Hoofdstuk 27: De Aanval door Candavega op de Stad van Koning
Puranjana;
het Karakter van Kâlakanyâ
(1) Nârada zei: 'De echtgenote van
Purañjana kreeg met dat soort liefdesspelletjes haar man
volledig in haar greep,
o Koning, en genoot aldus van al de bevrediging
die zij haar echtgenoot schonk.
Hoofdstuk 28: Purañjana
Wordt een Vrouw in Zijn Volgende Leven
(23) Purañjana werd door de Yavana's vastgebonden
als
een
dier en naar
hun wereld meegevoerd,
gevolgd door zijn wenende getrouwen die
zeer van streek waren.
Hoofdstuk 29: De Conversatie van Nârada en
Koning Prâcînabarhi
(29) Soms is
men
een man en soms een vrouw en soms is men geen
van beide. Dan
weer is men zijn verstand kwijt en dan weer ben je een menselijk
wezen, een dier of een god. Men neemt
zijn geboorte overeenkomstig het
karma dat men heeft met de
geaardheden van de natuur.
(60) Nârada zei: 'Van het
karma waar een persoon zich aan waagt, moet het gevolg in een leven
erna
onder ogen worden gezien, omdat [gestorven zijnd] er [in iemands
onbelichaamde staat] niets
verandert aan dat wat bij hem hoort: zijn
bewijs van leven [het subtiele lichaam of de linga] en de geest
daaromtrent.
Hoofdstuk 30: De
Activiteiten van de Pracetâ's
(28) U
die
in
Uw mededogen door Uw
expansies
[en leraren] zichtbaar bent voor de bescheiden toegewijden, kan men
zich middels zijn
toegewijde
dienst - met
[de nodige achting voor de] tijd - steeds als zodanig herinneren [-
als zijnde zo fraai
belichaamd en niet zo zeer in duizenden mantra's -], o
vernietiger van alle onheil.
Hoofdstuk 31: Nârada
Onderricht
de
Pracetâ's
(8) Maitreya zei:
'Aldus verzocht door de Pracetâ's kregen de koningen antwoord van
de grote Nârada
die, met zijn geest altijd verzonken in gedachten
over de Heer Geprezen in de Verzen, van de grootste wijsheid was.