regelbalk



 

Canto 7

Govinda jaya jaya

 

 

Hoofdstuk 4: Hiranyakas'ipu Terroriseert het Universum

(1) S'rî Nârada zei: 'Aldus verzocht verleende Heer Brahmâ, die alle kanten opkijkt, verheugd over Hiranyakas'ipu's boetedoeningen, de gunsten die zo moeilijk te verwerven zijn. (2) Heer Brahmâ zei: 'Mijn zoon, hoewel de gunsten waar je mij om vroeg voor de mens moeilijk te verwerven zijn, zal ik je ze verlenen, mijn beste.'

(3) Daarop vertrok de machtige Heer wiens genade feilloos is, hij die door de meest verheven Asura werd aanbeden als de Almachtige die alle heersers van de mensheid loven. (4) De Daitya, die aldus de gunst had verworven die hij verlangde en een lichaam had verkregen dat straalde als goud, koesterde, steeds denkend aan de broer die was gedood door de Heer, haat jegens Hem. (5-7) Hij, de grootste Asura, die de drie werelden veroverde in alle windrichtingen, bracht de heersers van alle plaatsen onder zijn controle: god, demon en mens; de koningen, de muzikanten van de hemel en de vogels [de Garuda's]; de slangen, de vervolmaakten en de hofzangers; de wetenschappers, de zieners en de leidende voorvaderen; de vaders van de mensheid, de schatbewaarders en de wildemannen; de kobolden, de  boze geesten en de spoken. Als de veroveraar van de wereld eigende hij zich de macht toe van alle autoriteiten, waar dan ook. (8) Zich ophoudend in het lusthof van de goden met de rijkdom van alle weelde, verkeerde hij aldus in de hoogste wereld. Wonend in het paleis van de koning van de hemel zoals gebouwd door Vis'vakarmâ, de grote Asura-architect, domineerde hij, in het bezit van de welvaart van het hele universum, de drie werelden vanuit dat verblijf van Lakshmî. (9-12) De traptreden daar waren van koraal, de vloeren van smaragd, de muren van kristal en de rijen pilaren waren vervaardigd uit vaidûrya[tijgeroog]gesteente. Er bevonden zich daar ook de mooiste banken en zitplaatsen overdekt met robijnen en het beddengoed, afgezoomd met parels, was zo wit als melkschuim. In de vertrekken versierd met juwelen en edelstenen, waarin ze hun mooie gezichten en tanden weerspiegeld zagen, lieten hemelse dames links en rechts het fijne geklingel van hun enkelbelletjes horen. In dat koninklijk verblijf met de grootste macht en geest buitengemeen streng heersend, genoot de alleenheerser die iedereen in zijn greep had, ervan aanbeden te worden door de gekwelde, godvrezende hofhouding aan zijn voeten. (13) O mijn beste, hij, die belichaming van alle verzaking, yoga, kracht en gezond verstand, die eerbewijzen ontving van alle belangrijke persoonlijkheden met uitzondering van de drie belangrijkste godheden, verkeerde, aldus bezig, daarbij onder de invloed van sterk geurende wijnen die zijn ogen rood als koper in hun kassen deden rollen. (14) Met al zijn macht zittend op de troon van Indra, werd hij verheerlijkt door Vis'vâvasu, Tumburu [de grootste Gandharva's], door mij en door anderen, o zoon van Pându. Steeds opnieuw werden gebeden [aan hem] opgedragen door al de zangers en meisjes van de hemel, de vervolmaakten, de heiligen en zij die zich baseren op kennis. (15) Alzo met offergaven overvloedig vereerd door alle klassen en leeftijdsgroepen, reserveerde hij, in zijn machtsuitoefening, ieder aandeel van de gebrachte offers voor zichzelf alleen. (16) Moeder aarde leverde, als de koe van overvloed, onder zijn bewind spontaan overvloedige oogsten op in al haar zeven werelddelen, terwijl in de hemel alle wonderen van het universum konden worden waargenomen. (17) De zeeën en oceanen van zout en zoet water, wijn, ghee, suikerrietsap, yoghurt en melk, alsook hun echtgenotes de rivieren, voerden allerlei soorten van kostbare gesteenten mee in hun golven. (18) De valleien tussen de bergen en heuvels waren zijn lustoorden waar gedurende alle seizoenen al het goede van plant en boom te vinden was. In zijn eentje stond hij voor al de verschillende kwaliteiten van de heersende natuurgoden. (19)  Ondanks dat hij in alle windstreken alles en iedereen aan zich onderworpen had als de enige echte heerser, met het recht om uitputtend alle denkbare genoegens te mogen genieten, had hij daar geen vrede mee, want hij had de controle over zijn zinnen verloren. (20) Vervloekt door de brahmanen [de Kumâra's] raakte hij bedwelmd door de grote trots over zijn vergaarde weelde, zodat er een lange tijd verstreek van leven in overtreding met de geschriften [zie ook B.G. 16: 23-24].

(21) Vanwege zijn pijnlijke reprimandes waren al de werelden verstoord en was er nergens meer een veilig heenkomen voor hun leiders. Daarom zochten ze hun toevlucht bij de Onfeilbare [vergelijk B.G. 5: 29]. (22-23) Ze baden toen: 'Wij brengen onze eerbetuigingen in de richting waar men de Superziel van Hari, de Allerhoogste Heer, vindt en vanwaar de vreedzame en zuivere zielen van de wereldverzakende orde nimmer terugkeren.' Aldus met hun geesten onder controle, waakzaam en slechts van de lucht levend, bestendigden en zuiverden ze hun intelligentie in hun eerbetoon voor de Meester van de Zinnen.

(24) Toen weerklonk er, luid als de donder, in alle richtingen een stem zonder een gedaante, die de angst van de deugdzame zielen verdreef: (25-26) 'Vrees niet, o besten van de wijsheid, Ik heb het beste met u voor. Met Mij voor ogen kunnen levende wezens al het goede bereiken. De kwalijke handelingen van deze grote duivel zijn Me bekend en Ik zal ze een halt toeroepen, daar kan u op rekenen. (27) Als men zich vijandig opstelt tegenover de goden, de Veda's, de koeien, de brahmanen, de heiligen, het dharma en tegenover Mij, zal men snel verloren gaan. (28) Zo gauw hij [Hiranyakas'ipu] geweld gebruikt tegen zijn vredelievende zoon, die grote ziel Prahlâda die geen vijanden heeft, zal Ik hem doden, ongeacht de zegeningen die hij ontving [van Heer Brahmâ, zie ook 3.25: 21].'

(29) S'rî Nârada zei: 'Na aldus te zijn toegesproken door de geestelijk leraar van alle levende wezens, brachten de godsbewuste zielen Hem hun eerbetuigingen en keerden ze terug naar hun verblijfplaatsen. Bevrijd van al hun angsten beschouwden ze de Asura zo goed als dood [2.3: 10]. (30) De Daityakoning zette vier hoogst gekwalificeerde zoons op de wereld, van wie degene die Prahlâda heette, de beste was begiftigd met al de kwaliteiten van een grote toegewijde [zie 5.18: 12]. (31-32) Hij, als een goede brahmaan met zijn zinnen en geest in bedwang, was stevig verankerd in de Absolute Waarheid en was, net als de Superziel, de meest geliefde, beste vriend van alle levende wezens. Hij zat aan de voeten van de grote zielen als een dienaar, hij was zo zorgzaam als een vader jegens de armen, voor zijns gelijken was hij als een broeder en voor de geestelijk leraren, die hij zo hoog achtte als de Allerhoogste Heer Zelf, was hij altijd vriendelijk. Hij was goed geschoold, van zingeving, schoonheid, edelmoedigheid en volkomen vrij van hoogmoed en aanmatiging [vergelijk B.G. 12: 13-19 en B.G. 18: 42]. (33) Hoewel geboren uit een Asura was hij niet demonisch van aard. In gevaarlijke situaties had hij steeds een onverstoord bewustzijn en hij had er geen behoefte aan te praten over, of zich druk te maken over, tijdgebonden zaken. Materiële kwaliteiten vond hij niet belangrijk en door zijn zinnen, levensadem, lichaam en geest te beheersen, bracht hij zijn lusten tot vrede. (34) Zijn eigenschappen worden, net als die van de Allerhoogste Persoon onze Heer, tot op de dag van vandaag onverminderd hooggehouden door de geleerden, o Koning. (35) In bijeenkomsten van zuivere zielen, waarin de vijanden [van de demonen] deze eigenschappen bespreken, nemen ze hem als voorbeeld. Als zelfs de wijzen en geleerden dat doen, waarom zou u, of iemand anders, dat dan ook niet doen? (36) Woorden schieten tekort als men de talloze kwaliteiten wil opsommen van hem die zijn grootheid ontleende aan zijn natuurlijke aantrekking tot Vâsudeva, de Hoogste Persoonlijkheid Gods. (37) Als een kleine jongen zag hij, volkomen opgegaan in Krishna's aantrekking, ervan af te spelen en leek het alsof hij afwezig was en geen begrip had voor wereldse aangelegenheden. (38) Als hij zat en rondliep, at en rustte, dronk en sprak, drong, omarmd door Govinda, niets van dat alles tot hem door. (39) Soms zich zorgen makend over [zijn afwezigheid in] Vaikunthha huilde hij, soms lachte hij over een vreemde gedachtegang en dan weer zong hij luidkeels vol van vreugde met Hem in gedachten. (40) Soms riep hij overweldigd heel hard [Zijn naam], dan weer danste hij zonder schaamte en soms deed hij Hem na als hij, verloren in gedachten over Hem, zich in Hem inleefde. (41) Dan weer viel hij, met kippenvel en tranen in zijn halfgesloten ogen, volledig stil, overmand als hij was in de greep van de liefdevolle associatie van Zijn bovenzinnelijke verrukking. (42) Door zijn voortdurende dienst aan de lotusvoeten die worden verheerlijkt in de hymnen en door de ontwikkeling van zijn onzelfzuchtige associatie, bereikte hij de hoogste extase. Daarbij bracht hij, vanuit de geestelijke ziel, onophoudelijk de vrede voor een ieder die het [in zijn omgeving] ontbrak aan geest en omgang. (43) Jegens hem, die verheven en meest fortuinlijke, ruimhartige toegewijde die zijn eigen zoon was, o Koning, beging Hiranyakas'ipu de grootste zonde.'

(44) S'rî Yudhishthhira zei: 'O devarishi zwerend bij geloften, we zouden graag het volgende van u willen weten: waarom liet de vader zijn eigen zuivere en verheven zoon zo lijden? (45) Zonen die tegen de wil van hun vaders ingaan worden liefdevol terecht gewezen. Maar om ze een lesje te leren worden ze toch niet als een vijand afgestraft? (46) Alstublieft, o brahmaan, wat moeten we nu denken van deze vader die, zo gemeen op de dood af, hatelijk was jegens zijn gehoorzame zoon? Alstublieft neem onze twijfels weg, want hij was een grote toegewijde van het soort die zijn vader eert als zijn goeroe, o meester.''
 

  

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 18 januari, 2019.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî Nârada zei: 'Aldus verzocht verleende Heer Brahmâ, die alle kanten opkijkt, verheugd over Hiranyakas'ipu's boetedoeningen, de gunsten die zo moeilijk te verwerven zijn.
S'rî Nârada zei: 'Heer Brahmâ die zijn ogen overal heeft, aldus verzocht, verleende verheugd over Hiranyakas'ipu's boetedoeningen, hem de gunsten die zo zelden worden verworven.  (Vedabase)

 

Tekst 2

Heer Brahmâ zei: 'Mijn zoon, hoewel de gunsten waar je mij om vroeg voor de mens moeilijk te verwerven zijn, zal ik je ze verlenen, mijn beste.'

Heer Brahmâ zei: 'Mijn zoon, al de gunsten waar je om vroeg worden door mensen zelden van mij verkregen, maar niettegenstaande het feit dat deze zegeningen normaal niet beschikbaar zijn, zal ik ze jou toekennen, mijn beste.' (Vedabase)

 

Tekst 3

Daarop vertrok de machtige Heer wiens genade feilloos is, hij die door de meest verheven Asura werd aanbeden als de Almachtige die alle heersers van de mensheid loven.

Aanbeden door de meest verheven asura als de Almachtige, geprezen door alle heersers over de mensheid, vertrok daarop de machtige Heer, wiens genade geen fouten kent. (Vedabase)

 

Tekst 4

De Daitya, die aldus de gunst had verworven die hij verlangde en een lichaam had verkregen dat straalde als goud, koesterde, steeds denkend aan de broer die was gedood door de Heer, haat jegens Hem.

De Daitya die aldus zijn felbegeerde wens toegekend zag en een lichaam had gekregen dat straalde als goud, hield er een niet aflatende geest van haat op na tegen de Heer die zijn broer had gedood. (Vedabase)

 

Tekst 5-7

Hij, de grootste Asura, die de drie werelden veroverde in alle windrichtingen, bracht de heersers van alle plaatsen onder zijn controle: god, demon en mens; de koningen, de muzikanten van de hemel en de vogels [de Garuda's]; de slangen, de vervolmaakten en de hofzangers; de wetenschappers, de zieners en de leidende voorvaderen; de vaders van de mensheid, de schatbewaarders en de wildemannen; de kobolden, de  boze geesten en de spoken. Als de veroveraar van de wereld eigende hij zich de macht toe van alle autoriteiten, waar dan ook.

Hij, de grootste asura, die alle plaatsen hoog, laag en ertussen in alle windrichtingen veroverde, bracht de meesters over alle werelden onder zijn controle: god, demon en mens, de koningen, de hemelbewoners, de reciteerders der verzen en de slangachtigen, die van de volmaaktheid, van cultuur en van de kennis, de heiligen, de leidende voorvaderen, de stamvaders, de boze geesten, de wildemannen en de gekken, de doden en de geesten en hun leiders; als de veroveraar van de wereld eigende hij zich de macht toe van alle autoriteiten waar dan ook. (Vedabase)

 

Tekst 8

Zich ophoudend in het lusthof van de goden met de rijkdom van alle weelde, verkeerde hij aldus in de hoogste wereld. Wonend in het paleis van de koning van de hemel zoals gebouwd door Vis'vakarmâ, de grote Asura-architect, domineerde hij, in het bezit van de welvaart van het hele universum, de drie werelden vanuit dat verblijf van Lakshmî.

In het paradijs der goden verkerend in de rijkdom van alle weelde, leefde hij in de hoogste wereld, in het paleis van de koning der hemelen zoals voorzien door Vis'vakarmâ de grote asura architect zelve, in de hemel van Lakshmî, macht uitoefenend over alle welvaart van de wereld. (Vedabase)

   

Tekst 9-12

De traptreden daar waren van koraal, de vloeren van smaragd, de muren van kristal en de rijen pilaren waren vervaardigd uit vaidûrya[tijgeroog]gesteente. Er bevonden zich daar ook de mooiste banken en zitplaatsen overdekt met robijnen en het beddengoed, afgezoomd met parels, was zo wit als melkschuim. In de vertrekken versierd met juwelen en edelstenen, waarin ze hun mooie gezichten en tanden weerspiegeld zagen, lieten hemelse dames links en rechts het fijne geklingel van hun enkelbelletjes horen. In dat koninklijk verblijf met de grootste macht en geest buitengemeen streng heersend, genoot de alleenheerser die iedereen in zijn greep had, ervan aanbeden te worden door de gekwelde, godvrezende hofhouding aan zijn voeten.

Aldaar waren de traptreden van koraal, de vloeren van smaragd, de muren van kristal en de rijen pilaren vervaardigd uit vaidûrya. Er waren daar ook de mooiste banken en zitplaatsen overdekt met robijnen en het beddengoed was zo wit als melkschuim met parels op hun kanten. In de vertrekken, links en rechts, behangen met juwelen en edelstenen, maakten de hemelse dames lieve geluidjes met het getinkel van hun enkelbelletjes en lieten ze hun fraaie gebitten zien met hun prachtige gezichten. In dat koninklijk verblijf met de grootste macht en geest heersend met een verschikkelijke repressie, genoot de alleenheerser die iedereen in zijn greep had, van de aanbidding van de godvrezende hofhouding aan zijn voeten. (Vedabase)

 

Tekst 13

O mijn beste, hij, die belichaming van alle verzaking, yoga, kracht en gezond verstand, die eerbewijzen ontving van alle belangrijke persoonlijkheden met uitzondering van de drie belangrijkste godheden, verkeerde, aldus bezig, daarbij onder de invloed van sterk geurende wijnen die zijn ogen rood als koper in hun kassen deden rollen.

Hij, o mijn beste, die alle verzaking, yoga, kracht en zin in zich besloten had, en die, behalve dan van de drie belangrijkste godheden, eerbewijzen ontving uit handen van alle belangrijke persoonlijkheden, was in werkelijkheid bedwelmd door sterk geurende wijnen, waarbij zijn ogen rood als koper in hun kassen rolden. (Vedabase)

  

Tekst 14

Met al zijn macht zittend op de troon van Indra, werd hij verheerlijkt door Vis'vâvasu, Tumburu [de grootste Gandharva's], door mij en door anderen, o zoon van Pându. Steeds opnieuw werden gebeden [aan hem] opgedragen door al de zangers en meisjes van de hemel, de vervolmaakten, de heiligen en zij die zich baseren op kennis.

Op de zetel van Indra verheerlijkt door Vis'vâvasu, Tumburu [de grootste Gandharva's] en ook door mij, werden keer op keer gebeden opgedragen door al de zangers en de meisjes van de hemel, de volmaakten, de heiligen en zij die van de kennis zijn, o zoon van Pându.  (Vedabase)

 

Tekst 15

Alzo met offergaven overvloedig vereerd door alle klassen en leeftijdsgroepen, reserveerde hij, in zijn machtsuitoefening ieder aandeel van de gebrachte offers voor zichzelf alleen.

En hij, feitelijk met giften in overvloed vereerd door alle klassen en leeftijdsgroepen, reserveerde in zijn machtsuitoefening ieder deel van de gebrachte offers voor zichzelf. (Vedabase)

 

Tekst 16

Moeder aarde leverde, als de koe van overvloed, onder zijn bewind spontaan overvloedige oogsten op in al haar zeven werelddelen, terwijl in de hemel alle wonderen van het universum konden worden waargenomen.

Alsof ze de koe van overvloed zelve was, bracht onder zijn bewind moeder aarde in alle werelddelen spontaan overvloedige oogsten op, terwijl in de hemel alle wonderen van het universum konden worden waargenomen. (Vedabase)
 

Tekst 17

De zeeën en oceanen van zout en zoet water, wijn, ghee, suikerrietsap, yoghurt en melk, alsook hun echtgenotes de rivieren, voerden allerlei soorten van kostbare gesteenten mee in hun golven.

De zeeën en oceanen van zout en zoet water, wijn, ghee, suikerrietsap, yoghurt en melk, en hun echtgenotes de rivieren eveneens, voerden allerlei soorten van kostbare gesteenten mee in hun golven. (Vedabase)

 

Tekst 18

De valleien tussen de bergen en heuvels waren zijn lustoorden waar gedurende alle seizoenen al het goede van plant en boom te vinden was. In zijn eentje stond hij voor al de verschillende kwaliteiten van de heersende natuurgoden.

De valleien tussen de bergen en heuvels waren zijn lustoorden die gedurende alle seizoenen al het goede van plant en boom te bieden hadden; hij in zijn eentje stond voor al de verschillende kwaliteiten van al de verschillende goden. (Vedabase)

 

Tekst 19

Ondanks dat hij in alle windstreken alles en iedereen aan zich onderworpen had als de enige echte heerser, met het recht om uitputtend alle denkbare genoegens te mogen genieten, had hij daar geen vrede mee, want hij had de controle over zijn zinnen verloren.

Aldus in alle windstreken alles en iedereen aan zich onderworpen hebbend en als de enige echte heerser genietend van alle denkbare geneugten, was hij met het verlies over de beheersing zijner zinnen echter niet ingenomen. (Vedabase)

 

Tekst 20

Vervloekt door de brahmanen [de Kumâra's] raakte hij bedwelmd door de grote trots over zijn vergaarde weelde, zodat er een lange tijd verstreek van leven in overtreding met de geschriften  [zie ook B.G. 16: 23-24].

Bedwelmd in grote trots over zijn verworvenheden verstreek aldus een lange periode van leven in overtreding met de geschriften en kon de vloek der brahmanen tegemoet worden gezien [zie ook B.G. 16: 23-24]. (Vedabase)

 

Tekst 21

Vanwege zijn pijnlijke reprimandes waren al de werelden verstoord en was er nergens meer een veilig heenkomen voor hun leiders. Daarom zochten ze hun toevlucht bij de Onfeilbare [vergelijk B.G. 5: 29].

Door zijn pijnlijke reprimandes verstoord was er voor al de werelden en hun leiders geen plaats waar ze nog veilig waren en aldus benaderden ze de Onfeilbare om bij Hem hun toevlucht te zoeken [vergelijk B.G. 5.: 29]. (Vedabase)

 

Tekst 22-23

Ze baden toen: 'Wij brengen onze eerbetuigingen in de richting waar men de Superziel van Hari, de Allerhoogste Heer, vindt en vanwaar de vreedzame en zuivere zielen van de wereldverzakende orde nimmer terugkeren.' Aldus met hun geesten onder controle, waakzaam en slechts van de lucht levend, bestendigden en zuiverden ze hun intelligentie in hun eerbetoon voor de Meester van de Zinnen.

Daartoe baden ze: 'Mogen er onze eerbetuigingen zijn in die richting waarin de Superziel van Hari, de Hoogste Beheerser wordt gevonden en vanwaar, Hem benaderend, de vreedzamen, de verzakers en de zuiveren nimmer terugkeren.' Met hun geesten op die manier beheerst bestendigden en zuiverden ze hun intelligentie, waarbij ze, slechts van de lucht levend in hun eerbetoon voor de Meester der Zinnen, zich geen slaap gunden. (Vedabase)

 

Tekst 24

Toen weerklonk er, luid als de donder, in alle richtingen een stem zonder een gedaante, die de angst van de deugdzame zielen verdreef:

Voor hen allen verscheen toen een luid weerklinkende stem zonder een gedaante die, hun angst verdrijvend, de deugdzamen beroerde tot in hun diepste wezen: (Vedabase)

 

Tekst 25-26

'Vrees niet, o besten van de wijsheid, Ik heb het beste met u voor. Met Mij voor ogen kunnen levende wezens al het goede bereiken. De kwalijke handelingen van deze grote duivel zijn Me bekend en Ik zal ze een halt toeroepen, daar kan u op rekenen.

'Vreest niet, o besten der wijsheid, u zij alle goede geluk toegewenst. Ik ben er inderdaad opdat alle levende wezens het goede mogen bereiken. De kwalijke handelingen van deze grote duivel zijn Me bekend en Ik zal ze een halt toeroepen, daar kan u op rekenen.  (Vedabase)

 

Tekst 27

Als men zich vijandig opstelt tegenover de goden, de Veda's, de koeien, de brahmanen, de heiligen, het dharma en tegenover Mij, zal men snel verloren gaan.

Als men zich keert tegen de goden, de Veda's, de koeien, de brahmanen, de heiligen, de regulerende beginselen en tegen Mij, zal men zeer spoedig het onderspit delven. (Vedabase)

 

Tekst 28

Zo gauw hij [Hiranyakas'ipu] geweld gebruikt tegen zijn vredelievende zoon, die grote ziel Prahlâda die geen vijanden heeft, zal Ik hem doden, ongeacht de zegeningen die hij ontving [van Heer Brahmâ, zie ook 3.25: 21].'

Zo gauw hij gewelddadig optreedt jegens zijn vredelievende zoon die geen vijanden heeft, die grote ziel, Prahlâda, zal Ik hem ter dood brengen, welke zegeningen hij ook ontvangen moge hebben [zie ook 3.25: 21].' (Vedabase)

 

Tekst 29

S'rî Nârada zei: 'Na aldus te zijn toegesproken door de geestelijk leraar van alle levende wezens, brachten de godsbewuste zielen Hem hun eerbetuigingen en keerden ze terug naar hun verblijfplaatsen. Bevrijd van al hun angsten beschouwden ze de Asura zo goed als dood [2.3: 10].

S'rî Nârada zei: 'Aldus toegesproken door de geestelijk leraar van allen, gingen de goddelijken, Hem hun eerbetuigingen brengend, bevrijd van al hun angsten terug en beschouwden ze de asura zo goed als gedood [2.3: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 30

De Daityakoning zette vier hoogst gekwalificeerde zoons op de wereld, van wie degene die Prahlâda heette, de beste was begiftigd met al de kwaliteiten van een grote toegewijde [zie 5.18: 12].

Van hem, de Daityakoning waren er vier hoogst gekwalificeerde zoons van wie degene die de naam Prahlâda droeg de grootste was met al de kwaliteiten van een grote toegewijde [zie 5.18: 12]. (Vedabase)

 

Tekst 31-32

Hij, als een goede brahmaan met zijn zinnen en geest in bedwang, was stevig verankerd in de Absolute Waarheid en was, net als de Superziel, de meest geliefde, beste vriend van alle levende wezens. Hij zat aan de voeten van de grote zielen als een dienaar, hij was zo zorgzaam als een vader jegens de armen, voor zijns gelijken was hij als een broeder en voor de geestelijk leraren, die hij zo hoog achtte als de Allerhoogste Heer Zelf, was hij altijd vriendelijk. Hij was goed geschoold, van zingeving, schoonheid, edelmoedigheid en volkomen vrij van hoogmoed en aanmatiging [vergelijk B.G. 12: 13-19 en B.G. 18: 42].

Als een goede brahmaan met zijn zinnen en geest in bedwang had hij al het talent het Absolute van de Waarheid te doorgronden. Net als de Superziel was hij de meest geliefde, beste vriend van alle levende wezens, als een onbeduidend dienaar was hij altijd horig aan de voeten van de groten, gelijk een vader was hij de armen toegenegen, gelijk een broeder was hij voor zijns gelijken, vol van liefde was hij voor de geestelijk leraren die hij zo hooghield als de Allerhoogste Beheerser Zelve; hij was van scholing, zingeving, schoonheid, edelmoedigheid en volledig vrij van hoogmoed en aanmatiging [vergelijk B.G. 12: 13-19 en B.G. 18: 42]. (Vedabase)

 

Tekst 33

Hoewel geboren uit een Asura was hij niet demonisch van aard. In gevaarlijke situaties had hij steeds een onverstoord bewustzijn en hij had er geen behoefte aan te praten over, of zich druk te maken over, tijdgebonden zaken. Materiële kwaliteiten vond hij niet belangrijk en door zijn zinnen, levensadem, lichaam en geest te beheersen, bracht hij zijn lusten tot vrede.

Hoewel geboren uit een asura had hij in gevaarlijke situaties steeds een onverstoord bewustzijn en was hij verstoken van enig verlangen met wat gehoord en gezien wordt [met de Vedische kennis]; zaken behorende tot de geaardheden der materiële natuur beschouwde hij als niet-essentieel en de zinnen en de levenskracht beheersend, had hij de lusten van zijn lichaam en geest steeds onder controle; hij was volledig vrij van de demonische aard. (Vedabase)

 

Tekst 34

Zijn eigenschappen worden, net als die van de Allerhoogste Persoon onze Heer, tot op de dag van vandaag onverminderd hooggehouden door de geleerden, o Koning.

De eigenschappen die hij heeft worden, net zoals die men aantreft in de Allerhoogste Heer onze Beheerser, door de gevorderden altijd verheerlijkt als zijnde de grootste, o Koning, en niet zozeer de kwaliteiten waar men heden ten dage zo over in de war is [in Kali-yuga]. (Vedabase)

 

Tekst 35

In bijeenkomsten van zuivere zielen, waarin de vijanden [van de demonen] deze eigenschappen bespreken, nemen ze hem als voorbeeld. Als zelfs de wijzen en geleerden dat doen, waarom zou u, of iemand anders, dat dan ook niet doen?

In bijeenkomsten ter ere van de heiligheid zouden zelfs de goddelijken van vijandschap [jegens het asurische], o heerser der mensen, hem tot voorbeeld nemen; waarom dan niet u of anderen? (Vedabase)

 

Tekst 36

Woorden schieten tekort als men de talloze kwaliteiten wil opsommen van hem die zijn grootheid ontleende aan zijn natuurlijke aantrekking tot Vâsudeva, de Hoogste Persoonlijkheid Gods.

Het grootse van de talloze kwaliteiten van hem die bekend staat om zijn natuurlijke gehechtheid aan Vâsudeva, de Allerhoogste Heer, gaat alle beschrijving te boven. (Vedabase)

 

Tekst 37

Als een kleine jongen zag hij, volkomen opgegaan in Krishna's aantrekking, ervan af te spelen en leek het alsof hij afwezig was en geen begrip had voor wereldse aangelegenheden.

Als kleine jongen alle kinderspel opgegeven hebbend leek het of hij lusteloos was, zoals hij met zijn geest volledig verzonken was in de wereld van Krishna; geheel van die aantrekking zijnd had hij geen belangstelling voor wereldse zaken. (Vedabase)

 

Tekst 38

Als hij zat en rondliep, at en rustte, dronk en sprak, drong, omarmd door Govinda, niets van dat alles tot hem door.

Zoals hij neerzat en rondliep, at en rustte, dronk en sprak, drong, gekoesterd door Govinda, alles wat zich daarbuiten afspeelde niet tot hem door. (Vedabase)


Tekst 39

Soms zich zorgen makend over [zijn afwezigheid in] Vaikunthha huilde hij, soms lachte hij over een vreemde gedachtegang en dan weer zong hij luidkeels vol van vreugde met Hem in gedachten.

Soms huilde hij denkend aan Vaikunthha, soms lachte hij over de gekkigheid van het denken en bij tijden was hij blij met Hem in gedachten zeer luid aan het zingen. (Vedabase)

 

Tekst 40

Soms riep hij overweldigd heel hard [Zijn naam], dan weer danste hij zonder schaamte en soms deed hij Hem na als hij, verloren in gedachten over Hem, zich in Hem inleefde.

Soms riep hij het vol van bezorgdheid uit, dan weer danste hij zonder schaamte en soms, verloren in gedachten over Hem, deed hij Hem na in het idee Hem te zijn. (Vedabase)

 

Tekst 41

Dan weer viel hij, met kippenvel en tranen in zijn halfgesloten ogen, volledig stil, overmand als hij was in de greep van de liefdevolle associatie van Zijn bovenzinnelijke verrukking.

Bij tijden met zijn haren overeind en met zijn half gesloten ogen gevuld met tranen, viel hij volledig stil, overmand door vreugde gevangen in Zijn liefdevolle associatie van bovenzinnelijke verrukking. (Vedabase)


Tekst 42

Door zijn voortdurende dienst aan de lotusvoeten die worden verheerlijkt in de hymnen en door de ontwikkeling van zijn onzelfzuchtige associatie, bereikte hij de hoogste extase. Daarbij bracht hij, vanuit de geestelijke ziel, onophoudelijk de vrede voor een ieder die het [in zijn omgeving] ontbrak aan geest en omgang.

Hij, door zijn voortdurende dienst aan de lotusvoeten zoals verheerlijkt in de hymnen, verkreeg door het uitbouwen van zijn associatie in de bevrijde staat de hoogste extase, waarbij hij zonder ophouden vanuit de geestelijke ziel vrede schonk aan hen die het ontbrak aan geest en omgang. (Vedabase)

 

Tekst 43

Jegens hem, die verheven en meest fortuinlijke, ruimhartige toegewijde die zijn eigen zoon was, o Koning, beging Hiranyakas'ipu de grootste zonde.'

Jegens hem, die verheven en meest fortuinlijke ruimhartige toegewijde, o Koning, die zijn eigen zoon was, beging Hiranyakas'ipu de grootste zonde.' (Vedabase)

 

Tekst 44

S'rî Yudhishthhira zei: 'O devarishi zwerend bij geloften, we zouden graag het volgende van u willen weten: waarom liet de vader zijn eigen zuivere en verheven zoon zo lijden?

S'rî Yudhishthhira zei: 'O heilige van God die bij het beste zweert, we zouden graag het volgende van u willen weten: hoe kon de vader zijn eigen zoon, zo een heilige van zuiverheid en goedheid, het zo moeilijk maken? (Vedabase)

 

Tekst 45

Zonen die tegen de wil van hun vaders ingaan worden liefdevol terecht gewezen. Maar om ze een lesje te leren worden ze toch niet als een vijand afgestraft?

Zoons die tegen de wil van hun vaders ingaan worden uit liefde terecht gewezen. Terwille van hun onderricht, kunnen ze toch niet als een vijand worden afgestraft, is het wel?  (Vedabase)

 

Tekst 46

Alstublieft, o brahmaan, wat moeten we nu denken van deze vader die, zo gemeen op de dood af, hatelijk was jegens zijn gehoorzame zoon? Alstublieft neem onze twijfels weg, want hij was een grote toegewijde van het soort die zijn vader eert als zijn goeroe, o meester.'

Alstublieft o brahmaan, verdrijf de twijfels die we hebben wat betreft deze vader die zo ongemeen op de dood af hatelijk was jegens zijn eigen zo gehoorzame zoon, een grote toegewijde van het soort dat zijn vader eert als zijn goeroe, o meester.' (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het hedendaagse - met de kleur aangepaste - schilderij is getiteld:
"Mughal Court Scene". ©
Exoticindiaart.com, gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties