regelbalk



 

Canto 5

S'rî Râdhika Stava

 
 

Hoofdstuk 13: Vervolg van het Gesprek tussen Mahârâja Rahûgana en Jada Bharata

(1) De brahmaan zei: 'Met een karmische [baatzuchtige] visie verdeeld [afwisselend handelend] in hartstocht, goedheid en onwetendheid, doolt de geconditioneerde ziel, die zich begaf op het moeilijk begaanbare pad van een materieel leven, rond in het woud [van illusie] dat hij betrad met het oog op het verwerven van een hogere positie en welvaart, en kan [zo] geen [duurzaam] geluk vinden. (2) O god van de mensen, aldaar wordt hij, die met het volgen van de verkeerde leidraad, het valse najaagt, geteisterd door de zes struikrovers [van de zinnen en de geest]. Als vossen dringen ze zijn hart binnen en nemen ze de verdwaasde streber te pakken, zoals tijgers lammeren pakken. (3) In de tuinen, vol van klimplanten, grassen en struikgewas, waar hij zich dan weer [met een luchtkasteel] verbeeldt dat hij tussen de Gandharva's is beland en dan weer in een mum van tijd bezeten raakt [van een boze geest], wordt hij wreed verstoord door stekende muggen [nare gevolgen]. (4) Op dat wereldse pad zich van hot naar haar reppend om een of andere verblijfplaats, water en weelde de zijne te noemen, o Koning, is hij, het spoor bijster, zo nu en dan verblind vanwege het rokerige stof dat werd opgeworpen door een wervelstorm. (5) Geplaagd door het rumoer van onzichtbare krekels in zijn oor, van streek in zijn geest en hart door de geluiden van uilen, en honger lijdend met het vertrouwen op bomen die geen vruchten dragen, jaagt hij soms het water van een luchtspiegeling na. (6) De ene keer afgaand op drooggevallen rivieren [niets verdienend] en voedsel [of financiële ondersteuning] vragend van anderen die ook door hun voorraad heen zijn, is hij de andere keer wanhopig over de bosbrand van het materieel bestaan en over wat er terechtkwam van de weelde die door de boeven [andere baatzuchtigen] werd ingepikt. (7) Belast door zijn besturende superieuren [de 'halfgoden'], ervaart hij soms droefenis in zijn hart en raakt hij, verbijsterd, buiten zinnen in zijn klagen en dan weer is hij, met het betreden van een [aards] hemelrijk, een korte tijd vol van vreugde alsof hij het ware geluk zou hebben gevonden. (8) Soms worden, rondzwervend, zijn voeten door doornen en steentjes gepijnigd als hij de heuvels [van sociale conventies] wil beklimmen en wordt hij neerslachtig bij iedere stap die hij doet, en soms ziet hij, met een hongerige maag [met zijn ambities], het als gezinshoofd niet meer zitten en wordt hij kwaad op zijn eigen gezinsleden. (9) Bij tijden op zichzelf aangewezen in het woud, wordt de geconditioneerde ziel verzwolgen door de python [van de indolentie] en begrijpt hij er niets meer van. Aangevallen door gifslangen en gebeten [benadeeld door egoïsten], laat hij dan soms, gevallen in een ongeziene put [bij tegenslagen], zijn hoofd hangen verblind geraakt in diepe duisternis. (10) Dan weer uit op wat honing [op zinsbevrediging] wordt hij teleurgesteld door de verontruste bijenkorf in kwestie [door instituten van sociale controle]; of anders wordt, juist als hij met veel moeite probeert aan zijn trekken te komen, vervolgens ruw het voorwerp van zijn begeerte voor zijn neus weggekaapt door een [seksuele] rivaal. (11) Soms, ook niet in staat de kou, de hitte, de wind of de regen tegen te gaan, voelt hij zich machteloos en ellendig; en dan weer, met anderen zich inspannend voor een beetje handel, haalt hij zich, zoals dat gaat, vijandigheid op de hals vanwege de misleiding ter wille van het voordeel. (12) Nu en dan berooid moet hij het stellen zonder beddengoed, een zitplaats, een huis en de gemakken van een gezin, en klopt hij noodlijdend bij anderen aan. Niet krijgend wat hij nodig heeft, begeert hij vervolgens het bezit van anderen en vervalt hij in schandelijk gedrag. (13) Als hij probeert er materieel op vooruit te gaan door te trouwen [door status op te bouwen], resulteert dat in een hoogst problematisch leven waarin zich vijandigheid ontwikkeld als gevolg van onderlinge financiële verwikkelingen. Op het pad van het materieel bestaan raakt hij dan volledig geruïneerd door tegenslagen en geldnood [door financiële crises]. (14) Aldus ronddolend ter wille van hun eigenbelang, zien alle levende wezens zich geplaatst voor de plicht hen achter zich te laten die stierven en degenen die ze het leven gunden met zich mee te nemen. O held, tot op de dag van vandaag heeft nog niemand die hier deze materiële weg bewandelt, het uiteindelijke doel van de [toegewijde dienst en de zaligheid in de] yoga weten te bereiken.

(15) Zij die er slim en handig in slaagden de olifanten [de grootste helden] van de windrichtingen te verslaan, raken in deze wereld bevangen door het idee van 'mijn' en moeten, in de slag met de [daardoor] in het leven geroepen vijandigheid, allen [uiteindelijk] het onderspit delven. Ze bereiken niet de werkelijkheid van de staf van de verzaking [de vrijwillige boete, sannyâsa] die, vrij van vijandigheid, wèl leidt tot vervolmaking. (16) Vasthoudend aan de toevlucht van de armen van de levenspartner, die is als een klimplant, zingt men soms een vreemd[gaand] liedje in het verlangen het gezang te horen van een andere vogel van toevlucht. En als men dan eenmaal de schrik voor de Heer van de Cakra  [van de dwingende orde van de Tijd] te pakken heeft, sluit men vriendschap met de kraanvogels, de reigers en de gieren [uitbuiters en bedriegers]. (17) Door hen bedrogen zoekt men vervolgens contact met de zwanen [brahmanen, intellectuelen] maar ontevreden over hun praktijken zoekt men zijn heil bij de apen [losbandigen, predikers van zinsbevrediging] in de omgang waarmee men, hoogst bevredigd in zijn zinnelijkheid, elkaar in het gezicht staart zonder te beseffen dat men op de dood afstevent. (18) Zich vermakend in zijn [burgerlijke] boom is men, seksueel kleinzielig gehecht aan vrouw en kinders, niet in staat om los te laten, gebonden als men is aan de gevolgen van zijn handelingen. Vol van angst voor de olifant van de dood zich vastklampend aan zijn klimplant, beland men soms in een grot in de bergen waar men opgesloten raakt [een ongeneeslijke ziekte]. (19) Op de één of andere manier aan dit gevaar ontsnappend, o doder van de vijanden, pakt men opnieuw het oude leventje op, dat pad van genot dat de geconditioneerde ziel bewandelt onder de invloed van mâyâ en waarin men tot de dood erop volgt nergens wat van snapt. (20) Koning Rahûgana, ook u bewandelt zeker dit [bos]pad van het materiële bestaan, maar als u eenmaal uw politieke macht hebt opgegeven en u zich vriendelijk gedraagt jegens alle levende wezens, zult u zich niet langer aangetrokken voelen tot het onware en zal u het, door middel van dienst aan de Heer, gewette zwaard van de kennis ter hand nemen om de oversteek te maken naar de allerhoogste werkelijkheid in het voorbije!'

(21)
De koning zei: 'O, een menselijke geboorte is de beste van alle geboorten! Wat voor zin heeft het om van een hogere geboorte [onder de goden] te zijn? Ik zie er de superioriteit niet van in als men in een nieuw leven niet volop kan genieten van de omgang met werkelijk grote zielen [als u], wiens harten gezuiverd zijn door de heerlijkheid van Hrishîkes'a [de Heer en meester van de zinnen]. (22) Het wekt geen verbazing om volledig van alle smetten bevrijd te raken door het stof van uw lotusvoeten van liefde en toewijding voor Adhokshaja [de Heer in het Voorbije]. Door met u om te gaan werd in een oogwenk de wortel van onwetendheid van mijn verkeerde denktrant volledig vernietigd. (23) Mijn eerbetuigingen voor al de grote persoonlijkheden, of ze nu ten tonele verschijnen als jongens, jonge mannen of als oudere celibatairen. Moge dankzij deze zelfgerealiseerde zielen van de bovenzinnelijkheid die de aarde bewandelen in verschillende vormen van verzaking, er voor al de dynastieën geluk zijn!'

(24)
S'rî S'uka zei: 'Dankzij de kwaliteit van zijn grote zachtmoedigheid en de verhevenheid van zijn spirituele realisatie, o zoon van Uttarâ [Parîkchit], kon deze zoon van brahmaanse wijsheid, ondanks dat hij beledigd was, van instructie zijn voor de heerser van Sindhu over de werkelijkheid van de ziel. Hij wiens lotusvoeten door Rahûgana zo vol van spijt werden aanbeden en die een hart had waarin, zoals in volle zee, al de golven van [de informatie van] de zinnen volledig tot rust werden gebracht, trok [daarna verder in vrijheid] rond over deze aarde [vergelijk 3.25: 21]. (25) O Koning, de koning van Sauvîra die dankzij [de instructies van] een verheven persoonlijkheid tot een volkomen begrip kwam van de waarheid van de opperziel, slaagde er aldus in het lichamelijk begrip van het zelf geheel op te geven dat hij er in zijn onwetendheid op had nagehouden, en hield [van toen af aan] trouw vast aan het pad van de geestelijke erfopvolging die zijn aanvang nam bij de Heer.'

(26)
De koning [Parîkchit] zei: 'Dat wat u, o grootste van de wijsheid, hier zo ter zake kundig beeldend beschreef van het pad van de individuele ziel in het materieel bestaan, is vervat in woorden die begrijpelijk zijn voor hen die hun geest ontwikkelden, en niet zo zeer rechtstreeks voor de gewone man die minder ervaring heeft. Zou u daarom, voor het heil van een volledig begrip van deze zo moeilijk te bevatten materie, ons alstublieft in andere woorden willen vertellen wat het precies inhoudt?'
 

next                    

 
Derde herziene editie, geladen 28 april 2018. 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De brahmaan zei: 'Met een karmische [baatzuchtige] visie verdeeld [afwisselend handelend] in hartstocht, goedheid en onwetendheid, doolt de geconditioneerde ziel, die zich begaf op het moeilijk begaanbare pad van een materieel leven, rond in het woud [van illusie] dat hij betrad met het oog op het verwerven van een hogere positie  en welvaart, en kan [zo] geen [duurzaam] geluk vinden.
De brahmaan zei: 'Proberend vooruit te komen in het leven, hetgeen moeilijk is in beslag genomen door de illusie, doolt de volijverige, verdeeld in het zorgdragen met de werklast van zijn hartstocht, onwetendheid en goedheid, rond in dit werelds bestaan en is hij, uit op de baten, niet in staat geluk te vinden. (Vedabase)

 

Tekst 2

O god van de mensen, aldaar wordt hij, die met het volgen van de verkeerde leidraad, het valse najaagt, geteisterd door de zes struikrovers [van de zinnen en de geest]. Als vossen dringen ze zijn hart binnen en nemen ze de verdwaasde streber te pakken, zoals tijgers lammeren pakken.

O god der mensen, aldaar worden de geconditioneerde zielen die het valse najagen geteisterd door deze zes plunderaars [van het zien, ruiken, proeven, aanraken, horen en overdenken]; met alle macht beroven ze als vossen de verzotte strever van zijn hart, precies zoals tijgers lammeren pakken. (Vedabase)

 

Tekst 3

In de tuinen, vol van klimplanten, grassen en struikgewas, waar hij zich dan weer [met een luchtkasteel] verbeeldt dat hij tussen de Gandharva's is beland en dan weer in een mum van tijd bezeten raakt [van een boze geest], wordt hij wreed verstoord door stekende muggen [nare gevolgen].

In de tuinen vol van klimplanten, grassen en struikgewas wordt hij wreed verstoord door stekende muggen, somtijds zichzelf inbeeldend dat hij bij de Gandharva's verwijlt en dan weer in mum van tijd bezeten rakend.(Vedabase)

 

Tekst 4

Op dat wereldse pad zich van hot naar haar reppend om een of andere verblijfplaats, water en weelde de zijne te noemen, o Koning, is hij, het spoor bijster, zo nu en dan verblind vanwege het rokerige stof dat werd opgeworpen door een wervelstorm.

Zich van hot naar haar haastend terwille van hun thuis, water en weelde, o Koning, zien ze dàt als hun ziel en zaligheid, en zijn ze, verblind in hun zotheid, bij tijden het spoor bijster vanwege het rokerige stof [van de lust] opgeworpen door een wervelstorm [van een zekere uiterlijkheid]. (Vedabase)


Tekst 5

Geplaagd door het rumoer van onzichtbare krekels in zijn oor, van streek in zijn geest en hart door de geluiden van uilen, en honger lijdend met het vertrouwen op bomen die geen vruchten dragen, jaagt hij soms het water van een luchtspiegeling na.
Geplaagd door het gerucht van onzichtbare krekels in zijn oor, door de geluiden van uilen van streek in zijn geest en hart, en honger lijdend met het zich beroepen op bomen die geen vruchten dragen, jaagt hij soms het water van een luchtspiegeling na. (Vedabase)

 

Tekst 6

De ene keer afgaand op drooggevallen rivieren [niets verdienend] en voedsel [of financiële ondersteuning] vragend van anderen die ook door hun voorraad heen zijn, is hij de andere keer wanhopig over de bosbrand van het materieel bestaan en over wat er terechtkwam van de weelde die door de boeven [andere baatzuchtigen] werd ingepikt.

De ene keer afgaand op droogevallen rivieren en voedsel vragend van anderen die ook door hun voorraad heen zijn, lijden ze de andere keer onder de bosbrand van het materieel bestaan en maken ze zich zorgen over wat er terecht kwam van de gekoesterde weelde die door de boeven van de staat werd ingepikt. (Vedabase)

Tekst 7

Belast door zijn besturende superieuren [de 'halfgoden'], ervaart hij soms droefenis in zijn hart en raakt hij, verbijsterd, buiten zinnen in zijn klagen en dan weer is hij, met het betreden van een [aards] hemelrijk, een korte tijd vol van vreugde alsof hij het ware geluk zou hebben gevonden.

Bij tijden ervaren ze allen, belast door hun besturende bovengeschikten, droefenis in hun harten en raken ze, weeklagend, verbijsterd buiten zinnen; en zo nu en dan dromen ze er een tijdje van hemelse oorden te zijn binnengegaan waar men geniet als was men gelukkig. (Vedabase)

 

Tekst 8

Soms worden, rondzwervend, zijn voeten door doornen en steentjes gepijnigd als hij de heuvels [van sociale conventies] wil beklimmen en wordt hij neerslachtig bij iedere stap die hij doet, en soms ziet hij, met een hongerige maag [met zijn ambities], het als gezinshoofd niet meer zitten en wordt hij kwaad op zijn eigen gezinsleden.

Soms rondzwervend worden de voeten van iemand die de heuvels wil beklimmen gepijnigd door doornen en steentjes en is zo iemand neerslachtig met iedere stap die hij doet; en soms ziet iemand met een hongerige maag in het gezin het niet meer zitten en wordt hij kwaad op zijn eigen gezinsleden. (Vedabase)

 

Tekst 9

Bij tijden op zichzelf aangewezen in het woud, wordt de geconditioneerde ziel verzwolgen door de python [van de indolentie] en begrijpt hij er niets meer van. Aangevallen door gifslangen en gebeten [benadeeld door egoïsten], laat hij dan soms, gevallen in een ongeziene put [bij tegenslagen], zijn hoofd hangen verblind geraakt in diepe duisternis.

Bij tijden aan zijn lot overgelaten in het [materiële] woud [des levens] wordt de geconditioneerde ziel verzwolgen door de python en begrijpt hij er niets meer van; aangevallen door gifslangen en gebeten, gaat hij er soms, gevallen in een ongeziene put, zowaar bij liggen, blind als hij dan is in de diepe duisternis. (Vedabase)

 

Tekst 10

Dan weer uit op wat honing [op zinsbevrediging] wordt hij teleurgesteld door de verontruste bijenkorf in kwestie [door instituten van sociale controle]; of anders wordt,  juist als hij met veel moeite probeert aan zijn trekken te komen, vervolgens ruw het voorwerp van zijn begeerte voor zijn neus weggekaapt door een [seksuele] rivaal.

Soms uitziend naar een beetje sexueel plezier wordt hij door de verontruste bijenkorf van de familie van de dame in kwestie beledigd; of, wat dit soort zaken betreft met veel moeite geld uitgevend om aan zijn gerief te komen, wordt daarna met geweld het voorwerp van zijn begeerte voor zijn neus weggekaapt door iemand anders. (Vedabase)

 

Tekst 11

Soms, ook niet in staat de kou, de hitte, de wind of de regen tegen te gaan, voelt hij zich machteloos en ellendig; en dan weer, met anderen zich inspannend voor een beetje handel, haalt hij zich, zoals dat gaat, vijandigheid op de hals vanwege de misleiding ter wille van het voordeel.

Soms ook niet in staat de kou, de hitte, de wind of de regen tegen te gaan, ziet hij het niet meer zitten; en dan weer samen met anderen allerlei kleingoed verkopend, belandt hij in een wederzijdse vijandigheid zo zegt men, vanwege het bedrog voor het profijt. (Vedabase)

 

Tekst 12

Nu en dan berooid moet hij het stellen zonder beddengoed, een zitplaats, een huis en de gemakken van een gezin, en klopt hij noodlijdend bij anderen aan. Niet krijgend wat hij nodig heeft, begeert hij vervolgens het bezit van anderen en vervalt hij in schandelijk gedrag.

Nu en dan berooid moet hij het daarmee stellen zonder beddegoed, een zitplaats, een huis en de gemakken van een gezin, en klopt hij noodlijdend bij anderen aan; niet krijgend wat hij nodig heeft is hij dan uit op het bezit van anderen en belandt hij zo in oneer. (Vedabase)

 

Tekst 13

Als hij probeert er materieel op vooruit te gaan door te trouwen [door status op te bouwen], resulteert dat in een hoogst problematisch leven waarin zich vijandigheid ontwikkeld als gevolg van onderlinge financiële verwikkelingen. Op het pad van het materieel bestaan raakt hij dan volledig geruïneerd door tegenslagen en geldnood [door financiële crises].

Vanwege financiële transacties met elkaar is er haat en nijd, en met elkaar getrouwd zijnd er materieel op vooruit proberend te gaan, kan dat grote moeilijkheden met zich meebrengen, omdat men, in geldnood de verkeerde aanpak volgend, volledig in verlegenheid komt. (Vedabase)


Tekst 14

Aldus ronddolend ter wille van hun eigenbelang, zien alle levende wezens zich geplaatst voor de plicht hen achter zich te laten die stierven en degenen die ze het leven gunden met zich mee te nemen. O held, tot op de dag van vandaag heeft nog niemand die hier deze materiële weg bewandelt, het uiteindelijke doel van de [toegewijde dienst en de zaligheid in de] yoga weten te bereiken.

Allen die aldus op uiteenlopende wijze in verlegenheid kwamen, moeten op gezette tijden de levenden die hen nabij staan opgeven en dan weer uit zijn op nieuwe geboorten; het eigenbelang behartigend doolt men hier in deze wereld rond en tot op de dag van vandaag is geen van hen die in deze positie verkeren, o held, in staat om het tot het uiteindelijke doel van de yoga [de toegewijde dienst] te brengen. (Vedabase)

Tekst 15

Zij die er slim en handig in slaagden de olifanten [de grootste helden] van de windrichtingen te verslaan, raken in deze wereld bevangen door het idee van 'mijn' en moeten, in de slag met de [daardoor] in het leven geroepen vijandigheid, allen [uiteindelijk] het onderspit delven. Ze bereiken niet de werkelijkheid van de staf van de verzaking [de vrijwillige boete, sannyâsa] die, vrij van vijandigheid, wèl leidt tot vervolmaking.

Zij die zonder er veel bij na te denken erin slaagden reuzen van andere helden te overwinnen, zijn allen bevangen in deze wereld door het idee van 'mijn' laten hun leven in de slag met de in het leven geroepen vijandschap - maar ze bereiken niet de werkelijkheid van de staf der verzaking welke, als men vrij van vijandigheid is, wèl leidt tot vervolmaking. (Vedabase)
 
Tekst 16

Vasthoudend aan de toevlucht van de armen van de levenspartner, die is als een klimplant, zingt men soms een vreemd[gaand] liedje in het verlangen het gezang te horen van een andere vogel van toevlucht. En als men dan eenmaal de schrik voor de Heer van de Cakra  [van de dwingende orde van de Tijd] te pakken heeft, sluit men vriendschap met de kraanvogels, de reigers en de gieren [uitbuiters en bedriegers].

Meer en meer gehecht zingen zij die genieten in de armen van hun vrouwen, hun klimplant, soms een vreemd liedje in het verlangen het gezang te horen van een andere vogel; en zo nu en dan ergens het gebrul van de leeuw horend zoeken ze vriendschap met de kraanvogels, de reigers en de gieren. (Vedabase)

 

Tekst 17

Door hen bedrogen zoekt men vervolgens contact met de zwanen [brahmanen, intellectuelen] maar ontevreden over hun praktijken zoekt men zijn heil bij de apen [losbandigen, predikers van zinsbevrediging] in de omgang waarmee men, hoogst bevredigd in zijn zinnelijkheid, elkaar in het gezicht staart zonder te beseffen dat men op de dood afstevent.

Door hen bedrogen maar geen bevrediging vindend in het contact met de toegewijden, benaderen ze in hun gedrag de apen met wie geassocieerd ze zich nogal op hun gemak voelen met hun zinnen, en elkaar in het gezicht starend naderen ze in vergetelheid de dood. (Vedabase)

 

Tekst 18

Zich vermakend in zijn [burgerlijke] boom is men, seksueel kleinzielig gehecht aan vrouw en kinders, niet in staat om los te laten, gebonden als men is aan de gevolgen van zijn handelingen. Vol van angst voor de olifant van de dood zich vastklampend aan zijn klimplant, beland men soms in een grot in de bergen waar men opgesloten raakt [een ongeneeslijke ziekte]. 

Het er in hun boom van nemend zijn ze, gehecht aan vrouw en kinders en kleinzielig, niet in staat om los te laten vast als ze zitten aan de gevolgen van hun eigen handelingen, daarbij somtijds, in angst verzet voor de olifant van de dood, in een grot in de bergen vallend, en zo daar opgesloten rakend. (Vedabase)

 

Tekst 19

Op de één of andere manier aan dit gevaar ontsnappend, o doder van de vijanden, pakt men opnieuw het oude leventje op, dat pad van genot dat de geconditioneerde ziel bewandelt onder de invloed van mâyâ en waarin men tot de dood erop volgt nergens wat van snapt.

Op de één of andere manier aan dit gevaar ontsnappend pakken ze wederom, o doder der vijanden, het oude leventje dan weer op, dat pad van genot dat de geconditioneerde ziel onder de invloed van mâyâ begaat, waarin hij er tot aan zijn dood geen zier van begrijpt. (Vedabase)

 

Tekst 20

Koning Rahûgana, ook u bewandelt zeker dit [bos]pad van het materiële bestaan, maar als u eenmaal uw politieke macht hebt opgegeven en u zich vriendelijk gedraagt jegens alle levende wezens, zult u zich niet langer aangetrokken voelen tot het onware en zal u het, door middel van dienst aan de Heer, gewette zwaard van de kennis ter hand nemen om de oversteek te maken naar de allerhoogste werkelijkheid in het voorbije!'

Koning Rahûgana, u, zeker eveneens op dit pad van het materiële bestaan, zal, als u eenmaal de roede der bestraffing hebt opgegeven en u zich vriendelijk gedraagt jegens alle wezens, door middel van dienst aan de Heer iemand zijn die zich in zijn geest niet langer voelt aangetrokken tot het onware; maak nu, met het gewette zwaard der kennis in de hand de oversteek naar het allerhoogste van gene zijde!' (Vedabase)


Tekst 21

De koning zei: 'O, een menselijke geboorte is de beste van alle geboorten! Wat voor zin heeft het om van een hogere geboorte [onder de goden] te zijn? Ik zie er de superioriteit niet van in als men in een nieuw leven niet volop kan genieten van de omgang met werkelijk grote zielen [als u], wiens harten gezuiverd zijn door de heerlijkheid van Hrishîkes'a [de Heer en meester van de zinnen].

De koning zei: 'Helaas, o beste onder de geborenen, wat heeft het voor nut om, geboren in de menselijke gedaante, om enkel van een hogere geboorte te zijn? Er is inderdaad niets superieurs aan als we in een nieuw bestaan niet de weelde kunnen genieten van omgang hebben met de waarlijk groten wiens harten zijn gezuiverd in de glorie van Hrisîkes'a [de Heer en meester der zinnen]. (Vedabase)


Tekst 22

Het wekt geen verbazing om volledig van alle smetten bevrijd te raken door het stof van uw lotusvoeten van liefde en toewijding voor Adhokshaja [de Heer in het Voorbije]. Door met u om te gaan werd in een oogwenk de wortel van onwetendheid van mijn verkeerde denktrant volledig vernietigd.

Is het in feite niet wonderlijk volledig bevrijd te zijn door het stof van uw lotusvoeten van liefde en toewijding jegens Adhokshaja [de Heer in het Voorbije], door wiens gezelschap men in een oogwenk bevrijd raakt van alle materiële smetten en eveneens de wortel van het gebrek aan onderscheid dat men heeft met valse argumenten volledig wordt overwonnen? (Vedabase)


Tekst 23

Mijn eerbetuigingen voor al de grote persoonlijkheden, of ze nu ten tonele verschijnen als jongens, jonge mannen of als oudere celibatairen. Moge dankzij deze zelfgerealiseerde zielen van de bovenzinnelijkheid die de aarde bewandelen in verschillende vormen van verzaking, er voor al de dynastieën geluk zijn!'

Laat er mijn respectvol eerbetoon zijn jegens de grote persoonlijkheden, of ze nu ten tonele verschijnen als jongens, als jonge mannen of als wereldverzakers; laat, van al die zelfgerealiseerde zielen der bovenzinnelijkheid die deze aarde bewandelen in verschillende gedaanten, er het heil van het geluk zijn voor al de dynastieën!' (Vedabase)

 

Tekst 24

S'rî S'uka zei: 'Dankzij de kwaliteit van zijn grote zachtmoedigheid en de verhevenheid van zijn spirituele realisatie, o zoon van Uttarâ [Parîkchit], kon deze zoon van brahmaanse wijsheid, ondanks dat hij beledigd was, van instructie zijn voor de heerser van Sindhu over de werkelijkheid van de ziel. Hij wiens lotusvoeten door Rahûgana zo vol van spijt werden aanbeden en die een hart had waarin, zoals in volle zee, al de golven van [de informatie van] de zinnen volledig tot rust werden gebracht, trok [daarna verder in vrijheid] rond over deze aarde [vergelijk 3.25: 21].

S'rî S'uka zei: 'Op deze manier, o zoon van Uttarâ [Parîkchit], wijdde hij, die zoon der brahmaanse wijsheid, hoewel beledigd, door de kwaliteit van zijn eigen zachtgeaardheid en de superioriteit van zijn spirituele realisatie, voor de heerser van Sindhu uit over de feitelijke werkelijkheid van de ziel; met Rahûgana zo spijtig, was hij wiens lotusvoeten werden aanbeden, van een hart waarin, zoals in een volle oceaan, al de golven van het zinnelijke volledig tot rust werden gebracht terwijl hij zijn rondtrekken over deze aarde vervolgde [vergelijk 3.25: 21]. (Vedabase)


Tekst 25

O Koning, de koning van Sauvîra die dankzij [de instructies van] een verheven persoonlijkheid tot een volkomen begrip kwam van de waarheid van de opperziel, slaagde er aldus in het lichamelijk begrip van het zelf geheel op te geven dat hij er in zijn onwetendheid op had nagehouden, en hield [van toen af aan] trouw vast aan het pad van de geestelijke erfopvolging die zijn aanvang nam bij de Heer.'

De koning van Sauvîra zeker van een verheven positie, kwam tot een volledig begrip van de waarheid van de opperziel; in zichzelf slaagde hij er volledig in het begrip op te geven van een lichamelijk zelf dat hij foutief in onwetendheid aan zijn persoon had toegeschreven, en aldus, o Koning, volgde hij trouw het pad der geestelijke erfopvolging vanaf de Heer.' (Vedabase)

 

Tekst 26

De koning [Parîkchit] zei: 'Dat wat u, o grootste van de wijsheid, hier zo ter zake kundig beeldend beschreef van het pad van de individuele ziel in het materieel bestaan, is vervat in woorden die begrijpelijk zijn voor hen die hun geest ontwikkelden, en niet zo zeer rechtstreeks voor de gewone man die minder ervaring heeft. Zou u daarom, voor het heil van een volledig begrip van deze zo moeilijk te bevatten materie, ons alstublieft in andere woorden willen vertellen wat het precies inhoudt?'

De Koning [Parîkchit] zei: 'Dat wat u hier zo terzake kundig beschreef, o grootste der wijsheid, in beeldspraken over de individuele ziel zijn pad in het materieel bestaan, is vervat in woorden begrijpelijk voor de geesten der geschoolden, niet zo zeer direct voor de gewone man met minder ervaring; derhalve, voor het heil van een volledig begrip van deze zo moeilijk te bevatten materie, zou u het alstublieft kunnen beschrijven door ons de exacte betekenis te vertellen?' (Vedabase)

 

 
 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij van de gedeprimeerde persoon is geschilderd  door William Blake.
Bron:
William Blake Archive.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties