regelbalk



 

Canto 5

Prabhupāda Pranāti

 

 

Hoofdstuk 2: De Activitieiten van Mahārāja Āgnīdhra

(1) S'rī S'uka zei: 'Toen zijn vader aldus had gekozen voor het pad van de bevrijding en Āgnīdhra, zoals opgedragen, zijn plaats innam, beschermde hij, strikt het dharma volgend, de burgers, de bewoners van Jambūdvīpa, als waren ze zijn kinderen. (2) Op een dag wenste hij zich een vrouw uit het bereik van de goddelijken en ging hij over tot verzakingen aan de voet van de bergen waar ze zich vermaken. Nadat hij, in overeenstemming met de regels van zijn voorvaderen, alle benodigdheden voor de eredienst bijeen had gebracht, was hij vol aandacht boetvaardig van eerbetoon voor de meester, de hoogste macht van de schepping in het universum [Heer Brahmā]. (3) Met begrip [voor zijn wens] zond de machtige Heer, de eerste persoon van het universum, vanuit zijn bereik een hemels meisje, de Apsara Pūrvacitti, naar beneden. (4) Ze wandelde daar rond in de bossen bij die meditatieplek, die zeer mooi vol stond met allerlei bomen en massa's hoog reikende goudgele klimplanten gehecht aan de takken. Bij het heldere water van het meer vol lotussen weerklonk het van de aangename geluiden van communicerende paartjes landvogels en de weer op hen reagerende watervogels, zoals eenden en zwanen. (5) A Vishnu to worshipDe prins hoorde toen, in de vervoering van zijn yoga, de aangename geluiden van haar enkelbelletjes, die tinkelden bij iedere stap die ze deed met haar zo bijzonder aantrekkelijke manier van speels rondbewegen. Opkijkend met zijn half open ogen die de vorm hadden van lotusknoppen, ontdekte hij haar. (6) Vlakbij als een honingbij aan de prachtige bloemen ruikend, maakte ze, met haar speelse bewegingen, verlegen blikken en bescheidenheid, met haar lieflijke stem en ledematen prachtig om te zien en aan te denken, voor zowel de normale man als de mannen van de hemel, de weg vrij voor de bloemendragende god van de liefde. De godin was verbijsterend, met het laten horen van de zoete nectar van haar stem die uit haar glimlachende en pratende mond stroomde, de aanblik van de haastige, stijlvolle, kleine bewegingen van haar voeten in reactie op de bedwelmde bijen die haar omringden, de bewegingen van haar goed gevulde borsten, het gewicht van haar heupen, de tressen van haar haar en de gordel om haar middel. De enkele aanblik van de godin bracht hem volledig onder controle van de almachtige Cupido en dus greep hij de kans haar aan te spreken.

(7) 'Wie ben jij en wat ben je van plan op deze berghelling, o keuze van de muni's? Ben je een of andere geestverschijning van de Allerhoogste Heer, onze God in het voorbije? Lieve vriendin, heb je die twee bogen zonder pezen [je wenkbrauwen] bij je voor je eigen bescherming of maak je jacht op de onbezorgde beesten in dit bos? (8) Deze twee pijlen [deze ogen] van jou, o fortuinlijke dame, die veren hebben als lotusblaadjes, bezitten geen schacht en zijn vredig en zeer mooi. Wie wil je, hier rondhangend, met hun scherpe punten doorboren? Moge jouw macht het welzijn van ons allen dienen die maar traag van begrip dit niet begrijpen! (9) Al deze volgelingen om je heen [de bijen], o aanbiddelijke dame, zijn, met hun genieten van je haarlokken en de tal van bloemen die eruit vallen, met al hun onophoudelijk zingen voor de Heer, de Sāma Veda en de Upanishad aan het reciteren, alsof ze wijzen zijn met achting voor de verschillende afdelingen van de Veda. (10) Van het geluid gemaakt door alleen al je enkelbelletjes kan ik heel duidelijk de tittirivogeltjes horen, o brahmaan[s meisje], zonder dat ik ze kan zien. Kijkend naar je prachtige ronde heupen met hun mooie kleur van kadambabloemen met daaromheen een gordel zo rood als gloeiende kolen, vraag ik me af waar je [ascetische] berkenbastkleding zou zijn. (11) En wat, o tweemaal geborene, vult die twee hoorns, o hemelse verschijning van de schoonheid, die je bij je zo slanke middel draagt? Wat bevatten ze dat zo aantrekkelijk is voor mijn ogen? En wat is dat geurige rode poeder op hen beide waarmee jij, o boodschapper van het geluk, mijn geestelijk oord parfumeert? (12) Laat me alsjeblieft zien waar je woont, o liefste vriendin. Waar in godsnaam werd iemand zo prachtig van lijf en leden als jij geboren? Voor iemand als ik zijn de vele wonderen van jouw lieflijke woorden en uitnodigende gebaren, die zo zoet als nectar zijn voor de mond, iets heel opwindends. (13) En wat voor voedsel heb je in je mond? Ik ruik de zuivere ingrediėnten van wat je kauwt, mijn liefste. Je moet wel een expansie zijn van Heer Vishnu, met je twee wijd open ogen en rusteloze, schitterende haaivormige hangers aan je oren, je rijen blinkend witte tanden en je gezicht dat is als een meer temidden van de bijen om je heen. (14) Mijn ogen krijgen geen rust met de bal die je lotusvormige handpalm alle richtingen opstuurt. Kan het je niets schelen dat je krullende haar loshangt? Bezorgt die jurk van je je geen moeilijkheden zoals die door de wind wordt opgetild, als was het een man die zich aangetrokken voelt tot een vrouw? (15) O schoonheid, o schat van de wijzen, door welke verzaking slaagde je erin op deze manier [met dit lichaam] zo feilloos de boetedoening te ontregelen van  iedere teruggetrokken ziel? Je zou de verzaking samen met mij moeten beoefenen, o vriendin. Misschien ben je wel voor mij weggelegd omdat de schepper van het geschapene [Brahmā] tevreden over mij is. (16) Ik zal jou niet opgeven, mijn liefste schat die me geschonken werd door de god van de geestelijke wedergeboorte. Ik heb mijn geest en ogen op jouw gevestigd, ik zal je niet in de steek laten en je dicht bij me houden, o schoonheid met je mooie borsten. Ik ben je volgeling, leid me waarheen je maar wilt en laten je beste vriendinnen maar volgen.'

(17) S'rī S'uka zei: 'Zeer bedreven in het inpalmen van vrouwen slaagde hij er aldus zo intelligent als de goden in met zijn woordkeus de gunst van het hemelse meisje te winnen. (18) Zij die zich ook van haar kant aangetrokken voelde tot de intelligentie, manieren, schoonheid, jeugd, rijkdom en de edelmoedigheid van die meester onder de helden, genoot toen voor een oneindig, talloos aantal jaren de tijd doorbrengend in gehechtheid aan hem als de koning van Jambūdvīpa, van alle aardse en hemelse geneugten. (19) Hij, Āgnīdhra, de beste van de koningen, slaagde erin in haar negen zoons te verwekken die de namen Nābhi, Kimpurusha, Harivarsha, Ilāvrita, Ramyaka, Hiranmaya, Kuru, Bhadrās'va en Ketumāla droegen. (20) Nadat ze jaar na jaar haar zoons het leven had geschonken, verliet Pūrvacitti haar huis om weer terug te keren naar de ongeboren godheid [Brahmā]. (21) De zonen van Āgnīdhra, die dankzij de zorg van hun moeder sterke, goed gebouwde lichamen hadden, kregen door hun vader de verschillende en met hun eigen namen aangeduide delen van Jambūdvīpa toebedeeld om over te regeren [waarschijnlijk het Euraziatische continent]. (22) Koning Āgnīdhra dacht, onbevredigd in zijn verlangens, iedere dag meer en meer aan de hemelse vrouw en bereikte zoals de geschriften het [in bv. B.G. 8: 6] beschrijven [daarmee] de plaats in de hemel waar zij verbleef, de plaats [Pitriloka] waar de voorvaderen in verrukking leven. (23) Na het vertrek van hun vader huwden de negen broers de negen dochters van Meru genaamd Merudevī, Pratirūpā, Ugradamshthrī, Latā, Ramyā, S'yāmā, Nārī, Bhadrā en Devavīti.'

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 2 februari 2018. 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Toen zijn vader aldus had gekozen voor het pad van de bevrijding en Āgnīdhra, zoals opgedragen, zijn plaats innam, beschermde hij, strikt het dharma volgend, de burgers, de bewoners van Jambūdvīpa, als waren ze zijn kinderen.

S'rī S'uka zei: 'Toen zijn vader aldus zich begaf op het pad der bevrijding en Āgnīdhra, zoals hij had opgedragen, zijn plaats innam, beschermde hij, met het strikt in acht nemen van de principes, de burgers, de bewoners van Jambūdvīpa, als waren ze zijn kinderen. (Vedabase)

 

Tekst 2

Op een dag wenste hij zich een vrouw uit het bereik van de goddelijken en ging hij over tot verzakingen aan de voet van de bergen waar ze zich vermaken. Nadat hij, in overeenstemming met de regels van zijn voorvaderen, alle benodigdheden voor de eredienst bijeen had gebracht, was hij vol aandacht boetvaardig van eerbetoon voor de meester, de hoogste macht van de schepping in het universum [Heer Brahmā].

Eens, zich een vrouw uit het bereik der goddelijken wensend, raakte hij aan de voet van de bergen, naar zijn voorvaderen alle benodigdheden voor de eredienst bijeen gebracht hebbend, verzonken in de geest der boetvaardigen, en gaf hij zich over aan verzakingen en was hij van eerbetoon voor de meester, de hoogste macht van het geschapene in het universum [Heer Brahmā]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Met begrip [voor zijn wens] zond de machtige Heer, de eerste persoon van het universum, vanuit zijn bereik een hemels meisje, de Apsara Pūrvacitti, naar beneden.

Dat begrijpend zond de Machtige Heer, de eerste persoon van het universum, vanuit zijn verblijf een hemels meisje, de Apsara Pūrvacitti naar beneden. (Vedabase)

 

Tekst 4

Ze wandelde daar rond in de bossen bij die meditatieplek, die zeer mooi vol stond met allerlei bomen en massa's hoog reikende goudgele klimplanten gehecht aan de takken. Bij het heldere water van het meer vol lotussen weerklonk het van de aangename geluiden van communicerende paartjes landvogels en de weer op hen reagerende watervogels, zoals eenden en zwanen.

Rondwandelend in de bossen was zij toen daar te vinden in die plaats van meditatie, welke zeer mooi was met een schat aan allerlei bomen en massa's hoog reikende gouden klimplanten gehecht aan de takken. In het heldere water van het meer vol lotussen, zong ze mee met het klanken van de aangename geluiden van de communicerende paartjes landvogels en watervogels als eenden, zwanen en dergelijke. (Vedabase)

 

Tekst 5

De prins hoorde toen, in de vervoering van zijn yoga, de aangename geluiden van haar enkelbelletjes, die tinkelden bij iedere stap die ze deed met haar zo bijzonder aantrekkelijke manier van speels rondbewegen. Opkijkend met zijn half open ogen die de vorm hadden van lotusknoppen, ontdekte hij haar.

De zoon van de god der mensen nu, hoorde, in de vervoering van zijn yoga, de aangename geluiden van haar enkelbelletjes die tinkelden bij iedere stap van haar zo bijzonder aantrekkelijke manier van speels rondbewegen en, opkijkend met zijn half open ogen, die de vorm hadden van lotusknoppen, ontwaarde hij haar. (Vedabase)

 

Tekst 6

Vlakbij als een honingbij aan de prachtige bloemen ruikend, maakte ze, met haar speelse bewegingen, verlegen blikken en bescheidenheid, met haar lieflijke stem en ledematen prachtig om te zien en aan te denken, voor zowel de normale man als de mannen van de hemel, de weg vrij voor de bloemendragende god van de liefde. De godin was verbijsterend, met het laten horen van de zoete nectar van haar stem die uit haar glimlachende en pratende mond stroomde, de aanblik van de haastige, stijlvolle, kleine bewegingen van haar voeten in reactie op de bedwelmde bijen die haar omringden, de bewegingen van haar goed gevulde borsten, het gewicht van haar heupen, de tressen van haar haar en de gordel om haar middel. De enkele aanblik van de godin bracht hem volledig onder controle van de almachtige Cupido en dus greep hij de kans haar aan te spreken.

Dichtbij, daadwerkelijk als een honingbij aan de prachtige bloemen ruikend, maakte ze met het plezier ontleend aan haar speelse bewegingen, verlegen blikken en bescheidenheid, haar lieflijke stem en leden, voor de ogen en het denken van zowel de normale man als de mannen van de hemel, de weg vrij voor de bloemendragende god der liefde. De godin was verbijsterend met het plezier van het horen van de zoete nectar die uit haar glimlachende en pratende mond stroomde, de aanblik van de haastige, stijlvolle, kleine bewegingen van haar voeten in reactie op de bedwelmde bijen die haar omringden, de bewegingen van haar goed gevulde borsten, het gewicht van haar heupen, de tressen van haar haar en de gordel om haar middel. Door de enkele aanblik van de godin volledig in de greep van de almachtige Cupido geraakt, greep hij toen de kans haar aan te spreken. (Vedabase)

 

Tekst 7

'Wie ben jij en wat ben je van plan op deze berghelling, o keuze van de muni's? Ben je een of andere geestverschijning van de Allerhoogste Heer, onze God in het voorbije? Lieve vriendin, heb je die twee bogen zonder pezen [je wenkbrauwen] bij je voor je eigen bescherming of maak je jacht op de onbezorgde beesten in dit bos?

'Wie ben jij en waar ben je op uit op deze berghelling, o keuze der muni's; ben je een of andere geestverschijning van de Allerhoogste Heer, onze God in het voorbije, met de twee bogen zonder pezen [haar wenkbrauwen] die je met je meevoert; is het terwille van jezelf of van een vriend dat je hier bent, of ben je van zins jacht te maken op de gekke beesten in dit bos? (Vedabase)?

 

Tekst 8

Deze twee pijlen [deze ogen] van jou, o fortuinlijke dame, die veren hebben als lotusblaadjes, bezitten geen schacht en zijn vredig en zeer mooi. Wie wil je, hier rondhangend, met hun scherpe punten doorboren? Moge jouw macht het welzijn van ons allen dienen die maar traag van begrip dit niet begrijpen!

Deze twee pijlen [deze ogen] van jou, o magische schone, die veren hebben als lotusblaadjes, hebben geen schacht en zijn vreedzaam en zeer mooi; wie is het die jij, hier rondhangend, met hun scherpe punten wilt doorboren; moge jouw kunnen er zijn voor het welzijn van ons allen die maar traag in hun denken dit niet begrijpen! (Vedabase)

 

Tekst 9

Al deze volgelingen om je heen [de bijen], o aanbiddelijke dame, zijn, met hun genieten van je haarlokken en de tal van bloemen die eruit vallen, met al hun onophoudelijk zingen voor de Heer, de Sāma Veda en de Upanishad aan het reciteren, alsof ze wijzen zijn met achting voor de verschillende afdelingen van de Veda.

Deze volgelingen om je heen [de bijen] o aanbiddelijke, zijn, met hun genieten van je haarlokken en de tal van bloemen die eruit vallen, onophoudelijk allen zingend voor de Heer, de Sāmaveda en de Upanishad aan het reciteren, als waren ze wijzen van respect voor de afdelingen van de Veda. (Vedabase)

 

Tekst 10

Van het geluid gemaakt door alleen al je enkelbelletjes kan ik heel duidelijk de tittirivogeltjes horen, o brahmaan[s meisje], zonder dat ik ze kan zien. Kijkend naar je prachtige ronde heupen met hun mooie kleur van kadambabloemen met daaromheen een gordel zo rood als gloeiende kolen, vraag ik me af waar je [ascetische] berkenbastkleding zou zijn.

Van het geluid gemaakt door alleen al je enkelbelletjes kan ik heel duidelijk de tittiri vogeltjes horen, o liefde van Brahmā, zonder dat ik hun vorm zie; ben je eigenlijk wel aangekleed, daar ik je prachtige ronde heupen kan zien met hun mooie kleur van kadambabloemen met daaromheen een gordel zo rood als gloeiende kolen. (Vedabase)


Tekst 11

En wat, o tweemaal geborene, vult die twee hoorns, o hemelse verschijning van de schoonheid, die je bij je zo slanke middel draagt? Wat bevatten ze dat zo aantrekkelijk is voor mijn ogen? En wat is dat geurige rode poeder op hen beide waarmee jij, o boodschapper van het geluk, mijn geestelijk oord parfumeert?

En wat vult die twee hoorns, o hemelse verschijning der schoonheid, die je bij je zo slanke middel draagt? Wat bevatten ze dat zo aantrekkelijk is voor mijn ogen? En wat is dat geurige rode poeder op hen beide waarmee je, o bode van het geluk, mijn spirituele verblijfplaats parfumeert? (Vedabase)

 

Tekst 12

Laat me alsjeblieft zien waar je woont o liefste vriendin. Waar in godsnaam werd iemand zo prachtig van lijf en leden als jij geboren? Voor iemand als ik zijn de vele wonderen van jouw lieflijke woorden en uitnodigende gebaren, die zo zoet als nectar zijn voor de mond, iets heel opwindends.

Laat me alsjeblieft zien waar je woont, o liefste vriendin; waar in godsnaam werd iemand zo prachtig van leden als jij geboren? Voor een persoon als ik zijn de vele wonderen van jouw lieflijke woorden en uitnodigende gebaren, die zo zoet als nectar zijn voor de mond, iets zeer opwekkends. (Vedabase)

 

Tekst 13

En wat voor voedsel heb je in je mond? Ik ruik de zuivere ingrediėnten van wat je kauwt, mijn liefste. Je moet wel een expansie zijn van Heer Vishnu, met je twee wijd open ogen en rusteloze, schitterende haaivormige hangers aan  je oren, je rijen blinkend witte tanden en je gezicht dat is als een meer temidden van de bijen om je heen.

En waar leef je op, met het kauwen van de betel der offers [een rode smakelijke noot], mijn beste; je moet zijn voortgekomen als een deel van Vishnu, met je twee wijd open schitterende haaien van ogen en je oren met hun rusteloze visvormige oorhangers, de rijen van je schitterende tanden en je gezicht dat is als een meer temidden van de bijen om je heen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Mijn ogen krijgen geen rust met de bal die je lotusvormige handpalm alle richtingen opstuurt. Kan het je niets schelen dat je krullende haar loshangt? Bezorgt die jurk van je je geen moeilijkheden zoals die door de wind wordt opgetild, als was het een man die zich aangetrokken voelt tot een vrouw?

Mijn ogen kennen geen rust in alle richtingen bewegend, afgeleid door de bal geraakt door je lotusvormige handpalm. Maal je niet om al je loshangende krullende haar? Bezorgt die jurk van je je geen moeilijkheden zoals die door de wind wordt opgetild zoals een man dat doet die zich aangetrokken voelt tot een vrouw? (Vedabase)

 

Tekst 15

O schoonheid, o schat van de wijzen, door welke verzaking slaagde je erin op deze manier [met dit lichaam] zo feilloos de boetedoening te ontregelen van  iedere teruggetrokken ziel? Je zou de verzaking samen met mij moeten beoefenen, o vriendin. Misschien ben je wel voor mij weggelegd omdat de schepper van het geschapene [Brahmā] tevreden over mij is.

O schoonheid, schat der wijzen, bij de genade van welke verzaking slaagde je erin op deze manier zo feilloos de boetedoening te ontregelen van allen die zich teruggetrokken hebben. Je zou het verzaken met mij moeten beoefenen, o vriendin, daar je misschien wel, met de schepper van het geschapene [Brahmā] tevreden over mij, bedoeld bent voor mij. (Vedabase)

 

Tekst 16

Ik zal jou niet opgeven, mijn liefste schat die me geschonken werd door de god van de geestelijke wedergeboorte. Ik heb mijn geest en ogen op jouw gevestigd, ik zal je niet in de steek laten en je dicht bij me houden, o schoonheid met je mooie borsten. Ik ben je volgeling, leid me waarheen je maar wilt en laten je beste vriendinnen maar volgen.'

Ik zal jou niet opgeven, op wie, geschonken door de god der geestelijke wedergeboorte, ik mijn geest en ogen heb gevestigd; ik zal je niet in de steek laten en je dicht bij me houden, o schoonheid van de borsten; leidt me zoals je wenst, ik ben je volgeling, waarheen dan ook de fijnste van je vriendinnen je volgen mogen. (Vedabase)
 
Tekst 17

S'rī S'uka zei: 'Zeer bedreven in het inpalmen van vrouwen slaagde hij er aldus zo intelligent als de goden in met zijn woordkeus de gunst van het hemelse meisje te winnen.

S'rī S'uka zei: 'Aldus slaagde hij, zeer bedreven in het inpalmen van vrouwen, er met de intelligentie der goden met zijn vleierij in aan de smaak van het hemelse meisje te beantwoorden en won hij haar gunst. (Vedabase)

 

Tekst 18

Zij die zich ook van haar kant aangetrokken voelde tot de intelligentie, manieren, schoonheid, jeugd, rijkdom en de edelmoedigheid van die meester onder de helden, genoot toen voor een oneindig, talloos aantal jaren de tijd doorbrengend in gehechtheid aan hem als de koning van Jambūdvīpa, van alle aardse en hemelse geneugten.

Zij in haar geest eveneens bekoord door de intelligentie, manieren, schoonheid, jeugd, het kunnen en de grootmoedigheid van hem, de meester onder de helden, genoot voor een oneindig, talloos aantal jaren van alle geneugten tussen hemel en aarde, de tijd met hem als zijnde de koning van Jambūdvīpa doorbrengend. (Vedabase)

 

Tekst 19

Hij, Āgnīdhra, de beste van de koningen, slaagde erin in haar negen zoons te verwekken die de namen Nābhi, Kimpurusha, Harivarsha, Ilāvrita, Ramyaka, Hiranmaya, Kuru, Bhadrās'va en Ketumāla droegen.

Hij, Āgnīdhra, de beste der koningen, slaagde erin in haar negen zoons te verwekken die de namen Nābhi, Kimpurusha, Harivarsha, Ilāvrita, Ramyaka, Hiranmaya, Kuru, Bhadrās'va en Ketumāla droegen. (Vedabase)

 

Tekst 20

Nadat ze jaar na jaar haar zoons het leven had geschonken, verliet Pūrvacitti haar huis om weer terug te keren naar de ongeboren godheid [Brahmā].

Nadat ze jaar na jaar het leven had geschonken aan haar zoons, verliet Pūrvacitti haar huis om er zeker van te zijn dat ze weer zou terugkeren naar de ongeboren god. (Vedabase)

 

Tekst 21

De zonen van Āgnīdhra, die dankzij de zorg van hun moeder sterke, goed gebouwde lichamen hadden, kregen door hun vader de verschillende en met hun eigen namen aangeduide delen van Jambūdvīpa toebedeeld om over te regeren [waarschijnlijk het Euraziatische continent].

Dankzij de kwaliteit van hun moeder verkregen de zonen van Āgnīdhra sterke, goed gebouwde lichamen en verdeelde de vader, naar gelang ieder zijn naam, naar behoren de verschillende delen van Jambūdvīpa [waarschijnlijk het euraziatische continent] om door hen te worden geregeerd. (Vedabase)

 

Tekst 22

Koning Āgnīdhra dacht, onbevredigd in zijn verlangens, iedere dag meer en meer aan de hemelse vrouw en bereikte zoals de geschriften het [in bv. B.G. 8: 6] beschrijven [daarmee] de plaats in de hemel waar zij verbleef, de plaats [Pitriloka] waar de voorvaderen in verrukking leven.

Āgnīdhra, de koning, niet geheel bevredigd in zijn verlangens en iedere dag meer en meer aan haar denkend, bracht het met de Veda's zover als tot die plaats van haar, waar de voorvaderen in verrukking leven. (Vedabase)

 

Tekst 23

Na het vertrek van hun vader huwden de negen broers de negen dochters van Meru genaamd Merudevī, Pratirūpā, Ugradamshthrī, Latā, Ramyā, S'yāmā, Nārī, Bhadrā en Devavīti.'

Na het vertrek van hun vader huwden de negen broers de negen dochters van Meru genaamd Merudevī, Pratirūpā, Ugradamshthrī, Latā, Ramyā, S'yāmā, Nārī, Bhadrā en Devavīti. (Vedabase)

  

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij is getiteld: 'Vasanti" en is geschilderd door Raja Ravi Varma.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.




 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties