bij het boek de Bhâgavata Purâna

"Het Verhaal van de Fortuinlijke"

door KRISHNA -DVAIPÂYANA VYÂSA

Downloads:
Bekijk de volledige tekstbestanden boek voor boek.

Muziekbestanden
Luister naar MIDI en Audio-bestanden van de devotionele muziek

Afbeeldingen
Bekijk al de afbeeldingen van het boek

Links
Vind de oorspronkelijke tekst en vertaling hoofdstuk voor hoofdstuk en andere links




Afbeeldingen Canto 1 - pagina 1-2-3

Hoofdstuk 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6

 


Inleiding

 


Dit boek verhaalt de geschiedenis van de Heer en Zijn incarnaties sedert de vroegste verslagen van de Vedische geschiedenis, de geschiedenis van de oorspronkelijke kenniscultuur van India. Het is in werkelijkheid de Krishnabijbel van het Hindoe-universum. Het bevat de room van de Vedische kennis verzameld uit al de Vedische literatuur zowel als het verhaal van het leven van Heer Krishna in zijn geheel (10e Canto).



Hoofdstuk 1: Vragen van de Wijzen


(4) In het woud van Naimishâranya, een geliefde plek van Vishnu, brachten wijzen onder leiding van de wijze S'aunaka
een duizendjarig offer terwille van de Heer van de hemel en de toegewijden op aarde.



Hoofdstuk 2: Goddelijkheid en Dienst aan God


(5) O wijzen, uw vragen aan mij over Heer Krishna zijn van belang voor het welzijn van de wereld omdat ze het ware zelf voldoening schenken. (6) Die plichtsvervulling is zonder twijfel voor de mensheid de hoogste, waarvan er de ononderbroken toegewijde dienst zonder nevenmotieven is aan Krishna als de Bovenzinnelijke Ene [Vishnu] die leidt tot de volledige bevrediging van de ziel. (7) De praktijk van het zich verbinden in toewijding tot Vâsudeva, de Persoonlijkheid Gods, leidt zeer spoedig tot de onthechting en de spirituele kennis die berust op eigen kracht. (8) Wat mensen doen overeenkomstig hun maatschappelijke posities, is zinloze arbeid die nergens toe leidt, als het niet leidt tot de boodschap van Vishvaksena [Krishna als het Hoogste Gezag].



Hoofdstuk 3: Krishna is de Bron van Alle Incarnaties


(3) Men gaat ervan uit dat de verschillende werelden [als expansies] deel uitmaken van de
gedaante van de Fortuinlijke die de uitnemendheid van het zuiverste bestaan vormt.



Hoofdstuk 4: De Verschijning van S'rî Nârada


(32) Terwijl Krishna Dvaipâyana Vyâsa op deze manier spijtig na zat te denken over
zijn tekortkomingen bereikte Nârada, zoals ik al zei, zijn hutje.



Hoofdstuk 5: Nârada's Instructies over het S'rîmad Bhâgavatam aan Vyâsadeva


(9) Hoewel u, grote wijze, herhaaldelijk hebt geschreven voor het heil van de vier deugden van de
religie [dharma, artha, kâma, moksha of rechtschapenheid, economie, zinsbevrediging en bevrijding],
hebt u dat niet gedaan ter wille van Vâsudeva.


Hoofdstuk 6: Het Gesprek van Nârada met Vyâsadeva


(12) Ik zag heuvels en bergen vol met goud, zilver en koper en olifanten die takken van de bomen trokken nabij meren en vijvers vol met de lotusbloemen waar de bewoners van de hemel zo prijs op stellen - en mijn hart was blij met de vogels en het grote aantal rondvliegende bijen.


Kijk voor het copyright van de individuele schilderijen
onderaan de pagina waar ze geplaatst zijn.



   


volgende pagina