regelbalk



 

Canto 8

Govindam Âdi Purusham

 

 


Hoofdstuk 7: Heer S'iva Drinkt het Gif Gekarnd met de Berg Mandara

(1) S'rî S'uka zei: 'De Sura's nodigden de koning van de slangen Vâsuki uit, beloofden hem een aandeel van de opbrengst en wonden hem om de berg als het karntouw. Daarop begonnen ze opgetogen de oceaan te karnen om de nectar te produceren, o beste van de Kuru's. (2) Heer Hari was de eerste die hem bij de kop greep, waarna de rest van de halfgoden volgde. (3) De leiders van de Daitya's zagen dat initiatief van de Hoogste Persoonlijkheid echter niet zitten en zeiden: 'We pakken de slang niet bij zijn staart vast, dat is het minderwaardige deel. Het strookt niet met de kennis van onze scholing en de eer van onze geboorte en activiteiten.' (4) Toen Hij zag dat vervolgens de Daitya's er het zwijgen toe deden, glimlachte de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hij gaf het voorste gedeelte op en greep samen met de halfgoden de achterkant vast. (5) Na aldus te hebben bepaald waar de slang moest worden vastgepakt, sloegen de zonen van Kas'yapa [de goddelijke en de demonische] met veel enthousiasme aan het karnen om de nectar uit de oceaan van melk te krijgen. (6) Terwijl ze met de berg de oceaan aan het karnen waren, was er niets dat hem ondersteunde zodat hij, ondanks het feit dat hij werd vastgehouden door de sterke mannen, vanwege zijn gewicht in het water zonk, o zoon van Pându. (7) Ermee geconfronteerd hoe hun mannelijkheid door de sterkere wil van de voorzienigheid was verslagen, betrokken, zwaar teleurgesteld, hun gezichten. (8) De Onfeilbare Heer, wiens wegen en vermogens ondoorgrondelijk zijn, zag de hindernis opgeworpen door de voorzienigheid en vormde toen een expansie van zichzelf in de wonderbaarlijke gedaante van een gigantische schildpad [Kûrma]. Daarmee ging Hij het water in en tilde Hij de berg op [zie ook Das'âvatâra-stotra vers 2]. (9) Toen de Sura's en Asura's zagen dat hij naar boven kwam besloten ze weer opnieuw met de berg Mandara te gaan karnen die, zo groot als een continent, zich wel honderdduizend yojana's breed uitstrekte op Zijn rug. (10) Het ronddraaien van de berg bewogen door de sterke armen van de leiders van de Sura's en Asura's, mijn beste, werd door de oerschildpad, die hem op Zijn rug droeg, ervaren als een eindeloos aangenaam gekrab. (11) Om ze aan te moedigen en hen kracht en energie te geven, ging Heer Vishnu daarna de Asura's binnen in de vorm van hartstocht, de Sura's binnen in de vorm van goedheid en ging Hij de koning van de serpenten [Vâsuki] binnen in de vorm van onwetendheid. (12) Op de top van de grote berg staand als een tweede berg, greep Hij, die duizenden handen heeft, de koning van de bergen met één hand vast, terwijl vanuit de hemel Heer Brahmâ, Heer S'iva en Indra, de aanvoerder van de halfgoden, gebeden brachten voor Hem die met bloemen werd bestrooid. (13) Met de Heer, de Allerhoogste, aanwezig bovenop de berg, eronder, alsook in henzelf [als de drie oerkwaliteiten] en in de slang, raakten al de krokodillen in de oceaan, die met grote kracht verwoed werd gekarnd met behulp van de grote berg, geheel van streek. (14) De slangenkoning spuwde, hevig blazend met zijn duizendtal koppen, vuur en rook in alle richtingen. De Asura's, aangevoerd door Pauloma, Kâleya, Bali en Ilvala, hadden het zwaar te stellen met de hitte van zijn straling en kwamen er daardoor allen uit te zien als saralabomen verschroeid in een bosbrand. (15) Ook de luister van de goden raakte aangetast door zijn vurige adem die hun kleding doorrookte alsook hun fraaie bloemenkransen, wapenrusting en gezichten. Bij beschikking van de Allerhoogste Heer begon het toen overvloedig te regenen terwijl winden wolken van waterdamp aanvoerden afkomstig van de golven van de oceaan. (16) Toen de oceaan door de besten van de goddelijken en Asura's naar behoren was gekarnd maar er geen nectar verscheen, begon de Onoverwinnelijke zelf te karnen. (17) Zo donker als een regenwolk, in het geel gekleed, met schitterende oorhangers aan Zijn oren, met het glanzende haar op Zijn hoofd loshangend, met Zijn bloemenslinger, roze oogwit en glorieuze armen het universum vrijwarend van angst, karnde Hij, na de slang vastgegrepen te hebben, met de karnstok waar de berg toe diende en nam Hij [ook] daarbij het formaat van een berg aan. (18) Het karnen van de oceaan dat allerlei soorten vissen, haaien, slangen, schildpadden, walvissen, waterolifanten, krokodillen en timingila's [walvis-etende walvissen] in beweging bracht, produceerde allereerst een zeer krachtig gif genaamd Hâlahala [of Kâlakûtha, zie 8.6: 25]. (19) Het enorm krachtige, onverdraaglijke gif dat onstuitbaar zich in alle richtingen omhoog en omlaag verspreidde, joeg al de mensen zoveel angst aan dat ze, zonder de bescherming van hun Heer en Meester, hun heil bij Heer S'iva zochten. (20) Toen ze hem zagen die voor het welzijn van de drie werelden samen met zijn echtgenote op zijn berg [Kailâsa] zit, hij, de beste van alle halfgoden gediend door de heiligen die in verzaking het pad van bevrijding bewandelen, brachten ze hem hun eerbetuigingen.

(21) De meesters van de geschapen wezens [de Prajâpati's] zeiden: 'O Heer der Heerscharen, o Mahâdeva, o ziel van allen, o liefde van een ieder, verlos ons, die hun toevlucht zoeken bij uw lotusvoeten, van dit vergif dat de drie werelden verbrandt. (22) U bent de ene heer en meester van gebondenheid en bevrijding in het hele universum. U, die wij aanbidden, bent de geestelijk leraar ertoe in staat om de pijn te verdrijven van de overgegeven volgelingen. (23) O machtige, o grootheid, vanuit uw materieel vermogen manifesteert u, tewerkgaand met de drie geaardheden van de natuur, zich als Brahmâ, Vishnu of S'iva terwille van de schepping, handhaving en vernietiging van deze materiële wereld. (24) U bent het Allerhoogste Brahman, het geheim van de oorzaak en het gevolg van al de levensvormen van de schepping. U bent, met al de vermogens die u tentoonspreidt, de Heer en Superziel van het universum. (25) U bent de bron van het [spirituele, Vedische] geluid, de oorsprong van het universum, de ziel, de levensadem, de zinnen en de elementen. U bent de basiskwaliteiten van de natuur en de eigen aard, de eeuwige tijd, het offer en het dharma van de waarheid [satya] alsook de waarachtigheid [rita]. Het is ter wille van u dat men de oorspronkelijke lettergreep van drie letters uitspreekt [A-U-M]. (26) O ziel van al de goddelijken, het vuur vormt uw mond, o Heer van al de werelden, het oppervlak van de aardbol kent men als uw lotusvoeten, o zelf van al de goden, de tijd vormt uw bewegen, de windrichtingen vormen uw oren en de heer van het water [Varuna] vormt uw smaak. (27) Met de ether als uw navel, de lucht als uw adem, de zonneschijf als uw ogen, het water als uw zaad, de maan als uw geest en de hogere werelden, o Heer, als uw hoofd, vormt uw zelf de beschutting van alle levende wezens hoog en laag [vergelijk 8.5: 33-43]. (28) De oceanen zijn uw buik, de bergen zijn uw gebeente, al de planten, klimranken en kruiden zijn uw haren, de [zeven soorten] mantra's [zie 5.21: 15] zijn niets minder dan uw zeven lagen [kosha's], o drie Veda's [Rig, Yajur en Sâma] in eigen persoon, en de religies vormen de kern van uw hart [zie ook 2.1: 32]. (29) De vijf heilige teksten van de [Vedische] filosofie [genaamd Tatpurusha, Aghora, Sadyojâta, Vâmadeva en Îs'âna] vormen uw gezichten tezamen met de verzameling van de [aan hen ontleende] achtendertig belangrijke mantra's [*] die de werkelijkheid beschrijven van de Superziel, van u, o Heer, die men in de positie van uw verlichte staat eert als S'iva. (30)  De golven van goddeloosheid [lust, woede, begeerte en illusie] vormen slechts uw schaduw, de schaduw op basis waarvan er zo vele bijkomende scheppingen bestaan. Uw drie ogen staan voor de goedheid, de hartstocht en de duisternis en uw eenvoudig overschouwen [van de schepping met die ogen] bracht de analytische geschriften voort vol met verzen over de superziel, o Heer, o god van de Vedische literatuur en haar supplementen [de Purâna's]. (31) Geen van de bestuurders van de wereld, o Heerser op de Berg, Brahmâ niet, Vishnu niet, noch de koning van de Sura's [Indra], kennen de reikwijdte van uw bovenzinnelijke gloed, de   [van Brahman] gelijk voor iedereen, waarin men de basiskwaliteiten van de hartstocht, onwetendheid en goedheid niet aantreft. (32) In deze wereld, die uit u is voortgekomen en die ten tijde van haar ondergang door u in de as wordt gelegd met de vonken van het vuur van uw ogen, hebt u, uit genade voor de levende wezens, Tripura vernietigd [7.10: 53] alsook een einde gemaakt aan de offers uit begeerte [zie b.v. 4.5], het gif van de [valse] tijd [in deze geschiedenis] en vele andere vormen van ellende. Maar deze zaken maken geen deel uit van de lof voor u, aangezien u deze wereld uit uw geest bant. (33) Mensen niet bekend met uw hulp en vriendelijkheid kritiseren schaamteloos u, ondanks uw hoog ontwikkelde verzaking en hoewel de geestelijk leraren van voldoening met de ziel zich uw lotusvoeten herinneren, dat u een wildeman zou zijn die men altijd op begraafplaatsen aantreft [besmeurd met as] en dat u zich ophoudt in het gezelschap van uw partner Umâ. (34) Vanwege uw verheven positie boven de zich bewegende en niet-bewegende levende wezens, bent u moeilijk te begrijpen. Als het zelfs niet voor Brahmâ en voor hen die bij hem horen mogelijk is om uw ware aard te doorgronden, o grootheid, hoeveel te meer zou dat dan niet voor ons gelden die, levend in overeenstemming met wat geschapen werd met de schepping [die van Brahmâ is], u niettemin zo goed als we kunnen proberen te aanbidden? (35) We zien hoe u zich manifesteerde voor het geluk van de wereld, maar kunnen niet de ware verhevenheid van uw bovenzinnelijkheid zien, o grote Heer wiens wegen ondoorgrondelijk zijn.'

(36) S'rî S'uka zei: 'Met voor ogen hun benarde positie sprak hij, Mahâdeva, de vriend van alle levende wezens, uit mededogen voor het grote leed tot zijn beminde Satî. (37) Heer S'iva zei: 'Liefste Bhavânî, zie toch hoe deerniswekkend de toestand is van al de levende wezens bedreigd door het vergif dat geproduceerd wordt met het karnen van de oceaan. (38) Me verantwoordelijk voelend voor al hun levens moet ik iets doen voor hun veiligheid; het is mijn plicht als de meester om te beschermen tegen leed. (39) Toegewijden beschermen, ten koste van hun eigen leven, andere levende wezens die, tijdgebonden en begoocheld als ze zijn door de uitwendige energie, elkaar vijandig gezind zijn. (40) De Ziel van Allen, de Heer, is behaagd als men goed is voor anderen, o zachtaardige ziel. Als de Hoogste Persoonlijkheid van de Heer tevreden is, ben ik ook gelukkig, alsmede alle andere zich al dan niet rondbewegende wezens. Moge door mijn drinken van dit gif er het welzijn van alle schepselen zijn.'

(41) S'rî S'uka zei: 'Nadat Heer S'iva de weldoener van het universum, Bhavânî aldus had toegesproken gaf ze, goed op de hoogte van zijn capaciteiten, haar toestemming, waarop hij aanstalten maakte het gif te gaan drinken. (42) Mahâdeva, begaan met het welzijn van alle levende wezens, nam vervolgens het wijdverspreide Hâlahala-gif in zijn hand en dronk het op. (43) Dat gif van het water toonde zijn werking door zijn hals donkerblauw te kleuren, een kenmerk dat de deugdzamen, de heiligen en de wijzen als een sieraad zien. (44) Goede en eerlijke mensen trekken zich vrijwel altijd het lijden van hun medemensen aan. Dit beschouwt men als de hoogste vorm van het aanbidden van de Oorspronkelijke Persoon, Hij die staat voor de volledigheid van de ziel [zie ook 1.5: 17-19, B.G. 18: 68-69 en 4: 7-8]. (45) Vernemend over die daad van S'iva, de god van de goden, de genadige, werd hij hoog geprezen door al de mensen, door de dochter van Daksha [Satî, zie ook 4.3 & 4], door Brahmâ en door de Heer van Vaikunthha. (46) Schorpioenen, cobra's en andere giftige dieren en planten waren de levende wezens die zich ontfermden over het kleine beetje gif dat hier en daar verspreid achterbleef toen hij uit zijn handpalm dronk.'
  

next                          

 

 

 
Derde herziene editie, geladen 29 mei 2019.
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'De Sura's nodigden de koning van de slangen Vâsuki uit, beloofden hem een aandeel van de opbrengst en wonden hem om de berg als het karntouw. Daarop begonnen ze opgetogen de oceaan te karnen om de nectar te produceren, o beste van de Kuru's.
S'rî S'uka zei: 'De Sura's nodigden allen de koning der slangen, Vâsuki, uit, hem een aandeel belovende en wonden hem om de berg als het touw om te karnen. Daarop begonnen ze opgetogen met het karwei om zich voor de nectar in te spannen, o beste van de Kuru's. (Vedabase)

 

Tekst 2

Heer Hari was de eerste die hem bij de kop greep, waarna de rest van de halfgoden volgde.

Heer Hari nam hem als eerste bij de kop en de rest van de goddelijken volgde Zijn voorbeeld. (Vedabase)

 

Tekst 3

De leiders van de Daitya's zagen dat initiatief van de Hoogste Persoonlijkheid echter niet zitten en zeiden: 'We pakken de slang niet bij zijn staart vast, dat is het minderwaardige deel. Het strookt niet met de kennis van onze scholing en de eer van onze geboorte en activiteiten.'

De daitya leiders zagen die regeling echter niet zitten en dachten naar de rijpheid en ontwikkelde kennis van hun studie, hun geboorte en ervaring: 'Geen van ons zal het proberen met de staart van het serpent daar dat het minderwaardige deel is'. (Vedabase)

 

Tekst 4

Toen Hij zag dat vervolgens de Daitya's er het zwijgen toe deden, glimlachte de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hij gaf het voorste gedeelte op en greep samen met de halfgoden de achterkant vast.

Ziende hoe daaropvolgend de Daitya's het zwijgen ertoe deden, glimlachte de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hij gaf het voorste gedeelte op en greep met de halfgoden de achterkant vast. (Vedabase)

  

Tekst 5

Na aldus te hebben bepaald waar de slang moest worden vastgepakt, sloegen de zonen van Kas'yapa [de goddelijke en de demonische] met veel enthousiasme aan het karnen om de nectar uit de oceaan van melk te krijgen.

Aldus uitmakend waar er moest worden vastgehouden, sloegen zij, de zonen van Kas'yapa [goddelijk en demonisch], met veel enthousiasme aan het karnen om de nectar uit de oceaan van melk te verkrijgen. (Vedabase)

 

Tekst 6

Terwijl ze met de berg de oceaan aan het karnen waren, was er niets dat hem ondersteunde zodat hij, ondanks het feit dat hij werd vastgehouden door de sterke mannen, vanwege zijn gewicht in het water zonk, o zoon van Pându.

Terwijl ze aan het karnen waren zonk door zijn gewicht, omdat niets hem ondersteunde, die berg toen in het water naar beneden ondanks dat hij werd vastgehouden door de sterken, o zoon van Pându. (Vedabase)

 

Tekst 7

Ermee geconfronteerd hoe hun mannelijkheid door de sterkere wil van de voorzienigheid was verslagen, betrokken, zwaar teleurgesteld, hun gezichten.

Zwaar teleurgesteld, verliet al de schoonheid hun gezichten toen ze zagen hoe hun inspanning door de sterkere wil van God buiten spel werd gezet. (Vedabase)

 

Tekst 8

De Onfeilbare Heer, wiens wegen en vermogens ondoorgrondelijk zijn, zag de hindernis opgeworpen door de voorzienigheid en vormde toen een expansie van zichzelf in de wonderbaarlijke gedaante van een gigantische schildpad [Kûrma]. Daarmee ging Hij het water in en tilde Hij de berg op [zie ook Das'âvatâra-stotra vers 2].

Toen Hij zag hoe door goddelijke tussenkomst de berg zonk, expandeerde de Onfeilbare Beheerser wiens wegen en vermogens zo ondoorgrondelijk zijn, Zichzelf in het wonderbaarlijke lichaam van een gigantische schildpad, ging Hij het water in en tilde Hij [Kûrma] hem op [zie ook Das'âvatâra-stotra vers 2]. (Vedabase)

 

Tekst 9

Toen de Sura's en Asura's zagen dat hij naar boven kwam besloten ze weer opnieuw met de berg Mandara te gaan karnen die, zo groot als een continent, zich wel honderdduizend yojana's breed uitstrekte op Zijn rug.

De aanblik van de opgetilde berg monterde zowel Sura als Asura op om de massa te karnen die als een groot eiland boven op een ander eiland zich voor zo'n honderdduizend yojana's uitstrekte op Zijn rug. (Vedabase)

 

Tekst 10

Het ronddraaien van de berg bewogen door de sterke armen van de leiders van de Sura's en Asura's, mijn beste, werd door de oerschildpad, die hem op Zijn rug droeg, ervaren als een eindeloos aangenaam gekrab.

Het roteren van de berg bewogen door de sterke armen van de sura en asura leiders, mijn beste, werd door de uit zichzelf verschenen schildpad die hem op Zijn rug droeg beschouwd als een eindeloos aangenaam gekrab. (Vedabase)

 

Tekst 11

Om ze aan te moedigen en hen kracht en energie te geven, ging Heer Vishnu daarna de Asura's binnen in de vorm van hartstocht, de Sura's binnen in de vorm van goedheid en ging Hij de koning van de serpenten [Vâsuki] binnen in de vorm van onwetendheid.

Daarna, om ze aan te moedigen en hun kracht en inzet te versterken, ging Heer Vishnu de Asura's binnen in de vorm van hun eigen kwaliteit [die der hartstocht], doortrok Hij de Sura's met goddelijkheid [de geaardheid goedheid], en nam Hij de gedaante van de onwetendheid aan met de koning der serpenten. (Vedabase)


Tekst 12

Op de top van de grote berg staand als een tweede berg, greep Hij, die duizenden handen heeft, de koning van de bergen met één hand vast, terwijl vanuit de hemel Heer Brahmâ, Heer S'iva en Indra, de aanvoerder van de halfgoden, gebeden brachten voor Hem die met bloemen werd bestrooid.

Op de top van de grote berg als een tweede berg Mandara vastgrijpend met één hand, toonde Hij zich met duizenden handen terwijl vanuit de hemel Heer Brahmâ en S'iva met Indra voorop voor Hem hun gebeden brachten en Hem bestrooiden met bloemen. (Vedabase)

 

Tekst 13

Met de Heer, de Allerhoogste, aanwezig bovenop de berg, eronder, alsook in henzelf [als de drie oerkwaliteiten] en in de slang, raakten al de krokodillen in de oceaan, die met grote kracht verwoed werd gekarnd met behulp van de grote berg, geheel van streek.

Er zowel van boven als van onderen, als met henzelve, met de berg en met het touw erin zijn binnengegaan als het Allerhoogste, raakte de oceaan, die met grote kracht verwoed werd gekarnd, in heftige beroering door de grote steenmassa, en raakten alle krokodillen van streek. (Vedabase)


Tekst 14

De slangenkoning spuwde, hevig blazend met zijn duizendtal koppen, vuur en rook in alle richtingen. De Asura's, aangevoerd door Pauloma, Kâleya, Bali en Ilvala, hadden het zwaar te stellen met de hitte van zijn straling en kwamen er daardoor allen uit te zien als saralabomen verschroeid in een bosbrand.

De slangenkoning heftig blazend in alle richtingen, spuwde met een duizendtal der zijnen vuur en rook waardoor de Asura's, die werden aangevoerd door Pauloma, Kâleya, Bali en Ilvala, zwaar te kampen hadden met de hitte van zijn straling en ze er allen kwamen uit te zien als sarala bomen verschroeid in een bosbrand. (Vedabase)

 

Tekst 15

Ook de luister van de goden raakte aangetast door zijn vurige adem die hun kleding doorrookte alsook hun fraaie bloemenkransen, wapenrusting en gezichten. Bij beschikking van de Allerhoogste Heer begon het toen overvloedig te regenen terwijl winden wolken van waterdamp aanvoerden afkomstig van de golven van de oceaan.

Ook de goddelijken werden aangetast in hun luister door zijn vurige adem die hun kleding, fraaie bloemenslingers, wapenrusting en gezichten beroette; bij beschikking van de Allerhoogste Heer regende het toen overvloedig terwijl winden waterdamp opbliezen van de golven van de oceaan. (Vedabase)


Tekst 16

Toen de oceaan door de besten van de goddelijken en Asura's naar behoren was gekarnd maar er geen nectar verscheen, begon de Onoverwinnelijke zelf te karnen.

Toen de oceaan naar het beste vermogen van de goddelijken en de Asura's naar behoren was gekarnd maar er geen nectar verscheen, begon de Onoverwinnelijke zelf te karnen. (Vedabase)

 

Tekst 17

Zo donker als een regenwolk, in het geel gekleed, met schitterende oorhangers aan Zijn oren, met het glanzende haar op Zijn hoofd loshangend, met Zijn bloemenslinger, roze oogwit en glorieuze armen het universum vrijwarend van angst, karnde Hij, na de slang vastgegrepen te hebben, met de karnstok waar de berg toe diende en nam Hij [ook] daarbij het formaat van een berg aan.

Zo donker als een wolk, in gele kledij, met schitterende oorhangers aan Zijn oren, met Zijn glanzende haar op Zijn hoofd loshangend, met Zijn bloemenslinger, roze oogwit en zegevierende armen het universum veilig stellend, karnde Hij, na de slang gegrepen te hebben, de karnstok waartoe de berg diende en nam Hij daarbij een formaat aan gelijk aan dat van een berg. (Vedabase)

 

Tekst 18

Het karnen van de oceaan dat allerlei soorten vissen, haaien, slangen, schildpadden, walvissen, waterolifanten, krokodillen en timingila's [walvis-etende walvissen] in beweging bracht, produceerde allereerst een zeer krachtig gif genaamd Hâlahala [of Kâlakûtha, zie 8.6: 25].

Na eerst allerlei soorten vissen, haaien, slangen, alle typen schildpadden, walvissen, water-olifanten, krokodillen en timingila's [walvis-etende walvissen] enorm in beroering te hebben gebracht, kwam er, met al het gekarn, uit de oceaan een zeer krachtig gif genaamd Hâlahala tevoorschijn [of Kâlakûtha, zie 8.6: 25]. (Vedabase)

 

Tekst 19

Het enorm krachtige, onverdraaglijke gif dat onstuitbaar zich in alle richtingen omhoog en omlaag verspreidde, joeg al de mensen zoveel angst aan dat ze, zonder de bescherming van hun Heer en Meester, hun heil bij Heer S'iva zochten.

Dat krachtige, onverdraaglijke gif, onstuitbaar zich in alle richtingen hoog en laag verspreidend, maakte alle mensen bang zodat ze rusteloos het met de Heer hun beheerser niet meer wisten hoe ze het hadden, o mijn beste, niet beschermd als ze waren door de beschutting van Heer S'iva zijn lotusvoeten.  (Vedabase)

 

Tekst 20

Toen ze hem zagen die voor het welzijn van de drie werelden samen met zijn echtgenote op zijn berg [Kailâsa] zit, hij, de beste van alle halfgoden gediend door de heiligen die in verzaking het pad van bevrijding bewandelen, brachten ze hem hun eerbetuigingen.

Toen ze hem zagen die voor het welzijn van de drie werelden tezamen met zijn echtgenote op zijn berg [Kailâsa] zat, hij, de beste van alle halfgoden door de heiligen hooggehouden die in verzaking het pad der bevrijding in dienstbaarheid bewandelen, brachten ze hem hun eerbetuigingen. (Vedabase)

 

Tekst 21

De meesters van de geschapen wezens [de Prajâpati's] zeiden: 'O Heer der Heerscharen, o Mahâdeva, o ziel van allen, o liefde van een ieder, verlos ons, die hun toevlucht zoeken bij uw lotusvoeten, van dit vergif dat de drie werelden verbrandt.

De leiders der mensheid zeiden: 'O Heer der Heerscharen, o Mahâdeva, o ziel van allen, o liefde van een ieder, verlos ons, die hun heil zoeken bij uw lotusvoeten, van dit vergif dat de drie werelden verbrandt. (Vedabase)

 

Tekst 22

U bent de ene heer en meester van gebondenheid en bevrijding in het hele universum. U, die wij aanbidden, bent de geestelijk leraar ertoe in staat om de pijn te verdrijven van de overgegeven volgelingen.

U alleen in het ganse universum bent de beheerser der gebondenheid en bevrijding, u bent degene die wij als gelukszoekers aanbidden; u bent de geestelijk leraar om alle leed te verzachten. (Vedabase)

 

Tekst 23

O machtige, o grootheid, vanuit uw materieel vermogen manifesteert u, tewerkgaand met de drie geaardheden van de natuur, zich als Brahmâ, Vishnu of S'iva terwille van de schepping, handhaving en vernietiging van deze materiële wereld.

Middels de geaardheden der materie, middels uw eigen vermogen, verricht u de schepping, handhaving en vernietiging van deze materiële wereld, o machtige, als u zich manifesteert, o grootste, als Brahmâ, Vishnu of S'iva. (Vedabase)


Tekst 24

U bent het Allerhoogste Brahman, het geheim van de oorzaak en het gevolg van al de levensvormen van de schepping. U bent, met al de vermogens die u tentoonspreidt, de Heerser en Superziel van het universum.

U bent het Allerhoogste Brahman, het vertrouwelijke van de oorzaak en het gevolg van al de levensvormen der schepping; u met al uw vermogens tentoongespreid bent de Superziel en de Beheerser van het Universum. (Vedabase)

 

Tekst 25

U bent de bron van het [spirituele, Vedische] geluid, de oorsprong van het universum, de ziel, de levensadem, de zinnen en de elementen. U bent de basiskwaliteiten van de natuur en de eigen aard, de eeuwige tijd, het offer en het dharma van de waarheid [satya] alsook de waarachtigheid [rita]. Het is ter wille van u dat men de oorspronkelijke lettergreep van drie letters uitspreekt [A-U-M].

U bent de bron van het [spirituele, vedische] geluid, de oorsprong van het universum, de Ziel, de levensadem, de zinnen en de elementen, de geaardheden der natuur en de zelfontplooiing, de eeuwige tijd, de vastberadenheid en de religiositeit van de waarheid [satya] en de waarachtigheid [rita]; het is voor u dat men de oorspronkelijke lettergreep van drie letters uitspreekt [A-U-M]. (Vedabase)

 

Tekst 26

O ziel van al de goddelijken, het vuur vormt uw mond, o Heer van al de werelden, het oppervlak van de aardbol kent men als uw lotusvoeten, o zelf van al de goden, de tijd vormt uw bewegen, de windrichtingen vormen uw oren en de heer van het water [Varuna] vormt uw smaak.

Het vuur, uw mond, staat voor het geheel van al de goddelijke zielen; het oppervlak van de aardbol kent men, o liefde aller werelden, als uw lotusvoeten; de tijd is de vooruitgang van het geheel van uw halfgoden tezamen; de windrichtingen vormen uw oren en de heerser der wateren [Varuna] is er als uw smaak. (Vedabase)

 

Tekst 27

Met de ether als uw navel, de lucht als uw adem, de zonneschijf als uw ogen, het water als uw zaad, de maan als uw geest en de hogere werelden, o Heer, als uw hoofd, vormt uw zelf de beschutting van alle levende wezens hoog en laag [vergelijk 8.5: 33-43].

Met de ether als uw navel, de lucht als uw adem, de zonneschijf als uw ogen, het water inderdaad als uw zaad, de maan als uw geest en de hogere werelden, o Heer, als uw hoofd, vormt uw zelf de beschutting van alle levende wezens hoog en laag [vergelijk 8.5: 33-43]. (Vedabase)

 

Tekst 28

De oceanen zijn uw buik, de bergen zijn uw gebeente, al de planten, klimranken en kruiden zijn uw haren, de [zeven soorten] mantra's [zie 5.21: 15] zijn niets minder dan uw zeven lagen [kosha's], o drie Veda's [Rig, Yajur en Sâma] in eigen persoon, en de religies vormen de kern van uw hart [zie ook 2.1: 32].

Met de oceanen als uw buik, de bergen als uw gebeente, de planten, klimranken en kruiden als uw haren en de mantra's als uw zeven lagen [kosha's], vormen, o Veda's in eigen persoon, al de religies de kern van uw hart [zie ook 2.1: 32]. (Vedabase)

 

Tekst 29

De vijf heilige teksten van de [Vedische] filosofie [genaamd Tatpurusha, Aghora, Sadyojâta, Vâmadeva en Îs'âna] vormen uw gezichten tesamen met de verzameling van de [aan hen ontleende] achtendertig belangrijke mantra's [*] die de werkelijkheid beschrijven van de Superziel, van u, o Heer, die men in de positie van uw verlichte staat eert als S'iva.

De vijf opties [basisteksten] der [vedische] filosofie [genaamd Tatpurusha, Aghora, Sadyojâta,Vâmadeva, en Îs'âna] vormen uw gezichten met de achtendertig belangrijke mantra's [*] die de werkelijkheid van de Superziel verzekeren, de werkelijkheid van u o Heer, gevierd als S'iva in de positie van uw zelfverlichting. (Vedabase)

 

Tekst 30

De golven van goddeloosheid [lust, woede, begeerte en illusie] vormen slechts uw schaduw, de schaduw op basis waarvan er zo vele bijkomende scheppingen bestaan. Uw drie ogen staan voor de goedheid, de hartstocht en de duisternis en uw eenvoudig overschouwen [van de schepping met die ogen] bracht de analytische geschriften voort vol met verzen over de superziel, o Heer, o god van de Vedische literatuur en haar supplementen [de Purâna's].

De aanstormende golven der goddeloosheid [lust, woede, begeerte en illusie] vormen slechts uw schaduw, de schaduw op basis waarvan er zo vele vormen van scheppen bestaan; uw drie ogen zijn de goedheid, de hartstocht en de duisternis; uw enkele overschouwen bracht de analytische geschriften van de ziel teweeg, o Heer vol van verzen, o god van de vedische literatuur en haar supplementen. (Vedabase)


Tekst 31

Geen van de bestuurders van de wereld, o Heerser op de Berg, Brahmâ niet, Vishnu niet, noch de koning van de Sura's [Indra], kennen de reikwijdte van uw bovenzinnelijke gloed, de onpersoonlijke geest [van Brahman] gelijk voor iedereen, waarin men de basiskwaliteiten van de hartstocht, onwetendheid en goedheid niet aantreft.

Geen van de bestuurders van de wereld, o Heerser op de Berg, Brahmâ niet, Vishnu niet, noch de koning der Sura's [Indra], kunnen uw allerhoogste gloed peilen, de onpersoonlijke geest gelijk voor goden en mensen, waarin de geaardheden der hartstocht, onwetendheid en goedheid niet worden aangetroffen. (Vedabase)

 

Tekst 32

In deze wereld, die uit u is voortgekomen en die ten tijde van haar ondergang door u in de as wordt gelegd met de vonken van het vuur van uw ogen, hebt u, uit genade voor de levende wezens, Tripura vernietigd [7.10: 53] alsook een einde gemaakt aan de offers uit begeerte [zie b.v. 4.5], het gif van de [valse] tijd [in deze geschiedenis] en vele andere vormen van ellende. Maar deze zaken maken geen deel uit van de lof voor u, aangezien u deze wereld uit uw geest bant.

In deze wereld die, uit u voortgekomen, door u wordt vernietigd met de vonken van het vuur van uw ogen ten tijde van haar ondergang, hebt u Tripura in de as gelegd [7.10: 53], alsook de offers uit begeerte [zie b.v. 4.5], het gif van de tijd [in deze geschiedenis] en vele andere vormen van ellende voor de levende wezens; maar deze zaken dienen, omdat u deze wereld uit uw geest houdt, niet de verheerlijking van u. (Vedabase)


Tekst 33

Mensen niet bekend met uw hulp en vriendelijkheid kritiseren schaamteloos u, ondanks uw hoog ontwikkelde verzaking en hoewel de geestelijk leraren van voldoening met de ziel zich uw lotusvoeten herinneren, dat u een wildeman zou zijn die men altijd op begraafplaatsen aantreft [besmeurd met as] en dat u zich ophoudt in het gezelschap van uw partner Umâ.

Mensen die met de in zichzelf tevreden geestelijk leraren in hun harten aan uw twee lotusvoeten denken als zich bewegende met Umâ uw gezellin, kritiseren, in een later stadium van hun boete, uw handelingen en beschouwen u in het crematorium niet altijd als zijnde een aardig iemand; zij inderdaad die zich dermate schaamteloos opstellen hebben geen begrip voor wat u doet. (Vedabase)

 

Tekst 34

Vanwege uw verheven positie boven de zich bewegende en niet-bewegende levende wezens, bent u moeilijk te begrijpen. Als het zelfs niet voor Brahmâ en voor hen die bij hem horen mogelijk is om uw ware aard te doorgronden, o grootheid, hoeveel te meer zou dat dan niet voor ons gelden die, levend in overeenstemming met wat geschapen werd met de schepping [die van Brahmâ is], u niettemin zo goed als we kunnen proberen te aanbidden?

Om de reden van dat transcendentaal verheven zijn boven wat zich wel en niet rondbeweegt, bent u moeilijk te begrijpen; als het zelfs niet mogelijk is voor Brahmâ en zij die hem toebehoren om uw werkelijkheid zoals-die-is te doorgronden, o grootheid, hoe zou het ons dan lukken? Niettemin doen we, ookal zijn we maar creaties van de schepping [die van Brahmâ is], naar ons beste vermogen onze gebeden voor u. (Vedabase)

 

Tekst 35

We zien hoe u zich manifesteerde voor het geluk van de wereld, maar kunnen niet de ware verhevenheid van uw bovenzinnelijkheid zien, o grote Heer wiens wegen ondoorgrondelijk zijn.'

Met al het transcendentale kunnen we de eigenlijke bovenzinnelijke positie van u, die er inderdaad bent voor het geluk van de manifeste wereld, niet waarnemen, o grote beheerser ongekend in uw handelingen.' (Vedabase)

 

Tekst 36

S'rî S'uka zei: 'Met voor ogen hun benarde positie sprak hij, Mahâdeva, de vriend van alle levende wezens, uit mededogen voor het grote leed tot zijn beminde Satî.

S'rî S'uka zei: 'Met voor ogen hun benarde positie sprak hij, Mahâdeva, de vriend van alle levende wezens, vanuit zijn mededogen met het grote verdriet tot zijn gezellin Satî. (Vedabase)

 

Tekst 37

Heer S'iva zei: 'Liefste Bhavânî, zie toch hoe deerniswekkend de toestand is van al de levende wezens bedreigd door het vergif dat geproduceerd wordt met het karnen van de oceaan.

Heer S'iva zei: 'Liefste Bhavânî, hoe deerniswekkend deze toestand van al de levende wezens, kijk nu eens welk een bedreiging de huidige situatie vormt met al het vergif dat geproduceerd wordt met het karnen van de oceaan. (Vedabase)

 

Tekst 38

Me verantwoordelijk voelend voor al hun levens moet ik iets doen voor hun veiligheid; het is mijn plicht als de meester om te beschermen tegen leed.

Mij verantwoordelijk voelend voor al hun levens moet ik inderdaad iets ondernemen voor hun veiligheid; mij beschouwend als hun meester is het mijn plicht hen die lijden bescherming te bieden. (Vedabase)

 

Tekst 39

Toegewijden beschermen, ten koste van hun eigen leven, andere levende wezens die, tijdgebonden en begoocheld als ze zijn door de uitwendige energie, elkaar vijandig gezind zijn.

Toegewijden beschermen met hun leven andere levende wezens die tijdgebonden, begoocheld door de uitwendige energie, elkaar vijandig gezind zijn. (Vedabase)

 

Tekst 40

De Ziel van Allen, de Heer, is behaagd als men goed is voor anderen, o zachtaardige ziel. Als de Hoogste Persoonlijkheid van de Heer tevreden is, ben ik ook gelukkig, alsmede alle andere zich al dan niet rondbewegende wezens. Moge door mijn drinken van dit gif er het welzijn van alle schepselen zijn.'

Met het verrichten van goede daden voor anderen o zachtgeaarde, is de Ziel van Allen, de Heer, behaagd en omdat de Hoogste Persoonlijkheid van de Heer is behaagd zijn ook ik en alle andere zich wel en niet rondbewegende wezens gelukkig; laat me daarom dit gif opdrinken zodat er van mij het welzijn van alle schepselen zal zijn.' (Vedabase)


Tekst 41

S'rî S'uka zei: 'Nadat Heer S'iva de weldoener van het universum, Bhavânî aldus had toegesproken gaf ze, goed op de hoogte van zijn capaciteiten, haar toestemming, waarop hij aanstalten maakte het gif te gaan drinken.

S'rî S'uka zei: 'Heer S'iva de begunstiger van het universum, zich op deze manier tot Bhavânî richtend, begon toen met de instemming van zij die met het beste van hem op de hoogte was, het gif op te drinken. (Vedabase)

 

Tekst 42

Mahâdeva, begaan met het welzijn van alle levende wezens, nam vervolgens het wijdverspreide Hâlahala-gif in zijn hand en dronk het op.

Mahâdeva nam daartoe het wijdverspreide Hâlahala-gif in zijn hand en dronk het genadevol op voor het heil van alle levende wezens. (Vedabase)

 

Tekst 43

Dat gif van het water toonde zijn werking door zijn hals donkerblauw te kleuren, een kenmerk dat de deugdzamen, de heiligen en de wijzen als een sieraad zien.

Voor hem toonde het gif van het water zijn werking door zijn hals een blauwe streep te geven, de streep die er in de ogen van de heilige is als een sieraad. (Vedabase)


Tekst 44

Goede en eerlijke mensen trekken zich vrijwel altijd het lijden van hun medemensen aan. Dit beschouwt men als de hoogste vorm van het aanbidden van de Oorspronkelijke Persoon, Hij die staat voor de volledigheid van de ziel [zie ook 1.5: 17-19, B.G. 18: 68-69 en 4: 7-8].

De heiligen nemen zo goed als altijd vrijwillig het lijden op zich van de gewone man; dat optreden van hun vormt de hoogste vorm van aanbidding van de oorspronkelijke persoon, het volledige van de ziel [zie ook 1.5: 17-19 , B.G. 18: 68-69 en 4: 7-8]. (Vedabase)

 

Tekst 45

Vernemend over die daad van S'iva, de god van de goden, de genadige, werd hij hoog geprezen door al de mensen, door de dochter van Daksha [Satî, zie ook 4.3 & 4], door Brahmâ en door de Heer van Vaikunthha.

Vernemend van die daad van S'iva, de god der goden, de genadige, werd hij hoog geprezen door al de mensen, door de dochter van Daksha [Satî zie ook 4.3 & 4], en door Brahmâ en de Heer van Vaikunthha. (Vedabase)

 

Tekst 46

Schorpioenen, cobra's en andere giftige dieren en planten waren de levende wezens die zich ontfermden over het kleine beetje gif dat hier en daar verspreid achterbleef toen hij uit zijn handpalm dronk.'

En voor het kleine beetje dat hier en daar verspreid achterbleef toen hij uit zijn palm dronk, droegen toen enkele andere bekende levende wezens zorg, zoals daar zijn de schorpioenen, de cobra's en andere giftige dieren en planten. (Vedabase)

 

*: De achtendertig mantra's genaamd mukhâni pañcopanishadas taves'a zijn: (1) tat purushâya vidmahe s'ântyai, (2) mahâ-devâya dhîmahi vidyâyai, (3) tan no rudrah pratishthhâyai, (4) pracodayât dhrityai, (5) aghorebhyas tamâ. .., (6) atha ghorebhyo mohâ. .., (7) aghorebhyo rakshâ. .., (8) aghoratarebhyo nidrâ. .., (9) sarvebhyah sarva-vyâdhyai, (10) sarva-sarvebhyo mrityave, (11) namas te 'stu kshudhâ. .., (12) rudra-rûpebhyas trishnâ. .., (13) vamadevâya rajâ. .., (14) jyeshthhâya svâhâ. .., (15) s'reshthhâya ratyai, (16) rudrâya kalyânyai, (17) kâlâya kâmâ. .., (18) kala-vikaranâya sandhinyai, (19) bala-vikaranâya kriyâ. .., (20) balâya vriddhyai, (21) balacchâyâ. .., (22) pramathanâya dhâtryai, (23) sarva-bhûta-damanâya bhrâmanyai, (24) manah-s'oshinyai, (25) unmanâya jvarâ. .., (26) sadyojâtam prapadyâmi siddhyai, (27) sadyojâtâya vai namah riddhyai, (28) bhave dityai, (29) abhave lakshmyai, (30) nâtibhave medhâ. .., (31) bhajasva mâm kântyai, (32) bhava svadhâ. .., (33) udbhavâya prabhâ. .., (34) îs'ânah sarva-vidyânâm s'as'inyai, (35) îs'varah sarva-bhûtânâm abhaya-dâ. .., (36) brahmâdhipatir brahmanodhipatir brahman brahmeshtha-dâ. .., (37) s'ivo me astu marîcyai, (38) sadâs'ivah jvâlinyai.

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het eerste schilderij toont de Sura's and Asura's die met de berg karnen op de rug van Kurma.
Bron.
De tweede afbeelding is getiteld: 'Shiva drinking the world-poison' en is van
Nanda Lâl Bose.
Bron: 'Myths of the Hindus and Buddhists', Ballantine Press, Oct. 1913.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties