regelbalk



 

Canto 10

EkhonaBujhino

 

 

Hoofstuk 52: De Heren Springen van een Berg en Rukminī's Bericht aan Heer Krishna

(1) S'rī S'uka zei: 'Aldus gezegend door Krishna, mijn beste, liep [Mucukunda] de nazaat van Ikshvāku al buigend om Hem heen en vertrok hij door de opening van de grot. (2) Hij merkte dat de menselijke wezens, de dieren, de planten en bomen er slecht aan toe waren [klein waren] en concludeerde dat het Tijdperk [de yuga] van Kali was aangebroken. Daarop begaf hij zich in de noordelijke richting [vergelijk 1.15: 44]. (3) Hij had vertrouwen in het proces van de boetedoening, was zelfbeheerst en vrij van gehechtheden. Met zijn geest aldus verzonken in Krishna betrad hij het gebied van de berg Gandhamādana ['de prettige geur']. (4) Badarikās'rama [zie b.v. 3.4: 4; 4.12: 16; 5.4: 5; 7.11: 6] bereikend, de verblijfplaats van Nara-Nārāyana, aanbad hij, die met het overwinnen van alle dualiteit in zijn verzaking de vrede vond, de Heer.



(5) De Allerhoogste Heer keerde terug naar Zijn stad Mathurā die was omsingeld door de Yavana's, doodde het barbarenleger en bracht hun schatten naar Dvārakā. (6) Terwijl Acyuta met os en man bezig was de rijkdommen te verzamelen, arriveerde Jarāsandha ter plekke aan het hoofd van een drieėntwintigtal legers. (7) Toen ze de machtige golven soldaten van de vijandelijke legers zagen, renden de twee Mādhava's, voor een menselijke manier van doen kiezend, snel weg, o Koning. (8) De lading rijkdommen achterlatend legden Ze, zich angstig voordoend maar in feite onbevreesd, op Hun lotusblaadjesvoeten vele yojana's af. (9) De machtige heerser van Magadha moest hard lachen toen hij de Twee zag wegvluchten en achtervolgde de Heren met wagenmenners en soldaten, zonder zich helemaal bewust te zijn van Hun bijzondere aard. (10) Uitgeput na een lange afstand in volle vaart gerend te hebben, beklommen Ze een zeer hoge berg bekendstaande als Pravarshana ['waar het regent'] alwaar de machtige Heer [Indra] het altijd laat regenen. (11) Wetende dat Ze zich op de berg schuilhielden, maar niet precies waar, o Koning, zette hij [Jarāsandha] de berg in lichterlaaie door met brandhout aan alle kanten vuren aan te steken. (12) Snel van die elf yojana's hoge, overal brandende berg afspringend, vielen Ze naar beneden. (13) Niet opgemerkt door Hun tegenstander of zijn helpers, keerden de twee beste Yadu's terug naar hun stad die de oceaan als zijn gracht had, o Koning. (14) De koning van de Magadha's ging er abusievelijk vanuit dat Balarāma en Kes'ava waren verbrand in het vuur, trok zijn immense troepenmacht terug en keerde om naar Magadha. (15) Zoals ik al zei huwelijkte de heerser van Ānarta, genaamd Raivata, op last van Brahmā zijn dochter Raivatī uit aan Balarāma [9.3: 33-36]. (16-17) De Allerhoogste Heer Govinda, trouwde, o held onder de Kuru's, met Vaidarbhī [Rukminī] de dochter van Bhīshmaka, op haar eigen verzoek. Zij was een volkomen deelaspect van de Godin van het Geluk. Met geweld zette Hij S'ālva en de andere koningen die S'is'upāla steunden buiten spel. Dat speelde Hij klaar [door haar weg te kapen] voor ogen van iedereen, precies zoals de zoon van Tārksya [Garuda] de nectar van de hemel [wegstal].'

(18) De achtenswaardige koning zei: 'Op de manier van de Rākshasa [dus door ontvoering] naar ik vernam, huwde de Opperheer aldus Rukminī, de dochter van Bhīshmaka met het bekoorlijke gezicht. (19) O heer, ik zou graag willen weten hoe Krishna, Hij met Zijn onbegrensde vermogen, Zijn bruid wegstal en [daarbij] koningen als Jarāsandha en S'ālva versloeg. (20) Welk intelligent mens, o brahmaan, kan er ooit genoeg van krijgen om te luisteren naar de rechtschapen, betoverende, en altijd nieuwe verhalen [zie 10.45: 48] die men hoort over Krishna en die de wereldse besmetting verdrijven?'

(21) De zoon van Vyāsa zei: 'Er was een koning genaamd Bhīshmaka, de grote heerser van Vidarbha, die vijf zoons had en één dochter met een buitengewoon knap gezicht. (22) Rukmī was de eerstgeboren zoon, gevolgd door Rukmaratha, Rukmabāhu, Rukmakes'a en Rukmamālī. Rukminī was hun kuise zus [rukma betekent: 'wat helder en stralend is']. (23) Toen ze, van degenen die Mukunda bij haar thuis kwamen bezingen, vernam over Zijn schoonheid, capaciteiten, karakter en weelde, achtte ze Hem een geschikte echtgenoot. (24) Krishna, die haar kende als een toonbeeld van intelligentie, gunstige lichaamskenmerken, grootmoedigheid, schoonheid, goed gedrag en andere kwaliteiten, vond haar evenzo een geschikte echtgenote, en besloot met haar te trouwen. (25) Maar Rukmī, die Krishna haatte, verhinderde dat, ook al wilde zijn familie zijn zus wel aan Krishna geven, o Koning. Hij dacht aan S'is'upāla. (26) De prinses van Vidarbha met haar donkere ogen, was ongelukkig met die wetenschap. Ze zat er diep over in en zond met spoed een zekere brahmaan die ze kon vertrouwen naar Krishna. (27) Toen hij in Dvārakā aankwam werd hij door de poortwachters binnengelaten en zag hij de Oorspronkelijke Persoonlijkheid op een gouden troon zitten. (28) De Heer die goed is voor de brahmanen, kwam, toen Hij hem zag, van Zijn troon af, liet hem plaatsnemen en bewees hem de eer op dezelfde manier als de bewoners van de hemel Hem de eer bewijzen. (29) Nadat hij was uitgerust en gegeten had, kwam Hij die de bestemming vormt van de  toegewijden naar hem toe om persoonlijk zijn voeten te masseren. Geduldig vroeg Hij hem: (30) 'O Mijn beste, verlopen de religieuze activiteiten zoals voorgestaan door uw eersteklas, tweemaal geboren senioren, voorspoedig, zonder al te veel moeilijkheden, en bent u steeds innerlijk voldaan? (31) Als een brahmaan tevreden blijft ongeacht wat [zijn pad kruist] en hij niet tekortschiet in zijn religieuze plicht, zal hem dat alles brengen wat hij verlangt. (32) Ontevreden zal hij, zelfs als een meester van verlichte zielen, zich van wereld naar wereld blijven bewegen, terwijl hij tevreden, ook al bezit hij niets, goed zal slapen met al zijn leden [en geest] vrij van ellende. (33) Ik buig Mijn hoofd keer op keer voor die brahmanen die tevreden zijn met wat ze krijgen, want zij, vredig en vrij van vals ego, zijn de beste weldoeners van de levende wezens [zie ook B.G. 2: 71, 12: 13-14]. (34) Gaat het u goed, o brahmaan, als onderdaan van uw koning? Hij in wiens rijk de mensen beschermd een gelukkig leven leiden, is Mij zeer dierbaar. (35) Waar komt u vandaan, met het oversteken van de [oceaan van] moeilijkheden, en met welke bedoeling kwam u hier? Vertel het Ons alstublieft allemaal, als het geen geheim is. Wat precies kunnen We voor u betekenen?'



(36) Nadat de Allerhoogste, die terwille van Zijn spel en vermaak Zijn lichamen aanneemt, aldus deze vragen had gesteld, vertelde de brahmaan Hem alles. (37) 'S'rī Rukminī heeft me gezegd: 'O Allermooiste van Al de Werelden, ik vernam over Jouw kwaliteiten. Bij allen die luisteren en tot wie Jij, via de gehoorgangen, bent doorgedrongen, verdrijf Je aldus de pijn in hun lichamen. Voor hen die ogen hebben vormt de aanblik van Jouw schoonheid de volkomen vervulling van hun levensdoel. Daarom heb ik zonder schaamte mijn geest op Jou gericht Acyuta! (38) Wie, o Mukunda, kan zich meten met Jouw grootheid: je afstamming, karakter, schoonheid, kennis, jeugd, bezittingen en invloed? Welk nuchter en huwbaar meisje van goede huize zou, als ze volwassen wordt, nu niet voor Jou kiezen als haar echtgenoot, o leeuw onder de mensen, o Jij die de geesten van iedereen in de samenleving in vreugde verzet? (39) Ik heb daarom Jouw goede Zelf, o lieve Heer, verkozen als echtgenoot. Ik biedt me hierbij aan als Je vrouw, o Almachtige. Aanvaard me alsJeblieft! Moge de koning van Cedi [S'is'upāla], die net als een jakhals er vandoor wil met de portie die de koning van de dieren toebehoort, nimmer dat in handen krijgen wat aan de [ware] held is voorbehouden. (40) Als ik de Hoogste Persoonlijkheid van God, de Heer in voldoende mate heb geėerd door het doen van goede werken, brengen van offers, verrichten van liefdadigheid, met inachtnemingen en geloften en met het vereren van de goden, de goeroes en de brahmanen, en met andere activiteiten, mag dan [alsJeblieft Krishna] de oudere broer van Gada [9.24: 46] komen om mijn hand te nemen, en niet de zoon van Damaghosha of iemand anders? (41) Kom morgen als het huwelijk plaatsvindt ongezien naar Vidarbha, o Onoverwinnelijke. Vecht, omringd door Je officieren, er dan voor om het gewapende verzet weg te vagen van de koningen van Caidya en Magadha, en trouw, als de beloning voor Je heldenmoed, vervolgens met Mij op de rākshasamanier [door me mee te nemen]. (42) Je kan Je afvragen hoe Je mij, me ophoudend in de vertrekken van het paleis, met Je mee moet nemen zonder mijn verwanten te doden. Laat het me Je uitleggen: op de dag ervoor wordt een grote feestelijke processie gehouden buiten [het paleis] ter ere van de heersende godheid van de familie. In die plechtigheid begeeft de nieuwe bruid zich naar de [tempel van de] godin Girijā [Ambikā]. (43) Grote zielen als [S'iva] de echtgenoot van Ūma, verlangen, om hun eigen onwetendheid te overwinnen, ernaar om te baden in het stof van Jouw lotusvoeten. Als ik, o Lotusogige, Jouw genade niet kan verwerven, behoor ik, verzwakt door geloften, mijn leven op te geven om Jou [pas] honderden geboorten later te bereiken.' (44) De brahmaan eindigde met: 'Dit is het vertrouwelijke bericht dat ik voor U heb, o Heer van de Yadu's, overweeg alstUblieft wat er nu direct in dezen moet gebeuren.'

     next

 

 

Derde herziene editie, geladen 16 april, 2021.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Aldus gezegend door Krishna, mijn beste, liep [Mucukunda] de nazaat van Ikshvāku al buigend om Hem heen en vertrok hij door de opening van de grot.
S'rī S'uka zei: 'Op deze manier, mijn beste, begenadigd door Krishna omliep de nazaat van Ikshvāku Hem terwijl hij zich verboog en ging hij weg door de opening van de grot. (Vedabase)

 

Tekst 2

Hij merkte dat de menselijke wezens, de dieren, de planten en bomen er slecht aan toe waren [klein waren]. en concludeerde dat het Tijdperk [de yuga] van Kali was aangebroken. Daarop begaf hij zich in de noordelijke richting [vergelijk 1.15: 44].

Toen hij merkte dat de menselijke wezens, de dieren, planten en bomen er slecht aan toe waren concludeerde hij dat Kali-yuga was aangebroken en begaf hij zich in de noordelijke richting [vergelijk 1.15: 44]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Hij had vertrouwen in het proces van de boetedoening, was zelfbeheerst en vrij van gehechtheden. Met zijn geest aldus verzonken in Krishna betrad hij het gebied van de berg Gandhamādana ['de prettige geur'].

Met geloof in het proces der boetedoening raakte hij, serieus onthecht van een materieel gemotiveerde omgang met mensen, bevrijd van twijfels en met het aldus hebben gevestigd van zijn aandacht op Krishna kwam hij toen aan bij de berg Gandhamādana ['de prettige geur']. (Vedabase)

 

Tekst 4

Badarikās'rama [zie b.v. 3.4: 4; 4.12: 16; 5.4: 5; 7.11: 6] bereikend, de verblijfplaats van Nara-Nārāyana, aanbad hij, die met het overwinnen van alle dualiteit in zijn verzaking de vrede vond, de Heer.

Met het bereiken van Badarikās'rama [zie b.v. 3.4: 4; 4.12: 16; 5.4: 5; 7.11: 6], de verblijfplaats van Nara-Nārāyana, aanbad hij, met behoud van respect voor al de dualiteit, de Heer vanuit de vrede waarin hij verkeerde met zijn verzaking. (Vedabase)

 

Tekst 5

De Allerhoogste Heer keerde terug naar Zijn stad Mathurā die was omsingeld door de Yavana's, doodde het barbarenleger en bracht hun schatten naar Dvārakā.

De Allerhoogste Heer keerde terug naar Zijn stad Mathurā die was omsingeld door de Yavana's en bracht, na het leger der barbaren te hebben gedood, hun schatten naar Dvārakā. (Vedabase)

 

Tekst 6

Terwijl Acyuta met os en man bezig was de rijkdommen te verzamelen, arriveerde Jarāsandha ter plekke aan het hoofd van een drieėntwintigtal legers.

Terwijl Acyuta met os en man bezig was met het verzamelen van de rijkdommen, arriveerde daar Jarāsandha aan het hoofd van een drieėntwintigtal legers. (Vedabase)

 

Tekst 7

Toen ze de machtige golven soldaten van de vijandelijke legers zagen, renden de twee Mādhava's, voor een menselijke manier van doen kiezend, snel weg, o Koning.

Toen ze de machtige golven van soldaten van de vijandige legers zagen renden de twee Mādhava's, met het aannemen van een menselijke gedragswijze, o Koning, snel weg.  (Vedabase)


Tekst 8

De lading rijkdommen achterlatend legden Ze, zich angstig voordoend maar in feite onbevreesd, op Hun lotusblaadjesvoeten vele yojana's af.

De lading goederen achterlatend als waren ze bange lafaards, legden ze, in feite helemaal niet bang, met Hun lotusblaadjesvoeten vele yojana's af. (Vedabase)

 

Tekst 9

De machtige heerser van Magadha moest hard lachen toen hij de Twee zag wegvluchten en achtervolgde de Heren met wagenmenners en soldaten, zonder zich helemaal bewust te zijn van Hun bijzondere aard.

De machtige heerser van Māghada moest hard lachen toen hij de Twee zag wegvluchten en achtervolgde met wagenmenners en soldaten de Heren, zich niet helemaal bewust van Hun bijzondere aard. (Vedabase)

 

Tekst 10

Uitgeput na een lange afstand in volle vaart gerend te hebben, beklommen Ze een zeer hoge berg bekendstaande als Pravarshana ['waar het regent'] alwaar de machtige Heer [Indra] het altijd laat regenen.

Met hun krachten beproefd na zo'n lange afstand gerend te hebben, beklommen ze een zeer hoge berg bekendstaande als Pravarshana ['waar het regent'] alwaar de machtige [Indra] het altijd doet regenen. (Vedabase)

 

Tekst 11

Wetende dat Ze zich op de berg schuilhielden, maar niet precies waar, o Koning, zette hij [Jarāsandha] de berg in lichterlaaie door met brandhout aan alle kanten vuren aan te steken.

Wetende dat Ze zich schuilhielden op de berg, maar niet precies waar o Koning, zette hij de berg in lichterlaaie door met brandhout aan alle kanten vuren aan te steken.  (Vedabase)

 

Tekst 12

Snel van die elf yojana's hoge, overal brandende berg afspringend, vielen Ze naar beneden.

Snel van die hoogte van elf yojana's van de berg die aan alle kanten brandde afspringend, vielen Ze naar beneden. (Vedabase)

 

Tekst 13

Niet opgemerkt door Hun tegenstander of zijn helpers, keerden de twee beste Yadu's terug naar hun stad die de oceaan als zijn gracht had, o Koning.

Niet opgemerkt door Hun tegenstander of zijn helpers keerden de twee beste Yadu's terug naar hun eigen stad die de oceaan als zijn gracht had. (Vedabase)

 

Tekst 14

De koning van de Magadha's ging er abusievelijk vanuit dat Balarāma en Kes'ava waren verbrand in het vuur, trok zijn immense troepenmacht terug en keerde om naar Magadha.

De koning van de Magadha's van zijn kant ging er onterecht vanuit dat Balarāma en Kes'ava waren verbrand in het vuur en keerde, zijn immense troepenmacht terugtrekkend, om naar Magadha. (Vedabase)

 

Tekst 15

Zoals ik al zei huwelijkte de heerser van Ānarta, genaamd Raivata, op last van Brahmā zijn dochter Raivatī uit aan Balarāma  [9.3: 33-36].

Zoals voorheen gezegd schonk op last van Brahmā de heerser van Ānarta, genaamd Raivata, aan Balarāma zijn dochter Raivatī ten huwelijk [9.3: 33-36]. (Vedabase)

   

Tekst 16-17

De Allerhoogste Heer Govinda, trouwde, o held onder de Kuru's, met Vaidarbhī [Rukminī], de dochter van Bhīshmaka, op haar eigen verzoek. Zij was een volkomen deelaspect van de Godin van het Geluk. Met geweld zette Hij S'ālva en de andere koningen die S'is'upāla steunden buiten spel. Dat speelde Hij klaar [door haar weg te kapen] voor ogen van iedereen, precies zoals de zoon van Tārksya [Garuda] de nectar van de hemel [wegstal].'

Govinda, de Allerhoogste Heer, trouwde Zelf, o held onder de Kuru's, Vaidarbhī [Rukminī] de dochter van Bhīshmaka naar haar eigen verkiezing. Zij was een volkomen deelaspect van de godin van het geluk. Met geweld S'ālva en de andere koningen die S'is'upāla ondersteunden buiten spel zettend, speelde Hij dat klaar [door haar weg te kapen] voor ogen van iedereen, precies zoals de zoon van Tārkshya [Garuda] de nectar van de hemel [wegstal].' (Vedabase)

   

Tekst 18

De achtenswaardige koning zei: 'Op de manier van de Rākshasa [dus door ontvoering] naar ik vernam, huwde de Opperheer aldus Rukminī, de dochter van Bhīshmaka met het bekoorlijke gezicht.

De achtenswaardige koning zei: 'Op de manier van de Rākshasa [dus door ontvoering] naar ik vernam, huwde de Opperheer aldus Rukminī, de dochter van Bhīshmaka met het bekoorlijke gezicht. (Vedabase)

 

Tekst 19

O heer, ik zou graag willen weten hoe Krishna, Hij met Zijn onbegrensde vermogen, Zijn bruid wegstal en [daarbij] koningen als Jarāsandha en S'ālva versloeg.

O heer, ik zou er graag over vernemen hoe Krishna, met Zijn onmetelijke vermogen, de bruid wegstal met het verslaan van koningen als Jarāsandha en S'ālva. (Vedabase)

 

Tekst 20

Welk intelligent mens, o brahmaan, kan er ooit genoeg van krijgen om te luisteren naar de rechtschapen, betoverende, en altijd nieuwe verhalen [zie 10.45: 48] die men hoort over Krishna en die de wereldse besmetting verdrijven?'

O brahmaan! Wie is er ooit in staat om alles te begrijpen van wat er wordt gezegd en genoeg te krijgen van het luisteren naar de altijd nieuwe [zie 10.45: 48], gunstig stemmende, bekoorlijke verhalen over Krishna die de onzuiverheden van de wereld wegnemen?' (Vedabase)


Tekst 21

De zoon van Vyāsa zei: 'Er was een koning genaamd Bhīshmaka, de grote heerser van Vidarbha, die vijf zoons had en één dochter met een buitengewoon knap gezicht.

De zoon van Vyāsa zei: 'Er was een koning genaamd Bhīshmaka, de grote heerser van Vidarbha, van wie er vijf zoons waren en één dochter met een buitengewoon knap gezicht. (Vedabase)

  

Tekst 22

Rukmī was de eerstgeboren zoon, gevolgd door Rukmaratha, Rukmabāhu, Rukmakes'a en Rukmamālī. Rukminī was hun kuise zus [rukma betekent: 'wat helder en stralend is'].

Rukmī was de eerstgeboren zoon, gevolgd door Rukmaratha, Rukmabāhu, Rukmakes'a en Rukmamālī; Rukminī hun zus had een heilig karakter [rukma betekent: 'wat helder en stralend is']. (Vedabase)

  

Tekst 23

Toen ze, van degenen die Mukunda bij haar thuis kwamen bezingen, vernam over Zijn schoonheid, capaciteiten, karakter en weelde, achtte ze Hem een geschikte echtgenoot.

Zij, toen ze hoorde van Mukunda's schoonheid, Zijn kunnen, karakter en weelde zoals bezongen door hen die bij haar thuis kwamen, achtte Hem een geschikte echtgenoot.  (Vedabase)

 

Tekst 24

Krishna, die haar kende als een toonbeeld van intelligentie, gunstige lichaamskenmerken, grootmoedigheid, schoonheid, goed gedrag en andere kwaliteiten, vond haar evenzo een geschikte echtgenote, en besloot met haar te trouwen.

Krishna, die haar als een schat van intelligentie, gunstige lichaamskenmerken, grootmoedigheid, schoonheid, goed gedrag en andere kwaliteiten een geschikte echtgenote vond, nam het besluit met haar te trouwen. (Vedabase)

 

Tekst 25

Maar Rukmī, die Krishna haatte, verhinderde dat, ook al wilde zijn familie zijn zus wel aan Krishna geven, o Koning. Hij dacht aan S'is'upāla.

Ook al wilde de familie de zus wel aan Krishna geven o Koning, stak Rukmī, die Krishna haatte, er een stokje voor; hij dacht meer aan S'is'upāla. (Vedabase)

 

Tekst 26

De prinses van Vidarbha met haar donkere ogen, was ongelukkig met die wetenschap. Ze zat er diep over in en zond met spoed een zekere brahmaan die ze kon vertrouwen naar Krishna.

De prinses van Vidarbha met haar donkere ogen ongelukkig met die wetenschap, zat er diep over in en zond met spoed een zekere brahmaan die ze kon vertrouwen naar Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 27

Toen hij in Dvārakā aankwam werd hij door de poortwachters binnengelaten en zag hij de Oorspronkelijke Persoonlijkheid op een gouden troon zitten.

Hij, in Dvārakā aangekomen, zag, door de poortwachters binnengelaten, de Oorspronkelijke Persoon gezeten op een gouden troon. (Vedabase)

 

Tekst 28

De Heer die goed is voor de brahmanen, kwam, toen Hij hem zag, van Zijn troon af, liet hem plaatsnemen en bewees hem de eer op dezelfde manier als de bewoners van de hemel Hem de eer bewijzen.

De Heer Goed voor de Brahmanen kwam zo gauw Hij hem zag van Zijn troon naar beneden, deed hem plaats nemen en bewees hem de eer op de manier zoals de bewoners van de hemel Hem de eer bewijzen. (Vedabase)

 

Tekst 29

Nadat hij was uitgerust en gegeten had, kwam Hij die de bestemming vormt van de  toegewijden naar hem toe om persoonlijk zijn voeten te masseren. Geduldig vroeg Hij hem:

Toen hij was uitgerust en gegeten had kwam de Bestemming der Geheiligde Toegewijden naar hem toe om persoonlijk zijn voeten een massage te geven en vroeg Hij hem geduldig: (Vedabase)

 

Tekst 30

'O Mijn beste, verlopen de religieuze activiteiten zoals voorgestaan door uw eersteklas, tweemaal geboren senioren, voorspoedig, zonder al te veel moeilijkheden, en bent u steeds innerlijk voldaan?

'Mijn beste, verlopen de religieuze praktijken zoals voorgestaan door uw eersteklas, tweemaal geboren senioren, voorspoedig zonder al te veel moeilijkheden en is uw geest steeds tevreden? (Vedabase)

 

Tekst 31

Als een brahmaan tevreden blijft ongeacht wat [zijn pad kruist] en hij niet tekortschiet in zijn religieuze plicht, zal hem dat alles brengen wat hij verlangt.

Als een brahmaan tevreden doorgaat met wat dan ook [zijn pad kruist], zal, niet tekortschietend in zijn religieuze plicht, daarmee [met die praktijken] voor hem er alleszins de koe van overvloed zijn. (Vedabase)

 

Tekst 32

Ontevreden zal hij, zelfs als een meester van verlichte zielen, zich van wereld naar wereld blijven bewegen, terwijl hij tevreden, ook al bezit hij niets, goed zal slapen met al zijn leden [en geest] vrij van ellende.

Onvoldaan zal hij, ook al is hij dan de meester der godsvrezenden, keer op keer belanden in verschillende werelden; maar voldaan zal hij, ook al is hij berooid, met al zijn leden rusten vrij van pijn en koorts. (Vedabase)

 

Tekst 33

Ik buig Mijn hoofd keer op keer voor die brahmanen die tevreden zijn met wat ze krijgen, want zij, vredig en vrij van vals ego, zijn de beste weldoeners van de levende wezens [zie ook B.G. 2: 71, 12: 13-14].

Voor de geschoolden voldaan over wat ze bereikten [in hun zelfverwerkelijking] buig ik Mij het hoofd keer op keer daar zij, vrij van vals ego, van de geheiligden en van al de levende wezens, vreedzaam als ze zijn de beste weldoeners zijn [zie ook B.G. 2: 71, 12: 13-14]. (Vedabase)

 

Tekst 34

Gaat het u goed, o brahmaan, als onderdaan van uw koning? Hij in wiens rijk de mensen beschermd een gelukkig leven leiden, is Mij zeer dierbaar.

Gaat het u goed door wat uw koning doet, o brahmaan? Want de koning wiens onderdanen er gelukkig mee zijn beschermd te leven in zijn staat is Mij zeer dierbaar. (Vedabase)

 

Tekst 35

Waar komt u vandaan, met het oversteken van de [oceaan van] moeilijkheden, en met welke bedoeling kwam u hier? Vertel het Ons alstublieft allemaal, als het geen geheim is. Wat precies kunnen We voor u betekenen?'

Waarvandaan bent u, met het oversteken van de [oceaan van] moeilijkheden, hier aangekomen en welk doel had u daarbij voor ogen; vertel Ons alstublieft alles als het geen geheim is; wat is het precies dat We voor u kunnen betekenen?' (Vedabase)

 

Tekst 36

Nadat de Allerhoogste, die terwille van Zijn spel en vermaak Zijn lichamen aanneemt, aldus deze vragen had gesteld, vertelde de brahmaan Hem alles.

Met het Opperwezen, die terwille van Zijn spel en vermaak Zijn lichamen aanneemt, aldus deze vragen stellend, vertelde de brahmaan Hem alles: (Vedabase)

 

Tekst 37

'S'rī Rukminī heeft me gezegd: 'O Allermooiste van Al de Werelden, ik vernam over Jouw kwaliteiten. Bij allen die luisteren en tot wie Jij, via de gehoorgangen, bent doorgedrongen, verdrijf Je aldus de pijn in hun lichamen. Voor hen die ogen hebben vormt de aanblik van Jouw schoonheid de volkomen vervulling van hun levensdoel. Daarom heb ik zonder schaamte mijn geest op Jou gericht Acyuta!

'S'rī Rukminī heeft gezegd: 'O Allermooiste van Al de Werelden, horende dat voor al diegenen die vernemen over Jouw kwaliteiten Jij, met het binnendringen door de openingen van hun oren, het leed wegneemt van hun lichamen en dat voor hen die er de ogen voor hebben om Je schoonheid te zien alle wensen in vervulling gaan, heb ik Je zonder me te schamen in mijn geest op de eerste plaats gezet! (Vedabase)

 

Tekst 38

Wie, o Mukunda, kan zich meten met Jouw grootheid: je afstamming, karakter, schoonheid, kennis, jeugd, bezittingen en invloed? Welk nuchter en huwbaar meisje van goede huize zou, als ze volwassen wordt, nu niet voor Jou kiezen als haar echtgenoot, o leeuw onder de mensen, o Jij die de geesten van iedereen in de samenleving in vreugde verzet?

Wie, o Mukunda, is gelijk aan Jou qua adellijke komaf, karakter, schoonheid, kennis, jeugd, bezittingen en invloed? Welk nuchter en huwbaar meisje van goede huize, zou met haar volwassen worden niet voor Jou als haar echtgenoot kiezen, o leeuw onder de mensen die zulk een geestelijk genoegen vormt voor de hele mensheid? (Vedabase)

 

Tekst 39

Ik heb daarom Jouw goede Zelf, o lieve Heer, verkozen als echtgenoot. Ik biedt me hierbij aan als Je vrouw, o Almachtige. Aanvaard me alsJeblieft! Moge de koning van Cedi [S'is'upāla], die net als een jakhals er vandoor wil met de portie die de koning van de dieren toebehoort, nimmer dat in handen krijgen wat aan de [ware] held is voorbehouden.

Derhalve heb ik Jouw goede Zelf, o beste Heer, verkozen als echtgenoot en biedt ik me aan als Je vrouw, o Almachtige, alsJeblieft aanvaard me; moge de koning van Cedi [S'is'upāla] nimmer, net als een jakhals die er vandoor gaat met wat de koning der dieren toebehoort, in handen krijgen wat aan de held is voorbehouden. (Vedabase)

 

Tekst 40

Als ik de Hoogste Persoonlijkheid van God, de Heer in voldoende mate heb geėerd door het doen van goede werken, brengen van offers, verrichten van liefdadigheid, met inachtnemingen en geloften en met het vereren van de goden, de goeroes en de brahmanen, en met andere activiteiten, mag dan [alsJeblieft Krishna] de oudere broer van Gada [9.24: 46] komen om mijn hand te nemen, en niet de zoon van Damaghosha of iemand anders?

Laat met de Allerhoogste Heer, de Hoogste Beheerser, afdoende aanbeden middels verdienstelijke werken, offers, liefdadigheid, inachtnemingen, geloften, het eren van de goden, de goeroes en de geschoolden, en met andere activiteiten, de oudere broer van Gada [9.24: 46] komen om mijn hand te nemen en niet de zoon van Damaghosha of anderen van dat slag. (Vedabase)

 

Tekst 41

Kom morgen als het huwelijk plaatsvindt ongezien naar Vidarbha, o Onoverwinnelijke. Vecht, omringd door Je officieren, er dan voor om het gewapende verzet weg te vagen van de koningen van Caidya en Magadha, en trouw, als de beloning voor Je heldenmoed, vervolgens met Mij op de rākshasamanier [door me mee te nemen].

De dag vóór het huwelijk plaatsvindt moet Je naar Vidharbha komen, o Onoverwinnelijke, om in het geheim omringd door Je officieren ervoor te vechten het gewapende verzet weg te vagen van de koningen van Caidya en Magadha en met me te trouwen op de rākshasa manier als de belonig voor Je heldenmoed. (Vedabase)

 

Tekst 42

Je kan Je afvragen hoe Je mij, me ophoudend in de vertrekken van het paleis, met Je mee moet nemen zonder mijn verwanten te doden. Laat het me Je uitleggen: op de dag ervoor wordt een grote feestelijke processie gehouden buiten [het paleis] ter ere van de heersende godheid van de familie. In die plechtigheid begeeft de nieuwe bruid zich naar de [tempel van de] godin Girijā [Ambikā].

Je kan Je afvragen hoe Je mij, die zich ophoudt in de paleisruimten, met Je mee moet voeren zonder mijn verwanten te doden; laat me Je uitleggen hoe: op de dag ervoor wordt er buiten voor de heersende godheid van de familie een grote feestelijke processie gehouden waarin de nieuwe bruid zich begeeft naar de [tempel van de] godin Girijā [Ambikā]. (Vedabase)

 

Tekst 43

Grote zielen als [S'iva] de echtgenoot van Ūma, verlangen, om hun eigen onwetendheid te overwinnen, ernaar om te baden in het stof van Jouw lotusvoeten. Als ik, o Lotusogige, Jouw genade niet kan verwerven, behoor ik, verzwakt door geloften, mijn leven op te geven om Jou [pas] honderden geboorten later te bereiken.'

Grote zielen, als de echtgenoot van Ūma [S'iva], zien er, teneinde hun eigen onwetendheid te boven te komen, naar uit te baden in het stof van Jouw lotusvoeten; als ik, o Lotusogige, niet Jouw genade kan verwerven behoor ik, verzwakt door de geloften, mijn leven op te geven, zodat het mij dan een honderdtal geboorten later [uiteindelijk] lukt om Jouw te krijgen.' (Vedabase)


Tekst 44

De brahmaan eindigde met: 'Dit is het vertrouwelijke bericht dat ik voor U heb, o Heer van de Yadu's, overweeg alstUblieft wat er nu direct in dezen moet gebeuren.' 

[De brahmaan eindigde met:] Dit is het vertrouwelijke bericht door mij overgebracht o Heer der Yadu's, dus alstUblieft neem in overweging wat meteen hierop volgend in dezen moet worden gedaan.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding is getiteld: "Jarasandha's army besieges Mathura'. Folio from a Bhagavata Purana. India,mca. 1775-1800
Bron:
Smithsonian Museum, Freer Sackler gallery.
De tweede afbeelding is getiteld: 'Princess Rukmini Receives Krishna's Message',
Folio van een Rukmini-Harana (Abduction of Rukmini) India, Himachal Pradesh, Guler, South Asia, circa 1800.
Ter beschikking gesteld door
LACMA.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties