regelbalk


  

 

Canto 8

Dâlâlera Gîtâ

 

 

Hoofdstuk 24: Matsya, de Vis-incarnatie van de Heer

(1) De achtenswaardige koning zei: 'O machtige heer, ik zou graag het verhaal horen over die eerste incarnatie van de Heer wiens daden zo wonderbaarlijk zijn, waarin Hij zich voordoet als een vis [of Matsya, zie ook 2.7: 12, 5.18: 24-28 en 6.9: 23]. (2-3) Waarom nam de Heer de gedaante van een vis aan? Het is een vorm die zeker niet de meest gunstige is in de wereld. Om zich voor te doen in die trage geaardheid moet zo zwaar zijn als het leven van iemand die gebukt gaat onder de wetten van karma! O machtige wijze, vertel ons alstublieft, zo goed u kan, alles over de wederwaardigheden van Heer Uttamas'loka ['de Verheerlijkte'], want over Hem vernemen is wat de wereld gelukkig maakt [B.G. 4: 7].'

(4) S'rî Sûta Gosvâmî zei: "De machtige zoon van Vyâsadeva vertelde, aldus door Vishnurâta ['door Vishnu gezonden'] ertoe verzocht, hem alles wat er te weten viel over de daden van Vishnu in de gedaante van een vis. (5) S'rî S'uka zei: 'Ter wille van de koeien, de brahmanen, de verlichte zielen, de toegewijden en ook de Vedische literatuur, neemt de Allerhoogste Heer in Zijn incarnaties [allerlei] gedaanten aan met de bedoeling het dharma veilig te stellen. (6) Hoewel de Heer gedaanten aanneemt onder hogere of lagere levende wezens, is Hij [Zelf], net als lucht die in beweging is, daarmee niet van een hogere of lagere aard, want bedacht op de basiskwaliteiten, staat Hij boven die geaardheden. (7) Tijdens de vorige dag van Brahmâ [de vorige kalpa], was er aan het eind een overstroming als gevolg waarvan al de bestaande werelden ondergedompeld raakten in de oceaan, o Koning. (8) Op het moment dat Brahmâ zich slaperig voelde en wilde gaan liggen om te rusten, kwam de Vedische kennis heel krachtig uit zijn mond voort. Die kennis werd door Hayagrîva, die daar in de buurt was, toen weggenomen [zie 2.7: 11 en 5.18: 6]. (9) De Allerhoogste Heer Hari, de Meester, had begrip voor Hayagrîva's Dânava manier van doen en nam [daarop] de gedaante van een vis aan. (10) Toen dat gebeurde was er een wijze koning genaamd Satyavrata, een grote persoonlijkheid en toegewijde van Heer Nârâyana, die in zijn boetedoeningen de ascese had ontwikkeld alleen nog maar water te drinken. (11) Tijdens deze dag van Brahmâ raakte hij, als een zoon van de zonnegod, bekend onder de naam S'râddhadeva. Heer Hari kende hem de positie van Manu toe [zie 6.6: 40 en 8.13: 1]. (12) Toen hij op een dag aan de Kritamâlâ rivier zat en wateroffers bracht, manifesteerde zich in zijn handpalm vol water een soort visje. (13) Satyavrata, de meester van Dravidades'a, o zoon van Bharata, gooide het visje samen met de handvol water in de rivier. (14) Het deed een beroep op de grootmoedige koning en zei: 'Het rivierwater maakt me heel bang, o beschermer van de zwakken, waarom gooit u Mij, zo klein, voor de vraatzuchtige waterdieren, o Koning?'

(15) Er heel blij mee om het persoonlijk een plezier te doen besloot hij, zonder te weten dat hij de gedaante van Matsya vasthield, het visje zijn bescherming te bieden. (16) De grote leider die de meelijwekkende woorden van het visje hoorde deed het genadig in een pot vol water, en nam het mee naar huis. (17) Maar in één nacht dijde het uit in het water van die pot zodat het, er zich ongemakkelijk in voelend, daarom tot de grote leider zei: (18) 'Ik voel me hier niet lekker, deze waterpot is een moeilijke plek voor Me, zie alstublieft om naar een wat ruimer verblijf, waar Ik prettig kan leven.'

(19) Hij haalde het er toen uit en deed het in een emmer water maar daarin geworpen groeide het binnen een seconde uit tot een lengte van drie el [2.10 meter]. (20) [Hij zei:] 'Deze emmer is niet geschikt voor Mij om gelukkig te leven, gun Mij, die uw beschutting zocht, alstublieft een veel ruimere plaats!'

(21) De koning haalde Hem daar uit en gooide Hem in een meer dat onmiddellijk door Zijn lichaam gevuld raakte toen Hij uitgroeide tot een gigantische vis, o Koning. (22) 'Dit water waar u Me ingegooid hebt zint Me in het geheel niet, o Koning, Ik ben een groot waterdier, breng Me liever naar een watermassa die meer permanent geschikt voor Me is'.

(23) Aldus verzocht bracht hij Matsya naar steeds weer grote wateren, totdat hij uiteindelijk de gigant in de oceaan gooide. (24) Daarin geworpen zei Hij tot de koning: 'Er zijn hier gevaarlijke, machtige waterdieren die Mij willen verorberen, o held, breng Me alstublieft niet hiernaartoe!'

(25) Aldus verbijsterd door de vis die zich in bekoorlijke termen tot hem richtte zei hij: 'Wie bent U die ons in deze vissengedaante versteld doet staan? (26) Ik heb nooit eerder zo'n machtige vis als U gezien of erover gehoord: Uwe Heerlijkheid bent in één dag uitgegroeid tot honderden kilometers! (27) U moet wel de Allerhoogste Persoonlijkheid van God Zelf zijn, de onvergankelijke Heer Nârâyana, die de gedaante van een zeedier heeft aangenomen om alle levende wezens Uw genade te tonen. (28) Ik biedt U, de allerverhevenste Persoonlijkheid van Handhaving, Schepping en Vernietiging, mijn eerbetuigingen. O Almachtige, voor overgegeven toegewijden als ik bent U de Allerhoogste Heer en de Hoogste Bestemming. (29) Alles wat U doet in Uw incarnaties vormt de oorzaak van het welzijn van alle levende wezens. Ik zou graag weten waarom Uwe Heerlijkheid deze gedaante heeft aangenomen. (30) In tegenstelling tot [de aanbidding van] anderen die verschillend belichaamd zijn [de halfgoden], aanbidt men Uw lotusvoeten nimmer vergeefs, o Lotusblaadjesogige. U bent namelijk de vriend, de meest geliefde en oorspronkelijke Ziel van iedereen, U die nu dat zo hoogst wonderbaarlijke lichaam hebt gemanifesteerd voor ons, Uw toegewijden.'

(31) S'rî S'uka zei: 'Zich aldaar op die manier uitlatend werd die meester van de mensen, Satyavrata, toegesproken door de Meester van het Universum, de Heer die, als de ene, ware liefde van de toegewijden, aan het einde van de yuga, ter wille van het genieten van Zijn spel en vermaak, in het water van de grote vloed de vorm van een vis had aangenomen. (32) De Allerhoogste Heer zei: 'Op de zevende dag na vandaag, o onderwerper van de vijand, zal deze drievoudige schepping van aarde, ether en hemel worden overstroomd door de alles verzwelgende oceaan. (33) Als de drie werelden zijn verzonken in de wateren van vernietiging, zal er een zeer groot schip verschijnen dat Ik u gezonden heb. (34-35) Verzamel alle hogere en lagere soorten van kruiden en zaden voordat u zich samen met de zeven wijzen en alle soorten levende wezens aan boord begeeft van die grote boot. Bevaar dan onverschrokken de oceaan van de vloed met geen ander licht dan de gloed van de rishi's. (36) Als die boot heen en weer geslingerd wordt door de o zo machtige wind, kan u hem met de grote slang [Vâsuki] vastbinden aan Mijn hoorn, want Ik sta u bij. (37) Ik zal u en de wijzen in het schip, o Mijn beste, met Me meetrekken door de wateren zolang de nacht van Brahmâ duurt. (38) Door Mijn ondersteuning zal zich, op uw vraag, in uw hart de volle kennis openbaren van Mijn glorie die bekend staat als het Opperste Brahman [zie ook B.G. 5: 16, 10: 11].'

(39) Na de koning aldus te hebben geïnstrueerd verdween de Heer vandaar. De koning wachtte toen de tijd af waar de Meester van de Zinnen met hem over had gesproken. (40) De heilige koning spreidde kus'agras uit met de toppen naar het oosten en ging toen zitten, met zijn gezicht gericht op het noorden, om te mediteren op de voeten van de Heer die de gedaante van een vis had aangenomen. (41) Daarna zag hij enorme wolken in de hemel die onophoudelijk regenden. De oceaan steeg en stroomde over aan alle kanten zodat de aarde onder water kwam te staan. (42) Mediterend op wat de Heer had gezegd zag hij een boot op zich afkomen. Hij stond op, pakte de kruiden en klimplanten en ging samen met de brahmanen die de leiding hadden aan boord. (43) De wijzen waren zeer verheugd en zeiden tot hem: 'O Koning mediteer op Kes'ava ['de Heer met de zwarte lokken'], want Hij zal ons redden van dit gevaar en orde op zaken stellen.'

(44) Nadat de koning had gemediteerd verscheen in de grote oceaan een grote gouden vis van een miljoen yojana's die één enkele hoorn had. (45) Blij dat hij, zoals de Heer dat voordien had aangeraden, de boot aan die hoorn kon vastleggen met als touw het grote serpent, prees hij de Doder van Madhu. (46) De koning zei: 'Sinds mensenheugenis is onwetendheid omtrent de kennis van de ziel de grondoorzaak geweest van de materiële gebondenheid die zoveel lijden en beproevingen met zich meebrengt. Bij de genade van het proces van de toegewijde dienst en met de hulp van hen aan Uw zijde, kan U worden benaderd, o Heer die de hoogste geestelijk leraar bent [zie 7.5: 23-24]. (47) Hij die geboren werd aanvaardt in zijn verlangen om gelukkig te zijn niet al te wijs verschillende lichamen als gevolg van zijn karma [zie 4.29 en B.G. 4: 5, 6: 45 en 16: 20], maar zijn baatzuchtige plannen brengen hem alleen maar verdriet. Die karmische kwestie lost op door Hem toegewijd te dienen, onze goeroe in de kern van het hart die de harde knoop van de onzuivere geest doorsnijdt. (48) Net zoals een brok erts in aanraking met vuur wordt gezuiverd, kan een persoon met die dienstverlening de onzuiverheid  die resulteert uit zijn onwetendheid kwijtraken en kan hij zijn oorspronkelijke identiteit weer tot leven wekken [zijn roeping of varna]. Laat Hem die in dezen onuitputtelijk is onze Allerhoogste Meester zijn, de Goeroe van de Goeroes. (49) Noch de halfgoden, noch de goeroes, noch andere mensen, zijn individueel danwel gezamenlijk in staat om ook maar één tienduizendste van Uw genade op te brengen. Ik geef me daarom over aan Hem, de Heer, aan U die de toevlucht vormt. (50) Als een blinde die zich laat leiden door een blinde, aanvaardt een onwetend iemand een onverlichte ziel, een dwaas, als zijn goeroe. Wij, die onze bestemming willen kennen, hebben Uwe heerlijkheid, wiens kennis is als de [rijzende] zon, aanvaard als onze geestelijk leraar, als de ziener van alles wat kan worden gezien. (51) Een gewoon mens die zich laat leiden door wat gewone mensen hem zeggen is van overgave aan tijdelijke zaken als het levensdoel. Hij is [aldus] van een onwetendheid die niet te vermijden is anders dan met behulp van de onvergankelijke, zuivere kennis van U, waarmee iemand heel snel de positie [van dienstverlening] bereikt die hem eigen is. (52) U bent de meest geliefde weldoener, de meester, de oorspronkelijke ziel en geestelijk leraar van al de werelden. U bent de spirituele kennis, de vervulling van alle verlangens en degene in het hart die niet kan worden gekend door mensen die, verstrikt in de lust, een wazig verstand hebben. (53) Moge door mijn overgave aan U, de Grootste van Allen die wordt aanbeden door de goden, de Allerhoogste Meester voor het begrip van de werkelijke bedoeling van het leven, moge door mijn overgave aan het licht van Uw veelbetekenende woorden van instructie, de knopen [door illusie] gelegd in het hart doorsneden worden, o Opperheer. Vertel me alstUblieft over Uw toevlucht [zie ook B.G. 4: 34].'

(54) S'rî S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Oorspronkelijke Persoon die de gedaante van een vis had aangenomen, legde aldus aangesproken, de Absolute Waarheid uit aan de koning terwijl ze zich bewogen door de grote oceaan. (55) Middels de analytische [sankhyâ, geest versus stof] benadering van de [bhakti] yoga, praktisch toegepast in een verzameling oude heilige verhalen, maakte de heilige koning Satyavrata aldus kennis met de geheimen van de zelfrealisatie in al haar vormen. (56) Zich bevindend in de boot met de wijzen luisterde hij, samen met de wijzen, vrij van twijfel naar de kennis van de zelfverwerkelijking [âtma-tattva] en de eeuwige absolute geest [brahma] zoals die door de Allerhoogste Heer werd uitgelegd. (57) Toen de vloed voorbij was overhandigde de Heer, die [aldus] een einde maakte aan de duisternis die was veroorzaakt door de niet verlichte Hayagrîva, de Vedische verslagen aan Brahmâ toen die ontwaakte. (58) Koning Satyavrata, verlicht in de geestelijke kennis en haar praktische wijsheid, werd bij de genade van Heer Vishnu met de naam Vaivasvata de Manu van dit tijdperk.

(59) Als iemand dit verhaal hoort dat handelt over Satyavrata, de wijze koning, en de Matsya-incarnatie met de ene hoorn, raakt hij bevrijd van alle terugslagen van de zonde. (60) Een ieder die dagelijks het persoonlijk verschijnen van de Heer bezingt en bespreekt, zal slagen in zijn ondernemingen en terugkeren naar huis, terug naar God. (61) Ik biedt Hem mijn eerbetuigingen, de Oorzaak van  de Oorzaken, Hij die, Zich voordoend als een vis, voor het heil van Satyavrata de Vedische kennis uiteenzette en een einde maakte aan de duisternis van de Daitya, Hij die de Vedische verslagen teruggaf die waren gestolen uit de monden van Heer Brahmâ toen die lag te slapen in de wateren van de vloed.'

 

Aldus eindigt het achtste Canto van het S'rîmad Bhâgavatam genaamd: Terugtrekken van de Kosmische Scheppingen.  

 

next                      

 

 

 

Derde herziene editie, geladen 30 september 2019.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De achtenswaardige koning zei: 'O machtige heer, ik zou graag het verhaal horen over die eerste incarnatie van de Heer wiens daden zo wonderbaarlijk zijn, waarin Hij zich voordoet als een vis [of Matsya, zie ook 2.7: 12, 5.18: 24-28 en 6.9: 23].
De achtenswaardige koning zei: 'O machtige, ik zou graag het verhaal horen over die eerste incarnatie van de Heer zo wonderbaarlijk in Zijn daden waarin Hij eenvoudigweg wordt begrepen bij de illusoire gedaante van een vis [of Matsya, zie ook 2.7: 12, 5.18: 24-28 en 6.9: 23]. (Vedabase)

 

Tekst 2-3

Waarom nam de Heer de gedaante van een vis aan? Het is een vorm die zeker niet de meest gunstige is in de wereld. Om zich voor te doen in die trage geaardheid moet zo zwaar zijn als het leven van iemand die gebukt gaat onder de wetten van karma! O machtige wijze, vertel ons alstublieft, zo goed u kan, alles over de wederwaardigheden van Heer Uttamas'loka ['de Verheerlijkte'], want over Hem vernemen is wat de wereld gelukkig maakt [B.G. 4: 7].'

Met welk doel nam de Beheerser de gedaante van een vis aan, een vorm die zeker niet de meest gunstige is in de wereld; om op te treden in die trage geaardheid der materie moet zo zwaar zijn als het leven van iemand onder de wetten van karma! O machtige wijze, vertel ons alstublieft zo goed als u kan alles over de wederwaardigheden van Heer Uttamas'loka ['de Verheerlijkte'], daar over Hem te vernemen is wat de wereld gelukkig maakt [B.G. 4: 7].' (Vedabase)

 

Tekst 4

S'rî Sûta Gosvâmî zei: "De machtige zoon van Vyâsadeva vertelde, aldus door Vishnurâta ['door Vishnu gezonden'] ertoe verzocht, hem alles wat er te weten viel over de daden van Vishnu in de gedaante van een vis.

S'rî Sûta Gosvâmî zei: "Aldus verzocht door Vishnurâta ['door Vishnu gezonden'] vertelde de zo machtige zoon van Vyâsadeva hem alles wat er te weten viel over de daden van Vishnu in de gedaante van een vis. (Vedabase)

 

Tekst 5

S'rî S'uka zei: 'Ter wille van de koeien, de brahmanen, de verlichte zielen, de toegewijden en ook de Vedische literatuur, neemt de Allerhoogste Heer in Zijn incarnaties [allerlei] gedaanten aan met de bedoeling het dharma veilig te stellen.

S'rî S'uka zei: 'Ter wille van de koeien, de brahmanen, de verlichte zielen, de toegewijden en zelfs de vedische literatuur neemt de Allerhoogste Beheerser in Zijn incarnaties gedaanten aan om het dharma en de bedoeling van het leven veilig te stellen. (Vedabase)

  

Tekst 6

Hoewel de Heer gedaanten aanneemt onder hogere of lagere levende wezens, is Hij [Zelf], net als lucht die in beweging is, daarmee niet van een hogere of lagere aard, want bedacht op de basiskwaliteiten, staat Hij boven die geaardheden.

Lager of hoger onder de levende wezens is de Beheerser [Zelve], precies zoals de lucht die zich hier en daar beweegt, niet hoger of lager met de gedaanten die Hij aanneemt; Zijn wil uitoefenend met de geaardheden staat Hij boven de geaardheden. (Vedabase)


Tekst 7

Tijdens de vorige dag van Brahmâ [de vorige kalpa], was er aan het eind een overstroming als gevolg waarvan al de bestaande werelden ondergedompeld raakten in de oceaan, o Koning.

In de vorige dag van Brahmâ [kalpa], was er aan het eind bijgevolg een overstroming en waren al de bestaande werelden ondergedompeld in de oceaan, o Koning. (Vedabase)

 

Tekst 8

Op het moment dat Brahmâ zich slaperig voelde en wilde gaan liggen om te rusten, kwam de Vedische kennis heel krachtig uit zijn mond voort. Die kennis werd door Hayagrîva, die daar in de buurt was, toen weggenomen [zie 2.7: 11 en 5.18: 6].

Op dat moment wilde Brahmâ die zich slaperig voelde te ruste leggen en kwam uit zijn mond zeer krachtig de vedische kennis voort die door Hayagrîva die daar in de buurt was in bezit werd genomen [zie 2.7: 11 en 5.18: 6]. (Vedabase)

 

Tekst 9

De Allerhoogste Heer Hari, de Meester, had begrip voor Hayagrîva's Dânava manier van doen en nam [daarop] de gedaante van een vis aan.

 Die dânava manier van doen van Hayagrîva begrijpend nam de Allerhoogste Heer Hari, de Beheerser, de gedaante van een vis aan. (Vedabase)

 

Tekst 10

Toen dat gebeurde was er een wijze koning genaamd Satyavrata, een grote persoonlijkheid en toegewijde van Heer Nârâyana, die in zijn boetedoeningen de ascese had ontwikkeld alleen nog maar water te drinken.

Toen zich dat voltrok was er een wijze koning genaamd Satyavrata, een grote persoonlijkheid en toegewijde van Heer Nârâyana, die in zijn boetedoeningen van de ascese was van het enkel drinken van water. (Vedabase)

 

Tekst 11

Tijdens deze dag van Brahmâ raakte hij, als een zoon van de zonnegod, bekend onder de naam S'râddhadeva. Heer Hari kende hem de positie van Manu toe [zie 6.6: 40 en 8.13: 1].

In de huidige dag van Brahmâ was hij iemand die, als een zoon van de zonnegod, bekend werd met de naam S'râddhadeva en door Heer Hari de positie van Manu werd toevertrouwd [zie 6.6: 40 en 8.13: 1]. (Vedabase)

 

Tekst 12

Toen hij op een dag aan de Kritamâlâ rivier zat en wateroffers bracht, manifesteerde zich in zijn handpalm vol water een soort visje.

Toen hij op een dag aan de Kritamâlâ rivier zat, wateroffers brengend, manifesteerde in zijn palm vol water zich een soort visje. (Vedabase)

  

Tekst 13

Satyavrata, de meester van Dravidades'a, o zoon van Bharata, gooide het visje samen met de handvol water in de rivier.

Satyavrata, de meester van Dravidades'a, o zoon van Bharata, gooide het visje met de handvol water in de rivier. (Vedabase)

 

Tekst 14

Het deed een beroep op de grootmoedige koning en zei: 'Het rivierwater maakt me heel bang, o beschermer van de zwakken, waarom gooit u Mij, zo klein, voor de vraatzuchtige waterdieren, o Koning?'

Een beroep doend op de grootmoedige Koning zei het: 'Het rivierwater is zeer angstwekkend, o beschermer der zwakken, waarom gooit u Mij, zo klein, voor de vraatzuchtige waterdieren, o Koning?' (Vedabase)

 

Tekst 15

Er heel blij mee om het persoonlijk een plezier te doen besloot hij, zonder te weten dat hij de gedaante van Matsya vasthield, het visje zijn bescherming te bieden.

Er zeer blij mee het zijn persoonlijke gunst te bewijzen besloot hij, zonder te weten dat hij de gedaante van Matsya vasthield, het visje zijn bescherming te bieden. (Vedabase)

  

Tekst 16

De grote leider die de meelijwekkende woorden van het visje hoorde, deed het genadig in een pot vol water en nam het mee naar huis.

De grote heerser die de meelijwekkende woorden van het visje hoorde deed het genadig in het water van een pot en nam het mee naar huis. (Vedabase)

 

Tekst 17

Maar in één nacht dijde het uit in het water van die pot zodat het, er zich ongemakkelijk in voelend, daarom tot de grote leider zei:

Maar uitdijend in het water van die pot kon het op een dag zich er niet meer lekker in voelen en zei het daarom tot de grote leider: (Vedabase)

 

Tekst 18

'Ik voel me hier niet lekker, deze waterpot is een moeilijke plek voor Me, zie alstublieft om naar een wat ruimer verblijf, waar Ik prettig kan leven.'

'In deze pot heb Ik het moeilijk, Ik kan niet in zo'n ruimte leven, zie alstublieft om naar een wat ruimer bemeten verblijf waar Ik naar genoegen kan leven'. (Vedabase)

 

Tekst 19

Hij haalde het er toen uit en deed het in een emmer water, maar daarin geworpen groeide het binnen een seconde uit tot een lengte van drie el [2.10 meter].

Hij haalde het er toen uit en deed het in een grote bron, maar daarin geworpen groeide het binnen een seconde uit tot de lengte van drie el [2.10 meter]. (Vedabase)

 

Tekst 20

[Hij zei:] 'Deze emmer is niet geschikt voor Mij om gelukkig te leven, gun Mij, die uw beschutting zocht, alstublieft een veel ruimere plaats!'

[Hij zei:] 'Deze plas is niet geschikt voor Mij, ik kan hier niet gelukkig in leven, gun alstublieft Mij, die bij u Zijn beschutting zocht, een plaats die veel ruimer is!' (Vedabase)

 

Tekst 21

De koning haalde Hem daar uit en gooide Hem in een meer dat onmiddellijk door Zijn lichaam gevuld raakte toen Hij uitgroeide tot een gigantische vis, o Koning.

De koning Hem daar weghalend gooide Hem, o Koning, in een meer dat onmiddellijk door Zijn lichaam gevuld raakte toen Hij uitgroeide tot een gigantische vis. (Vedabase)

 

Tekst 22

'Dit water waar u Me ingegooid hebt zint Me in het geheel niet, o Koning, Ik ben een groot waterdier, breng Me liever naar een watermassa die meer permanent geschikt voor Me is'.

'Dit water waar u Me ingegooid hebt is in het geheel niet naar Mijn zin, o Koning, Ik ben een groot waterdier, stop Me liever in een grote zee van water die Me meer duurzaam van pas komt'. (Vedabase)

 

Tekst 23

Aldus verzocht bracht hij Matsya naar steeds weer grote wateren, totdat hij uiteindelijk de gigant in de oceaan gooide.

Aldus verzocht bracht hij Matsya naar steeds weer grote wateren totdat hij uiteindelijk de gigant in de oceaan gooide. (Vedabase)

  

Tekst 24

Daarin geworpen zei Hij tot de koning: 'Er zijn hier gevaarlijke, machtige waterdieren die Mij willen verorberen, o held, breng Me alstublieft niet hiernaartoe!'

Daarin geworpen zei Hij tot de koning: 'Hier zijn er gevaarlijke waterbeesten die al te machtig Mij willen verorberen, o held, u moet Me daarom hier niet inwerpen!' (Vedabase)

 

Tekst 25

Aldus verbijsterd door de vis die zich in bekoorlijke termen tot hem richtte zei hij: 'Wie bent U die ons in deze vissengedaante versteld doet staan?

Aldus zich verbazend over de vis die zich allerliefst tot hem richtte zei hij: 'Wie bent U die in deze vissengedaante ons versteld doet staan? (Vedabase)

 

Tekst 26

Ik heb nooit eerder zo'n machtige vis als U gezien of erover gehoord: Uwe Heerlijkheid bent in één dag uitgegroeid tot honderden kilometers!

Zo'n energieke vis als U heb ik nog nooit gezien of van gehoord: Uwe Heerlijkheid bent in één dag uitgegroeid tot honderden kilometers! (Vedabase)

 

Tekst 27

U moet wel de Allerhoogste Persoonlijkheid van God Zelf zijn, de onvergankelijke Heer Nârâyana, die de gedaante van een zeedier heeft aangenomen om alle levende wezens Uw genade te tonen.

U met Uw aannemen van de vorm van een zeedier, moet de Allerhoogste Heer in eigen persoon zijn, de onuitputtelijke Heer Nârâyana hier aanwezig om Uw genade te tonen aan alle levensvormen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Ik biedt U, de allerverhevenste Persoonlijkheid van Handhaving, Schepping en Vernietiging, mijn eerbetuigingen. O Almachtige, voor overgegeven toegewijden als ik bent U de Allerhoogste Heer en de Hoogste Bestemming.

Ik biedt U, de allerverhevenste Persoonlijkheid van Handhaving, Schepping en Vernietiging mijn eerbetuigingen; voor overgegeven toegewijden als ik bent U daadwerkelijk de Allerhoogste Meester, de Hoogste Bestemming, o Almachtige.  (Vedabase)

 

Tekst 29

Alles wat U doet in Uw incarnaties vormt de oorzaak van het welzijn van alle levende wezens. Ik zou graag weten waarom Uwe Heerlijkheid deze gedaante heeft aangenomen.

Alles wat U doet in Uw incarnaties vormt de oorzaak van het welzijn van alle levende wezens; ik zou graag weten met welke bedoeling Uwe Heerlijkheid deze gedaante heeft aangenomen. (Vedabase)

 

Tekst 30

In tegenstelling tot [de aanbidding van] anderen die verschillend belichaamd zijn [de halfgoden], aanbidt men Uw lotusvoeten nimmer vergeefs, o Lotusblaadjesogige. U bent namelijk de vriend, de meest geliefde en oorspronkelijke Ziel van iedereen, U die nu dat zo hoogst wonderbaarlijke lichaam hebt gemanifesteerd voor ons, Uw toegewijden.'

Nimmer kan de aanbidding van Uw lotusvoeten, o Lotusblaadjesogige op niets uitlopen: U bent de vriend, de meest geliefde, de oorspronkelijke ziel namelijk van iedereen, van al de godheden verschillend belichaamd en geestelijk bepaald en voor ons hebt U nu waarlijk dat zo hoogst wonderlijke lichaam gemanifesteerd.' (Vedabase)

  

Tekst 31

S'rî S'uka zei: 'Zich aldaar op die manier uitlatend werd die meester van de mensen, Satyavrata, toegesproken door de Meester van het Universum, de Heer die, als de ene, ware liefde van de toegewijden, aan het einde van de yuga, ter wille van het genieten van Zijn spel en vermaak, in het water van de grote vloed de vorm van een vis had aangenomen.

S'rî S'uka zei: 'Zich aldaar op die manier uitlatend werd die meester der mensen, Satyavrata, toegesproken door de Meester van het Universum, de Heer die als de ene, ware liefde van de toegewijden aan het einde van de yuga, terwille van het genieten van Zijn spel en vermaak, in het water van de grote vloed de vorm van een vis had aangenomen. (Vedabase)

 

Tekst 32

De Allerhoogste Heer zei: 'Op de zevende dag na vandaag, o onderwerper van de vijand, zal deze drievoudige schepping van aarde, ether en hemel worden overstroomd door de alles verzwelgende oceaan.

De Allerhoogste Heer zei: 'Vanaf de zevende dag na heden zal deze drievoudige schepping van aarde, ether en hemel, worden overspoeld door de alles verzwelgende oceaan. (Vedabase)

 

Tekst 33

Als de drie werelden zijn verzonken in de wateren van vernietiging, zal er een zeer groot schip verschijnen dat Ik u gezonden heb.

Als de drie werelden zijn verzonken in de wateren der voleinding, kan u te dien tijde rekenen op het verschijnen van een zeer groot schip door Mij aan u gezonden. (Vedabase)

 

Tekst 34-35

Verzamel alle hogere en lagere soorten van kruiden en zaden voordat u zich samen met de zeven wijzen en alle soorten levende wezens aan boord begeeft van die grote boot. Bevaar dan onverschrokken de oceaan van de vloed met geen ander licht dan de gloed van de rishi's.

Verzamel om u op die tijd voor te bereiden met [de wijsheid van] de zeven wijzen alle hogere en lagere soorten van kruiden en zaden en begeef u, u omringend met alle soorten van levende wezens, op die gigantische boot om onverschrokken de oceaan van de vloed te bevaren met geen ander licht dan de gloed van de rishi's. (Vedabase)

 

Tekst 36

Als die boot heen en weer geslingerd wordt door de o zo machtige wind, kan u hem met de grote slang [Vâsuki] vastbinden aan Mijn hoorn, want Ik sta u bij.

Bindt met het grote serpent [Vâsuki] die boot, heen en weer geslingerd door de o zo machtige wind, vast aan Mijn hoorn, want Ik sta u bij. (Vedabase)

 

Tekst 37

Ik zal u en de wijzen in het schip, o Mijn beste, met Me meetrekken door de wateren zolang de nacht van Brahmâ duurt.

Ik zal u, samen met de wijzen in het schip, met Me meetrekken door de wateren voor zolang de nacht van Brahmâ duurt, o mijn beste. (Vedabase)

 

Tekst 38

Door Mijn ondersteuning zal zich, op uw vraag, in uw hart de volle kennis openbaren van Mijn glorie die bekend staat als het Opperste Brahman [zie ook B.G. 5: 16, 10: 11].'

Door Mijn raad en steun zal zich in uw hart volledig de kennis van Mijn glorie openbaren die bekend staat als het Opperste Brahman [zie ook B.G. 5: 16, 10: 11].' (Vedabase)

 

Tekst 39

Na de koning aldus te hebben geïnstrueerd verdween de Heer vandaar. De koning wachtte toen de tijd af waar de Meester van de Zinnen met hem over had gesproken.

Na de koning aldus te hebben geïnstrueerd verdween de Heer vandaar. De koning wachtte toen de tijd af waar de Meester der Zinnen het met hem over had gehad. (Vedabase)

 

Tekst 40

De heilige koning spreidde kus'agras uit met de toppen naar het oosten en ging toen zitten, met zijn gezicht gericht op het noorden, om te mediteren op de voeten van de Heer die de gedaante van een vis had aangenomen.

Kus'agras uitspreidend met de toppen naar het oosten zat de heilige koning noordwaarts met zijn gezicht om te mediteren op de voeten van de Heer die was verschenen in de gedaante van een vis. (Vedabase)

 

Tekst 41

Daarna zag hij enorme wolken in de hemel die onophoudelijk regenden. De oceaan steeg en stroomde over aan alle kanten zodat de aarde onder water kwam te staan.

Met enorme, onophoudelijk regenende wolken in de hemel zag hij hoe vervolgens de oceaan overstroomde aan alle kanten en zo de aarde meer en meer onder water kwam te staan. (Vedabase)

 

Tekst 42

Mediterend op wat de Heer had gezegd zag hij een boot op zich afkomen. Hij stond op, pakte de kruiden en klimplanten en ging samen met de brahmanen die de leiding hadden aan boord.

Zich herinnerend wat de Heer had gezegd zag hij een boot op zich afkomen waar hij, met het meenemen van de kruiden en klimplanten, samen met de wijzen aan boord ging. (Vedabase)

 

Tekst 43

De wijzen waren zeer verheugd en zeiden tot hem: 'O Koning mediteer op Kes'ava ['de Heer met de zwarte lokken'], want Hij zal ons redden van dit gevaar en orde op zaken stellen.'

De wijzen zeer verheugd zeiden tot hem: 'O Koning mediteer op Kes'ava ['de Heer met de zwarte lokken'] want Hij is degene die ons zal redden van het op handen zijnde gevaar en orde op zaken zal stellen.' (Vedabase)

 

Tekst 44

Nadat de koning had gemediteerd verscheen in de grote oceaan een grote gouden vis van een miljoen yojana's die één enkele hoorn had.

Hij door de koning bemediteerd verscheen daarna in de grote oceaan als een talloos aantal yojana's grote gouden vis met een enkele hoorn. (Vedabase)

 

Tekst 45

Blij dat hij, zoals de Heer dat voordien had aangeraden, de boot aan die hoorn kon vastleggen met als touw het grote serpent, prees hij de Doder van Madhu.

Blij dat hij de boot aan die hoorn kon vastleggen met behulp van het grote serpent als touw op de manier zoals de Heer dat voordien had aangeraden, stelde hij de Doder van Madhu tevreden. (Vedabase)

 

Tekst 46

De koning zei: 'Sinds mensenheugenis is onwetendheid omtrent de kennis van de ziel de grondoorzaak geweest van de materiële gebondenheid die zoveel lijden en beproevingen met zich meebrengt. Bij de genade van het proces van de toegewijde dienst en met de hulp van hen aan Uw zijde, kan U worden benaderd, o Heer die de hoogste geestelijk leraar bent [zie 7.5: 23-24].

De koning zei: 'Sedert mensenheugenis is onwetendheid omtrent de kennis van de ziel de grondoorzaak geweest van de materiële gebondenheid die zoveel lijden en beproevingen met zich meebrengt; met de genade God's kan, met de ondersteuning van de kant van de leraar van het voorbeeld, in bevrijding [d.w.z. in toegewijde dienst, zie 7.5: 23-24] Hij, onze Allerhoogste Heer en Geestelijk Leraar, worden bereikt. (Vedabase)


Tekst 47

Hij die geboren werd aanvaardt in zijn verlangen om gelukkig te zijn niet al te wijs verschillende lichamen als gevolg van zijn karma [zie 4.29 en B.G. 4: 5, 6: 45 en 16: 20], maar zijn baatzuchtige plannen brengen hem alleen maar verdriet. Die karmische kwestie lost op door Hem toegewijd te dienen, onze goeroe in de kern van het hart die de harde knoop van de onzuivere geest doorsnijdt.

Hij die geboren werd, aanvaardt onwijs als gevolg van zijn karma verschillende lichamen in zijn verlangen gelukkig te zijn [zie 4.29 en B.G. 4: 5, 6: 45 en 16: 20], maar zijn baatzuchtige plannen brengen hem alleen maar verdriet; door dienst te leveren wordt die kwestie opgehelderd en wordt met Hem, onze goeroe in de kern van ons hart, de hechte knoop van de geest der onwaarheid doorsneden. (Vedabase)


Tekst 48

Net zoals een brok erts in aanraking met vuur wordt gezuiverd, kan een persoon met die dienstverlening de onzuiverheid die resulteert uit zijn onwetendheid kwijtraken en kan hij zijn oorspronkelijke identiteit weer tot leven wekken [zijn roeping of varna]. Laat Hem die in dezen onuitputtelijk is onze Allerhoogste Meester zijn, de Goeroe van de Goeroes.

Middels die dienst is, precies als met een brok erts dat in aanraking met vuur wordt gezuiverd, een persoon in staat al de onzuiverheid op te geven waar hij uit onwetendheid mee zit en kan hij zijn oorspronkelijke identiteit doen herleven [zijn roeping of varna]; laat Hem, die in die zin de Onuitputtelijke is, onze Allerhoogste Beheerser zijn, de Goeroe der Goeroes. (Vedabase)

 

Tekst 49

Noch de halfgoden, noch de goeroes, noch andere mensen, zijn individueel danwel gezamenlijk in staat om ook maar één tienduizendste van Uw genade op te brengen. Ik geef me daarom over aan Hem, de Heer, aan U die de toevlucht vormt.

Anderen met elkaar of individueel of zelfs de halfgoden en de goeroes kunnen de vergelijking met nog niet één tienduizendste van Uw genade doorstaan; laat ik me overgeven aan Hem, de Beheerser, aan U, aan die toevlucht. (Vedabase)

 

Tekst 50

Als een blinde die zich laat leiden door een blinde, aanvaardt een onwetend iemand een onverlichte ziel, een dwaas, als zijn goeroe. Wij, die onze bestemming willen kennen, hebben Uwe heerlijkheid, wiens kennis is als de [rijzende] zon, aanvaard als onze geestelijk leraar, als de ziener van alles wat kan worden gezien.

Zoals een blinde zich laat leiden door een blinde, aanvaard men net zo onwijs een persoon als goeroe die tekort schiet in de kennis; Uwe heerlijkheid verschijnend gelijk de zon als de ziener van alles dat kan worden gezien, bent aanvaard als de geestelijk leraar van ons, van mij, de verlichte persoon die zijn bestemming kent. (Vedabase)

 

Tekst 51

Een gewoon mens die zich laat leiden door wat gewone mensen hem zeggen is van overgave aan tijdelijke zaken als het levensdoel. Hij is [aldus] van een onwetendheid die niet te vermijden is anders dan met behulp van de onvergankelijke, zuivere kennis van U, waarmee iemand heel snel de positie [van dienstverlening] bereikt die hem eigen is.

Met wat men als een gewoon mens van normale personen opsteekt is men van overgave aan het tijdelijke als het levensdoel en van een onwetendheid die onoverkomelijk is, maar met de onvergankelijke, zuivere kennis van U bereikt een persoon zeer spoedig de positie die hem eigen is. (Vedabase)


Tekst 52

U bent de meest geliefde weldoener, de meester, de oorspronkelijke ziel en geestelijk leraar van al de werelden. U bent de spirituele kennis, de vervulling van alle verlangens en degene in het hart die niet kan worden gekend door mensen die, verstrikt in de lust, een wazig verstand hebben.

U bent van alle werelden de meest geliefde weldoener, de beheerser, de oorspronkelijke ziel en geestelijk leraar, de spirituele kennis, de vervulling van alle verlangens en degene die zich in het hart bevindt en die door in begeerte verstrikte mensen die een wazig verstand hebben niet kan worden gekend. (Vedabase)

 

Tekst 53

Moge door mijn overgave aan U, de Grootste van Allen die wordt aanbeden door de goden, de Allerhoogste Meester voor het begrip van de werkelijke bedoeling van het leven, moge door mijn overgave aan het licht van Uw veelbetekenende woorden van instructie, de knopen [door illusie] gelegd in het hart doorsneden worden, o Opperheer. Vertel me alstUblieft over Uw toevlucht [zie ook B.G. 4: 34].'

Moge door mijn overgave aan de Verhevene die U bent, de Grootste van Allen aanbeden door de goden, de Allerhoogste Beheerser voor het begrip van de werkelijke bedoeling van het leven; bij het licht van Uw veelbetekenende woorden van instructie, de knopen gelegd in het hart doorsneden worden, o Opperheer, alstUblieft zeg me waar ik thuis hoor [zie ook B.G. 4: 34].' (Vedabase)


Tekst 54

S'rî S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Oorspronkelijke Persoon die de gedaante van een vis had aangenomen, legde aldus aangesproken, de Absolute Waarheid uit aan de koning, terwijl ze zich bewogen door de grote oceaan.

S'rî S'uka zei: 'Aldus aangesproken verschafte de Allerhoogste Heer, de Oorspronkelijke Persoon die de gedaante van Matsya had aangenomen, uitleg aan de koning over de Absolute Waarheid terwijl ze zich voortbewogen over de grote oceaan. (Vedabase)


Tekst 55

Middels de analytische [sankhyâ, geest versus stof] benadering van de [bhakti] yoga, praktisch toegepast in een verzameling oude heilige verhalen, maakte de heilige koning Satyavrata aldus kennis met de geheimen van de zelfrealisatie in al haar vormen.

Zo raakte de heilige koning Satyavrata toen op de hoogte van de oude verhalen, de Purâna's; de vedische instructies, de Samhitâ's; het bovenzinnelijke, het divya; het analytische, de sânkhya; het zichzelf verbinden met het goddelijke met een verenigd [Krishna- of natuurlijk] bewustzijn, de yoga; het praktische van het ermee leven, de kriya; en al de mysteriën der zelfrealisatie in al haar vormen. (Vedabase)


Tekst 56

Zich bevindend in de boot met de wijzen luisterde hij, samen met de wijzen, vrij van twijfel naar de kennis van de zelfverwerkelijking [âtma-tattva] en de eeuwige absolute geest [brahma] zoals die door de Allerhoogste Heer werd uitgelegd.

Hij, zich bevindend in de boot met de wijzen, vernam aldus over de overgeleverde kennis van de traditie van de wetenschap der zelfrealisatie zoals die, boven alle twijfel verheven, door de Allerhoogste Heer werd uitgelegd. (Vedabase)

 

Tekst 57

Toen de vloed voorbij was overhandigde de Heer, die [aldus] een einde maakte aan de duisternis die was veroorzaakt door de niet verlichte Hayagrîva, de Vedische verslagen aan Brahmâ toen die ontwaakte.

Toen de laatste overstroming ten einde was overhandigde de Heer aan Brahmâ, teneinde hem op te wekken, al de vedische verslagen nadat Hij een einde had gemaakt aan de duisternis veroorzaakt door Hayagrîva. (Vedabase)


Tekst 58

Koning Satyavrata, verlicht in de geestelijke kennis en haar praktische wijsheid, werd bij de genade van Heer Vishnu met de naam Vaivasvata de Manu van dit tijdperk.

Koning Satyavrata verlicht in de geestelijke kennis en haar praktische wijsheid werd bij de genade van Heer Vishnu in deze periode Vaivasvata Manu. (Vedabase)

 

Tekst 59

Als iemand dit verhaal hoort dat handelt over Satyavrata, de wijze koning, en de Matsya-incarnatie met de ene hoorn, raakt hij bevrijd van alle terugslagen van de zonde.

Iemand die naar de beschrijving luistert van dit grootse verhaal van Satyavrata de wijze koning en de Matsya-incarnatie met de ene hoorn, raakt bevrijd van alle terugslagen der zonde. (Vedabase)

 

Tekst 60

Een ieder die dagelijks het persoonlijk verschijnen van de Heer bezingt en bespreekt, zal slagen in zijn ondernemingen en terugkeren naar huis, terug naar God.

Een ieder die dagelijks het persoonlijk verschijnen van de Heer vereert zal slagen in zijn ondernemen en terugkeren naar huis, terug naar God. (Vedabase)

 

Tekst 61

Ik biedt Hem mijn eerbetuigingen, de Oorzaak van  de Oorzaken, Hij die, Zich voordoend als een vis, voor het heil van Satyavrata de Vedische kennis uiteenzette en een einde maakte aan de duisternis van de Daitya, Hij die de Vedische verslagen teruggaf die waren gestolen uit de monden van Heer Brahmâ toen die lag te slapen in de wateren van de vloed.'

Ik biedt Hem mijn eerbetuigingen, de Oorzaak der Oorzaken, Hij die, Zich voordoend als een vis, voor het heil van Satyavrata de vedische kennis uiteenzette en een einde maakte aan de daitya duisternis met het teruggeven van de vedische verslagen die waren gestolen uit de monden van Heer Brahmâ die lag te slapen in de wateren van de vloed.' (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding is een digitaal bewerkte foto van een beschilderd muurreliëf van Matsya.
De tweede afbeelding is een vintage poster van Matsya die de kinderen van de mensheid redt (
origineel).
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties