regelbalk



 

Canto 8

Guru Puja

 

 

Hoofdstuk 10: De Veldslag tussen de Halfgoden en de Demonen

(1) S'rī S'uka zei: 'Omdat ze zich van Vāsudeva hadden afgekeerd [en liever Mohinī-mūrti zagen] slaagden de Dānava's en Daitya's er aldus niet in, o Heerser, om met hun gezamenlijke inspanning van het karnen de nectar te bemachtigen. (2) Nadat de amrit, o Koning, was voortgebracht en te drinken was gegeven aan de Sura's die bij Hem hoorden, ging de Heer van alle levende wezens die gedragen wordt door Garuda weg. (3) Toen de zoons van Diti zagen hoe hun rivalen een goed leven genoten, was dit voor hen onverdraaglijk en hieven ze daarom in slagorde hun wapens tegen de halfgoden. (4) De goddelijken, die onder de bescherming van Nārāyana's voeten nieuwe kracht hadden gevonden met het drinken van de nectar, namen daarop toen hun wapens ter hand om zich te verdedigen. (5) Daar vond toen een enorm verbeten gevecht plaats tussen hen die de goden en de demonen werden genoemd, o Koning, met een tumult dat je de haren te berge deed rijzen. (6) In die veldslag tegenover elkaar geplaatst als strijders, gingen ze elkaar kwaad van geest te lijf met hun zwaarden, pijlen en allerlei ander wapentuig. (7) Het geluid van de schelphoorns, trompetten, trommels, hoorns en pauken in combinatie met die van de olifanten, paarden, soldaten te voet en de strijdwagenvechters, vormde een geweldig kabaal. (8) De vijanden bevochten elkaar op het slagveld op basis van gelijkheid: strijdwagen tegen strijdwagen, infanterie tegen infanterie, cavalerie tegen cavalerie en strijdolifant tegen strijdolifant. (9) Sommigen bereden olifanten, sommigen bereden kamelen en anderen ezels. Sommigen maakten ook gebruik van wit- en roodkoppige apen, tijgers en leeuwen. (10-12) Beide partijen strijders traden elkaar tegemoet gebruikmakend van lucht-, water- en landdieren in allerlei maten en vormen. Er waren gieren, adelaars, eenden, haviken, bhāsavogels, roofwalvissen, apen, buffels, neushoorns, koeien, stieren, wild vee en rood vee, jakhalzen en ratten, konijnen, mensen en geiten, terwijl anderen in het gevecht gebruik maakten van zwarte herten, zwanen en beren [als hun 'voertuig', totemdier of vechtgeest]. (13-15) Met de mooi versierde vlaggen en baldakijnen, o Koning, met de smetteloos witte parasols, die kostbare handgrepen hadden vol met juwelen en parels, met de gewone waaiers en waaiers van pauwenveren, met hun boven- en onderkleding wapperend in de wind, met de gloed van hun sieraden en schilden en hun blinkende, scherpe en schone wapens uitbundig glinsterend in de zon, zagen de twee vaandeldragende partijen van de halfgoden- en Dānavahelden met hun bloemenslingers, er alles bij elkaar uit als twee oceanen vol waterdieren, o afstammeling van Pāndu. (16-18) Bali, de zoon van Virocana, de aanvoerder van de demonen, bestuurde voor de strijd een voertuig vervaardigd door Maya genaamd Vaihāyasa ['door de lucht vliegend']. Daarmee bewoog hij zich waar hij maar wilde. Volledig uitgerust met alle noodzakelijke wapens was het onuitsprekelijk, onbeschrijflijk en hoogst wonderbaarlijk. Soms was het onzichtbaar en dan kon het weer worden gezien. Beschut door fraai versierde parasols en wuifkwasten bevond hij, in die eersteklas hemelwagen die werd omringd door al zijn commandanten, zich in een positie zo schitterend als die van een rijzende maan. (19-24) Hij werd omringd door de verschillende voertuigen van de bevelhebbers van de Asuratroepen: die van Namuci, S'ambara, Bāna, Vipracitti; Ayomukha, Dvimūrdhā, Kālanābha en Praheti; die van Heti, Ilvala, S'akuni, Bhūtasantāpa, Vajradamshthra, en Virocana; die van Hayagrīva, S'ankus'irā, Kapila, Meghadundubhi, Tāraka, Cakradrik, S'umbha, Nis'umbha, Jambha en Utkala; alsook die van Arishtha, Arishthanemi, Maya, Tripurādhipa, en de zoons van Puloma, de Kāleya's, de Nivātakavaca's en anderen die niet hun deel van de nectar hadden gekregen. Met enkel de last te hebben gedragen [maar niet de beloning te hebben gekregen], lieten zij, die reeksen van vijanden hadden overwonnen en nu met alles wat ze hadden klaarstonden om de onsterfelijken te bestrijden, een leeuwengebrul horen en bliezen ze op hun schelphoorns met het grootste tumult. Toen [Heer Indra] Balabhit ['bevreesd voor de kracht'] zijn bloeddorstige rivalen voor zich zag, werd hij zeer kwaad.



(25) Indra gezeten op Airāvata, zijn draagolifant die droop van de most, zag er zo prachtig uit als de zon die opgaat boven de watervallen van Udayagiri. (26) Rondom hem hadden al de goden met banieren en wapens posities ingenomen op hun verschillende voertuigen: al de leiders van de hogere werelden en de halfgoden van de lucht, van het vuur en van het water. (27) Elkaar tegemoet tredend beschimpten de tegenstanders elkaar recht in het gezicht waarbij ze probeerden de ander zoveel mogelijk in het hart te raken. Toen bonden ze oprukkend, man tegen man de strijd met elkaar aan. (28) Bali vocht tegen Indra, Tāraka tegen Kārttikeya, Varuna tegen Heti en Mitra, o Koning, vocht tegen Praheti. (29) Yamarāja vocht tegen Kālanābha, Vis'vakarmā tegen Maya, Tvashthā tegen S'ambara en Savitrā vocht tegen Virocana. (30-31) Aparājita vocht tegen Namuci, de twee As'vinī-kumāra's tegen Vrishaparvā, de halfgod Surya tegen de honderd zoons van Bali die onder leiding stonden van Bāna, Soma [de maangod] vocht tegen Rāhu, Anila [de god van de lucht] tegen Puloma en de oppermachtige godin Bhadra Kālī [Durgā] vocht tegen S'umbha en Nis'umbha. (32-34) Vrishākapi [S'iva] vocht tegen Jambha en Vibhāvasu, de vuurgod, tegen Mahishāsura. Ilvala en zijn broer Vātāpi vochten tegen Brahmā, o onderdrukker van de vijand, Durmarsha vocht tegen Kāmadeva [Cupido], Utkala tegen de Mātrikā-godinnen, Brihaspati tegen S'ukrācārya en S'ani [Saturnus] vocht tegen Narakāsura. De Maruts vochten tegen Nivātakavaca, de Vasu's tegen de Kālakeya's, de Vis'vedeva's tegen de Pauloma's en de Rudra's vochten tegen de Krodhavas'a's.

(35) De Sura's en Asura's gingen aldus man tegen man de strijd met elkaar aan op het slagveld. Met de overwinning op het oog vielen ze aan met grote kracht en hakten ze op elkaar in met hun scherpe pijlen, kromzwaarden en lansen. (36) Ze sloegen elkaar hun hoofden eraf gebruikmakend van vuurwapens [genaamd bhus'undhi's], werpschijven, knotsen, speren, drietanden, spiesen, toortsen, gekartelde projectielen, bijlen, zwaarden, lansen, ijzeren knuppels, hamers en slingers. (37) De olifanten, paarden en wagens, soldaten te voet en de verschillende soorten voertuigen en hun berijders werden aan stukken gehakt. Armen, dijen, nekken en benen werden van hun rompen gescheiden en de vaandels, bogen, bewapening en ornamenten werden aan stukken geslagen. (38) Door hun gewelddadige stampij en het geratel, rees het stof van het veld in alle richtingen hoog in de lucht op tot aan de zon, en regenden daarna de stofdeeltjes weer naar beneden met het bloed dat rondspatte. (39) En zo raakte het veld aldaar bezaaid met afgehakte hoofden, compleet met helmen en oorhangers, kwaaie ogen en verbeten lippen en lagen de benen en opgesierde armen er als olifantenslurven verspreid met de wapens nog in de handen. (40) Met de ogen van hun eigen daar gevallen hoofden konden de soldaten nog de rompen en armen met geheven wapens op het slagveld op zich af zien komen.

(41) Bali viel de grote Indra aan met tien pijlen, Airāvata, zijn draagdier met drie pijlen, zijn vier bewakers [soldaten te paard] met vier pijlen en de drijver van de olifant met één pijl. (42) Indra, bedreven als hij was, sneed meteen in een snelle reactie de pijlen die op hem afvlogen aan stukken met een ander type zeer scherpe pijlen [bhalla's] en glimlachte erover dat de vijand hem niet kon bereiken. (43) Toen hij zag wat voor een expert in de krijgskunst Indra was, greep Bali vertoornd naar het s'akti-wapen, maar die toorts van laaiend vuur werd nog in zijn hand door hem vernietigd. (44) Of hij nu daarop de lans, het gekartelde projectiel, de speer of het zwaard probeerde, allemaal werden ze door de machtige ziel in stukken gehakt. (45) O meester van de mensen, toen produceerde de Asura een demonische illusie waarbij hij uit het zicht verdween en er een enorme berg boven de hoofden van de Surastrijders verscheen. (46) Om de vijandelijke troepen te vermorzelen regenden er grote bomen van naar beneden in een laaiende bosbrand, alsook stenen met scherpe punten. (47) Grote slangen, schorpioenen en andere giftige beesten kwamen naar beneden en ook leeuwen, tijgers, beren en grote olifanten die alles verpletterden. (48) Vele honderden spiernaakte vleesetende duivelinnen en duivels, o Heerser, ieder met een drietand in de hand, krijsten 'Steek ze overhoop, snijd ze aan stukken!' en dergelijke. (49) Vervolgens waren er diep rommelende, door de wind geteisterde grote wolken te zien in de hemel waaruit, begeleid door donderslagen, gloeiende sintels vielen. (50) De Daitya schiep een gigantische vuurstorm zo schrikwekkend als Sāmvartaka [het vuur aan het einde der tijden] die door de wind werd voortgedreven om de halfgodenkrijgers te verbranden. (51) Daarop vertoonde zich, voor iedereen goed te zien, een zee vol ziedend water met golven die door de wind werden opgestuwd tot een gigantische draaikolk. (52) Aldus raakten de Surastrijders in de strijd ontmoedigd met de illusoire atmosfeer geschapen door de onzichtbare Daitya's, die experts in begoocheling. (53) Niet meer wetend wat ze daar nog tegen konden uitrichten, o Koning, mediteerden de volgelingen van Indra op de Allerhoogste Heer, de Schepper van het Universum, die toen daar voor hen verscheen.

(54) Met Zijn gele kleding en lotusblaadjesogen werd Hij, wiens voeten rusten op de schouders van Garuda, toen voor hen zichtbaar met al Zijn acht armen en wapens, de Godin van het Geluk en Zijn onschatbare Kaustubha-juweel, Zijn helm en Zijn oorhangers, prachtig tentoongespreid. (55) Zo gauw Hij arriveerde werden de valse werken van de Asura verdreven door de superieure macht van de grootste van alle persoonlijkheden. Zoals dat gaat met dromen als men ontwaakt, raakt men verlost van alle gevaar als men zich de Heer weet te herinneren. (56) Toen de demon Kālanemi, die werd gedragen door 'de vijand van de olifanten' [de leeuw], Hem op het slagveld zag die door Garuda wordt gedragen, wierp hij een rondtollende drietand op Hem af. Toen die op Garuda's hoofd afkwam werd hij met gemak onderschept door de Heer van de Drie Werelden en werd vervolgens de vijand tezamen met zijn draagdier met datzelfde wapen door Hem gedood. (57) De zeer machtige Mālī en Sumālī vielen in de slag. Hun hoofden werden van hun rompen gescheiden door Zijn cakra. Toen daarop de vijand Mālyavān met een puntige knots en brullend als een leeuw de koning van de vogels [Garuda] aanviel, werd ook zijn hoofd eraf gesneden door de schijf van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid.'
 

 

next                          

 

 

 
Derde herziene editie, geladen 20  juni, 2019.
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Omdat ze zich van Vāsudeva hadden afgekeerd [en liever Mohinī-mūrti zagen] slaagden de Dānava's en Daitya's er aldus niet in, o Heerser, om met hun gezamenlijke inspanning van het karnen de nectar te bemachtigen.
S'rī S'uka zei: 'De Dānava's en Daitya's slaagden aldus met hun gezamenlijke inspanning om te karnen er niet in de nectar te bemachtigen, o Heerser, daar ze er een ander idee van bevrijding op nahielden in relatie tot Vāsudeva. (Vedabase)

 

Tekst 2

Nadat de amrit o Koning, was voortgebracht en te drinken was gegeven aan de Sura's die bij Hem hoorden, ging de Heer van alle levende wezens die gedragen wordt door Garuda weg.

Nadat de amrit, o Koning, was voortgebracht en te drinken was gegeven aan de Sura's die bij Hem hoorden, liet de Heer van alle levende wezens die gedragen wordt door Garuda, hen alleen. (Vedabase)

 

Tekst 3

Toen de zoons van Diti zagen hoe hun rivalen een goed leven genoten, was dit voor hen onverdraaglijk en hieven ze daarom in slagorde hun wapens tegen de halfgoden.

Toen ze zagen hoe hun rivalen van het beste van het leven genoten, was dit voor al de zoons van Diti onverdraaglijk, en dus hieven ze in slagorde hun wapens tegen de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 4

De goddelijken, die onder de bescherming van Nārāyana's voeten nieuwe kracht hadden gevonden met het drinken van de nectar, namen daarop toen hun wapens ter hand om zich te verdedigen.

De goddelijken, die nieuwe kracht hadden gevonden in het drinken van de nectar, hieven daarop op hun beurt, vanuit de veilige haven van Nārāyana's voeten, hun wapens om zich te verdedigen. (Vedabase)

  

Tekst 5

Daar [aan de oever van de oceaan van melk] vond toen een enorm verbeten gevecht plaats tussen hen die de goden en de demonen werden genoemd, o Koning, met een tumult dat je de haren te berge deed rijzen.

Daar, aan de oever van de oceaan van melk, werd toen door de goden en demonen naar hun eer een hoogst verbeten strijd gevoerd o Koning, met een geweld dat je de haren te berge deed rijzen. (Vedabase)

 

Tekst 6

In die veldslag tegenover elkaar geplaatst als strijders, gingen ze elkaar kwaad van geest te lijf met hun zwaarden, pijlen en allerlei ander wapentuig.

In die veldslag kwaad van geest werden ze als strijders tot hun uiterste vermogen op de proef gesteld toen ze elkaar te lijf gingen met hun zwaarden, pijlen en allerlei ander wapentuig. (Vedabase)

 

Tekst 7

Het geluid van de schelphoorns, trompetten, trommels, hoorns en pauken in combinatie met die van de olifanten, paarden, soldaten te voet en de strijdwagenvechters, vormde een geweldig kabaal.

Door de massa schelphoorns, trompetten, trommels, hoorns en pauken; van de olifanten, de paarden, de soldaten te voet en de strijdwagenvechters bij elkaar was er een geweldig kabaal.  (Vedabase)

 

Tekst 8

De vijanden bevochten elkaar op het slagveld op basis van gelijkheid: strijdwagen tegen strijdwagen, infanterie tegen infanterie, cavalerie tegen cavalerie en strijdolifant tegen strijdolifant.

Op het slagveld als strijdwagenvechter tegen strijdwagenvechter, infanterie tegen infanterie, cavalerie tegen cavalerie en strijdolifant tegen strijdolifant, bevochten de vijanden elkaar op basis van gelijkheid. (Vedabase)

 

Tekst 9

Sommigen bereden olifanten, sommigen bereden kamelen en anderen ezels. Sommigen maakten ook gebruik van wit- en roodkoppige apen, tijgers en leeuwen.

Sommigen bereden olifanten, sommigen vochten vanaf de ruggen van kamelen en enkele anderen bonden als tegenstanders de strijd aan met wit- en roodkoppige apen, tijgers en leeuwen. (Vedabase)

 

Tekst 10-12

Beide partijen strijders traden elkaar tegemoet gebruikmakend van lucht-, water- en landdieren in allerlei maten en vormen. Er waren gieren, adelaars, eenden, haviken, bhāsavogels, roofwalvissen, apen, buffels, neushoorns, koeien, stieren, wild vee en rood vee, jakhalzen en ratten, konijnen, mensen en geiten, terwijl anderen in het gevecht gebruik maakten van zwarte herten, zwanen en beren [als hun 'voertuig', totemdier of vechtgeest].

De beide partijen strijders traden elkaar tegemoet in vreemde vormen afhankelijk van lichamen van de water-, land- en zeedieren die ze gebruikten als hun voertuigen: gieren, adelaars, eenden, havikken, bhāsa vogels; roofwalvissen, apen, buffels, neushoorns, koeien, stieren, wild vee en rood vee, jakhalzen en ratten; sommigen beriepen zich op de vormen van konijnen, een menselijk voorkomen, geiten en enkele anderen wierpen zich in de strijd met zwarte herten, zwanen en ook beren. (Vedabase)


Tekst 13-15

Met de mooi versierde vlaggen en baldakijnen, o Koning, met de smetteloos witte parasols, die kostbare handgrepen hadden vol met juwelen en parels, met de gewone waaiers en waaiers van pauwenveren, met hun boven- en onderkleding wapperend in de wind, met de gloed van hun sieraden en schilden en hun blinkende, scherpe en schone wapens uitbundig glinsterend in de zon, zagen de twee vaandeldragende partijen van de halfgoden- en Dānavahelden met hun bloemenslingers, er alles bij elkaar uit als twee oceanen vol waterdieren, o afstammeling van Pāndu.

Met mooi versierde vlaggen en baldakijnen, o Koning, met smetteloos witte parasols die kostbare handgrepen hadden vol met juwelen en parels, met gewone waaiers en waaiers van pauwenveren, met hun boven- en onderkleding flapperend in de wind, met de gloed van hun sierselen en schilden en hun blinkende, scherpe en schone wapens uitbundig glinsterend in de zon, zagen de twee banieren voerende partijen van de goddelijke en de dānava helden er met al hun bloemenslingers, o afstammeling van Pāndu, alles bij elkaar uit als twee oceanen vol waterdieren. (Vedabase)

 

Tekst 16-18

Bali, de zoon van Virocana, de aanvoerder van de demonen, bestuurde voor de strijd een voertuig vervaardigd door Maya genaamd Vaihāyasa ['door de lucht vliegend']. Daarmee bewoog hij zich waar hij maar wilde. Volledig uitgerust met alle noodzakelijke wapens was het onuitsprekelijk, onbeschrijflijk en hoogst wonderbaarlijk. Soms was het onzichtbaar en dan kon het weer worden gezien. Beschut door fraai versierde parasols en wuifkwasten bevond hij, in die eersteklas hemelwagen die werd omringd door al zijn commandanten, zich in een positie zo schitterend als die van een rijzende maan.

Bali, de zoon van Virocana, voor de strijd het verklaarde opperhoofd der demonen, bestuurde het voertuig vervaardigd door Maya genaamd Vaihāyasa ['door de lucht vliegend'] dat zich daarheen bewoog waar hij maar wilde. Volledig toegerust met al de noodzakelijke wapens was het onuitsprekelijk, onbeschrijflijk, hoogst wonderbaarlijk, soms zichtbaar voor het oog en dan weer onzichtbaar. Beschut door fraai versierde parasols en wuifkwasten bevond hij, gezeten op zo een eerste klas hemelwagen en omringd door al zijn commandanten, zich in een positie zo schitterend als een rijzende maan. (Vedabase)

 

Tekst 19-24

Hij werd omringd door de verschillende voertuigen van de bevelhebbers van de Asuratroepen: die van Namuci, S'ambara, Bāna, Vipracitti; Ayomukha, Dvimūrdhā, Kālanābha en Praheti; die van Heti, Ilvala, S'akuni, Bhūtasantāpa, Vajradamshthra, en Virocana; die van Hayagrīva, S'ankus'irā, Kapila, Meghadundubhi, Tāraka, Cakradrik, S'umbha, Nis'umbha, Jambha en Utkala; alsook die van Arishtha, Arishthanemi, Maya, Tripurādhipa, en de zoons van Puloma, de Kāleya's, de Nivātakavaca's en anderen die niet hun deel van de nectar hadden gekregen. Met enkel de last te hebben gedragen [maar niet de beloning te hebben gekregen], lieten zij, die reeksen van vijanden hadden overwonnen en nu met alles wat ze hadden klaarstonden om de onsterfelijken te bestrijden, een leeuwengebrul horen en bliezen ze op hun schelphoorns met het grootste tumult. Toen [Heer Indra] Balabhit ['bevreesd voor de kracht'] zijn bloeddorstige rivalen voor zich zag, werd hij zeer kwaad.

Rondom hem heen waren er de verschillende voertuigen van de asura bevelhebbers van de troepen: Namuci, S'ambara, Bāna, Vipracitti; Ayomukha, Dvimūrdhā, Kālanābha en Praheti; Heti, Ilvala, S'akuni, Bhūtasantāpa, Vajradamshthra, en Virocana; Hayagrīva, S'ankus'irā, Kapila, Meghadundubhi, Tāraka, Cakradrik, S'umbha, Nis'umbha, Jambha en Utkala; Arishtha, Arishthanemi, Maya en Tripurādhipa en de andere zoons van Puloma en de Kāleya's, van Nivātakavaca en alle anderen die er niet in geslaagd waren een deel van de nectar te bemachtigen. Met enkel de last op hun schouders [en niet de beloning van de nectar], vormden ze allen bij elkaar, zich in de strijd werpend met alles wat ze in huis hadden, nu een groot probleem met hun leeuwengebrul en hun om het hardst blazen op hun schelphoorns. Toen Balabhit ['de vreze der kracht', Heer Indra] zijn bloeddorstige rivalen zo aanschouwde raakte hij hoogst vertoornd. (Vedabase)


Tekst 25

Indra gezeten op Airāvata, zijn draagolifant die droop van de most, zag er zo prachtig uit als de zon die opgaat boven de watervallen van Udayagiri.

Op Airāvata zijn draagolifant gezeten was Indra zo prachtig om te zien als de zon die opgaat boven de Udayagiri watervallen. (Vedabase)

 

Tekst 26

Rondom hem hadden al de goden met banieren en wapens posities ingenomen op hun verschillende voertuigen: al de leiders van de hogere werelden en de halfgoden van de lucht, van het vuur en van het water.

Rondom hem heen hadden al de goden met banier en wapen posities ingenomen op hun draagdieren: al de leiders van de hogere werelden en de halfgoden van de lucht, van het vuur en van het water. (Vedabase)

 

Tekst 27

Elkaar tegemoet tredend beschimpten de tegenstanders elkaar recht in het gezicht waarbij ze probeerden de ander zoveel mogelijk in het hart te raken. Toen bonden ze oprukkend, man tegen man de strijd met elkaar aan.

Op elkaar afgekomen beschimpten de tegenstanders elkaar van aangezicht tot aangezicht de ander zoveel mogelijk in het hart rakend als ze konden en vochten ze, oprukkend, twee aan twee hun veldslag. (Vedabase)

 

Tekst 28

Bali vocht tegen Indra, Tāraka tegen Kārttikeya, Varuna tegen Heti en Mitra, o Koning, vocht tegen Praheti.

Bali bevocht Indra, Tārak bestreed Kārttikeya, Varuna bond met Heti de strijd aan, en Mitra, o Koning, streed met Praheti. (Vedabase)

 

Tekst 29

Yamarāja vocht tegen Kālanābha, Vis'vakarmā tegen Maya, Tvashthā tegen S'ambara en Savitrā vocht tegen Virocana.

Yamarāja deed dat met Kālanābha, Vis'vakarmā waagde het met Maya, Tvashthā ging op S'ambara af, en Savitrā bond met Virocana de strijd aan. (Vedabase)

 

Tekst 30-31

Aparājita vocht tegen Namuci, de twee As'vinī-kumāra's tegen Vrishaparvā, de halfgod Surya tegen de honderd zoons van Bali die onder leiding stonden van Bāna, Soma [de maangod] vocht tegen Rāhu, Anila [de god van de lucht] tegen Puloma en de oppermachtige godin Bhadra Kālī [Durgā] vocht tegen S'umbha en Nis'umbha.

Aparājita bestreed Namuci, de twee As'vinī-kumāra's wierpen zich in de strijd tegen Vrishaparvā, de halfgod Surya vocht tegen de honderd zoons van Bali die onder leiding stonden van Bāna, Soma [de maan-god] streed met Rāhu, Anila [god van de lucht] leverde strijd met Puloma en de oppermachtige godin Bhadra Kālī [Durgā] nam het op tegen S'umbha en Nis'umbha. (Vedabase)

 

Tekst 32-34

Vrishākapi [S'iva] vocht tegen Jambha en Vibhāvasu, de vuurgod, tegen Mahishāsura. Ilvala en zijn broer Vātāpi vochten tegen Brahmā, o onderdrukker van de vijand, Durmarsha vocht tegen Kāmadeva [Cupido], Utkala tegen de Mātrikā-godinnen, Brihaspati tegen S'ukrācārya en S'ani [Saturnus] vocht tegen Narakāsura. De Maruts vochten tegen Nivātakavaca, de Vasu's tegen de Kālakeya's, de Vis'vedeva's tegen de Pauloma's en de Rudra's vochten tegen de Krodhavas'a's.

Vrishākapi [S'iva] vocht tegen Jambha en Vibhāvasu, de vuurgod, bestreed Mahishāsura en Ilvala met zijn broer Vātāpi leverden strijd met Brahmā, o onderdrukker van de vijand. Durmarsha trad aan tegen Kāmadeva [Cupido], Utkala tegen de Mātrikā godinnen, Brihaspati ging de strijd aan met S'ukrācārya en S'ani [Saturnus] bevocht Narakāsura. De Maruts vochten met Nivātakavaca, de Vasu's namen het op tegen Kālakeya's, de Vis'vedeva's probeerden het met de Pauloma's en de Rudra's traden aan tegen de Krodhavas'a's. (Vedabase)

 

Tekst 35

De Sura's en Asura's gingen aldus man tegen man de strijd met elkaar aan op het slagveld. Met de overwinning op het oog vielen ze aan met grote kracht en hakten ze op elkaar in met hun scherpe pijlen, kromzwaarden en lansen.

Al de bewindvoerende Sura's en Asura's op deze manier door elkaar heen paarsgewijze verwikkeld in de strijd op het slagveld en aanvallend met grote kracht, hakten, verlangend naar de overwinning, in volle ernst op elkaar in met hun scherpe pijlen, steekwapens en lansen. (Vedabase)

 

Tekst 36

Ze sloegen elkaar hun hoofden eraf gebruikmakend van vuurwapens [genaamd bhus'undhi's], werpschijven, knotsen, speren, drietanden, spiesen, toortsen, gekartelde projectielen, bijlen, zwaarden, lansen, ijzeren knuppels, hamers en slingers.
Met vuurwapens, werpschijven, knotsen, speren, spiesen, toortsen, gekartelde projectielen, mystieke bezweringen, zwaarden, lansen, ijzeren knuppels, hamers en slingers sloegen ze elkaar hun hoofden af. (Vedabase)

 

Tekst 37

De olifanten, paarden en wagens, soldaten te voet en de verschillende soorten voertuigen en hun berijders werden aan stukken gehakt. Armen, dijen, nekken en benen werden van hun rompen gescheiden en de vaandels, bogen, bewapening en ornamenten werden aan stukken geslagen.

De olifanten, paarden en wagens, soldaten te voet en de hele keur aan ruiters met hun draagdieren werden aan stukken gehakt. Armen, dijen, nekken en benen werden van hun romp gescheiden, en de vaandels, bogen, bewapening en ornamenten werden aan gruzelementen geslagen. (Vedabase)

 

Tekst 38

Door hun gewelddadige stampij en het geratel, rees het stof van het veld in alle richtingen hoog in de lucht op tot aan de zon, en regenden daarna de stofdeeltjes weer naar beneden met het bloed dat rondspatte.

Door hun gewelddadige stampij en het geratel rees het stof van het veld in alle richtingen hoog in de lucht op tot aan de zon en regenden de stofdeeltjes naar beneden zwaar van het bloed dat rondspatte. (Vedabase)

 

Tekst 39

En zo raakte het veld aldaar bezaaid met afgehakte hoofden, compleet met helmen en oorhangers, kwaaie ogen en verbeten lippen en lagen de benen en opgesierde armen er als olifantenslurven verspreid met de wapens nog in de handen.

En zo raakte het veld aldaar bezaaid met afgehakte hoofden compleet met helmen en oorhangers, kwaaie ogen en verbeten lippen en lagen de benen en opgesierde armen er als olifantenslurven verspreid met de wapens nog in de handen. (Vedabase)

 

Tekst 40

Met de ogen van hun eigen daar gevallen hoofden konden de soldaten nog de rompen en armen met geheven wapens op het slagveld op zich af zien komen.

Met de ogen van hun eigen hoofden konden de daar gevallen soldaten nog de rompen en armen met geheven wapens op het slagveld op zich af zien komen. (Vedabase)

 

Tekst 41

Bali viel de grote Indra aan met tien pijlen, Airāvata, zijn draagdier met drie pijlen, zijn vier bewakers [soldaten te paard] met vier pijlen en de drijver van de olifant met één pijl.

Bali viel de grote Indra aan met tien pijlen, Airāvata, zijn draagdier met drie pijlen, zijn vier bewakers [soldaten te paard] met vier pijlen en de drijver van de olifant met één. (Vedabase)

 

Tekst 42

Indra, bedreven als hij was, sneed meteen in een snelle reactie de pijlen die op hem afvlogen aan stukken met een ander type zeer scherpe pijlen [bhalla's] en glimlachte erover dat de vijand hem niet kon bereiken.

Indra bedreven, sneed meteen in een snelle reactie de pijlen die op hem afvlogen aan stukken met een ander type zeer scherpe pijlen en lachte dat de vijand hem niet kon bereiken.  (Vedabase)

 

Tekst 43

Toen hij zag wat voor een expert in de krijgskunst Indra was, greep Bali vertoornd naar het s'akti-wapen, maar die toorts van laaiend vuur werd nog in zijn hand door hem vernietigd.

Toen hij zag wat voor een expert in de krijgskunst Indra was, nam hij vertoornd het s'akti-wapen ter hand maar met de toorts van laaiend vuur nog in zijn hand werd die door hem vernietigd. (Vedabase)

 

Tekst 44

Of hij nu daarop de lans, het gekartelde projectiel, de speer of het zwaard probeerde, allemaal werden ze door de machtige ziel in stukken gehakt.

Toen vervolgens de lans, het gekartelde projectiel en de speer, het zwaard en wat al niet werd geprobeerd, werden ze allen door de machtige in mootjes gehakt. (Vedabase)

 

Tekst 45

O meester van de mensen, toen produceerde de Asura een demonische illusie waarbij hij uit het zicht verdween en er een enorme berg boven de hoofden van de Surastrijders verscheen.

O meester der mensen, nu werd er een demonische illusie ontketend waarbij de Asura niet langer kon worden gezien en een enorme berg oprees die overal boven de hoofden van de sura strijders uittorende. (Vedabase)

 

Tekst 46

Om de vijandelijke troepen te vermorzelen regenden er grote bomen van naar beneden in een laaiende bosbrand, alsook stenen met scherpe punten.

Grote slangen, schorpioenen en andere giftige creaturen kwamen naar beneden alsook leeuwen, tijgers, beren en grote olifanten om te verpletteren. (Vedabase)

 

Tekst 47

Grote slangen, schorpioenen en andere giftige beesten kwamen naar beneden en ook leeuwen, tijgers, beren en grote olifanten die alles verpletterden.

Er kwamen grote bomen naar beneden in een laaiende bosbrand en stenen met scherpe punten die het vijandige leger moesten vernietigen. (Vedabase)

 

Tekst 48

Vele honderden spiernaakte vleesetende duivelinnen en duivels, o Heerser, ieder met een drietand in de hand, krijsten 'Steek ze overhoop, snijd ze aan stukken!' en dergelijke. 

Honderden en honderden spiernaakte vleesetende duivelinnen, o heerser, ieder met een drietand in de hand, krijsten 'Steek ze neer, snijd ze aan stukken' en dergelijke. (Vedabase)

 

Tekst 49

Vervolgens waren er diep rommelende, door de wind geteisterde grote wolken te zien in de hemel waaruit, begeleid door donderslagen, gloeiende sintels vielen.

Vervolgens waren er diep rommelende grote wolken te zien in de hemel waaruit gloeiende sintels vielen, begeleid door gewelddadige rukwinden en donderslagen. (Vedabase)

 

Tekst 50

De Daitya schiep een gigantische vuurstorm zo schrikwekkend als Sāmvartaka [het vuur aan het einde der tijden] die door de wind werd voortgedreven om de halfgodenkrijgers te verbranden. 

De Daitya schiep een gigantisch schrikwekkende vuurstorm gelijk Sāmvartaka [het vuur aan het einde der tijden] die door de wind werd meegevoerd om de krijgers der wijsheid te verbranden. (Vedabase)

 

Tekst 51

Daarop vertoonde zich, voor iedereen goed te zien, een zee vol ziedend water met golven die door de wind werden opgestuwd tot een gigantische draaikolk.

Daarop, voor iedereen goed te zien, vertoonde zich een zee vol kolkend water met golven die door de wind werden opgestuwd tot een gigantische draaikolk. (Vedabase)

 

Tekst 52

Aldus raakten de Surastrijders in de strijd ontmoedigd met de illusoire atmosfeer geschapen door de onzichtbare Daitya's, die experts in begoocheling.

Alzo raakten de sura strijders met de vertoning van de illusoire atmosfeer zoals die door de onzichtbare Daitya's werd gepresenteerd, die experts der begoocheling, in de strijd ontmoedigd. (Vedabase)

 

Tekst 53

Niet meer wetend wat ze daar nog tegen konden uitrichten, o Koning, mediteerden de volgelingen van Indra op de Allerhoogste Heer, de Schepper van het Universum, die toen daar voor hen verscheen.

Met lege handen staand niet meer wetend hoe ze die tegenkracht moesten beantwoorden, o Koning, mediteerden de volgelingen van Indra voor de komst van de Allerhoogste Heer, de Schepper van het Universum. (Vedabase)

 

Tekst 54

Met Zijn gele kleding en lotusblaadjesogen werd Hij, wiens voeten rusten op de schouders van Garuda, toen voor hen zichtbaar met al Zijn acht armen en wapens, de Godin van het Geluk en Zijn onschatbare Kaustubha-juweel, Zijn helm en Zijn oorhangers, prachtig tentoongespreid.

Hij met de gele kleding en de lotusblaadjes-ogen, wiens voeten rusten op de schouders van Garuda, werd toen voor hen zichtbaar met Zijn acht armen en wapens, de Godin van het Geluk en Zijn onschatbare Kaustubha-juweel, Zijn helm en Zijn oorhangers, allemaal prachtig tentoongespreid. (Vedabase)

 

Tekst 55

Zo gauw Hij arriveerde werden de valse werken van de Asura verdreven door de superieure macht van de grootste van alle persoonlijkheden. Zoals dat gaat met dromen als men ontwaakt, raakt men verlost van alle gevaar als men zich de Heer weet te herinneren.

Met Zijn komst werden, door de superieure macht van de Grootste der Groten, terstond de illusoire manifestaties van de valse werken van de Asura overwonnen, inderdaad zoals dat gebeurt met dromen als men ontwaakt; alle gevaren zijn verdreven als de herinnering aan de Heer is weergekeerd. (Vedabase)

 

Tekst 56

Toen de demon Kālanemi, die werd gedragen door 'de vijand van de olifanten' [de leeuw], Hem op het slagveld zag die door Garuda wordt gedragen, wierp hij een rondtollende drietand op Hem af. Toen die op Garuda's hoofd afkwam werd hij met gemak onderschept door de Heer van de Drie Werelden en werd vervolgens de vijand tezamen met zijn draagdier met datzelfde wapen door Hem gedood.

Toen de demon Kālanemi die tewerk ging met de vijand der olifanten [de leeuw] Hem die door Garuda wordt gedragen op het slagveld zag, wierp hij een rondtollende drietand op Hem af, maar toen die op Garuda's hoofd afkwam werd die met gemak onderschept, waarna de vijand tezamen met zijn strijdbeest met datzelfde wapen door de Heer der drie Werelden werd gedood. (Vedabase)

 

Tekst 57

De zeer machtige Mālī en Sumālī vielen in de slag. Hun hoofden werden van hun rompen gescheiden door Zijn cakra. Toen daarop de vijand Mālyavān met een puntige knots en brullend als een leeuw de koning van de vogels [Garuda] aanviel, werd ook zijn hoofd eraf gesneden door de schijf van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid.'

De zeer machtige Mālī en Sumālī vielen in de slag toen hun hoofden van hun rompen werden gescheiden door Zijn cakra, waarna de vijand Mālyavān hetzelfde lot van een door de werpschijf van de Oorspronkelijke Persoon afgesneden hoofd wachtte toen hij met een puntige knots en brullend als een leeuw de Koning der Vogels [Garuda] probeerde aan te vallen. (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het schilderij is getiteld: 'Indra Fighting Mahishasura', Vishnu Fighting Madhu and Kaitabha',
Folio from a Devimahatmya (Glory of the Goddess), India, Rajasthan, Sirohi, South Asia1675-1700. Courtesy
LACMA.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties