regelbalk



 

Canto 7

Pañca Tattva

 
 

Hoofdstuk 3: Hiranyakas'ipu's Plan om Onsterfelijk te Worden

(1) S'rî Nârada zei: 'Hiranyakas'ipu, o Koning, wilde graag onoverwinnelijk zijn, vrij van ouderdom en onsterfelijk, de enige echte koning zonder rivalen of tegenstanders. (2) In een vallei bij de Mandara Heuvel volbracht hij een uiterst moeilijke boetedoening waarbij hij, naar boven starend, zijn armen naar de hemel ophief en met de grote tenen van zijn voeten op de grond stond. (3) Uit het haar op zijn hoofd straalde een licht helder als een supernova dat door zijn stralen al de goden die boete deden deed terugkeren naar hun thuisbasis. (4) Teweeggebracht door zijn zware boete verhitte het al de werelden, waarbij zich rook zijwaarts, naar boven en naar beneden verspreidde. (5) De rivieren en oceanen waren in beroering, de eilanden, de bergen en de aarde schudden en de sterren met hun planeten vielen, terwijl de tien windrichtingen in lichterlaaie stonden. (6) Erdoor geschroeid gaven de halfgoden hun verblijfplaatsen op en gingen ze naar het verblijf van Heer Brahmâ om hun leider te melden: 'O Meester van het Universum, we zijn allen getroffen door de boetedoening van de Daityakoning en niet langer in staat onze positie in de hemel te behouden. (7) Alstublieft, kan u er iets aan doen en hier een eind aan maken, o Heer van de hele wereld, of anders is iedereen, die voor u zijn offers brengt, verloren. (8) Kijk nu eens wat hij [Hiranyakas'ipu] zich heeft voorgenomen met zijn uitvoering van die moeilijke boetedoening. U weet er natuurlijk al van - maar niettemin willen we het graag aan u voorleggen. (9-10) [Hij overweegt dit:] 'Heer Brahmâ, die, middels zijn verzaking verzonken in de yoga, de bewegende en niet-bewegende wezens schiep [zie 3.8], heeft zijn troon in al de werelden hoog en laag. Verzonken in de yoga dankzij een zelfs nog zwaardere boetedoening [dan de zijne] zal ik, vanuit het eeuwige van de tijd en de ziel, datzelfde voor mezelf bereiken. (11) Met mijn kracht zal ik deze wereld op zijn kop zetten en alles wat niet klopt anders aanpakken dan voorheen. Wat voor nut hebben alle andere praktijken? De tijd vaagt, na één dag van de schepping, al die werelden van Vishnu toch weer weg!' (12) We ontdekten dat hij, vanuit zijn buitensporige boete, dit van zins is. Kan u alstublieft, naar uw inzicht, de juiste maatregelen nemen, o meester van de drie werelden? (13) Het hoort bij uw positie als de allerhoogste meester van het universum, om te ijveren voor het welzijn, het geluk, de weelde en de overwinning van de tweemaal geborenen en de koeien.'
   

(14) Na aldus op de hoogte gesteld te zijn door de goddelijken, begaf de machtigste persoon, hij die zijn geboorte nam op de lotus, o Koning, zich vergezeld door Bhrigu, Daksha en anderen naar de plaats waar de heer van de Daitya's zijn boete deed. (15-16) Overdekt door een mierenheuvel, gras en bamboe en met zijn vet, huid, vlees en bloed weggevreten door de mieren, kon hij niet worden opgemerkt. Maar hij die de zwaan bereed lachte vol verwondering toen hij zag hoe hij, als een zon verhuld door wolken, al de werelden verhitte met zijn boetedoening. (17) Heer Brahmâ zei: 'Alstublieft kom tevoorschijn, toon uzelf, o zoon van Kas'yapa! Al het goede zij u toegewenst, die zo volmaakt bent in uw boete. Ik, de toekenner van gunsten, ben gekomen. Laat uw keuze mijn zegen voor u zijn. (18) Ik heb persoonlijk gezien hoe groot uw uithoudingsvermogen is en hoe wonderlijk het is dat iemand, wiens lichaam is weggevreten door de wormen en de mieren, erin weet te slagen zijn levensadem bij zijn gebeente te houden. (19) Nog nooit heeft een wijze zoiets gedaan, noch zal enig ander na u dat presteren. Wie kan nu meer dan honderd hemelse jaren [36.000 jaar] zijn levensadem in stand houden zonder maar een druppel water te drinken? (20) O zoon van Diti, door uw besluit deze boete te doen, die zelfs voor de grootste heiligen zeer moeilijk te volbrengen is, hebt u mij voor uzelf gewonnen. (21) Daarom zal ik al uw wensen in vervulling doen gaan, o beste van de Asura's. Als iemand die voorbestemd is te sterven een ontmoeting heeft met een onsterfelijke persoon als ik, zal dat zeker niet vruchteloos zijn.'

(22) S'Nârada zei: 'Dat gezegd hebbende sprenkelde de oorspronkelijke godheid en het eerste levende wezen van het universum goddelijk, alvermogend water uit zijn kamandalu [waterpot] over het lichaam dat door de mieren was opgegeten. (23) Daarmee werd het volle vermogen van zijn geest, zinnen en kracht hersteld. Als vuur dat tevoorschijn springt uit brandhout kwam hij vanuit zijn mierenheuvel begroeid met bamboestaken tevoorschijn met een volledig toegerust jong lichaam zo sterk als een bliksemstraal dat een luister had van gesmolten goud. (24) Toen hij de god recht voor zich zag in de hemel op de zwaan die hem droeg, bracht hij, zeer verheugd over die ontmoeting, hem met zijn hoofd op de grond zijn eerbetuigingen [vergelijk B.G. 9: 23-24 en 2.3: 10]. (25) Nadat hij weer overeind kwam en met eigen ogen de Almachtige zag, begon hij, overweldigd door vreugde, met tranen in zijn ogen en zijn haren overeind, met gevouwen handen en een haperende stem, nederig te bidden. (26-27) S'rî Hiranyakas'ipu zei: 'Aan het einde van een dag van zijn schepping als hij [Heer Brahmâ] onder de invloed van de tijd gehuld is in de hechte duisternis van de onwetendheid, manifesteert deze kosmische schepping zich [opnieuw] bij het licht van de stralen van zijn lichaam. Deze wereld, toegerust met de drie basiskwaliteiten rajas, sattva en tamas [hartstocht, goedheid en onwetendheid], wordt door hem geschapen, gehandhaafd en vernietigd. Die bovenzinnelijke en allerhoogste Heer breng ik mijn respectvolle eerbetuigingen. (28) Het oorspronkelijke levende wezen, het zaadbeginsel van de schepping, de kennis en de wijsheid, hem, de godheid van de levenskracht, de zinnen, de geest en de intelligentie die vanuit zijn hartstocht deze schepping tot stand bracht, bied ik mijn respectvolle eerbetoon. (29) Met de levenskracht tewerk gaand, vormt u de feitelijke beheersing van de bewegende en niet-bewegende schepselen. U bent de oorsprong van alle activiteiten en bent de bepalende geest en bron van inzicht voor alle levende wezens. U bent de grote Heer van de zintuigen van waarnemen en handelen, de controle over de materiële elementen, hun kwaliteiten en de geest daaromtrent [vergelijk B.G. 7: 7]. (30) Middels uw lichaam in de vorm van de drie Veda's propageert u de zeven soorten van plechtigheden [beginnend met de agnishthoma-yajña] van de vier soorten van priesters [bekend als hotâ, adhvaryu, brahma en udgâtâ] en de kennis die er voor nodig is. U bent die ene ziel zonder een begin en een einde van alle vormen van leven, de allerhoogste inspirator en het Ware Zelf vanbinnen. (31) Nergens door beïnvloed, bent u de [verpersoonlijking van de] immer waakzame Tijd die, met ieder van zijn segmenten in de vorm van dagen, uren, minuten en zo meer, de levensduur bekort van alle wezens. U bent het levensbeginsel van deze materiële wereld, het Grote Zelf en de Allerhoogste Heerser die nimmer geboren werd. (32) Er is niets wat onafhankelijk van u bestaat, of het nu hoger ontwikkeld is of slechts lager, zich rondbeweegt of niet. De [Vedische] kennis in al haar geledingen vormt de verscheidenheid van uw lichaam. U bent dat ene gouden levensbeginsel [genaamd hiranya-garbha] die, verheven boven de drie basiskwaliteiten van het universum, groter bent dan de grootste. (33) O Almachtige, u, als de ene ziel en oudste persoon onzichtbaar in uw hemelverblijf, manifesteert de uiterlijkheid van deze kosmische schepping waarmee u de zinnen, levensadem, geest en kwaliteiten geniet [waarmee u ons  hebt uitgerust]. (34) Ik biedt u mijn eerbetuigingen, die Opperheer die, uitgerust met geestelijk èn materieel vermogen, expandeerde tot de onbegrensde, onvoorstelbare, gedaante van dit volkomen geheel.

(35) Als u bereid bent mij de gunst te verlenen die ik verlang, o mijn Heer, o beste van de begunstigers, zorg er dan voor dat ik door geen van de wezens die u schiep de dood zal vinden. (36) Thuis niet noch daarbuiten, gedurende de dag niet noch gedurende de nacht, niet door enig bekend wapen of met een ander ding, op de grond niet en ook niet in de lucht verkerend, noch door een mens of een dier mag ik sterven. (37-38) Levenloze dingen niet noch levensvormen, geen halfgod of demon en ook de grote serpenten mogen me niet doden. Ik moet geen rivalen hebben, ik wil het overwicht hebben in de strijd en de heerschappij over alle belichaamde zielen met inbegrip van de goden van alle leefwerelden. Mijn glorie moet gelijk zijn aan die van u en nimmer mogen de verworvenheden die ik verkreeg door mijn boete in yoga worden verslagen.'

 

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 9 januari, 2019.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî Nârada zei: 'Hiranyakas'ipu, o Koning, wilde graag onoverwinnelijk zijn, vrij van ouderdom en onsterfelijk, de enige echte koning zonder rivalen of tegenstanders.
S'rî Nârada zei: 'Hiranyakas'ipu, o Koning, verlangde het onoverwinnelijk te worden, vrij van ouderdom en zelf onsterfelijk, de ene koning zonder rivalen of tegenstanders. (Vedabase)

 

Tekst 2

In een vallei bij de Mandara Heuvel volbracht hij een uiterst moeilijke boetedoening waarbij hij, naar boven starend, zijn armen naar de hemel ophief en met de grote tenen van zijn voeten op de grond stond.

In een vallei bij de Mandara Heuvel volbracht hij een uiterst moeilijke boetedoening waarbij hij zijn armen ten hemel ophief naar boven starend in de hemel en hij met de grote tenen van zijn voeten op de grond stond. (Vedabase)

 

Tekst 3

Uit het haar op zijn hoofd straalde een licht helder als een supernova dat door zijn stralen al de goden die boete deden deed terugkeren naar hun thuisbasis.

Voortkomend uit het haar op zijn hoofd was er een licht helder als een supernova en door de straling ervan werden al de goden in hun boetepraktijken teruggedreven naar hun eigen plaatsen. (Vedabase)

 

Tekst 4

Teweeggebracht door zijn zware boete verhitte het al de werelden, waarbij zich rook zijwaarts, naar boven en naar beneden verspreidde.

Teweeggebracht door zijn zware boete, met rook zich zijwaarts, naar boven en naar beneden verspreidend, verhitte het al de werelden. (Vedabase)

 

Tekst 5

De rivieren en oceanen waren in beroering, de eilanden, de bergen en de aarde schudden en de sterren met hun planeten vielen, terwijl de tien windrichtingen in lichterlaaie stonden.

De rivieren en oceanen waren in beroering, de eilanden en bergen en de aarde schudden en de sterren met hun planeten vielen met het in lichterlaaie staan van al de tien windrichtingen. (Vedabase)

 

Tekst 6

Erdoor geschroeid gaven de halfgoden hun verblijfplaatsen op en gingen ze naar het verblijf van Heer Brahmâ om hun leider te melden: 'O Meester van het Universum, we zijn allen getroffen door de boetedoening van de Daityakoning en niet langer in staat onze positie in de hemel te behouden.

Daardoor geschroeid gaven de halfgoden hun verblijfplaatsen op en begaven ze zich naar de plaats van Heer Brahmâ om hun leider te melden: 'O Meester van het Universum door de boetedoening van de daitya koning zijn we allen aangetast en niet langer in staat onze posities in de hemel te behouden. (Vedabase)

 

Tekst 7

Alstublieft, kan u er iets aan doen en hier een eind aan maken, o Heer van de hele wereld, of anders is iedereen, die voor u zijn offers brengt, verloren.

Alstublieft, als u het goed dunkt, zouden we hier graag een eind aan gemaakt zien, o Grootheid, of anders zijn allen gehoorzaam aan uw aanbidding verloren. (Vedabase)

 

Tekst 8

Kijk nu eens wat hij [Hiranyakas'ipu] zich heeft voorgenomen met zijn uitvoering van die moeilijke boetedoening. U weet er natuurlijk al van - maar niettemin willen we het graag aan u voorleggen.

Sla acht op dit voornemen van hem in zijn uitvoer van de zo moeilijke boete-oefening; wat zou u ook niet bekend zijn - maar niettemin zouden we dit graag aan u voorleggen:(Vedabase)

 

Tekst 9-10

[Hij overweegt dit:] 'Heer Brahmâ, die, middels zijn verzaking verzonken in de yoga, de bewegende en niet-bewegende wezens schiep [zie 3.8], heeft zijn troon in al de werelden hoog en laag. Verzonken in de yoga dankzij een zelfs nog zwaardere boetedoening [dan de zijne] zal ik, vanuit het eeuwige van de tijd en de ziel, datzelfde voor mezelf bereiken.

'Heer Brahmâ, die door verzaking verzonken in de yoga de bewegende en niet-bewegende wezens schiep [zie 3.8], heeft zijn troon in al de werelden hoog en laag en daarom zal ik dankzij een zelfs nog ernstiger boetedoening verzonken in de yoga, vanuit het eeuwige van de tijd en de ziel, voor mezelf evenzoveel bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 11

Met mijn kracht zal ik deze wereld op zijn kop zetten en alles wat niet klopt anders aanpakken dan voorheen. Wat voor nut hebben alle andere praktijken? De tijd vaagt, na één dag van de schepping, al die werelden van Vishnu toch weer weg!'
Ik zal met mijn kracht deze wereld op zijn kop zetten en opnieuw instellen wat men nu onbehoorlijk noemt; wat is het nut van al die andere praktijken van de volgelingen van Vishnu, per slot van rekening gaan ze allemaal ten onder.' (Vedabase)

 

Tekst 12

We ontdekten dat hij, vanuit zijn buitensporige boete, dit van zins is. Kan u alstublieft, naar uw inzicht, de juiste maatregelen nemen, o meester van de drie werelden?

Van deze aard, zo ontdekten wij, is zijn overtuiging vanuit zijn buitensporige boete; onderneem alstublieft, in uw eigen belang, de nodige stappen, o meester van de drie werelden. (Vedabase)

 

Tekst 13

Het hoort bij uw positie als de allerhoogste meester van het universum, om te ijveren voor het welzijn, het geluk, de weelde en de overwinning van de tweemaal geborenen en de koeien.'

Het is uw positie om de allerhoogste meester in het universum te zijn ter wille van het betere en verhevene van de twee maal geborenen en de koeien, de verlossing en de weelde, het welzijn en de overwinning. (Vedabase)


Tekst 14

Na aldus op de hoogte gesteld te zijn door de goddelijken, begaf de machtigste persoon, hij die zijn geboorte nam op de lotus, o Koning, zich vergezeld door Bhrigu, Daksha en anderen naar de plaats waar de heer van de Daitya's zijn boete deed.

Aldus op de hoogte gesteld door de goddelijken begaf de meest machtige, geboren van de lotus, o Koning, in het gezelschap van Bhrigu, Daksha en anderen zich naar de plaats van boete van de heer der daitya's. (Vedabase)

 

Tekst 15-16

Overdekt door een mierenheuvel, gras en bamboe en met zijn vet, huid, vlees en bloed weggevreten door de mieren, kon hij niet worden opgemerkt. Maar hij die de zwaan bereed lachte vol verwondering toen hij zag hoe hij, als een zon verhuld door wolken, al de werelden verhitte met zijn boetedoening.  

Overdekt door een mierenheuvel, gras en bamboe, met zijn vet, huid, vlees en bloed weggevreten door de mieren, kon hij niet worden opgemerkt, maar hij die de zwaan bereed lachte met verwondering toen hij zag hoe door zijn boete het verhitten van al de werelden versluierd was zoals de zon versluierd wordt door wolken. (Vedabase)

  

Tekst 17

Heer Brahmâ zei: 'Alstublieft kom tevoorschijn, toon uzelf, o zoon van Kas'yapa! Al het goede zij u toegewenst, die zo volmaakt bent in uw boete. Ik, de toekenner van gunsten, ben gekomen. Laat uw keuze mijn zegen voor u zijn.

Heer Brahmâ zei: 'Alstublieft kom tevoorschijn, kom tevoorschijn, o zoon van Kas'yapa, al het goede zij u toegewenst die zo volmaakt bent in uw boete, ik, de toekenner van gunsten ben gekomen, laat wat u van me verlangt mijn zegen zijn. (Vedabase)

 

Tekst 18

Ik heb persoonlijk gezien hoe groot uw uithoudingsvermogen is en hoe wonderlijk het is dat iemand, wiens lichaam is weggevreten door de wormen en de mieren, erin weet te slagen zijn levensadem bij zijn gebeente te houden.

Ik heb persoonlijk gezien hoe groot uw volharding is en hoe verwonderlijk het is dat iemand wiens lichaam is weggevreten door de wormen en de mieren er in geslaagd is zijn levensadem binnen zijn gebeente te behouden. (Vedabase)

 

Tekst 19

Nog nooit heeft een wijze zoiets gedaan, noch zal enig ander na u dat presteren. Wie kan nu meer dan honderd hemelse jaren [36.000 jaar] zijn levensadem in stand houden zonder maar een druppel water te drinken?

Er is nog nooit zoiets volbracht door de wijzen vóór u, noch zal er ook maar iemand na u in slagen; wie o wie zou zonder water te drinken zijn levensadem in stand kunnen houden voor meer dan honderd hemelse jaren [36.000 jaar]? (Vedabase)

 

Tekst 20

O zoon van Diti, door uw besluit deze boete te doen, die zelfs voor de grootste heiligen zeer moeilijk te volbrengen is, hebt u mij voor uzelf gewonnen.

O zoon van Diti, door uw besluit een vorm van boete te doen die zelfs voor de grootste heiligen zeer moeilijk is, hebt u mij overwonnen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Daarom zal ik al uw wensen in vervulling doen gaan, o beste van de Asura's. Als iemand die voorbestemd is te sterven een ontmoeting heeft met een onsterfelijke persoon als ik, zal dat zeker niet vruchteloos zijn.'


Tekst 22

S'rî Nârada zei: 'Dat gezegd hebbende sprenkelde de oorspronkelijke godheid en het eerste levende wezen van het universum goddelijk, alvermogend water uit zijn kamandalu [waterpot] over het lichaam dat door de mieren was opgegeten.

S'rî Nârada zei: 'Aldus sprekend sprenkelde de oorspronkelijke godheid en het eerste levende wezen van het universum, goddelijk, alvermogend en onfeilbaar water vanuit zijn kamandalu [waterpot] over het door de mieren opgegeten lichaam. (Vedabase)

 

Tekst 23

Daarmee werd het volle vermogen van zijn geest, zinnen en kracht hersteld. Als vuur dat tevoorschijn springt uit brandhout kwam hij vanuit zijn mierenheuvel begroeid met bamboestaken tevoorschijn met een volledig toegerust jong lichaam zo sterk als een bliksemstraal dat een luister had van gesmolten goud.

Daarvan herstelde hij, vanuit zijn mierenheuvel en zijn bamboe, zich volledig qua geest, zinnen en kracht in al zijn leden; hij verhief zich, als vuur tevoorschijn springend uit brandhout, met een jong lichaam zo sterk als een bliksemstraal dat een luister had van gesmolten goud. (Vedabase)


Tekst 24

Toen hij de god recht voor zich zag in de hemel op de zwaan die hem droeg, bracht hij, zeer verheugd over die ontmoeting, hem met zijn hoofd op de grond zijn eerbetuigingen  [vergelijk B.G. 9: 23-24 en 2.3: 10].

Toen hij de god recht voor zich zag in de hemel op de zwaan die hem droeg, bracht hij, zeer verheugd Heer Brahmâ te ontmoeten, hem met zijn hoofd naar de grond zijn eerbetuigingen [vergelijk B.G. 9: 23-24 en 2.3: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 25

Nadat hij weer overeind kwam en met eigen ogen de Almachtige zag, begon hij, overweldigd door vreugde, met tranen in zijn ogen en zijn haren overeind, met gevouwen handen en een haperende stem, nederig te bidden.

Toen hij weer overeind komend met zijn eigen ogen de Almachtige aanschouwde begon hij, overweldigd door een jubelstemming, met tranen in zijn ogen en zijn haren overeind met gevouwen handen en een haperende stem, nederig te bidden. (Vedabase)

 

Tekst 26-27

S'rî Hiranyakas'ipu zei: 'Aan het einde van een dag van zijn schepping als hij [Heer Brahmâ] onder de invloed van de tijd gehuld is in de hechte duisternis van de onwetendheid, manifesteert deze kosmische schepping zich [opnieuw] bij het licht van de stralen van zijn lichaam. Deze wereld, toegerust met de drie basiskwaliteiten rajas, sattva en tamas [hartstocht, goedheid en onwetendheid], wordt door hem geschapen, gehandhaafd en vernietigd. Die bovenzinnelijke en allerhoogste Heer breng ik mijn respectvolle eerbetuigingen.

S'rî Hiranyakas'ipu zei: 'Aan het einde van zijn dag als hij onder de invloed van de tijd is overdekt door de hechte duisternis der onwetendheid, wordt door de eigen gloed van de stralen van zijn lichaam deze kosmische schepping gemanifesteerd. Deze wereld wordt door hemzelf èn gestuurd door de drie geaardheden van rajas, sattva en tamas [hartstocht, goedheid en onwetendheid], geschapen, gehandhaafd en vernietigd. Mijn respectvolle eerbetuigingen aan die bovenzinnelijke en allerhoogste Heer. (Vedabase)

 

Tekst 28

Het oorspronkelijke levende wezen, het zaadbeginsel van de schepping, de kennis en de wijsheid, hem, de godheid van de levenskracht, de zinnen, de geest en de intelligentie die vanuit zijn hartstocht deze schepping tot stand bracht, bied ik mijn respectvolle eerbetoon.

Mijn respectvolle eerbetoon voor het oorspronkelijke levende wezen, het zaadbeginsel van de schepping, de kennis en de wijsheid; voor de godheid van de levenskracht, de zinnen, de geest en de intelligentie, die door zijn werken de schepping tot stand bracht. (Vedabase)

 

Tekst 29

Met de levenskracht tewerk gaand, vormt u de feitelijke beheersing van de bewegende en niet-bewegende schepselen. U bent de oorsprong van alle activiteiten en bent de bepalende geest en bron van inzicht voor alle levende wezens. U bent de grote Heer van de zintuigen van waarnemen en handelen, de controle over de materiële elementen, hun kwaliteiten en de geest daaromtrent [vergelijk B.G. 7: 7].

Aan u is de feitelijke heerschappij over de bewegende en de niet-bewegende wezens; met de levenskracht bent u de bron van alles wat er gebeurt en de oorspronkelijke bedenker en bron van inzicht voor allen die in leven zijn; de grote meester van de zintuigen van waarnemen en handelen bent u, de beheerser van alle verlangen, de materiële elementen en hun kwaliteiten [vergelijk B.G. 7: 7]. (Vedabase)

 

Tekst 30

Middels uw lichaam in de vorm van de drie Veda's propageert u de zeven soorten van plechtigheden [beginnend met de agnishthoma-yajña] van de vier soorten van priesters [bekend als hotâ, adhvaryu, brahma en udgâtâ] en de kennis die er voor nodig is. U bent die ene ziel zonder een begin en een einde van alle vormen van leven, de allerhoogste inspirator en het Ware Zelf vanbinnen.

Door uw lichaam van de drie Veda's verspreidt u de zeven soorten van plechtigheden [beginnend met de agnishthoma-yajña] van de vier soorten van priesters [bekend als hotâ, adhvaryu, brahma en udgâtâ] en de benodigde kennis; u bent die ene ziel van alle vormen van leven zonder een aanvang en zonder een eind; de allerhoogste inspirator en het Ware Zelf van binnen.(Vedabase)

  

Tekst 31

Nergens door beïnvloed, bent u de [verpersoonlijking van de] immer waakzame Tijd die, met ieder van zijn segmenten in de vorm van dagen, uren, minuten en zo meer, de levensduur bekort van alle wezens. U bent het levensbeginsel van deze materiële wereld, het Grote Zelf en de Allerhoogste Heerser die nimmer geboren werd.

Zonder er zelf door aangedaan te zijn, bent u waarlijk de Tijd die eeuwig waakzaam is en de levensduur bekort van alle wezens met ieder van zijn segmenten; van deze materiële wereld bent u het Grote Zelf en de ongeboren Allerhoogste Beheerser zowel als de essentiële oorzaak van het leven. (Vedabase)


Tekst 32

Er is niets wat onafhankelijk van u bestaat, of het nu hoger ontwikkeld is of slechts lager, zich rondbeweegt of niet. De [Vedische] kennis in al haar geledingen vormt de verscheidenheid van uw lichaam. U bent dat ene gouden levensbeginsel [genaamd hiranya-garbha] die, verheven boven de drie basiskwaliteiten van het universum, groter bent dan de grootste.

Er is niets wat onafhankelijk van u bestaat, of het nu hoger ontwikkeld is of zelfs maar lager, beweegt of niet beweegt, terwijl de kennis in al zijn geledingen het verschil uitmaakt van de uiteenlopende kenmerken van uw lichaam; u bent die Ene groter dan de grootste, verheven boven de drie geaardheden, die het universum in zijn buik houdt. (Vedabase)

 

Tekst 33

O Almachtige, u, als de ene ziel en oudste persoon onzichtbaar in uw hemelverblijf, manifesteert de uiterlijkheid van deze kosmische schepping waarmee u de zinnen, levensadem, geest en kwaliteiten geniet [waarmee u ons hebt uitgerust].

Zich bevindend in uw verblijf geniet u ongezien, als de Allerhoogste, de Ziel en de oudste persoon het gemanifesteerde, o Almachtige, deze kosmische manifestatie die het uitwendige van u vormt waarvan we de zinnen, de levensadem en de kwaliteiten hebben. (Vedabase)

Tekst 34

Ik biedt u mijn eerbetuigingen, die Opperheer die, uitgerust met geestelijk èn materieel vermogen, expandeerde tot de onbegrensde, onvoorstelbare, gedaante van dit volkomen geheel.

Door deze onbegrensde, onvoorstelbare, gedaante van u is er dit geheel van alles bij elkaar wat zich uitbreidde met zijn materiële en spirituele vermogen; hem aldus toegerust, hem die Allerhoogste Meester van God, biedt ik mijn eerbetuigingen.' (Vedabase)


Tekst 35

Als u bereid bent mij de gunst te verlenen die ik verlang, o mijn Heer, o beste van de begunstigers, zorg er dan voor dat ik door geen van de wezens die u schiep de dood zal vinden.

Als u bereid bent mij de gunst die ik verlang te verlenen, o schenker van alle genade, laat het dan, o mijn Heer, zo zijn dat ik door geen van de wezens door u geschapen de dood zal vinden. (Vedabase)

 

Tekst 36

Thuis niet noch daarbuiten, gedurende de dag niet noch gedurende de nacht, niet door enig bekend wapen of met een ander ding, op de grond niet en ook niet in de lucht verkerend, noch door een mens of een dier mag ik sterven.

Noch thuis noch daarbuiten, niet gedurende de dag noch gedurende de nacht, noch van enige andere god zelfs of door enig bekend wapen, noch op de grond noch in de hemel mag ik sterven. (Vedabase)

 

Tekst 37-38

Levenloze dingen niet noch levensvormen, geen halfgod of demon en ook de grote serpenten mogen me niet doden. Ik moet geen rivalen hebben, ik wil het overwicht hebben in de strijd en de heerschappij over alle belichaamde zielen met inbegrip van de goden van alle leefwerelden. Mijn glorie moet gelijk zijn aan die van u en nimmer mogen de verworvenheden die ik verkreeg door mijn boete in yoga worden verslagen.'

Levenloze dingen noch levensvormen, halfgod noch demon en ook de grote serpenten mogen me niet doden; ik moet geen rivalen hebben, het overwicht hebben in de strijd en de heerschappij hebben over alle belichaamden met inbegrip van de goden van alle leefwerelden; aan mij de glorie gelijk die van u en nimmer mogen de verworvenheden verkregen door de boete in yoga worden verslagen.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De tekening is getiteld "Satan before the Throne of God"
en komt uit 'Illustrations to the book of Job' (Linnell set, obj. 2).
Hij is van William Blake, 1821. Bron:
William Blake Archive.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties