regelbalk


 

Canto 8

Pañca Tattva

 

 

Hoofdstuk 3: Gajendra's Gebeden van Overgave



 (1) De zoon van Vyâsa [S'uka] zei: 'Met dat besluit concentreerde hij [Gajendra], door zijn verstand geleid, zijn geest op het hart middels het opzeggen van een allerverhevenst gebed dat hij in een voorgaande geboorte had beoefend [zie ook B.G. 43-44]. (2) S'rî Gajendra zei: 'De Allerhoogste Godheid die dit door de materie beheerste bestaan tot bewustzijn beweegt, breng ik mijn eerbetuigingen, ik mediteer op Hem, de oorspronkelijke persoon, de Bovenzinnelijke Heer die de grondoorzaak is. (3) Het universum rust in Hem, bestaat er door Hem en ontstaat uit Hem, aan Hem, die Onafhankelijke Godheid die onze oorzaak is en boven ons verheven is, geef ik me over. (4) Hij die vanuit Zijn eigen energie deze kosmische manifestatie tentoonspreidde die dan weer zichtbaar en dan weer niet te zien is, overziet in beide gevallen alles en allen als de getuige. Die Basisziel, die Allerhoogste Transcendentie van de bovenzinnelijkheid, smeek ik mij te beschermen! (5) Als na de nodige tijd alles in deze wereld op niets is uitgelopen, als aan al de werelden en al hun handhavers en bestuurders en alles wat actief was een einde is gekomen, is er een hechte en diepe duisternis waarachter en waarboven de Almachtige straalt. (6) Als een danser danst is het moeilijk te begrijpen wat hij allemaal uitbeeldt. Op dezelfde manier kunnen de goden, de wijzen en de gewone schepselen niet doorgronden wat Hij allemaal doet of dat in woorden vatten. Moge Hij die zo moeilijk te begrijpen is mij bescherming bieden. (7) De Heer van hen die graag Zijn zegenrijke lotusvoeten willen zien, van degenen die bevrijd zijn van alle gehechtheid, van de grote wijzen die zonder fouten in het woud, hoog verheven boven de materie de geloften naleven in overeenstemming met de verschillende spirituele levensposities [de âs'rama's], de Heer van hen die gelijk en vriendelijk jegens allen zijn, Hij vormt mijn bestemming. (8-9) Hij die zonder geboorte is, heeft geen karma, noch een naam of vorm en is vrij van [de materiële basis-]kwaliteiten en van fouten. Hij die de vernietiging en schepping van deze kosmische manifestatie vormt, gaat niettemin op basis van Zijn eigen vermogen bij gelegenheid tot [persoonlijke] handelingen over [als een avatâra]. Hem, de Bovenzinnelijke Heer die de Meester is en het Opperste Brahman van een onbegrensd vermogen, die zonder een gedaante gedaanten heeft aangenomen en zo vele wonderbaarlijke daden verrichtte, biedt ik mijn eerbetuigingen. (10) Ik bied Hem mijn eerbetuigingen die de verlichting vormt van de ziel, de getuige aanwezig in allen, het Allerhoogste Zelf, Hij die alle beschrijving, de geest en zelfs het bewustzijn te boven gaat. (11) Voor Hem die, door geschoolde zielen vrij van materiële verlangens, [in toewijding] kan worden bereikt via de geaardheid goedheid, voor de meester van emancipatie en verlossing die het geluk verleent, is er mijn respectvolle eerbetoon. (12) Ik bied de Heer van de Vrede, de Heer van het evenwicht, die vrij van de geaardheden in een vervaarlijke of dierlijke gedaante [zoals Nrisimha en Varâha] de vorm van de geaardheden aanneemt, mijn eerbetuigingen. Ik draag mijn gebed op aan de Heer van de verscheidenheid van de spirituele kennis. (13) Mijn respect voor de kenner van het veld [zie B.G. 13: 1-5], voor U, de baas over allen, de getuige en de Oorspronkelijke Persoon, die de oerbron bent. U, de oorsprong van de materiële schepping, biedt ik mijn eerbetuigingen. (14) U bent het die ik respecteer omdat U de motieven van de zinnen overziet. U vormt de bron voor alle vormen van geloof omtrent de schijnbare werkelijkheid die men voor het ware aanziet omdat die een afspiegeling van U is. Met achting voor die reflectie, mijn eerbetoon aan U. (15) Ik bied U, de hoogste oorzaak zonder een oorzaak mijn eerbetuigingen. U die de wonderbaarlijke grondoorzaak bent van alles, de wetenschap van de heilige traditie en de grote oceaan, vereer ik, U die bevrijding schenkt en de toevlucht vormt van de transcendentalist. (16) Ik vereer Hem die het vuur van het bewustzijn is dat schuilgaat in het hout van de geaardheden van de natuur, Hem wiens [creatieve] geest in actie komt als de natuur uit evenwicht raakt, Hem die zich persoonlijk openbaart aan hen die de formele benadering opgaven als gevolg van hun spiritueel begrip. (17) Ik betuig Hem de eer, de perfectie van de onbegrensde genade, die een overgegeven dier als ik bevrijdt uit zijn verstriktheid. U, de Allerhoogste Onbegrensde Heer, Hij die men kent als de directe getuige vanbinnen, U, die immer aandachtig bent met een enkel deel van Uzelf [het Paramâtmâ, zie ook B.G. 10: 42], biedt ik mijn eerbetuigingen. (18) U bent moeilijk te bereiken voor iedereen die te zeer gehecht is aan zijn denken en lichaam, zijn nakomelingen en verwanten, zijn thuis, weelde en ondersteuning. Maar voor die bevrijde zielen die [verzonken in hun ziel] niet verstoord zijn door de natuurlijke geaardheden, bent u aanwezig in de kern van het hart [zie B.G. 6: 47]. U, op wie altijd wordt gemediteerd, U, het reservoir van alle spirituele kennis, U, de Allerhoogste Heer en Meester, biedt ik mijn respect. (19) Zij die dharma, artha, kâma en moksha [de regulatie van hun burgerdeugd] verlangen, aanbidden Hem en slagen er zo in hun beoogde doel te bereiken, om nog maar te zwijgen van andere zegeningen; Hij verleent zelfs een onvergankelijk [geestelijk] lichaam. Moge Zijn onbegrensde genade mij de verlossing brengen [zie ook 2.3: 10 en 7.9: 27]. (20-21) Zij die zich volledig hebben overgegeven aan de Allerhoogste Heer zijn, door het reciteren en vernemen over Zijn alleszins gunstige, wonderbaarlijke handelingen, verzonken in een oceaan van bovenzinnelijke gelukzaligheid. Met niemand anders dan Hem als hun levensdoel verlangen ze niet naar enige [andere] zegening. Hij, de eeuwige en Absolute Geest van de transcendentie, de Allerhoogste Meester van al de grote persoonlijkheden, de ongeziene Ziel verheven boven alles en allen die in yoga kan worden bereikt [middels toegewijde dienst], bevindt zich, vanwege Zijn subtiele en ongrijpbare aard, buiten het bereik van de zintuigen. Ik aanbid Hem, de onbegrensde, allesomvattende oorsprong. (22-24) Door Hem werden de verschillende bewegende en niet-bewegende levensvormen, de Vedische kennis, de goden, Brahmâ en de zijnen, alsook Zijn minder belangrijke expansies, in het leven geroepen met al hun namen en vormen. Zoals vonkjes ontstaan uit, en weer opgaan in, een vuur en zonnestralen voortkomen uit de zon en er weer in opgaan, zijn er ook telkens weer de manifestaties vanuit de basiskwaliteiten van de natuur van schepselen en scheppingen van het verstand en de geest, de zinnen en [van het grove en subtiele aspect] van het lichaam, die als delen en gehelen keer op keer voortkomen uit, en weer opgaan in, Hem. Hij, [dat vuur,] is geen halfgod of demon, geen mens of een dier, Hij is niet mannelijk of vrouwelijk, noch onzijdig of een ander levend wezen. Hij is niet het vruchtdragend handelen noch de geaardheid van de natuur en evenmin het manifeste of het niet-manifeste; Hij is de slotsom van het uitsluiten [van dit of dat, neti neti; zie ook 7.7: 23]. Aan Hem, de Onbegrensde, alle glorie!

(25) Zo wil ik niet in deze wereld leven. Wat voor zin heeft het om geboren als een olifant vanbinnen en vanbuiten in gevangenschap te verkeren? Ik wil de ellende en vernietiging niet die er is als gevolg van de tijd. Ik wil worden verlost van die versluiering van mijn geestelijk bestaan [zie ook 1.2: 3 en 6.15: 16]. (26) Ik buig me voor de bovenzinnelijke toevlucht, de ongeboren Absolute Geest die het universum schiep, die het universum is en die boven dit universum staat, die de kenner van het universum is en de ziel is van het universum. (27) De toegewijden en asceten die met yoga hun karma de baas werden, zien Hem, de Heer van de Yoga, helder in hun hart. Hem breng ik mijn eerbetuigingen. (28) Keer op keer betuig ik mijn respect voor U van wie de kracht van Zijn drievoudige vermogen zo formidabel is, U, de intelligentie van de volledigheid, de Heer van alle kwaliteiten die de overgegeven zielen beschut en wiens [begoochelend] vermogen [van mâyâ] zo moeilijk te overwinnen is [zie B.G. 16: 21], U die onbereikbaar bent voor hen die zich bevinden op het pad van een slechte zinsbeheersing. (29) Ik zoek mijn toevlucht bij Hem, de Allerhoogste Heer wiens heerlijkheden onpeilbaar zijn, wiens Zelf door de gewone man niet gekend wordt en door wiens krachten en intelligentie ik ben verslagen.'

(30) S'rî S'uka zei: 'Omdat hij met deze beschrijving niet was gericht op een bepaalde persoonlijke gedaante, benaderde geen van de diverse verschijningen van Brahmâ's onafhankelijke halfgoden Gajendra. In plaats van die keur aan goden verscheen de Heer in eigen persoon, aangezien Hij hun volledigheid vertegenwoordigt [vergelijk B.G. 7: 20-23 en 9: 23; 4.31: 14]. (31) Toen Hij zijn gebed hoorde kwam de Heer van alle werelden, die begreep in wat voor benarde positie hij verkeerde, zo snel als Hij maar kon, samen met de bewoners van de hemel die hun gebeden opdroegen. Gedragen door Garuda en uitgerust met de werpschijf en Zijn andere wapens, arriveerde Hij spoedig waar Gajendra zich bevond. (32) Zo gauw hij, die in het water zo gewelddadig was gegrepen en te lijden had, de Heer zag op de rug van Garuda met Zijn werpschijf geheven, stak hij zijn slurf omhoog met daarin een lotusbloem en bracht hij met moeite uit: 'O Nârâyana, Leraar van de Volkomenheid, o Allerhoogste Heer, U biedt ik mijn eerbetuigingen.' (33) Toen Hij hem zo zag lijden kwam de Ongeborene, zo vol van genade, meteen naar beneden en redde Hij hem met Zijn werpschijf, voor ogen van al de goddelijken aanwezig, door de krokodil zijn bek eraf te snijden en vervolgens Gajendra uit het water te trekken.'

next                        

 

 

 
Derde herziene editie, geladen 1 mei, 2019. 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links: 

Tekst 1

De zoon van Vyâsa [S'uka] zei: 'Met dat besluit concentreerde hij [Gajendra], door zijn verstand geleid, zijn geest op het hart middels het opzeggen van een allerverhevenst gebed dat hij in een voorgaande geboorte had beoefend [zie ook B.G. 6: 43-44].
De zoon van Vyâsa [S'uka] zei: 'Aldus er verstandelijk toe besloten zich in zijn geest te concentreren op het hart, reciteerde hij [Gajendra] een allerverhevenst gebed dat hij in een voorgaande geboorte had beoefend [zie ook B.G. 6: 43-44]. (Vedabase)

 

Tekst 2

S'rî Gajendra zei: 'De Allerhoogste Godheid die dit door de materie beheerste bestaan tot bewustzijn beweegt, breng ik mijn eerbetuigingen, ik mediteer op Hem, de oorspronkelijke persoon, de Bovenzinnelijke Heer die de grondoorzaak is.

S'rî Gajendra zei: 'Mijn eerbetuigingen aan de Oorspronkelijke, de Allerhoogste Godheid door wie dit materieel bestaan zich beweegt in bewustzijn, laat me mediteren op Hem, die persoonlijkheid die de grondoorzaak is, de Allerhoogste Beheerser. (Vedabase)

 


Tekst 3

Het universum rust in Hem, bestaat er door Hem en ontstaat uit Hem, aan Hem, die Onafhankelijke Godheid die onze oorzaak is en boven ons verheven is, geef ik me over.

Op Hem rust het universum, van Hem zijn er al de elementen en door Hem is er de werkzaamheid ervan, aan Hem die Zelf de materiële wereld is qua gevolg zowel als wat betreft de bovenzinnelijke oorzaak, aan die Allerhoogste die in Zichzelf voorziet geef ik mezelf over. (Vedabase)

  

Tekst 4

Hij die vanuit Zijn eigen energie deze kosmische manifestatie tentoonspreidde die dan weer zichtbaar en dan weer niet te zien is, overziet in beide gevallen alles en allen als de getuige. Die Basisziel, die Allerhoogste Transcendentie van de bovenzinnelijkheid, smeek ik mij te beschermen!

Hij die vanuit Zichzelf, door Zijn eigen energie, deze kosmische manifestatie tentoonspreidde, die dan weer manifest en dan weer niet zichtbaar is, overziet in beide gevallen als de getuige alles en allen; die Ziel zonder voorgaande oorzaak, dat Allerhoogste van alle Bovenzinnelijkheid, smeek ik, alstUblieft bescherm mij! (Vedabase)


Tekst 5

Als na de nodige tijd alles in deze wereld op niets is uitgelopen, als aan al de werelden en al hun handhavers en bestuurders en alles wat actief was een einde is gekomen, is er een hechte en diepe duisternis waarachter en waarboven de Almachtige straalt.

Als na de nodige tijd alles, alle transformaties, alles wat is gedaan, al de werelden en al hun handhavers en bestuurders, tot niets is teruggebracht, is er de hechte en diepe duisternis waarachter en waarboven de Almachtige straalt. (Vedabase)


Tekst 6

Als een danser danst is het moeilijk te begrijpen wat hij allemaal uitbeeldt. Op dezelfde manier kunnen de goden, de wijzen en de gewone schepselen niet doorgronden wat Hij allemaal doet of dat in woorden vatten. Moge Hij die zo moeilijk te begrijpen is mij bescherming bieden.

Zoals met het uiterlijke van een uitvoerend kunstenaar die zelf dan niet kan worden doorgrond, kunnen Zijn bewegingen noch door de goden, de wijzen of de gewone schepselen worden begrepen of in woorden worden uitgedrukt; Hij zo moeilijk te bevatten, moge Hij me Zijn bescherming geven. (Vedabase)


Tekst 7

De Heer van hen die graag Zijn zegenrijke lotusvoeten willen zien, van degenen die bevrijd zijn van alle gehechtheid, van de grote wijzen die zonder fouten in het woud, hoog verheven boven de materie de geloften naleven in overeenstemming met de verschillende spirituele levensposities [de âs'rama's], de Heer van hen die gelijk en vriendelijk jegens allen zijn, Hij vormt mijn bestemming.

De Heer van hen die het verlangen Zijn algunstige lotusvoeten te zien, van hen die bevrijd zijn van alle gehechtheid, van die grote wijzen, zonder fouten in het woud, hoog verheven de geloften in praktijk brengend al naar gelang de verschillende posities [de âs'rama's], de Heer van hen die gelijk en vriendelijk voor allen zijn, Hij is mijn bestemming. (Vedabase)

 

Tekst 8-9

Hij die zonder geboorte is, heeft geen karma, noch een naam of vorm en is vrij van [de materiële basis-]kwaliteiten en van fouten. Hij die de vernietiging en schepping van deze kosmische manifestatie vormt, gaat niettemin op basis van Zijn eigen vermogen bij gelegenheid tot [persoonlijke] handelingen over [als een avatâra]. Hem, de Bovenzinnelijke Heer die de Meester is en het Opperste Brahman van een onbegrensd vermogen, die zonder een gedaante gedaanten heeft aangenomen en zo vele wonderbaarlijke daden verrichtte, biedt ik mijn eerbetuigingen.

Van Hem is er geen geboorte, geen karma, geen naam of vorm, geen geaardheden en fouten zeker ook niet; niettemin komt Hij, die de vernietiging en schepping van deze kosmische manifestatie is, middels Zijn eigen vermogen keer op keer in actie [als een avatâra]. Hem, de Bovenzinnelijke die de Beheerser is, het Allerhoogste Brahman van een onbegrensd vermogen, die zonder een gedaante gedaanten heeft aangenomen, die van zo vele wonderbaarlijke daden is, biedt ik mijn respect. (Vedabase)


Tekst 10

Ik bied Hem mijn eerbetuigingen die de verlichting vormt van de ziel, de getuige aanwezig in allen, het Allerhoogste Zelf, Hij die alle beschrijving, de geest en zelfs het bewustzijn te boven gaat.

Mijn eerbetoon voor Hem, de verlichting van de ziel, de getuige in allen, het Allerhoogste van het Zelf; Hij die alle beschrijving, de geest en zelfs het bewustzijn te boven gaat, geldt mijn eerbewijs. (Vedabase)

 

Tekst 11

Voor Hem die, door geschoolde zielen vrij van materiële verlangens, [in toewijding] kan worden bereikt via de geaardheid goedheid, voor de meester van emancipatie en verlossing die het geluk verleent, is er mijn respectvolle eerbetoon.

Hij, het voorwerp der toewijding die door de geschoolden in transcendentale handelingen recht wordt gedaan, voor Hem, de meester der menswording, de verlener der genade, Hij die helemaal vrij is, mijn eerbiedwaardige respectbetoon. (Vedabase)


Tekst 12

Ik bied de Heer van de Vrede, de Heer van het evenwicht, die vrij van de geaardheden in een vervaarlijke of dierlijke gedaante [zoals Nrisimha en Varâha] de vorm van de geaardheden aanneemt, mijn eerbetuigingen. Ik draag mijn gebed op aan de Heer van de verscheidenheid van de spirituele kennis.

Al mijn eerbetuigingen gelden die Ene der Vrede volledig geconcentreerd op het spirituele in gedaanten van geweld en het dierlijke [zoals Nrisimha en Varâha] naar de verschillende kwaliteiten van de materiële natuur; aan Hem die eveneens de kennis van het Brahman is, draag ik mijn gebed op. (Vedabase)

Tekst 13

Mijn respect voor de kenner van het veld [zie B.G. 13: 1-5], voor U, de baas over allen, de getuige en de Oorspronkelijke Persoon, die de oerbron bent. U, de oorsprong van de materiële schepping, biedt ik mijn eerbetuigingen.

Voor de kenner van het veld [zie B.G. 13: 1-5] mijn respect, U de baas over allen, de getuige en de Oorspronkelijke Persoon die de oerbron bent, aan U, de beweger van de materiële schepping, U als de primaire werkelijkheid, biedt ik mijn eerbetuigingen. (Vedabase)


Tekst 14

U bent het die ik respecteer omdat U de motieven van de zinnen overziet. U vormt de bron voor alle vormen van geloof omtrent de schijnbare werkelijkheid die men voor het ware aanziet omdat die een afspiegeling van U is. Met achting voor die reflectie, mijn eerbetoon aan U.

U bent het die ik respecteer, daar U overziet waar al de zinnen op uit zijn. U bent het einde van alle twijfel met het onware dat, omdat het er is als een afspiegeling van U, de werkelijkheid wordt genoemd; naar die reflectie, mijn eerbetoon aan U. (Vedabase)

 

Tekst 15

Ik bied U, de hoogste oorzaak zonder een oorzaak mijn eerbetuigingen. U die de wonderbaarlijke grondoorzaak bent van alles, de wetenschap van de heilige traditie en de grote oceaan, vereer ik, U die bevrijding schenkt en de toevlucht vormt van de transcendentalist.

Mijn eerbetuigingen nogmaals gelden U, van al het bestaande de allerhoogste oorzaak zonder een oorzaak, de oorzaak van al het wonderbaarlijke, de bron van wat geleerd wordt in opeenvolging, de oceaan in ontvangst van al de rivieren van kennis; U eer ik, die de bevrijding schenkt en de toevlucht vormt van de transcendentalist. (Vedabase)


Tekst 16

Ik vereer Hem die het vuur van het bewustzijn is dat schuilgaat in het hout van de geaardheden van de natuur, Hem wiens [creatieve] geest in actie komt als de natuur uit evenwicht raakt, Hem die zich persoonlijk openbaart aan hen die de formele benadering opgaven als gevolg van hun spiritueel begrip.

Ik draag mijn handelingen op aan Hem wiens vuur van de kennis door de geaardheden van de natuur is overdekt zoals vuur dat is in hout, aan Hem die zich bevindt buiten de door de beroering der natuur aangedane geest, aan Hem die persoonlijk aanwezig is voor hen die vanuit hun stadium van spiritueel verstaan de formele benadering eraan gaven. (Vedabase)

 

Tekst 17

Ik betuig Hem de eer, de perfectie van de onbegrensde genade, die een overgegeven dier als ik bevrijdt uit zijn verstriktheid. U, de Allerhoogste Onbegrensde Heer, Hij die men kent als de directe getuige vanbinnen, U, die immer aandachtig bent met een enkel deel van Uzelf [het Paramâtmâ, zie ook B.G. 10: 42], biedt ik mijn eerbetuigingen.

U betoon ik als een dier mijn respect in overgave aan Hem, de Onberispelijke van oneindige genade die bevrijdt uit de verstriktheid; door een enkel deel van Uw zelf [het Paramâtmâ, zie ook B.G. 10: 42] bent U immer aandachtig voor allen die belichaamd zijn, die Allerhoogste Heer zonder grenzen, in de geest gevierd als de directe waarnemer, biedt ik mijn eerbetuigingen. (Vedabase)


Tekst 18

U bent moeilijk te bereiken voor iedereen die te zeer gehecht is aan zijn denken en lichaam, zijn nakomelingen en verwanten, zijn thuis, weelde en ondersteuning. Maar voor die bevrijde zielen die [verzonken in hun ziel] niet verstoord zijn door de natuurlijke geaardheden, bent u aanwezig in de kern van het hart [zie B.G. 6: 47]. U, op wie altijd wordt gemediteerd, U, het reservoir van alle spirituele kennis, U, de Allerhoogste Heer en Meester, biedt ik mijn respect.

Voor allen zo zeer gehecht aan hun denken en lichaam, zoons en dochters, weelde en helpers, bent U moeilijk te bereiken, maar voor personen die, vrij van de invloed van de geaardheden der natuur, in het hart zijn vrijgemaakt bent U er reeds [zie B.G. 6: 47]; Hem op wie altijd wordt gemediteerd, het reservoir van alle spirituele kennis, die Allerhoogste Heer en Beheerser, geldt al mijn respect. (Vedabase)

 

Tekst 19

Zij die dharma, artha, kâma en moksha [de regulatie van hun burgerdeugd] verlangen, aanbidden Hem en slagen er zo in hun beoogde doel te bereiken, om nog maar te zwijgen van andere zegeningen; Hij verleent zelfs een onvergankelijk [geestelijk] lichaam. Moge Zijn onbegrensde genade mij de verlossing brengen [zie ook 2.3: 10 en 7.9: 27].

Door Hem te eerbiedigen kan dat worden bereikt waar men naar op zoek is met al het begeren overeenkomstig de religie, de economie, de bevrediging, en de bevrijding, om nog maar te zwijgen van de andere zegeningen die Hij eveneens verleent zoals het bovendien hebben van een geestelijk lichaam; moge Hij, oneindig van genade, mij de bevrijding van mijn ziel vergunnen [zie ook 2.3: 10 en 7.9: 27]. (Vedabase)


Tekst 20-21

Zij die zich volledig hebben overgegeven aan de Allerhoogste Heer zijn, door het reciteren en vernemen over Zijn alleszins gunstige, wonderbaarlijke handelingen, verzonken in een oceaan van bovenzinnelijke gelukzaligheid. Met niemand anders dan Hem als hun levensdoel verlangen ze niet naar enige [andere] zegening. Hij, de eeuwige en Absolute Geest van de transcendentie, de Allerhoogste Meester van al de grote persoonlijkheden, de ongeziene Ziel verheven boven alles en allen die in yoga kan worden bereikt [middels toegewijde dienst], bevindt zich, vanwege Zijn subtiele en ongrijpbare aard, buiten het bereik van de zintuigen. Ik aanbid Hem, de onbegrensde, allesomvattende oorsprong.

Zij die niets anders dan Hem op het oog hebben verlangen niet naar deze of gene zegening - zij die het feitelijk brachten tot de toevlucht van de Allerhoogste Heer zijn verzonken in een oceaan van bovenzinnelijke gelukzaligheid door het bespreken van en vernemen over de alleszins gunstige, wonderbaarlijke handelingen van Hem. Hij, de eeuwige transcendentale, Allerhoogste Meester van alle grote persoonlijkheden, de ongeziene Ziel boven alles die in yoga kan worden bereikt door toewijding is, zo subtiel en ongrijpbaar buiten het bereik van de zinnen als Hij is, de onbegrensde, in alle opzichten volkomen, oorsprong die ik aanbid. (Vedabase)

 

Tekst 22-24

Door Hem werden de verschillende bewegende en niet-bewegende levensvormen, de Vedische kennis, de goden, Brahmâ en de zijnen, alsook Zijn minder belangrijke expansies, in het leven geroepen met al hun namen en vormen. Zoals vonkjes ontstaan uit, en weer opgaan in, een vuur en zonnestralen voortkomen uit de zon en er weer in opgaan, zijn er ook telkens weer de manifestaties vanuit de basiskwaliteiten van de natuur van schepselen en scheppingen van het verstand en de geest, de zinnen en [van het grove en subtiele aspect] van het lichaam, die als delen en gehelen keer op keer voortkomen uit, en weer opgaan in, Hem. Hij, [dat vuur,] is geen halfgod of demon, geen mens of een dier, Hij is niet mannelijk of vrouwelijk, noch onzijdig of een ander levend wezen. Hij is niet het vruchtdragend handelen noch de geaardheid van de natuur en evenmin het manifeste of het niet-manifeste; Hij is de slotsom van het uitsluiten [van dit of dat, neti neti; zie ook 7.7: 23]. Aan Hem, de Onbegrensde, alle glorie!

Van Hem zijn door Zijn delen - de verschillende bewegende en niet-bewegende levensvormen, de vedische kennis, de goden en allen die bij Brahmâ horen - de minder belangrijke onderverdelingen van namen en vormen in het leven geroepen. Dit niet aflatende vertoon van de geaardheden der natuur, dit verstand en deze geest, deze zinnen en verdelingen van het grove en subtiele van het lichaam, zijn, zoals vonken in verhouding tot het vuur dat de zon is, de stralende deeltjes die keer op keer voortkomen uit en opgaan in Hem als delen en gehelen. Dat vuur, inderdaad geen halfgod of demon, een menselijk wezen, beest of vogel, vrouw, onzijdig of de maan evenmin en ook niet een levend schepsel, is niet het vruchtdragend handelen noch de manifestatie, noch het niet-gemanifesteerde; Hij is de slotsom van het uitsluiten van dit en dat [neti neti zie ook 7.7: 23]; aan Hem, de Onbegrensde, alle glorie! (Vedabase)

 

Tekst 25

Zo wil ik niet in deze wereld leven. Wat voor zin heeft het om geboren als een olifant vanbinnen en vanbuiten in gevangenschap te verkeren? Ik wil de ellende en vernietiging niet die er is als gevolg van de tijd. Ik wil worden verlost van die versluiering van mijn geestelijk bestaan [zie ook 1.2: 3 en 6.15: 16].

Ik wens het niet mijn leven hier of in een wereld hierna voort te zetten; wat heeft het voor nut als men vanbinnen en vanbuiten opgesloten zit; in deze geboorte als een olifant verlang ik te ontkomen aan de gebondenheid aan de tijd die alleen maar tot vernietiging leidt. Ik wil worden bevrijdt uit die onterende begrenzing van mijn zelf [zie ook 1.2: 3, 6.15: 16]. (Vedabase)

 

Tekst 26

Ik buig me voor de bovenzinnelijke toevlucht, de ongeboren Absolute Geest die het universum schiep, die het universum is en die boven dit universum staat, die de kenner van het universum is en de ziel is van het universum.

Daartoe draag ik aan Hem, de gemanifesteerde hoewel niet gemanifesteerd, die ongeboren ziel en kenner van het universum en bovenzinnelijke toevlucht van het Allerhoogste, mijn leven en ziel op. (Vedabase)


Tekst 27

De toegewijden en asceten die met yoga hun karma de baas werden, zien Hem, de Heer van de Yoga, helder in hun hart. Hem breng ik mijn eerbetuigingen.

 Zij van de vereniging van het bewustzijn jegens Hem, die door [die bhakti-]yoga al het karma verbrandden en een verenigd en gelouterd hart hebben, nemen Hem, de Heer van de Yoga die ik toegewijd ben, rechtstreeks waar. (Vedabase)


Tekst 28

Keer op keer betuig ik mijn respect voor U van wie de kracht van Zijn drievoudige vermogen zo formidabel is, U, de intelligentie van de volledigheid, de Heer van alle kwaliteiten die de overgegeven zielen beschut en wiens [begoochelend] vermogen [van mâyâ] zo moeilijk te overwinnen is [zie B.G. 16: 21], U die onbereikbaar bent voor hen die zich bevinden op het pad van een slechte zinsbeheersing.

Mijn respectbetoon keer op keer voor U, het gigantische van de krachten van het drievoudig vermogen van [het vormgeven, afwikkelen en in stand houden van] het volledige, voor Hem die, voor de intelligentie zich voordoend als een zinsobject, de toevlucht verschaft en die, met Zijn moeilijk te boven te komen energieën [zie B.G. 16: 21], onbereikbaar is voor hen die op het pad hun zinnen niet weten te beheersen. (Vedabase)

Tekst 29

Ik zoek mijn toevlucht bij Hem, de Allerhoogste Heer wiens heerlijkheden onpeilbaar zijn, wiens Zelf door de gewone man niet gekend wordt en door wiens krachten en intelligentie ik ben verslagen.'

Ik zoek mijn toevlucht bij Hem wiens heerlijkheden zo onpeilbaar zijn, wiens identiteit bij de mensen in het algemeen niet bekend is en onder wiens invloed en intelligentie ik als een op zichzelfstaande ziel ben verslagen.' (Vedabase)

 

Tekst 30

S'rî S'uka zei: 'Omdat hij met deze beschrijving niet was gericht op een bepaalde persoonlijke gedaante, benaderde geen van de diverse verschijningen van Brahmâ's onafhankelijke halfgoden Gajendra. In plaats van die keur aan goden verscheen de Heer in eigen persoon, aangezien Hij hun volledigheid vertegenwoordigt [vergelijk B.G. 7: 20-23 en 9: 23; 4.31: 14].

S'rî S'uka zei: 'Toen, vanwege deze beschrijving die niet was gericht op enige persoon in het bijzonder, geen van de opzichzelf staande goddelijken van Brahmâ met hun verschillende verschijningsvormen, Gajendra benaderde, verscheen aldaar van de keur aan goden de Heer in eigen persoon omdat Hij het volledige van hen allen tezamen is [vergelijk B.G. 7: 20-23 en 9: 23; 4.31: 14]. (Vedabase)

 

Tekst 31

Toen Hij zijn gebed hoorde kwam de Heer van alle werelden, die begreep in wat voor benarde positie hij verkeerde, zo snel als Hij maar kon, samen met de bewoners van de hemel die hun gebeden opdroegen. Gedragen door Garuda en uitgerust met de werpschijf en Zijn andere wapens, arriveerde Hij spoedig waar Gajendra zich bevond.

Zijn gebed horend kwam de Heer van alle werelden die begreep in wat voor benarde positie hij verkeerde, tezamen met de bewoners van de hemel die hun gebeden opdroegen, zo snel als Hij maar kon, gedragen door Garuda en uitgerust met de werpschijf en Zijn andere wapens, naar de plek waar Gajendra zich bevond. (Vedabase)


Tekst 32

Zo gauw hij, die in het water zo gewelddadig was gegrepen en te lijden had, de Heer zag op de rug van Garuda met Zijn werpschijf geheven, stak hij zijn slurf omhoog met daarin een lotusbloem en bracht hij met moeite uit: 'O Nârâyana, Leraar van de Volkomenheid, o Allerhoogste Heer, U biedt ik mijn eerbetuigingen.'

Op het moment dat hij, die in het water zo gewelddadig was gegrepen en te lijden had, de Heer zag die op de rug van Garuda Zijn werpschijf in de lucht stak, hief hij zijn slurf omhoog met daarin een lotusbloem en bracht hij met moeite uit: 'O Nârâyana, Leraar der Volkomenheid, o Allerhoogste Heer, U biedt ik mijn eerbetuigingen.' (Vedabase)

 

Tekst 33

Toen Hij hem zo zag lijden kwam de Ongeborene, zo vol van genade, meteen naar beneden en redde Hij hem met Zijn werpschijf, voor ogen van al de goddelijken aanwezig, door de krokodil zijn bek eraf te snijden en vervolgens Gajendra uit het water te trekken.'

Toen Hij hem zo zag lijden kwam de Ongeborene meteen naar beneden en redde Hij, voor ogen van al de goddelijken aanwezig met Zijn werpschijf de krokodil zijn bek eraf snijdend, koning Gajendra en trok Hij hem uit het water. (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het schilderij op deze pagina is getiteld: 'Vishnu Rescuing the King of the Elephants',
India, Himachal Pradesh, Chamba/Mandi, South Asia, circa 1675. Ter beschikking gesteld door
LACMA.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties