regelbalk




 

Canto 1

S'rī Krishna Caitanya

 

 

Hoofdstuk 14: De Verdwijning van Krishna

(1) Sūta zei: "Arjuna ging naar de stad Dvārakā om zijn vrienden en Krishna, Hij Vereerd in de Vedische Hymnen, te zien en erachter te komen wat Zijn verdere plannen waren. (2) Toen na een paar maanden Arjuna er niet van terugkeerde, nam Yudhishthhira verschillende beangstigende tekenen waar. (3) De tijd had een ongunstige wending genomen: hij bemerkte onregelmatigheden in de seizoenen en zag dat mensen zich zondig aan woede, begeerte en valsheid overgaven in de behartiging van hun burgerlijke levensonderhoud. (4) Er was bedrog in normale transacties, oneerlijkheid mengde zich in de achting voor weldoeners, vaders, moeders en broeders, terwijl er ook tussen man en vrouw strijd was te bespeuren. (5) De mensen maakten zich geleidelijk goddeloze gewoonten eigen als hebzucht en dergelijke. De koning, geplaatst voor deze ernstige zaken en slechte voortekenen, sprak er toen met zijn jongere broer over.

(6) Yudhishthhira zei [tot Bhīma]: 'Arjuna vertrok naar Dvārakā om zijn vrienden te zien en erachter te komen wat Krishna's plannen zijn. (7) Het is nu zeven maanden geleden dat je jongere broer vertrok, Bhīmasena, en ik snap niet goed waarom hij niet terugkomt. (8) Kan het zijn dat, zoals Nārada ons voorhield, de Hoogste Persoonlijkheid de tijd rijp acht om deze fysieke manifestatie van Zichzelf achter Zich te laten? (9) Aan Hem hebben we onze welvaart, ons koninkrijk en onze vrouwen te danken. Door Hem is het bestaan van de dynastie en het leven van onze onderdanen mogelijk geworden en dankzij Zijn genade konden we onze vijanden verslaan en voor een betere wereld leven. (10) Zie eens, o man met de kracht van een tijger, hoe de planeten er voorstaan, hoe de zaken op aarde verlopen en wat er gebeurt met het lichaam en de geest. Al deze angstwekkende tekenen die onze intelligentie op een dwaalspoor zetten, duiden op een groot gevaar in de nabije toekomst. (11) Keer op keer beginnen mijn dijen, ogen, armen en de linker kant van mijn lichaam te trillen en heb ik hartkloppingen vanwege angst. Dit wijst allemaal op onwenselijke gebeurtenissen. (12) Zie, o Bhīma, hoe heftig de jakhals huilt bij zonsopkomst en hoe de hond naar me blaft zonder bang te zijn. (13) O tijger onder de mensen, de koeien laten me links liggen en de andere dieren draaien rondjes om me heen terwijl mijn paarden lijken te huilen. (14) De duif [lijkt] een boodschapper van de dood en de kreten van uilen en hun rivalen de kraaien doen mijn hart beven alsof ze de leegte van de kosmos wensen. (15) Yuddhisthira and bad omensO Bhīma, zie hoe de rook in de lucht blijft hangen en hoe de aarde samen met de heuvels en de bergen verzucht onder luide donderslagen bij een heldere, wolkenloze hemel. (16) De wind waait guur en schept duisternis met het stof, en de regen stroomt als bloed uit de wolken alsof het een alomvattende ramp betreft. (17) De zon schijnt minder - zie hoe de sterren in de hemel op elkaar lijken te storten en hoe de levende wezens verward en van streek zijn alsof ze huilen. (18) Rivieren en hun zijarmen, de meren en de geest zijn allemaal verstoord terwijl met behulp van boter het vuur niet wil ontvlammen. Wat is dit voor een buitengewone tijd? Wat staat er te gebeuren? (19) De kalveren willen niet drinken van de spenen en de koeien willen niet gemolken, angstig kijkend alsof ze huilen, terwijl de stieren er in de weiden geen zin in hebben. (20) De beelden van de godheden lijken te huilen en te zweten alsof ze de tempel willen verlaten en ook de steden, dorpen en plaatsen, tuinen, mijnen en hermitages hebben hun schoonheid verloren, beroofd als ze zijn van alle geluk. Wat voor rampen staan ons te wachten? (21) Ik denk dat al wat zich zo voordoet, zich manifesteert uit behoefte aan de voetafdrukken van de Hoogste Persoonlijkheid - de aarde beroofd van de buitengewone merktekenen van de Allerhoogste Persoon mist dat geluk.' 

(22) O brahmaan, terwijl de koning [Yudhishthhira] aldus nadacht over de slechte voortekenen die hij zag, keerde Arjuna terug uit het koninkrijk van de Yadu's. (23) Buigend aan de voeten van de koning, was zijn verslagenheid ongekend met de tranen die uit de lotusogen liepen van zijn naar beneden gerichte gezicht. (24) Toen hij Arjuna bleek met een hart vol zorgen voor zich zag, ondervroeg de koning, die zich herinnerde wat Nārada had gezegd, hem temidden van de vrienden. (25) Yudhishthhira zei: 'Gaat het onze Yaduverwanten van Madhu, Bhoja, Das'ārha, Ārha, Sātvata, en Andhaka allen goed met de dagen die ze doorbrengen in Dvārakā? (26) Verkeert ook mijn achtenswaardige grootvader [van moeders zijde] Śūrasena in goede gezondheid met het slijten van zijn laatste dagen en is alles goed met mijn oom [van moeders zijde] Vasudeva en zijn jongere broers? (27) Zijn mijn tantes - zijn vrouwen - al die zeven zusters met Devakī zelf voorop, allen gelukkig met hun zonen en schoondochters? (28-29) Is koning Ugrasena, wiens zoon zo kwaadaardig was [Kamsa], nog in leven? Zijn zijn jongere broer, Hridīka en zijn zoon Kritavarmā en Akrūra, Jayanta, Gada en Sāranā alsook S'atrujit en de rest allen gelukkig? Gaat het ook goed met Balarāma, de Hoogste Persoonlijkheid, die de beschermer van de toegewijden is? (30) Zijn de grote krijgsheer Pradyumna [een zoon van Krishna] en alle anderen van de Vrishnifamilie gelukkig - en verkeert de in ieder opzicht machtige, volkomen expansie van Krishna Aniruddha [een kleinzoon van Krishna] in goede doen? (31) En hoe gaat het met Sushena, Cārudeshna en Sāmba, de zoon van Jāmbavatī, alsook met de andere excellente zoons van Krishna en hun zoons zoals Rishabha? (32-33) En gaat het eveneens goed met de constante metgezellen van Krishna zoals S'rutadeva, Uddhava en anderen, alsook met Sunanda, Nanda en andere leiders en eminente bevrijde zielen? En denken allen die in vriendschap verbonden zijn onder de bescherming van Balarāma en Krishna, er ook aan hoe het met ons gaat? (34) Beleeft de Allerhoogste Heer, die de vreugde van de koeien en de zinnen is en die altijd zorg draagt voor de toegewijden en de brahmanen, genoegen aan Zijn vergaderzaal temidden van Zijn vrienden in de stad [Dvārakā]? (35-36) Ten behoeve van de bescherming en de verheffing van alle leefwerelden verkeert de Oorspronkelijke, Allerhoogste Genieter samen met Ananta [Balarāma] in het gezelschap van de oceaan van de leden van de Yadudynastie. In Zijn stad genieten de leden van de Yadufamilie de verdiende bescherming van Zijn armen en ervaren ze daarbij hetzelfde bovenzinnelijke genoegen als de bewoners van de hemel. (37) Door het bestieren van de gemakken aan Zijn voeten voorop te stellen, zorgden de zestienduizend echtgenotes met Sathyabhāmā aan het hoofd ervoor dat de Heer de bewoners van de hemel onderwierp, zodat zij van zaken [als de Pārijātaboom] konden genieten die normaal zijn voorbehouden aan de vrouwen van  [Indra,] de heer van de donder. (38) Onder de bescherming van Zijn armen zijn de grote helden van de Yadu's steeds vrij van vrees met het betreden van  de Sudharmā vergaderzaal die, met geweld verkregen [van Indra], de beste halfgoden waardig was.

(39) Mijn beste broer, ben je wel helemaal gezond? Het lijkt me dat je je glans kwijt bent. Is het vanwege het respect dat je mist omdat je verwaarloosd werd, mijn broer, vanwege je te lange afwezigheid? (40) Heeft iemand je onvriendelijk bejegend met harde woorden, kon je niet vrijgevig zijn voor iemand die erom vroeg of een belofte nakomen? (41) O jij die benaderd wordt om de brahmanen, de kinderen, de koeien, de ouden van dagen, de zieken en de vrouwen te beschermen, mislukte je erin een van hen te beschermen die bij jou zijn toevlucht zocht? (42) Kwam je in aanraking met een twijfelachtige vrouw, heb je misschien een aanvaardbare vrouw onheus bejegend of is je goede zelf onderweg verslagen door een hogere macht of door gelijken? (43) Heb je  oude mannen en jongens genegeerd die het verdienden om met je samen te eten of heb je iets onbehoorlijks gedaan dat moeilijk te vergeven is? (44) Of is het zo, mijn broeder Arjuna, dat met betrekking tot de meest dierbare, je hartsvriend [Krishna], je een leegte voelt omdat je Hem voortdurend moet missen? Ik kan geen andere reden bedenken waarom je zo van streek zou zijn.' "


Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

                       

 
Derde herziene editie, geladen 24 maart 2025.

     

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Sūta zei: "Arjuna ging naar de stad Dvārakā om zijn vrienden en Krishna, Hij Vereerd in de Vedische Hymnen, te zien en erachter te komen wat Zijn verdere plannen waren.
Sūta zei: "Arjuna ging naar de stad Dvārakā om zijn vrienden en Krishna, Degene Verheerlijkt door de Vedische Hymnen, te zien en om uit te vinden wat Zijn verdere plannen waren. (Vedabase)

 

Tekst 2

Toen na een paar maanden Arjuna er niet van terugkeerde, nam Yudhishthhira verschillende beangstigende tekenen waar.

Na een paar maanden, toen Arjuna daar niet van terugkeerde, nam Yudhishthhira verschillende beangstigende tekenen waar. (Vedabase)

 

Tekst 3

De tijd had een ongunstige wending genomen: hij bemerkte onregelmatigheden in de seizoenen en zag dat mensen zich zondig aan woede, begeerte en valsheid overgaven in de behartiging van hun burgerlijke levensonderhoud.

De tijd had een ongunstige wending genomen: hij bemerkte onregelmatigheden in de seizoenen en zag dat de burgers in hun menselijke zonden zich aan woede, begeerte en valsheid overgaven in de behartiging van hun middelen van bestaan. (Vedabase)

 

Tekst 4

Er was bedrog in normale transacties, oneerlijkheid mengde zich in de achting voor weldoeners, vaders, moeders en broeders, terwijl er ook tussen man en vrouw strijd was te bespeuren.

Er was bedrog in normale transacties, wanbegrip wierp zich op in de achting voor weldoeners, vaders, moeders en broeders, terwijl ook tussen man en vrouw er strijd was te bespeuren. (Vedabase)

 

Tekst 5

De mensen maakten zich geleidelijk goddeloze gewoonten eigen als hebzucht en dergelijke. De koning, geplaatst voor deze ernstige zaken en slechte voortekenen, sprak er toen met zijn jongere broer over.

De mensen maakten zich geleidelijk aan goddeloze gewoonten als hebzucht en dergelijke eigen. De koning, geplaatst voor deze ernstige zaken en slechte voortekenen, sprak er toen met zijn jongere broer over. (Vedabase)

 

Tekst 6

Yudhishthhira zei [tot Bhīma]: 'Arjuna vertrok naar Dvārakā om zijn vrienden te zien en erachter te komen wat Krishna's plannen zijn.

Yudhishthhira zei [tot Bhīma]: 'Arjuna vertrok om zijn vrienden te zien en ook om uit te vinden wat Krishna van plan was. (Vedabase)

 

Tekst 7

Het is nu zeven maanden geleden dat je jongere broer vertrok, Bhīmasena, en ik snap niet goed waarom hij niet terugkomt.

Het is nu zeven maanden geleden dat je jongere broer vertrok, o Bhīmasena, en ik weet niet precies waarom dat zo is.  (Vedabase)

 

Tekst 8

Kan het zijn dat, zoals Nārada ons voorhield, de Hoogste Persoonlijkheid de tijd rijp acht om deze fysieke manifestatie van Zichzelf achter Zich te laten?

Is het zo, zoals Nārada ons voorhield, dat de Hoogste Persoonlijkheid vindt dat het tijd is om deze manifeste wereld achter zich te laten? (Vedabase)

 

Tekst 9

Aan Hem hebben we onze welvaart, ons koninkrijk en onze vrouwen te danken. Door Hem is het bestaan van de dynastie en het leven van onze onderdanen mogelijk geworden en dankzij Zijn genade konden we onze vijanden verslaan en voor een betere wereld leven.

Van Hem hebben we onze welvaart, koninkrijk en vrouwen - door Hem is het bestaan van de dynastie en het leven van onze onderdanen mogelijk geworden en door Zijn genade konden we onze vijanden verslaan en leven voor een betere wereld. (Vedabase)

 

Tekst 10

Zie eens, o man met de kracht van een tijger, hoe de planeten er voorstaan, hoe de zaken op aarde verlopen en wat er gebeurt met het lichaam en de geest. Al deze angstwekkende tekenen die onze intelligentie op een dwaalspoor zetten, duiden op een groot gevaar in de nabije toekomst.

Zie eens, o man met de kracht van een tijger, hoe de planeten er voorstaan, hoe de zaken op aarde verlopen en wat er gebeurt met het lichaam en de geest; al deze angstwekkende tekenen die onze intelligentie op een dwaalspoor zetten, duiden op een groot gevaar in de nabije toekomst. (Vedabase)

 

Tekst 11

Keer op keer beginnen mijn dijen, ogen, armen en de linker kant van mijn lichaam te trillen en heb ik hartkloppingen vanwege angst. Dit wijst allemaal op onwenselijke gebeurtenissen.

Keer op keer beginnen mijn dijen, ogen, armen en de linker kant van mijn lichaam te trillen en heb ik hartkloppingen als gevolg van de angst die ik voel. Dit wijst allemaal op ongewenste gebeurtenissen. (Vedabase)

 

Tekst 12

Zie, o Bhīma, hoe heftig de jakhals huilt bij zonsopkomst en hoe de hond naar me blaft zonder bang te zijn.

Zie, o Bhīma, hoe heftig de jakhals huilt met zonsopkomst en hoe de hond zonder angst naar me blaft. (Vedabase)

 

Tekst 13

O tijger onder de mensen, de koeien laten me links liggen en de andere dieren draaien rondjes om me heen terwijl mijn paarden lijken te huilen.

O tijger onder de mensen, de koeien laten me links van hen en ezels en dergelijke draaien om me heen terwijl mijn paarden lijken te huilen. (Vedabase)

 

Tekst 14

De duif [lijkt] een boodschapper van de dood en de kreten van uilen en hun rivalen de kraaien doen mijn hart beven alsof ze de leegte van de kosmos wensen.

De duif lijkt een boodschapper van de dood en de kreten van uilen en hun rivalen de kraaien doen mijn hart beven alsof ze de leegte van de kosmos wensen. (Vedabase)

 

Tekst 15

O Bhīma, zie hoe de rook in de lucht blijft hangen en hoe de aarde samen met de heuvels en de bergen verzucht onder luide donderslagen bij een heldere, wolkenloze hemel

O Bhīma, zie hoe de rook in de lucht blijft rondhangen en hoe de aarde weeklaagt tezamen met de heuvels en de bergen met luide donderslagen bij een heldere, wolkeloze hemel. (Vedabase)

 

Tekst 16

De wind waait guur en schept duisternis met het stof, en de regen stroomt als bloed uit de wolken alsof het een alomvattende ramp betreft.

De wind waait guur en schept duisternis met het stof en de regen stroomt als bloed uit de wolken alsof het een alomvattende ramp betreft. (Vedabase)

 

Tekst 17

De zon schijnt minder - zie hoe de sterren in de hemel op elkaar lijken te storten en hoe de levende wezens verward en van streek zijn alsof ze huilen.

De zon schijnt minder - zie hoe de sterren in de hemel op elkaar lijken te storten en hoe de levende wezens verward en van streek zijn alsof ze huilen. (Vedabase)

 

Tekst 18

Rivieren en hun zijarmen, de meren en de geest zijn allemaal verstoord terwijl met behulp van boter het vuur niet wil ontvlammen. Wat is dit voor een buitengewone tijd? Wat staat er te gebeuren?

Rivieren en hun zijarmen, de meren en de geest zijn allemaal verstoord terwijl met behulp van boter het vuur niet wil ontvlammen - wat is dit voor een buitengewone tijd? Wat staat er te gebeuren? (Vedabase)

 

Tekst 19

De kalveren willen niet drinken van de spenen en de koeien willen niet gemolken, angstig kijkend alsof ze huilen, terwijl de stieren er in de weiden geen zin in hebben.

De kalveren willen niet drinken van de spenen en de koeien willen niet gemolken, angstig kijkend alsof ze huilen, terwijl de stieren er in de weiden geen zin in hebben. (Vedabase)

 

Tekst 20

De beelden van de godheden lijken te huilen en te zweten alsof ze de tempel willen verlaten en ook de steden, dorpen en plaatsen, tuinen, mijnen en hermitages hebben hun schoonheid verloren, beroofd als ze zijn van alle geluk. Wat voor rampen staan ons te wachten?

De beelden van de godheden lijken te huilen en te zweten alsof ze de tempel willen verlaten en ook de steden, dorpen en plaatsen, tuinen, mijnen en toevluchtsoorden hebben hun schoonheid verloren, beroofd van alle geluk - wat voor rampen staan ons te wachten? (Vedabase)

 

Tekst 21

Ik denk dat al wat zich zo voordoet, zich manifesteert uit behoefte aan de voetafdrukken van de Hoogste Persoonlijkheid - de aarde beroofd van de buitengewone merktekenen van de Allerhoogste Persoon mist dat geluk.' 

Ik denk dat al wat zich zo opwerpt zich manifesteert uit behoefte aan de voetafdrukken van de Hoogste Persoonlijkheid - de aarde beroofd van het buitengewone van de Allerhoogste Persoon zal onfortuinlijk zijn zonder die gunstige tekens.' (Vedabase)

 

Tekst 22

brahmaan, terwijl de koning [Yudhishthhira] aldus nadacht over de slechte voortekenen die hij zag, keerde Arjuna terug uit het koninkrijk van de Yadu's.

O brahmaan, terwijl koning Yudhishthhira, op die manier denkend de slechte voortekenen gadesloeg, keerde Arjuna terug uit het koninkrijk van de Yadu's. (Vedabase)

 

Tekst 23

Buigend aan de voeten van de koning, was zijn verslagenheid ongekend met de tranen die uit de lotusogen liepen van zijn naar beneden gerichte gezicht.

Terwijl hij voor de voeten van de koning boog was zijn verslagenheid ongekend met de tranen die van zijn naar beneden gerichte gezicht uit zijn ogen liepen. (Vedabase)

 

Tekst 24

Toen hij Arjuna bleek met een hart vol zorgen voor zich zag, ondervroeg de koning, die zich herinnerde wat Nārada had gezegd, hem temidden van de vrienden.

Toen hij het benauwde hart en het bleke voorkomen van Arjuna zag, ondervroeg de koning, die zich herinnerde wat Nārada had gezegd, hem temidden van de vrienden. (Vedabase)

 

Tekst 25

Yudhishthhira zei: 'Gaat het onze Yaduverwanten van Madhu, Bhoja, Das'ārha, Ārha, Sātvata, en Andhaka allen goed met de dagen die ze doorbrengen in Dvārakā?

Yudhishthhira zei: 'Zijn onze verwanten Madhu, Bhoja, Das'ārha, Ārha, Sātvata, en Andhaka van de Yadu's allen gelukkig hun dagen doorbrengend in Dvārakā? (Vedabase)

 

Tekst 26

Verkeert ook mijn achtenswaardige grootvader [van moeders zijde] Śūrasena in goede gezondheid met het slijten van zijn laatste dagen en is alles goed met mijn oom [van moeders zijde] Vasudeva en zijn jongere broers?

Is mijn achtenswaardige grootvader [van moeders zijde] S'ūrasena goed gezond met het slijten van zijn laatste dagen en gaat het met mijn oom [van moeders zijde] Vasudeva en zijn jongere broers allemaal goed? (Vedabase)

 

Tekst 27

Zijn mijn tantes - zijn vrouwen - al die zeven zusters met Devakī zelf voorop, allen gelukkig met hun zonen en schoondochters?

Zijn mijn tantes - zijn vrouwen - alle zeven zusters met Devakī in eigen persoon aan het hoofd, met hun zonen en schoondochters allen gelukkig? (Vedabase)

 

Tekst 28-29

Is koning Ugrasena, wiens zoon zo kwaadaardig was [Kamsa], nog in leven? Zijn zijn jongere broer, Hridīka en zijn zoon Kritavarmā en Akrūra, Jayanta, Gada en Sāranā alsook S'atrujit en de rest allen gelukkig? Gaat het ook goed met Balarāma, de Hoogste Persoonlijkheid, die de beschermer van de toegewijden is?

Zijn koning Ugrasena, wiens zoon de slechterik was [Kamsa], en zijn jongere broer, Hridīka en zijn zoon Kritavarmā en Akrūra, Jayanta, Gada en Sāranā alsook S'atrujit en de rest allen gelukkig? Is ook alles goed met de Hoogste Persoonlijkheid Balarāma, die de beschermer van de toegewijden is? (Vedabase)


Tekst 30

Zijn de grote krijgsheer Pradyumna [een zoon van Krishna] en alle anderen van de Vrishnifamilie gelukkig - en verkeert de in ieder opzicht machtige, volkomen expansie van Krishna Aniruddha [een kleinzoon van Krishna] in goede doen?

Zijn de grote krijgsheer Pradyumna [een zoon van Krishna] en alle anderen van de Vrishni-familie gelukkig - en verkeert de volkomen expansie van Krishna Aniruddha [een kleinzoon van Krishna] in goede doen? (Vedabase)

 

Tekst 31

En hoe gaat het met Sushena, Cārudeshna en Sāmba, de zoon van Jāmbavatī, alsook met de andere excellente zoons van Krishna en hun zoons zoals Rishabha?

En hoe gaat het met Sushena, Cārudeshna en Sāmba, de zoon van Jāmbavatī, en de andere eminente zoons van Krishna en hun bovenste beste zoons? (Vedabase)

 

Tekst 32-33

En gaat het eveneens goed met de constante metgezellen van Krishna zoals S'rutadeva, Uddhava en anderen, alsook met Sunanda, Nanda en andere leiders en eminente bevrijde zielen? En denken allen die in vriendschap verbonden zijn onder de bescherming van Balarāma en Krishna, er ook aan hoe het met ons gaat?

En gaat het ook net zo goed met de constante metgezellen van Krishna als S'rutadeva, Uddhava en anderen, Sunanda, Nanda en andere leiders, en zijn ook de andere bevrijde zielen in orde die de besten onder de mensen zijn? En denken allen die in vriendschap verbonden zijn onder de bescherming van Balarāma en Krishna ook aan ons welzijn? (Vedabase)


Tekst 34

Beleeft de Allerhoogste Heer, die de vreugde van de koeien en de zinnen is en die altijd zorg draagt voor de toegewijden en de brahmanen, genoegen aan Zijn vergaderzaal temidden van Zijn vrienden in de stad [Dvārakā]?

Schept de Allerhoogste Heer, die de vreugde van de koeien en de zinnen is en die altijd zorg draagt voor de toegewijden en de brahmanen [zij onderlegd in de geestelijke kennis], nog altijd genoegen in het zedige gezelschap van de vrienden rondom Hem in Dvārakā? (Vedabase)

 

Tekst 35-36

Ten behoeve van de bescherming en de verheffing van alle leefwerelden verkeert de Oorspronkelijke, Allerhoogste Genieter samen met Ananta [Balarāma] in het gezelschap van de oceaan van de leden van de Yadudynastie. In Zijn stad genieten de leden van de Yadufamilie de verdiende bescherming van Zijn armen en ervaren ze daarbij hetzelfde bovenzinnelijke genoegen als de bewoners van de hemel.

Voor de bescherming en de verheffing van het welzijn van allen en al hun leefwerelden verkeert er daar in hun gezelschap, in de oceaan van de Yadu-dynastie, de Oorspronkelijke, Allerhoogste Genieter en ook Ananta [Balarāma]. In Zijn eigen stad genieten de leden van de Yadu-familie van Zijn beschutting en proeven ze daarbij het transcendentale genoegen zoals de ingezetenen van de hemel dat doen. (Vedabase)

  

Tekst 37

Door het bestieren van de gemakken aan Zijn voeten voorop te stellen, zorgden de zestienduizend echtgenotes met Sathyabhāmā aan het hoofd ervoor dat de Heer de bewoners van de hemel onderwierp, zodat zij van zaken [als de Pārijātaboom] konden genieten die  normaal zijn voorbehouden aan de vrouwen van  [Indra,] de heer van de donder.

Middels het hoogst belangrijke bestieren van de gemakken aan de voeten, zorgden de zestienduizend metgezellen van het zwakke geslacht met Sathyabhāmā aan het hoofd ervoor dat de Heer de ingezetenen van de hemel onderwierp, zodat zij, als de vrouwen van de Beheerser van de Donder, konden genieten van wat normaal is voorbehouden aan de halfgoden. (Vedabase)

 

Tekst 38

Onder de bescherming van Zijn armen zijn de grote helden van de Yadu's steeds vrij van vrees met het betreden van de Sudharmā vergaderzaal die, met geweld verkregen [van Indra], de beste halfgoden waardig was.

De Yadu's, die de bescherming van Zijn armen genieten, betreden immer onbevreesd de Sudharmā vergaderzaal die, met geweld verkregen [van Indra], de beste der goden waardig was. (Vedabase)

 

Tekst 39

Mijn beste broer, ben je wel helemaal gezond? Het lijkt me dat je je glans kwijt bent. Is het vanwege het respect dat je mist omdat je verwaarloosd werd, mijn broer, vanwege je te lange afwezigheid?

 'Mijn beste broer, ben je helemaal gezond? Het lijkt me dat je je luister hebt verloren. Is het omdat je het respect mist en verwaarloosd bent of, mijn broer, omdat je zo lang weg was? (Vedabase)

 

Tekst 40

Heeft iemand je onvriendelijk bejegend met harde woorden, kon je niet vrijgevig zijn voor iemand die erom vroeg of een belofte nakomen?

Heb je je greep verloren omdat iemand je onvriendelijk heeft bejegend of je bedreigde, of kon je niet vrijgevig zijn of de belofte nakomen dat te zullen doen? (Vedabase)

 

Tekst 41

O jij die benaderd wordt om de brahmanen, de kinderen, de koeien, de ouden van dagen, de zieken en de vrouwen te beschermen, mislukte je erin een van hen te beschermen die bij jou zijn toevlucht zocht?

Was je niet in staat, toen je benaderd werd voor de bescherming van de geschoolden, de kinderen, de koeien, de ouden van dagen, de zieken en de vrouwen, in de behoeften te voorzien van ieder levend wezen dat zijn toevlucht zocht? (Vedabase)

 

Tekst 42

Kwam je in aanraking met een twijfelachtige vrouw, heb je misschien een aanvaardbare vrouw onheus bejegend of is je goede zelf onderweg verslagen door een hogere macht of door gelijken?

Ben je in contact gekomen met een verwerpelijke vrouw of heb je misschien een acceptabele vrouw onheus behandeld, of is je goede zelf onderweg alsnog verslagen door een hogere macht of door gelijken? (Vedabase)

 

Tekst 43

Heb je oude mannen en jongens genegeerd die het verdienden om met je samen te eten of heb je iets onbehoorlijks gedaan dat moeilijk te vergeven is?

Heb je oude mannen en jongens die het verdienden met je samen te eten over het hoofd gezien of heb je iets onbehoorlijks gedaan dat moeilijk te vergeven is? (Vedabase)

 

Tekst 44

Of is het zo, mijn broeder Arjuna, dat met betrekking tot de meest dierbare, je hartsvriend [Krishna], je een leegte voelt omdat je Hem voortdurend moet missen? Ik kan geen andere reden bedenken waarom je zo van streek zou zijn.' "

Of is het zo, mijn broeder Arjuna, dat met betrekking tot de meest dierbare, je hartsvriend Heer Krishna, je een leegte voelt omdat je Hem voortdurend moet missen? Ik kan geen andere redenen bedenken waarom je zo van streek zou zijn.' " (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding is getiteld: 'Yudhisthira' and is van Nanda Lāl Bose.
Bron: 'Myths of the Hindus and Buddhists', Ballantine Press, Oct. 1913.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties