keer hun hoofden bogen voor datgene wat van Krishna is [zie B.G. 4: 4-6]; zij allen die tekort schieten in hun plichten jegens Heer Vishnu, leidt hen allen aan mij voor. (Vedabase)
 

Tekst 30

Ik bidt dat Hij, de Allerhoogste Heer, de oorspronkelijke en oudste persoon Heer Nârâyana, mij excuseert voor de grove overtreding van de minachting die mijn dienaren toonden. Wij, ik en mijn mannen, verkeerden in onwetendheid en smeken derhalve met gevouwen handen de hoogst vererenswaardige, alomtegenwoordige Persoonlijkheid Gods om vergeving.' 

Ik bidt dat Hij, de Allerhoogste Heer, de oorspronkelijke persoon, de oudste, Heer Nârâyana, mij excuseert voor de grove overtreding van de minachting getoond door mijn dienaren; wij, ik en mijn mannen, verkeerden in onwetendheid en derhalve smeken wij, met gevouwen handen, in de heerlijkheid van het respect hebben voor de alles doorvarende Oorspronkelijke Persoonlijkheid, om vergeving.' (Vedabase)

 

Tekst 31

[S'rî S'uka zei:] 'Begrijp daarom o afstammeling van Kuru, dat de verheerlijking van Heer Vishnu [m.n. het gezamenlijk zingen van Zijn naam; sankîrtana] de hoogste vorm van boete [of afdoen] vormt, het beste is wat men kan doen in de wereld om de zonde de baas te worden, hoe groot die ook is.

(S'uka:) ''Begrijp daarom o afstammeling van Kuru, dat de hoogste vorm van afdoen, het gunstigste in de wereld om de zonde, hoe groot die ook is, de baas te worden, het gezamenlijk bezingen van Heer Vishnu is. (Vedabase)

 

Tekst 32

De harten van hen die altijd luisteren naar en zingen over de heldhaftigheid van de Heer die in staat is alle zonde weg te vagen, raken door hun toegewijde dienst, hun bhakti, zeer eenvoudig gezuiverd, terwijl dat niet zo gemakkelijk gaat als het hart uitgaat naar [enkel] geloften en rituelen.

 Zij die altijd luisteren en zingen over het heldhaftige van de Heer dat in staat is alle zonde weg te vagen, mogen door toegewijde dienst zeer eenvoudig gezuiverd raken, terwijl dat niet zo gemakkelijk tot stand wordt gebracht als men met hart en ziel gebrand is op de ceremoniën en dergelijke. (Vedabase)

 

Tekst 33

Degene die vasthoudt aan de honing van Krishna's lotusvoeten, zal niet nogmaals verlangen te genieten van de begoochelende kwaliteit van de natuur [mâyâ] die leed veroorzaakt. Ieder ander echter, die bekoord door de lust probeert iets te doen om de hartstocht uit zijn ziel te wassen, zal de hartstocht weer zien terugkeren.

Degene die vasthoudt aan de honing van Krishna's lotusvoeten vervalt niet nogmaals in zonde omdat hij reeds het verlangen verzaakte om het illusoire naar de geaardheden der natuur te genieten dat leed veroorzaakt; een ander echter, betoverd door de lust, die probeert iets te doen om de hartstocht uit zijn ziel te wassen, is er zeker van dat de hartstocht weer zal terugkeren.  (Vedabase)

 

Tekst 34

De dienaren van Yamarâja die door de woorden van hun meester werden herinnerd aan de glorie van de Heer, stonden daarvan versteld. Van toen af aan, o Koning, hoedden ze zich ervoor de persoon te zien, de toegewijde, die vrij van angst is omdat die zijn toevlucht heeft genomen tot de Onfeilbare.

Na te zijn herinnerd aan de macht, de grootheid van de Heer, zoals die hen werd uitgelegd door hun meester, waren al de dienaren van Yamarâja door verwondering getroffen; van toen af aan, o Koning, was het in hun geheugen gegrift zich te hoeden bij het zien van de persoon die nimmer van enige vrees is onder de vleugels van de Onfeilbare. (Vedabase)


Tekst 35

Toen de oppermachtige wijze de zoon van Kumbha [Agastya Muni] in de Malaya-bergen verbleef en de Heer aanbad, heeft hij mij deze zeer vertrouwelijke geschiedenis verteld.'

Deze zeer vertrouwelijke geschiedenis werd mij uiteengezet door de allermachtigste wijze, de zoon van Kumbha [Âgastya Muni] die verblijvend in de Malaya heuvels de Heer aanbidt.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij getiteld: 'The Court of Yamârâja' is © van D0minique Amendola.
Gebruikt met toestemming.. Voor meer spirituele kunst van haar, bezoek
dominiqueamendola.com.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties