regelbalk



 

 

Canto 10

Jaya Rādhe

   

 

Hoofdstuk 47: De Gopī Onthult haar Emoties: Het Lied van de Bij

(1-2) S'rī S'uka zei: 'Toen de vrouwen van Vraja hem zagen, de dienaar van Krishna, met zijn lange armen, met zijn lotusogen, in een geel gewaad en met een lotusslinger om, met zijn stralende lotusgezicht en gepolijste oorhangers, vroegen ze zich nogal verbluft af waar die knappe, jeugdige verschijning vandaan was gekomen en bij wie hij dan wel niet hoorde, hij die kleren als die van Krishna aan had en ook zo was opgesierd. Zo pratend dromden zich allen benieuwd om hem heen die de bescherming genoot van de lotusvoeten van Uttamas'loka ['de Heer Geprezen in de Geschriften']. (3) Met gepast respect nederig voor hem buigend en verlegen glimlachend met hun blikken, lieve woorden en dat alles, vroegen ze het hem, nadat ze eerst hem apart hadden genomen en een zitplaats hadden geboden, want ze hadden begrepen dat hij een boodschapper was van de Echtgenoot van de Godin van het Fortuin. (4) 'We weten dat u naar hier gekomen bent als de persoonlijke metgezel van de leider van de Yadu's die, als uw Meester, u hierheen gestuurd heeft om Zijn ouders een genoegen te doen. (5) We zouden echt niet weten waarom Hij anders aandacht zou schenken aan dit koeiengebied. Zelfs voor een wijze zijn de banden van genegenheid voor iemands verwanten nog moeilijk te verzaken. (6) De belangstelling die men uit eigenbelang toont voor anderen bewijst zich als vriendschap voor zolang het duurt. Het is een pretentie zoveel waard als de interesse die bijen tonen voor bloemen of die mannen tonen voor vrouwen. (7) Publieke vrouwen keren zich af van een berooid man, burgers wijzen een incompetente koning af, afgestudeerden verlaten hun leraar, en priesters vertrekken nadat ze schadeloos zijn gesteld [door de aanwezigen]. (8) Vogels verlaten een boom die zijn vruchten kwijt is en gasten het huis waar ze aten. Dieren vertrekken uit het bos dat afbrandde en zo verlaat de minnaar ook de vrouw waarmee hij omgang genoot.'

(9-10) Nu Uddhava, de boodschapper van Krishna naar hen toe was gekomen, zetten de gopī's die aldus met hun praten, hun lichamen en hun geesten gericht waren op Krishna, hun wereldse zorgen van zich af. Zonder schroom zongen en huilden ze in het zich constant herinneren van wat hun Lieveling allemaal in Zijn kinder- en jeugdjaren had gedaan. (11) Een gopī [aangemerkt als Rādhā, zie ook *] die een honingbij zag tijdens haar mediteren op de omgang met Krishna, stelde zich die voor als een boodschapper gestuurd door haar Geliefde en sprak als volgt. (12) Ze zei: 'O honingbij, jij vriend van een bedrieger, raak mijn voeten niet aan met je haartjes waaraan de kunkum nog kleeft van Zijn bloemenslinger, het poeder dat afkomstig is van de borsten van een rivaliserende minares. Iemand die een boodschapper als jij eropuit stuurt wordt niet hoog geacht in de vergadering van de Yadu's. Laat de Heer van Madhu [in plaats daarvan Zelf] van genade zijn voor de vrouwen [prajalpa **]! (13) Eén keer liet Hij ons drinken van de nectar van Zijn verstandsverbijsterende lippen en toen verliet Hij ons opeens alsof we maar wat bloemetjes zijn. Ik vraag me af waarom de godin van het geluk [Padmā] Zijn lotusvoeten dient zoals jij dat doet [o bij]. Dat is zeker omdat ze, helaas, van haar verstand werd beroofd door Krishna's praatjes [parijalpa ***]! (14) O meneertje zespoot, beste bij, waarom zing je zo druk voor ons over de Meester van de Yadu's, voor ons die de oude vriendinnen van deze Vriend van Vijaya [Arjuna] zijn en die hun thuis achter zich lieten? Zijn wederwaardigheden kan je maar beter bezingen voor Zijn [nieuwe] vriendinnen, van wie Hij [nu] de pijn in hun borsten heeft weggenomen. Zijn liefjes zullen je het soelaas bieden dat je zoekt [vijalpa *4]. (15) Welke vrouwen in de hemel, op aarde of lager zouden nu niet klaar staan voor Hem die, zo onbereikbaar, je kan misleiden met Zijn charmante glimlachen en Zijn wenkbrauwbogen? Als de echtgenote van de Fortuinlijke van aanbidding is in het stof van Zijn voeten, wat is dan nog onze waarde? Gelukkig is er voor hen die zich er slecht bij voelen de geluidsklank 'Uttamas'loka' [om te chanten, ujjalpa *5]. (16) Hou je koppetje weg van mijn voet! Ik ken je wel, jij expert die als een boodschapper van Mukunda de diplomatie van de vleierij leerde! Waarom zou ik me met Hem verzoenen die ons zo ondankbaar heeft verlaten, wij die ter wille van Hem in dit leven hun kinderen, echtgenoten, en al het overige hebben opgegeven [sańjalpa *6]? (17) Tegen alle regels in schoot Hij [als Rāma, zie 9.10 & 11] zo wreed als een jager de koning van de apen neer [Vālī], liet Hij zich inpalmen door een vrouw [Sītā], verminkte Hij een door lust geplaagde vrouw [S'ūrpanakhā, de zuster van Rāvana] en bond Hij, na Zijn eerbewijzen te hebben genoten [als Vāmana], Bali vast als was hij een kraai [zie 8.21]. Daarom, geen vriendschappelijkheid meer met die Zwarte Knaap die je onmogelijk op kan geven als je maar door blijft praten over Zijn verhalen [avajalpa *7]. (18) Die oren raken bevrijd van alle zonde, die slechts maar een enkele keer een druppel genoten van de nectar van het spel en vermaak dat Hij voortdurend aan de dag legde. Zo iemand raakt geheel verlost van de dualiteit waardoor er terstond een einde komt aan ieder [persoonlijk, materieel] plichtsbesef. Om die reden zijn vele mensen hier [in Vrindāvana], met het daarmee afwijzen van hun armzalige huisjes en families, er ellendig aan toe en houden ze er, net als vogels, het levensonderhoud op na van het bedelen [abhijalpa *8]. (19) Wij, die Zijn misleidende woorden voor waar houden, hebben, als de dwaze wijfjes van het zwarte hert die vertrouwen stellen in de lokroep van de jager, bij herhaling deze scherpe pijn van de lust ervaren die werd teweeggebracht door de aanraking van Zijn vingernagels. O boodschapper, ik smeek je, heb het ergens anders over [ājalpa *9]! (20) O lief vriendje, ben je door mijn Geliefde weer hierheen teruggestuurd? Alsjeblieft vraag me wat je wilt, je verdient alle achting, mijn beste. Waarom wek je hier in ons deze [liefdes]gevoelens voor Hem op die zo onmogelijk op te geven zijn? Want is, o aardig beestje, Zijn metgezellin, de godin van het geluk S'rī, niet altijd bij Hem aanwezig op Zijn borst [pratijalpa *10]? (21) Wat jammer dat de zoon van Nanda zich nu in Mathurā ophoudt! Denkt Hij af en toe nog wel eens aan de zaken van Zijn vaders huishouden, Zijn vrienden en de koeherdersjongens, o grote ziel? Of heeft Hij het anders in Zijn gesprekken nog over ons, Zijn dienstmaagden? Wanneer zal Hij Zijn naar aguru ruikende hand op onze hoofden leggen [sujalpa *11]?'

(22) S'rī S'uka zei: 'Uddhava, die hoorde hoezeer de koeherdersmeisjes ernaar verlangden om Krishna te zien, sprak om ze tot vrede te bewegen toen over de boodschap van hun Lieveling. (23) S'rī Uddhava zei: 'Jullie hebben je geesten gewijd aan de Allerhoogste Heer Vāsudeva en zijn zo voor alle mensen vererenswaardig omdat jullie, o goede zielen, daarmee aan jullie levensdoel hebben beantwoord [van het gestalte geven aan de emoties van het omgaan met Hem]. (24) Door schenkingen te doen, zich aan geloften te houden [van armoe, celibaat en vasten], offers te brengen, het bidsnoer te hanteren [japa], door studie en door je naar binnen te keren, je te concentreren en te mediteren, en ook door allerlei andere goedgunstige praktijken [zie ook yama, niyama, vidhi en bhāgavata dharma], brengt men bhakti, toegewijde dienst aan Krishna, tot stand. (25) De onovertroffen [standaard van] toewijding voor de Allerhoogste Heer Uttamas'loka, die door jullie goede zielen gelukkigerwijze werd gerealiseerd, is zelfs voor de wijzen moeilijk te bereiken. (26) Tot jullie geluk kozen jullie ervoor om jullie zonen, echtgenoten, materiėle gemakken, verwanten en huizen achter te laten terwille van die superieure, mannelijke persoonlijkheid genaamd Krishna. (27) Met de welgemeende liefde die jullie beheerste in jullie gescheidenheid van Adhokshaia [de Bovenzinnelijke Heer], o glorieuze dames, hebben jullie mij [de Heer en iedereen] een grote dienst bewezen. (28) Alsjeblieft, goede dames, luister naar het bericht dat ik ter wille van jullie geluk, als een trouwe dienaar van mijn Meester, van je Geliefde kom brengen.

(29) De Opperheer heeft gezegd: 'Jullie vrouwen zijn feitelijk nimmer gescheiden van Mij, die er altijd is als de Ziel van Allen. Net zoals al de elementen, de ether, het vuur, de lucht, het water en de aarde deel uitmaken van alle levende wezens, ben Ik er als de eenheid van de elementen van de geest, de levensadem, de zinnen en de natuurlijke geaardheden. (30) Middels Mijzelf schep, vernietig en onderhoudt Ik Mijzelf in Mijzelf, met behulp van de macht van Mijn begoochelend vermogen dat bestaat uit de materiėle elementen, de zinnen en de natuurlijke geaardheden. (31) De ziel vol van zuiver geestelijke kennis, die los van de associatie van de geaardheden afzonderlijk bestaat, wordt waargenomen [als de constante getuige] in de werking van de diepe slaap, de droomslaap en het waakbewustzijn. (32) De geest waarmee men zich bezint op de voorwerpen van de zintuigen, vormt een drogbeeld, zoals een droom een drogbeeld vormt als men wakker wordt. Waakzaam blijvend behoort men datgene onder controle te brengen wat zich via de zinnen verzamelt [in de geest, vergelijk B.G. 2: 68 en 6: 35-36]. (33) Net zoals de oceaan het eindpunt vormt voor al de rivieren, vormt dit [inzicht] de slotconclusie van al de Vedische literatuur, van al de analyse en yoga, van iedere intelligente persoon, verzaking, boete, zinsbeheersing en waarheidlievendheid [vergelijk B.G. 2: 70]. (34) Het feit dan dat Ik, voor jullie ogen zo dierbaar, Me zo ver van jullie vandaan bevindt, komt overeen met Mijn wens dat jullie geest - die onderhevig is aan aantrekking - op Mij mediteert. (35) De geest van een vrouw is meer verzonken als haar geliefde ver weg is, dan wanneer ze hem recht voor zich ziet. (36) Omdat in het voortdurend aan Mij denken jullie geesten volledig in Mij zijn opgegaan en vrij zijn van alle onrust, zullen jullie Mij spoedig bij je hebben. (37) Zij die hier in Vraja bleven terwijl Ik Me 's nachts vermaakte in het bos [zie 10.29: 9], en zodoende de rāsadans niet meebeleefden, hadden het geluk Mij te bereiken door te denken aan Mijn luister.'



(38) S'rī S'uka zei: 'Toen de vrouwen van Vraja de aldus overgebrachte aanwijzingen van hun Geliefde hoorden, waren ze blij dat hun geheugen was opgefrist door het bericht en richtten ze zich vervolgens tot Uddhava. (39) De gopī's zeiden: 'Kamsa, de vijand van de Yadu's, de oorzaak van het lijden, werd gelukkig samen met zijn volgelingen gedood. Wat een zegen dat het Acyuta nu goed gaat levend bij degenen die Hem welgezind zijn en die [daarmee] alles bereikten wat ze zich maar wensten. (40) O achtenswaardige man, misschien schenkt de oudere broer van Gada [Krishna, zie 9.24: 46] de vrouwen in de stad, die vol genegenheid Hem verlegen vereren met uitnodigende glimlachen en blikken, wel de liefde die ons toebehoort. (41) Hoe kan onze Lieveling, zo goed thuis in al de zaken van de liefde, nu niet in de ban raken van de zinsbegoochelende gebaren en woorden van de vrouwen in de stad die, net als wij, ook constant van aanbidding zijn? (42) En..., o vrome ziel, herinnert Krishna zich ons nog? Brengt Hij ons dorpsmeisjes ooit ter sprake als Hij vrijuit praat in het gezelschap van de vrouwen van de stad? (43) Herinnert Hij zich die nachten nog waarin Hij zich vermaakte in Vrindāvana, die plaats zo betoverend door de lotus, de jasmijn en de maan? Hij danste toen met tinkelende enkelbelletjes daar samen met ons, Zijn geliefde vriendinnen, die vol lof waren vanwege Zijn aantrekkelijke verhalen. (44) Zal die nazaat van Das'ārha terugkeren naar deze plek en met Zijn aanraking ons weer tot leven wekken, die geplaagd worden door het verdriet waar Hij Zelf aanleiding toe gaf? Zal Hij dat doen zoals Indra met zijn wolken een bos zou [doordrenken]? (45) Maar waarom zou Krishna hierheen komen, nu dat Hij, omringd door al Zijn aanhangers, er gelukkig mee is dat Hij een koninkrijk heeft verworven, dat Hij Zijn vijanden heeft gedood en dat Hij getrouwd is met de dochters van koningen? (46) Welke taak blijft er voor ons, vrouwen van het bos of voor welke andere vrouwen ook, nu over om Hem van dienst te kunnen zijn, Hij de grote Ziel en echtgenoot van de godin van het geluk, van Wie iedere wens al in vervulling is gegaan? Hij is volkomen in Zichzelf! (47) Het grootste geluk vindt men in het niet verwachten, zo stelde zelfs de onkuise Pingalā dat [een courtisane, zie 11.8]. Voor ons gebrand op Krishna die dat heel goed weten, is het niettemin erg moeilijk om geen hoop te koesteren. (48) Wie is er toe in staat de intieme gesprekken met Uttamas'loka uit zijn hoofd te zetten, Hij van wiens zijde de godin nimmer wijkt, ondanks dat Hij haar niet begeert? (49) In het gezelschap van Sankarshana, o prabhu, trok Krishna met de koeien en de geluiden van de fluit door de verschillende plaatsen in het bos, langs de rivieren en de heuvels. (50) Ah, telkens weer doen  die plaatsen, gesierd met de glorie van Zijn voetafdrukken, ons weer denken aan de zoon van Nanda die we nooit meer kunnen vergeten. (51) O, hoe kunnen wij Hem nu ooit vergeten met onze harten gestolen door Zijn fraaie gang, Zijn speelse blikken, Zijn gulle glimlachen en nectargelijke woorden? (52) O Meester, Meester van de Godin en Meester van Vraja; o Vernietiger van het Lijden, o Govinda, hef Gokula ovolko,emp uit de oceaan van de misčre waarin ze is ondergedompeld!'


(53) S'rī S'uka zei: 'Met de koorts van hun gescheidenheid verdreven door Krishna's boodschappen, aanbaden ze vervolgens hem, Uddhava, omdat ze hem als Adhokshaja Zelf herkenden. (54) Daar nog een paar maanden verblijvend, al zingend over de onderwerpen van Krishna's spel en vermaak, bracht hij Gokula grote vreugde met het verdrijven van het verdriet van de gopī's. (55) Al de dagen dat Uddhava zich ophield in Nanda's koeherdersdorp, verstreken voor de bewoners van Vraja in een oogwenk, omdat ze gevuld waren met gesprekken over Krishna. (56) Met de aanblik van de rivieren, de bossen, de bergen, de valleien en de bloesemende bomen, schiep de dienaar van de Heer er genoegen in de mensen van Vraja te herinneren aan Krishna. (57) Met voor ogen hoe de gopī's in hun verzonkenheid in Krishna in verwarring verkeerden en zo meer, was Uddhava buitenmate verheugd en betuigde hij hun alle respect terwijl hij het volgende zong: (58) 'Hier op aarde zijn deze vrouwen de enigen [die werkelijk succesvol zijn] in het verwerven van een lichaam, want zij bereikten de perfectie van een exclusieve liefde voor Govinda, de Ziel van Allen - een liefde begeerd door de wijzen, onszelf en door hen beducht voor een materieel bestaan. Wat voor een nut zouden de [drie] brahmaanse geboorten ook hebben [van je bestaan ontlenen aan je ouders, je goeroe en de offers die je brengt] voor iemand die de smaak te pakken heeft van de verhalen over de Onbegrensde Heer? (59) Wat is men nu vergeleken met deze vrouwen die, onzuiver in hun gedrag jegens Krishna, rondtrekken door de bossen? Wat is nu iemands positie vergeleken met dit stadium van volmaakte liefde voor de Allerhoogste Ziel? Degene die voortdurend van aanbidding is, zelfs al is hij niet zo geschoold, vergunt de Heer direct het hoogste goed, het goede dat, in zich opgenomen, werkt als de koning van alle medicijnen [d.w.z. ongeacht de persoon]. (60) De zegen die de dames van Vraja tijdens de rāsadans was vergund met de omhelzing van Uttamas'loka, was er niet voor de  godin op Zijn borst die zo intiem met Hem verbonden is, was er niet voor de hemelse meisjes met de geur en luister van een lotusbloem, noch werd hij enige andere vrouw gegeven [10.33]. (61) O, laat mij het stof van de lotusvoeten van de gopī's in Vrindāvana toegewijd zijn! Laat mij één van de struiken, klimplanten of kruiden daar zijn [in relatie] tot hen, tot die vrouwen, die in aanbidding van de voeten van Mukunda, naar wie men op zoek is met behulp van de Veda's, het pad van de burgerlijke correctheid verlieten en de verwanten achter zich lieten die zo moeilijk te verlaten zijn. (62) De voeten van de Opperheer, waar de godin, Heer Brahmā en de andere goden met al hun verlangens vervuld, zelfs als volleerde meesters in de yoga, alleen maar van kunnen dromen, werden door Krishna in de bijeenkomst van de rāsadans op hun borsten geplaatst, zodat, door hen te omhelzen, ze hun nood de baas konden. (63) Keer op keer breng ik mijn eerbetuigingen aan het stof van de voeten van de vrouwen van Nanda's koeherdersdorp, wiens luide bezingen van Krishna's heerlijkheid de drie werelden zuivert.'

(64) S'rī S'uka zei: '[Uddhava,] de nazaat van Das'ārha nam daarop afscheid van Yas'odā, Nanda, de gopa's en de gopī's, klom in zijn wagen en wilde vertrekken. (65) Maar bij zijn vertrek benaderden Nanda en de anderen hem met verschillende artikelen van aanbidding in hun handen en zeiden, vol genegenheid en met tranen in hun ogen: (66) 'Mogen onze geestelijke activiteiten berusten op Krishna's lotusvoeten, mogen onze woorden uitdrukking geven aan Zijn namen en mogen onze lichamen als ze zich voorover buigen en zo meer, dat doen te Zijnentwille. (67) Moge er waar we ook door de Heer beschikt moeten rondtrekken voor ons werk, en moge er met wat we ook doen en wegschenken in liefdadigheid, de gehechtheid zijn aan Krishna, onze Heer.'

(68) Nadat de gopa's hem aldus hadden geėerd met Krishna-bhakti, o eerste onder de mensen, keerde Uddhava terug naar de stad Mathurā die zich [nu] onder Krishna's hoede bevond. (69) Nadat hij Krishna zijn eerbetuigingen had gebracht, vertelde hij Hem over de intense toewijding van de bewoners van Vraja en overhandigde hij aan Vasudeva, Balarāma en de koning [Ugrasena], de geschenken die voor hen waren meegegeven.' 
 

next                      

 
 

Derde herziene editie, geladen 11 maart, 2021.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-2

S'rī S'uka zei: 'Toen de vrouwen van Vraja hem zagen, de dienaar van Krishna, met zijn lange armen, met zijn lotusogen, in een geel gewaad en met een lotusslinger om, met zijn stralende lotusgezicht en gepolijste oorhangers, vroegen ze zich nogal verbluft af waar die knappe, jeugdige verschijning vandaan was gekomen en bij wie hij dan wel niet hoorde, hij die kleren als die van Krishna aan had en ook zo was opgesierd. Zo pratend dromden zich allen benieuwd om hem heen die de bescherming genoot van de lotusvoeten van Uttamas'loka ['de Heer Geprezen in de Geschriften'].
S'rī S'uka zei: 'Toen de vrouwen van Vraja hem, de dienaar van Krishna, zagen met zijn lange armen, zo jong als hij was, met zijn lotusogen, met een geel gewaad aan en een lotusslinger om en met zijn stralende lotusgezicht en gepolijste oorhangers, vroegen ze zich nogal verbluft af waar die knappe man vandaan was gekomen en bij wie hij, met Krishna's kleren en opsier, hoorde. Allen zo pratend dromden ze zich benieuwd om hem heen die werd beschut door de lotusvoeten van Uttamas'loka [de Heer Geprezen in de Geschriften]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Met gepast respect nederig voor hem buigend en verlegen glimlachend met hun blikken, lieve woorden en dat alles, vroegen ze het hem, nadat ze eerst hem apart hadden genomen en een zitplaats hadden geboden, want ze hadden begrepen dat hij een boodschapper was van de Echtgenoot van de Godin van het Fortuin.

Met gepast respect nederig voor hem buigend en verlegen glimlachend met hun blikken, lieve woorden en dat alles, deden ze bij hem navraag, nadat ze hem apart hadden genomen en plaats hadden doen nemen op een kussen, want ze hadden begrepen dat hij een boodschapper was van de Meester van de Godin van het Fortuin. (Vedabase)

 

Tekst 4

'We weten dat u naar hier gekomen bent als de persoonlijke metgezel van de leider van de Yadu's die, als uw Meester, u hierheen gestuurd heeft om Zijn ouders een genoegen te doen.

'We weten dat u naar hier bent gekomen als de persoonlijke metgezel van de aanvoerder van de Yadu's die als uw Meester u hierheen gestuurd heeft om met uw bemiddeling Zijn ouders een genoegen te doen. (Vedabase)

 

Tekst 5

We zouden echt niet weten waarom Hij anders aandacht zou schenken aan dit koeiengebied. Zelfs voor een wijze zijn de banden van genegenheid voor iemands verwanten nog moeilijk te verzaken.

We zouden echt niet weten wat er voor Hem anders voor gedenkwaardigs zou zijn in dit koeiengebied; de banden der genegenheid voor iemands verwanten zijn zelfs voor een wijze moeilijk te verzaken. (Vedabase)

 

Tekst 6

De belangstelling die men uit eigenbelang toont voor anderen bewijst zich als vriendschap voor zolang het duurt. Het is een pretentie zoveel waard als de interesse die bijen tonen voor bloemen of die mannen tonen voor vrouwen.

Het belang gesteld in anderen manifesteert zichzelf als vriendschap voor zolang als het duurt; het is een voorwendsel zo goed als de interesse die bijen tonen voor bloemen of die mannen tonen voor vrouwen. (Vedabase)


Tekst 7

Publieke vrouwen keren zich af van een berooid man, burgers wijzen een incompetente koning af, afgestudeerden verlaten hun leraar, en priesters vertrekken nadat ze schadeloos zijn gesteld [door de aanwezigen].

Publieke vrouwen keren zich af van een berooid man, burgers keren zich af van een incompetente koning, afgestudeerden gaan weg bij hun leraar en priesters verlaat men na ze een vergoeding gegeven te hebben. (Vedabase)

 

Tekst 8

Vogels verlaten een boom die zijn vruchten kwijt is en gasten het huis waar ze aten. Dieren vertrekken uit het bos dat afbrandde en zo verlaat de minnaar ook de vrouw waarmee hij omgang genoot.'

Vogels doen dat met een boom die zijn vruchten kwijt is en gasten met het huis waar ze aten; dieren verlaten het bos dat afbrandde en zo ook doet een minnaar dat als hij eenmaal een bekoorde vrouw heeft genoten.' (Vedabase)

 

Tekst 9-10

Nu Uddhava, de boodschapper van Krishna naar hen toe was gekomen, zetten de gopī's die aldus met hun praten, hun lichamen en hun geesten gericht waren op Krishna, hun wereldse zorgen van zich af. Zonder schroom zongen en huilden ze in het zich constant herinneren van wat hun Lieveling allemaal in Zijn kinder- en jeugdjaren had gedaan.

De gopī's met Uddhava, de boodschapper van Krishna die in hun midden was aangekomen, zetten op die manier, met hun praten, hun lichamen en hun geesten gericht op Krishna, hun wereldse zorgen van zich af, zonder schroom zingend en huilend in de intense herinnering aan wat hun Lieveling allemaal had gedaan in Zijn kinder- en jeugdjaren. (Vedabase)

 

Tekst 11

Een gopī [aangemerkt als Rādhā, zie ook *] die een honingbij zag tijdens haar mediteren op de omgang met Krishna, stelde zich die voor als een boodschapper gestuurd door haar Geliefde en sprak als volgt.

Een [aangemerkt als Rādhā, zie ook *] die een honingbij zag tijdens haar mediteren op de omgang met Krishna, stelde zich die voor als een boodschapper gestuurd door haar Geliefde en zei het volgende. (Vedabase).

 

Tekst 12

Ze zei: 'O honingbij, jij vriend van een bedrieger, raak mijn voeten niet aan met je haartjes waaraan de kunkum nog kleeft van Zijn bloemenslinger, het poeder dat afkomstig is van de borsten van een rivaliserende minares. Iemand die een boodschapper als jij eropuit stuurt wordt niet hoog geacht in de vergadering van de Yadu's. Laat de Heer van Madhu [in plaats daarvan Zelf] van genade zijn voor de vrouwen [prajalpa **]!

De gopī zei: 'O honingbij, jij vriend van een bedrieger, raak mijn voeten niet aan met je haartjes waaraan de kunkum nog kleeft van Zijn bloemenslinger die kwam van de borsten van onze rivale; van Hem die een boodschapper als jij eropuit stuurt heeft men een lage dunk in de vergadering der Yadu's - laat de Heer van Madhu [in plaats daarvan Zelf] van genade zijn voor de vrouwen! [prajalpa **] (Vedabase)

 

 Tekst 13

Eén keer liet Hij ons drinken van de nectar van Zijn verstandsverbijsterende lippen en toen verliet Hij ons opeens alsof we maar wat bloemetjes zijn. Ik vraag me af waarom de godin van het geluk [Padmā] Zijn lotusvoeten dient zoals jij dat doet [o bij]. Dat is zeker omdat ze, helaas, van haar verstand werd beroofd door Krishna's praatjes [parijalpa ***]!

Nu Hij ons eenmaal liet drinken van de nectar van Zijn verstandsverbijsterende lippen, heeft Hij ons plotsklaps verlaten alsof we maar wat bloemetjes zijn; ik vraag me af waarom, net als jij [o bij], de godin van het geluk [Padmā] Zijn lotusvoeten dient - dat is zeker zo omdat, helaas, door de praatjes van Krishna ze van haar verstand werd beroofd [parijalpa ***]. (Vedabase)

 

Tekst 14

O meneertje zespoot, beste bij, waarom zing je zo druk voor ons over de Meester van de Yadu's, voor ons die de oude vriendinnen van deze Vriend van Vijaya [Arjuna] zijn en die hun thuis achter zich lieten? Zijn wederwaardigheden kan je maar beter bezingen voor Zijn [nieuwe] vriendinnen, van wie Hij [nu] de pijn in hun borsten heeft weggenomen. Zijn liefjes zullen je het soelaas bieden dat je zoekt [vijalpa *4].

O meneertje zespoot, waarom zing je hier voor ons zo druk over de Meester van de Yadu's, oude vriendinnen van de Vriend van Vijaya [Arjuna], die hun thuis achter zich lieten; je kan maar beter over Zijn wederwaardigheden zingen voor de [huidige] vriendinnetjes van wie Hij [nu] de pijn van hun borsten heeft weggenomen - Zijn liefjes zullen je het soelaas bieden dat je zoekt [vijalpa *4]. (Vedabase)

 

Tekst 15

Welke vrouwen in de hemel, op aarde of lager zouden nu niet klaar staan voor Hem die, zo onbereikbaar, je kan misleiden met Zijn charmante glimlachen en Zijn wenkbrauwbogen? Als de echtgenote van de Fortuinlijke van aanbidding is in het stof van Zijn voeten, wat is dan nog onze waarde? Gelukkig is er voor hen die zich er slecht bij voelen de geluidsklank 'Uttamas'loka' [om te chanten, ujjalpa *5]. 

Welke vrouwen in de hemel, op aarde of lager zouden niet ter beschikking staan van Hem zo misleidend met Zijn charmante glimlachen en wenkbrauwbogen; wat is, als de echtgenote van de Fortuinlijke van aanbidding is met het stof van de voeten, nu de waarde van ons, wij voor wie zo miserabel Hij er tenminste is met de geluidsklank 'Uttamas'loka' [ujjalpa *5]? (Vedabase)

 

Tekst 16

Hou je koppetje weg van mijn voet! Ik ken je wel, jij expert die als een boodschapper van Mukunda de diplomatie van de vleierij leerde! Waarom zou ik me met Hem verzoenen die ons zo ondankbaar heeft verlaten, wij die ter wille van Hem in dit leven hun kinderen, echtgenoten, en al het overige hebben opgegeven [sańjalpa *6]?

Hou je koppetje weg van mijn voet! Ik ken je wel, jij expert die als een boodschapper van Mukunda de diplomatie van de vleierij leerde! Waarom zou ik me met Hem verzoenen die ons zo ondankbaar heeft verlaten, wij die ter wille van Hem in dit leven hun kinderen, echtgenoten, en al het overige hebben opgegeven [sańjalpa *6]? (Vedabase)

 

Tekst 17

Tegen alle regels in schoot Hij [als Rāma, zie 9.10 & 11] zo wreed als een jager de koning van de apen neer [Vālī], liet Hij zich inpalmen door een vrouw [Sītā], verminkte Hij een door lust geplaagde vrouw [S'ūrpanakhā, de zuster van Rāvana] en bond Hij, na Zijn eerbewijzen te hebben genoten [als Vāmana], Bali vast als was hij een kraai [zie 8.21]. Daarom, geen vriendschappelijkheid meer met die Zwarte Knaap die je onmogelijk op kan geven als je maar door blijft praten over Zijn verhalen [avajalpa *7].

Tegen de regels in schoot Hij [als Rāma, zie 9.10 & 11] zo wreed als een jager de koning der apen neer [Vālī], liet Hij zich inpalmen door een vrouw [Sītā], verminkte Hij een door lust geplaagde vrouw [S'ūrpanakhā, de zuster van Rāvana] en bond Hij, na Zijn eerbewijzen te hebben genoten [als Vāmana], Bali vast als was hij een kraai [zie 8.21]; daarom, genoeg over die Zwarte Knaap die van alle vriendschappen zo moeilijk op te geven is met het ons verliezen in de onderwerpen die Hem betreffen [avajalpa *7].  (Vedabase)

   

Tekst 18

Die oren raken bevrijd van alle zonde, die  slechts maar een enkele keer een druppel genoten van de nectar van het spel en vermaak dat Hij voortdurend aan de dag legde. Zo iemand raakt geheel verlost van de dualiteit waardoor er terstond een einde komt aan ieder [persoonlijk, materieel] plichtsbesef. Om die reden zijn vele mensen hier [in Vrindāvana], met het daarmee afwijzen van hun armzalige huisjes en families, er ellendig aan toe en houden ze er, net als vogels, het levensonderhoud op na van het bedelen [abhijalpa *8].

De oren, slechts een enkele keer in een druppel delend van de nectar van het spel en vermaak dat Hij voortdurend aan de dag legde, verwijderen iemand geheel van de dualiteit en richten terstond het persoonlijke plichtsbesef te gronde, om reden waarvan vele mensen alhier, met het afwijzen van hun armzalige huisjes en families, als vogels er het levensonderhoud van het bedelen op nahouden [abhijalpa *8]. (Vedabase)

 .

Tekst 19

Wij, die Zijn misleidende woorden voor waar houden, hebben, als de dwaze wijfjes van het zwarte hert die vertrouwen stellen in de lokroep van de jager, bij herhaling deze scherpe pijn van de lust ervaren die werd teweeggebracht door de aanraking van Zijn vingernagels. O boodschapper, ik smeek je, heb het ergens anders over [ājalpa *9]!

Wij, met het voor waar houden van Zijn misleidende woorden, hebben als de dwaze wijfjes van het zwarte hert vertrouwen stellend in de lokroep van de jager, bij herhaling deze scherpe pijn van de lust ervaren teweeggebracht door de aanraking van Zijn vingernagels; o boodschappenjongen, ik smeek je, heb het ergens anders over [ājalpa * 9]! (Vedabase)

 

Tekst 20

O lief vriendje, ben je door mijn Geliefde weer hierheen teruggestuurd? Alsjeblieft vraag me wat je wilt, je verdient alle achting, mijn beste. Waarom wek je hier in ons deze [liefdes]gevoelens voor Hem op die zo onmogelijk op te geven zijn? Want is, o aardig beestje, Zijn metgezellin, de godin van het geluk S'rī, niet altijd bij Hem aanwezig op Zijn borst [pratijalpa *10]?

O lief vriendje, ben je er door mijn Geliefde wederom op uitgestuurd? Alsjeblieft kies wat je maar wilt, je verdient alle lof mijn beste - waarom wek je bij ons hier deze strijdigheid van gevoelens op met Hem die zo onmogelijk op te geven is; o aardig beestje, bevindt aan Zijn zijde op Zijn borst zich niet altijd Zijn metgezellin, de godin van het geluk S'rī [pratijalpa * 10]? (Vedabase)

 

Tekst 21

Wat jammer dat de zoon van Nanda zich nu in Mathurā ophoudt! Denkt Hij af en toe nog wel eens aan de zaken van Zijn vaders huishouden, Zijn vrienden en de koeherdersjongens, o grote ziel? Of heeft Hij het anders in Zijn gesprekken nog over ons, Zijn dienstmaagden? Wanneer zal Hij Zijn naar aguru ruikende hand op onze hoofden leggen [sujalpa *11]?'

Het is zeker spijtig dat de zoon van Nanda zich nu in Mathurā ophoudt; herinnert Hij zich zo nu en dan de zaken van Zijn vaders huishouden, Zijn vrienden en de koeherdersjongens, o grote ziel, of ..., heeft Hij het in gesprekken nog over ons, de dienstmaagden? Wanneer bestaat er een kans dat Hij Zijn naar aguru ruikende hand op onze hoofden zal leggen [sujalpa * 11]?'  (Vedabase)

  

Tekst 22

S'rī S'uka zei: 'Uddhava, die hoorde hoezeer de koeherdersmeisjes ernaar verlangden om Krishna te zien, sprak om ze tot vrede te bewegen toen over de boodschap van hun Lieveling.

S'rī S'uka zei: 'Uddhava, die hoorde hoezeer de koeherdersmeisjes ernaar verlangden Krishna te zien, sprak toen teneinde ze tot vrede te bewegen over de boodschappen van hun Lieveling. (Vedabase)

 

Tekst 23

S'rī Uddhava zei: 'Jullie hebben je geesten gewijd aan de Allerhoogste Heer Vāsudeva en zijn zo voor alle mensen vererenswaardig omdat jullie, o goede zielen, daarmee aan jullie levensdoel hebben beantwoord [van het gestalte geven aan de emoties van het omgaan met Hem].

S'rī Uddhava zei: 'Jullie die op deze manier jullie geesten hebben gewijd aan de Allerhoogste Heer Vāsudeva, zijn voorzeker aanbiddenswaardig voor alle mensen omdat jullie aan het levensdoel van jullie goede zielen hebben beantwoord [van het gestalte geven aan de emoties van het omgaan met Hem]. (Vedabase)

 

Tekst 24

Door schenkingen te doen, zich aan geloften te houden [van armoe, celibaat en vasten], offers te brengen, het bidsnoer te hanteren [japa], door studie en door je naar binnen te keren, je te concentreren en te mediteren, en ook door allerlei andere goedgunstige praktijken [zie ook yama, niyama, vidhi en bhāgavata dharma], brengt men bhakti, toegewijde dienst aan Krishna, tot stand.

Door schenkingen, geloften [van armoe, celibaat en vasten], offers, het bidsnoer [japa], door studie, en door je naar binnen te keren je concentrerend en mediterend, en door allerlei andere soorten van goedgunstige praktijken [zie ook yama, niyama, vidhi en bhāgavata dharma] wordt werkelijk in verhouding tot Krishna de bhakti, de toegewijde dienst, gerealiseerd. (Vedabase)

 

Tekst 25

De onovertroffen [standaard van] toewijding voor de Allerhoogste Heer Uttamas'loka, die door jullie goede zielen gelukkigerwijze werd gerealiseerd, is zelfs voor de wijzen moeilijk te bereiken.

Door jullie goede zelven is in relatie tot de Allerhoogste Heer die in verheven verzen wordt verheerlijkt, is - en mijn complimenten daarvoor - een toewijding zonder weerga neergezet die zelfs voor de wijzen moeilijk te bereiken is. (Vedabase)

 

Tekst 26

Tot jullie geluk kozen jullie ervoor om jullie zonen, echtgenoten, materiėle gemakken, verwanten en huizen achter te laten terwille van die superieure, mannelijke persoonlijkheid genaamd Krishna. 

Tot jullie goede geluk kozen jullie ervoor om jullie zonen, echtgenoten, materiėle gemakken, verwanten en huizen achter te laten om omgang te hebben met die superieure mannelijke persoonlijkheid genaamd Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 27

Met de welgemeende liefde die jullie beheerste in jullie gescheidenheid van Adhokshaja [de Bovenzinnelijke Heer], o glorieuze dames, hebben jullie mij [de Heer en iedereen] een grote dienst bewezen.

Door de terechte claim van jullie welgemeende liefde in gescheidenheid van Adhokshaja, o glorieuze dames, hebben jullie mij [de Heer en iedereen] een grote dienst bewezen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Alsjeblieft, goede dames, luister naar het bericht dat ik ter wille van jullie geluk, als een trouwe dienaar van mijn Meester, van je Geliefde kom brengen.

Alstublieft, goede dames, luister naar het bericht voor jullie van je Geliefde, om reden waarvan ik, als een trouwe uitvoerder van mijn Meester Zijn opdrachten, naar hier ben gekomen. (Vedabase)

 

Tekst 29

De Opperheer heeft gezegd: 'Jullie vrouwen zijn feitelijk nimmer gescheiden van Mij, die er altijd is als de Ziel van Allen. Net zoals al de elementen, de ether, het vuur, de lucht, het water en de aarde deel uitmaken van alle levende wezens, ben Ik er als de eenheid van de elementen van de geest, de levensadem, de zinnen en de natuurlijke geaardheden.

De Opperheer heeft gezegd: 'Jullie vrouwen zijn feitelijk nimmer gescheiden van Mij, die er altijd is als de Ziel van Allen; net zoals al de elementen, de ether, het vuur, de lucht, het water en de aarde deel uitmaken van alle levende wezens, ben Ik net zo, naar de elementen van de geest, de levensadem, de zinnen, en hun natuurlijke geaardheden [guna, rasa en jalpa] er als hun haven. (Vedabase)

 

Tekst 30

Middels Mijzelf schep, vernietig en onderhoudt Ik Mijzelf in Mijzelf, met behulp van de macht van Mijn begoochelend vermogen dat bestaat uit de materiėle elementen, de zinnen en de natuurlijke geaardheden.

In Mij schep, vernietig en onderhoudt Ik waarlijk middels Mijzelf, met behulp van de macht van Mijn begoochelend vermogen dat bestaat uit de elementen, de zinnen en de geaardheden.  (Vedabase)

 

Tekst 31

De ziel vol van zuiver geestelijke kennis, die los van de associatie van de geaardheden afzonderlijk bestaat, wordt waargenomen [als de constante getuige] in de werking van de diepe slaap, de droomslaap en het waakbewustzijn.

De ziel vol van zuivere geestelijke kennis is naar het effect van de geaardheden onberoerd met wat wordt waargenomen middels de functies van de diepe slaap, de droomslaap en het waakbewustzijn. (Vedabase)

  

Tekst 32

De geest waarmee men zich bezint op de voorwerpen van de zintuigen, vormt een drogbeeld, zoals een droom een drogbeeld vormt als men wakker wordt. Waakzaam blijvend behoort men datgene onder controle te brengen wat zich via de zinnen verzamelt [in de geest, vergelijk B.G. 2: 68 en 6: 35-36].

Wat men mediteert met de zintuigen die hun voorwerpen najagen is vals, zoals een droom dat is bij het ontwaken; alert blijvend behoort men datgene onder controle te brengen wat zich [in de geest] via de zinnen verzamelt [vergelijk B.G. 2: 68 en 6: 35-36]. (Vedabase)

 

Tekst 33

Net zoals de oceaan het eindpunt vormt voor al de rivieren, vormt dit [inzicht] de slotconclusie van al de Vedische literatuur, van al de analyse en yoga, van iedere intelligente persoon, verzaking, boete, zinsbeheersing en waarheidlievendheid [vergelijk B.G. 2: 70].

Dit, net als al de rivieren die eindigen in de oceaan, is van de intelligenten de eindconclusie van alle vedische studies, yoga, analyse, verzaking, boete, zinsbeheersing en waarheidlievendheid [vergelijk B.G. 2: 70]. (Vedabase)


Tekst 34

Het feit dan dat Ik, voor jullie ogen zo dierbaar, Me zo ver van jullie vandaan bevindt, komt overeen met Mijn wens dat jullie geest - die onderhevig is aan aantrekking - op Mij mediteert.

Het feit dan dat Ik, voor jullie ogen zo dierbaar, inderdaad Me zo ver van jullie vandaan bevindt, is naar Mijn wilsbeschikking dat jullie, in jullie grote zorg om Mij, aan Mij zijn gehecht in de geest. (Vedabase)

 

Tekst 35

De geest van een vrouw is meer verzonken als haar geliefde ver weg is, dan wanneer ze hem recht voor zich ziet.

Want de geesten van vrouwen blijven verzonken als degene die hen het meest dierbaar is ver weg is en niet zo zeer de geesten van hen die hem rechtstreeks lijfelijk voor zich hebben.  (Vedabase)

 

Tekst 36

Omdat in het voortdurend aan Mij denken jullie geesten volledig in Mij zijn opgegaan en vrij zijn van alle onrust, zullen jullie Mij spoedig bij je hebben.

Jullie geesten die volledig zijn opgegaan in Mij zullen, met het - omdat jullie Mij voortdurend herinneren - opgegeven hebben van al de rusteloosheid, Mij spoedig verwerven. (Vedabase)


Tekst 37

Zij die hier in Vraja bleven terwijl Ik Me 's nachts vermaakte in het bos [zie 10.29: 9], en zodoende de rāsadans niet meebeleefden, hadden het geluk Mij te bereiken door te denken aan Mijn luister.'

Zij die hier in Vraja bleven terwijl Ik Me 's nachts vermaakte in het bos [zie 10.29: 9], en zodoene de rāsadans niet meebeleefden, genoten het geluk Mij te bereikten door hun gedachten te richten op Mijn heldendaden.' (Vedabase)

 

Tekst 38

S'rī S'uka zei:  'Toen de vrouwen van Vraja de aldus overgebrachte aanwijzingen van hun Geliefde hoorden, waren ze blij dat hun geheugen was opgefrist door het bericht en richtten ze zich vervolgens tot Uddhava.

S'rī S'uka zei: 'De vrouwen van Vraja die kennis hadden genomen van de op deze wijze doorgegeven aanwijzingen van hun Geliefde, richtten zich toen tot Uddhava, blij als ze waren met de berichtgeving die hun geheugen opfriste. (Vedabase)


Tekst 39

De gopī's zeiden: 'Kamsa, de vijand van de Yadu's, de oorzaak van het lijden, werd gelukkig samen met zijn volgelingen gedood. Wat een zegen dat het Acyuta nu goed gaat levend bij degenen die Hem welgezind zijn en die [daarmee] alles bereikten wat ze zich maar wensten.

De gopī's zeiden: 'Gelukkig is de oorzaak van het lijden, de vijand van de Yadu's Kamsa, tezamen met zijn volgelingen ter dood gebracht. Hoe goed dat Acyuta op het ogenblik gelukkig en wel leeft met degenen Hem welgezind die alles hebben bereikt wat ze verlangden. (Vedabase)

 

Tekst 40

O achtenswaardige man, misschien schenkt de oudere broer van Gada [Krishna, zie 9.24: 46] de vrouwen in de stad, die vol genegenheid Hem verlegen vereren met uitnodigende glimlachen en blikken, wel de liefde die ons toebehoort.

O zachtgeaarde, misschien schenkt de oudere broer van Gada [Krishna, zie 9.24: 46] de vrouwen van de stad de liefde die ons toebehoort, wij die Hem vol genegenheid en verlegen vereren met uitnodigende glimlachen en blikken. (Vedabase)

 

Tekst 41

Hoe kan onze Lieveling, zo goed thuis in al de zaken van de liefde, nu niet in de ban raken van de zinsbegoochelende gebaren en woorden van de vrouwen in de stad die, net als wij, ook constant van aanbidding zijn?

Hoe raakt onze Lieveling, die zo goed thuis is in al de zaken van de liefde, nu niet in de ban van de zinsbegoochelende gebaren en woorden van de vrouwen in de stad, die ook [net als wij] constant van aanbidding zijn? (Vedabase)

 

Tekst 42

En..., o vrome ziel, herinnert Krishna zich ons nog? Brengt Hij ons dorpsmeisjes ooit ter sprake als Hij vrijuit praat in het gezelschap van de vrouwen van de stad?

En... herinnert Krishna, o vrome, Zich ons wel; brengt Hij ons, dorpsmeisjes, ooit ter sprake als Hij vrijuit praat in het gezelschap van de vrouwen van de stad? (Vedabase)

 

Tekst 43

Herinnert Hij zich die nachten nog waarin Hij zich vermaakte in Vrindāvana, die plaats zo betoverend  door de lotus, de jasmijn en de maan? Hij danste toen met tinkelende enkelbelletjes daar samen met ons, Zijn geliefde vriendinnen, die vol lof waren vanwege Zijn aantrekkelijke verhalen.

Herinnert Hij zich die nachten waarin Hij zich vermaakte in Vrindāvana de plaats die zo betoverend was door de lotus, de jasmijn en de maan, toen Hij met tinkelende enkelbelletjes samen met ons danste, Zijn geliefde vriendinnen, die altijd vol lof over Hem zijn in de bekoorlijke verhalen over Hem? (Vedabase)

 

Tekst 44

Zal die nazaat van Das'ārha terugkeren naar deze plek en met Zijn aanraking ons weer tot leven wekken, die geplaagd worden door het verdriet waar Hij Zelf aanleiding toe gaf? Zal Hij dat doen zoals Indra met zijn wolken een bos zou [doordrenken]?

Zal die nazaat van Das'ārha naar hier komen om, met Zijn aanraking wellicht, ons, die gekweld zijn door het verdriet waar hij Zelf aanleiding toe gaf, weer tot leven te wekken, net zoals Indra dat zou met [het weer opnieuw doordrenken van] een bos met zijn wolken? (Vedabase)

 

Tekst 45

Maar waarom zou Krishna hierheen komen, nu dat Hij, omringd door al Zijn aanhangers, er gelukkig mee is dat Hij een koninkrijk heeft verworven, dat Hij Zijn vijanden heeft gedood en dat Hij getrouwd is met de dochters van koningen?

Maar waarom zou Krishna naar hier komen nu dat Hij, omringd door al Zijn aanhangers, er gelukkig mee is dat Hij een koninkrijk heeft verworven, Zijn vijanden heeft gedood en getrouwd is met de dochters van koningen? (Vedabase)

 

Tekst 46

Welke taak blijft er voor ons, vrouwen van het bos of voor welke andere vrouwen ook, nu over om Hem van dienst te kunnen zijn, Hij de grote Ziel en echtgenoot van de godin van het geluk, van Wie iedere wens al in vervulling is gegaan? Hij is volkomen in Zichzelf!

Wat zouden wij, vrouwen van het bos - of ook andere vrouwen, nou jegens Hem, de grote Ziel en echtgenoot van de godin van het geluk van Wie alle wensen in vervulling zijn gegaan, ons nog als een te vervullen taak kunnen stellen; Hij is volkomen in Zichzelf! (Vedabase)

 

Tekst 47

Het grootste geluk vindt men in het niet verwachten, zo stelde zelfs de onkuise Pingalā dat [een courtisane, zie 11.8]. Voor ons gebrand op Krishna die dat heel goed weten, is het niettemin erg moeilijk om geen hoop te koesteren.

Het hoogste geluk vindt men inderdaad in het niet hopen op enig ander iets, zo stelde dat zelfs Pingalā [een courtisane, zie 11.8], niettemin is het voor ons, die zo gebrand op Krishna zich daarvan bewust zijn, moeilijk om geen hoop te koesteren. (Vedabase)

 

Tekst 48

Wie is er toe in staat de intieme gesprekken met Uttamas'loka uit zijn hoofd te zetten, Hij van wiens zijde de godin nimmer wijkt, ondanks dat Hij haar niet begeert?

Wie kan het verdragen de intieme gesprekken met Uttamas'loka te moeten vergeten, Hij, van wiens zijde de godin, ookal begeert Hij haar niet, nimmer wijkt? (Vedabase)

 

Tekst 49

In het gezelschap van Sankarshana, o prabhu, trok Krishna met de koeien en de geluiden van de fluit door de verschillende plaatsen in het bos, langs de rivieren en de heuvels.

Met Sankarshana als Zijn metgezel leefde Krishna, o prabhu, met de rivieren, de heuvels en de plaatsen in het bos, de koeien en de geluiden van de fluit. (Vedabase)


Tekst 50

Ah, telkens weer doen die plaatsen, gesierd met de glorie van Zijn voetafdrukken, ons weer denken aan de zoon van Nanda die we nooit meer kunnen vergeten.

Ah!, keer op keer doen die plaatsen met de goddelijke afdrukken van Zijn voeten ons weer denken aan de zoon van Nanda die we echt nooit meer kunnen vergeten. (Vedabase)

 

Tekst 51

O, hoe kunnen wij Hem nu ooit vergeten met onze harten gestolen door Zijn fraaie gang, Zijn speelse blikken, Zijn gulle glimlachen en nectargelijke woorden?

O, hoe kunnen wij, wiens harten werden gestolen door Zijn gang, Zijn speelse blikken, Zijn gulle charmante glimlachen en nectargelijke woorden, nu Hem vergeten? (Vedabase)

 

Tekst 52

O Meester, Meester van de Godin en Meester van Vraja; o Vernietiger van het Lijden, o Govinda, hef Gokula op uit de oceaan van de misčre waarin ze is ondergedompeld!'

O Meester, Meester van de Godin, Meester van Vraja, o Vernietiger van het Lijden, o Govinda hef Gokula op uit de oceaan van de misčre waarin ze is ondergedompeld!' (Vedabase)

 

Tekst 53

S'rī S'uka zei: 'Met de koorts van hun gescheidenheid verdreven door Krishna's boodschappen, aanbaden ze vervolgens hem, Uddhava, omdat ze hem als Adhokshaja Zelf herkenden.

S'rī S'uka zei: 'Zij, met de koorts van hun gescheidenheid verdreven door Krishna's boodschappen, aanbaden hem toen, omdat ze hem als Adhokshaja Zelve herkenden. (Vedabase)

 

Tekst 54

Daar nog een paar maanden verblijvend, al zingend over de onderwerpen van Krishna's spel en vermaak, bracht hij Gokula grote vreugde met het verdrijven van het verdriet van de gopī's.

Daar nog een paar maanden verblijvend al zingend over de onderwerpen van Krishna's spel en vermaak, bracht hij Gokula grote vreugde met het verdrijven van het verdriet van de gopī's(Vedabase)

 

Tekst 55

Al de dagen dat Uddhava zich ophield in Nanda's koeherdersdorp, verstreken voor de bewoners van Vraja in een oogwenk, omdat ze gevuld waren met gesprekken over Krishna.

Al de dagen dat Uddhava zich ophield in Nanda's koeherdersdorp verstreken voor de bewoners van Vraja als in een oogwenk, omdat ze allen vol waren van hun gesprekken over Krishna.  (Vedabase)

 

Tekst 56

Met de aanblik van de rivieren, de bossen, de bergen, de valleien en de bloesemende bomen, schiep de dienaar van de Heer er genoegen in de mensen van Vraja te herinneren aan Krishna.

Met de aanblik van de rivieren, de bossen, de bergen, de valleien en de bloesemende bomen, schiep de dienaar van de Heer er genoegen in de mensen van Vraja te inspireren over Krishna.  (Vedabase)

 

Tekst 57

Met voor ogen hoe de gopī's in hun verzonkenheid in Krishna in verwarring verkeerden en zo meer, was Uddhava buitenmate verheugd en betuigde hij hun alle respect terwijl hij het volgende zong:

Toen hij dit alles en nog meer van de gopī's hun volledige verzonkenheid in Krishna opmerkte alsmede de mate waarin ze van streek waren, was Uddhava buitenmate verheugd en zong hij, ze alle respect betuigend, het volgende: (Vedabase)

 

Tekst 58

'Hier op aarde zijn deze vrouwen de enigen [die werkelijk succesvol zijn] in het verwerven van een lichaam, want zij bereikten de perfectie van een exclusieve liefde voor Govinda, de Ziel van Allen - een liefde begeerd door de wijzen, onszelf en door hen beducht voor een materieel bestaan. Wat voor een nut zouden de [drie] brahmaanse geboorten ook hebben [van je bestaan ontlenen aan je ouders, je goeroe en de offers die je brengt] voor iemand die de smaak te pakken heeft van de verhalen over de Onbegrensde Heer?

'Deze vrouwen, die met succes hun lichamen handhaven op deze aardkloot als koeherdersvrouwen die er uitsluitend voor Govinda zijn, de Ziel van Allen, hebben geheel zelfstandig de volmaaktheid bereikt in hun liefdevolle extase - een liefde die wordt begeerd door zowel ons als door de wijzen beducht op een materieel bestaan; wat heeft het voor een nut om gezegend te zijn met de [drie] geboorten van een brahmaan [uit zijn moeder, zijn goeroe en zijn offeranden] als men de smaak te pakken heeft van de verhalen over de Onbegrensde Heer? (Vedabase)


Tekst 59

Wat is men nu vergeleken met deze vrouwen die, onzuiver in hun gedrag jegens Krishna, rondtrekken door de bossen? Wat is nu iemands positie vergeleken met dit stadium van volmaakte liefde voor de Allerhoogste Ziel? Degene die voortdurend van aanbidding is, zelfs al is hij niet zo geschoold, vergunt de Heer direct het hoogste goed, het goede dat, in zich opgenomen, werkt als de koning van alle medicijnen [d.w.z. ongeacht de persoon].

Waar bevindt men zich vergeleken met deze vrouwen die, onzuiver in hun gedrag jegens Krishna, rondtrekken door de bossen; wat is nu iemands positie vergeleken met dit stadium van volmaakte liefde voor de Opperziel? - zeker vergunt de Heer aan degene die van constante aanbidding is, zelfs al is die niet zo geschoold, rechtstreeks het hoogste goed, het goede dat in zich opgenomen werkt als de allerbeste van alle medicijnen [d.w.z.: ongeacht de persoon].  (Vedabase)

 

Tekst 60

De zegen die de dames van Vraja tijdens de rāsadans was vergund met de omhelzing van Uttamas'loka, was er niet voor de  godin op Zijn borst die zo intiem met Hem verbonden is, was er niet voor de hemelse meisjes met de geur en luister van een lotusbloem, noch werd hij enige andere vrouw gegeven [10.33].

De zegen van de dames van Vraja die in dezen gezegend waren met de omhelzing van Uttamas'loka in de rāsa-dans was er niet voor de vrouwen van de hemel die de geur en de luister van een lotusbloem hebben, en hij was al helemaal niet gegeven aan andere wereldse schoonheden [10.33]. (Vedabase)

 

Tekst 61

O, laat mij het stof van de lotusvoeten van de gopī's in Vrindāvana toegewijd zijn! Laat mij één van de struiken, klimplanten of kruiden daar zijn [in relatie] tot hen, tot die vrouwen, die in aanbidding van de voeten van Mukunda, naar wie men op zoek is met behulp van de Veda's, het pad van de burgerlijke correctheid verlieten en de verwanten achter zich lieten die zo moeilijk te verlaten zijn.

Oh, laat mij verkeren in toewijding tot het stof van de lotusvoeten van de gopī's in Vrindāvana; laat mij een van de struiken, klimplanten of kruiden zijn [daar in verhouding] tot hen die, in aanbidding van de voeten van Mukunda naar wie men op zoek is met behulp van de Veda's, het opgaven met het pad van de burgerlijke correctheid en met de familieleden die zo moeilijk achter te laten zijn. (Vedabase)

 

Tekst 62

De voeten van de Opperheer waar de godin, Heer Brahmā en de andere goden met al hun verlangens vervuld, zelfs als volleerde meesters in de yoga, alleen maar van kunnen dromen, werden door Krishna in de bijeenkomst van de rāsadans op hun borsten geplaatst, zodat, door hen te omhelzen, ze hun nood de baas konden.

De voeten van de Opperheer van wie de godin, de ongeborene, en de andere goden, zelfs al zijn ze volleerd als meesters in de yoga, alleen maar kunnen dromen, werden door hen werkelijk in de bijeenkomst van de rāsa-dans op hun borsten geplaatst, zodat door die omhelzing hun nood werd bedwongen. (Vedabase)

 

Tekst 63

Keer op keer breng ik mijn eerbetuigingen aan het stof van de voeten van de vrouwen van Nanda's koeherdersdorp, wiens luide bezingen van Krishna's heerlijkheid de drie werelden zuivert.'

Bij het stof van de voeten van de koeherdersvrouwen van Vraja, door wiens luide bezingen van de verhalen over Krishna de drie werelden worden gezuiverd, breng ik keer op keer mijn eerbetuigingen.' (Vedabase)

 

Tekst 64

S'rī S'uka zei: '[Uddhava,] de nazaat van Das'ārha nam daarop afscheid van Yas'odā, Nanda, de gopa's en de gopī's, klom in zijn wagen en wilde vertrekken.

S'rī S'uka zei: 'Toen met het van de gopī's, van Yas'odā en Nanda alsook van de gopa's verkrijgen van toestemming om te vertrekken, besteeg de nazaat van Das'ārha, klaar om eropuit te rijden, zijn wagen. (Vedabase)

 

Tekst 65

Maar bij zijn vertrek benaderden Nanda en de anderen hem met verschillende artikelen van aanbidding in hun handen en zeiden, vol genegenheid en met tranen in hun ogen:

Hem bij zijn vertrek benaderend spraken Nanda en de anderen, met de verschillende artikelen van aanbidding in hun handen, vol genegenheid met tranen in hun ogen. (Vedabase)

 

Tekst 66

'Mogen onze geestelijke activiteiten berusten op Krishna's lotusvoeten, mogen onze woorden uitdrukking geven aan Zijn namen en mogen onze lichamen als ze zich voorover buigen en zo meer, dat doen te Zijnentwille.

'Mogen onze geesten zich immer beroepen op de beschutting van de lotusvoeten van Krishna, mogen onze woorden uitdrukking geven aan Zijn namen en mogen onze lichamen zich vooroverbuigend en zo meer, dat doen te Zijnentwille. (Vedabase)

 

Tekst 67

Moge er waar we ook door de Heer beschikt moeten rondtrekken voor ons werk, en moge er met wat we ook doen en wegschenken in liefdadigheid, de gehechtheid zijn aan Krishna, onze Heer.'

Waar we voor ons werk naar de bechikking van de Heer ook worden geleid om rond te trekken, moge er daar, met wat we doen en wegschenken in liefdadigheid, het goedgunstige zijn in onze gehechtheid aan Krishna onze Heer.' (Vedabase)

 

Tekst 68

Nadat de gopa's hem aldus hadden geėerd met Krishna-bhakti, o eerste onder de mensen, keerde Uddhava terug naar de stad Mathurā die zich [nu] onder Krishna's hoede bevond.

Nadat de gopa's hem aldus hadden geėerd met Krishna-bhakti, o eerste onder de mensen, keerde Uddhava terug naar de stad Mathurā die zich nu onder Krishna's hoede bevond.  (Vedabase)

 

Tekst 69

Nadat hij Krishna zijn eerbetuigingen had gebracht, vertelde hij Hem over de intense toewijding van de bewoners van Vraja en overhandigde hij aan Vasudeva, Balarāma en de koning [Ugrasena], de geschenken die voor hen waren meegegeven.'   

Nadat hij Krishna ten voeten was gevallen om Hem de eer te bewijzen, vertelde hij Hem over de intense toewijding van de ingezetenen van Vraja en overhandigde hij aan Vasudeva, Balarāma en de koning [Ugrasena] de geschenken die waren meegegeven.' (Vedabase)

 

*: Om de claim kracht bij te zetten dat het hier om Rādhā handelt, citeert S'rīla Jīva Gosvāmī de volgende verzen uit de Agni Purāna: "Bij het ochtendgloren deden de gopī's navraag bij de dienaar van Krishna, Uddhava, over de Heer Zijn tijdverdrijf en wederwaardigheden. Alleen S'rīmatī Rādhārānī, verzonken in gedachten over Krishna, zag af van haar belang in de gesprekken. Toen sprak Rādhā, die wordt aanbeden door de bewoners van Haar Vrindāvana dorp, zich uit temidden van Haar vriendinnen. Haar woorden waren vol van zuivere transcendentale kennis en gaven uitdrukking aan het allerbeste gedeelte van de Veda's."

**: S'rīla Vis'vanātha Cakravartī geeft aan dat deze en de volgende negen verzen een voorbeeld vormen van de tien soorten van impulsieve spraak [citra-jalpa of vreemde praatjes] geuit door een geliefde als uitdrukkingen van hemelse gekte of goddelijke waanzin [divyonmāda]. S'rīla Rūpa Gosvāmī in de Ujjvala-nīlamani (14.182) zegt over deze uitdrukking: "Prajalpa is de spraak die de tactloosheid van iemands geliefde aan de kaak stelt met uitdrukkingen van disrespect. Het wordt uitgesproken in een jaloerse en trotse gesteldheid."

***: Ujjvala-nīlamani (14.184): 'Parijalpa is die spraak welke, met verschillende middelen, bewijs levert van de eigen slimheid door te wijzen op de genadeloosheid, dubbelhartigheid, onbetrouwbaarheid enzovoorts van iemands Heer van aanbidding.'

*4: Ujjvala-nīlamani (14.186): "Volgens de geschoolde autoriteiten, is vijalpa sarcastische spraak die gericht is op de doder van Agha en die openlijk uitdrukking geeft aan de jaloezie terwijl tegelijkertijd de aandacht wordt gevestigd op de eigen kwaaie trots."

*5: Ujjvala-nīlamani (14.188): "De verklaring van Heer Hari's dubbelhartige natuur in een verwijtende toon geboren uit trots, tezamen met jaloers uitgesproken beledigingen tegen Hem gericht, is door de wijzen met ujjalpa aangeduid."

*6: Ujjvala-nīlamani (14.190): "De geschoolden beschrijven sańjalpa als die spraak welke zich met diepe ironie en beledigende gebaren beklaagt over de ondankbaarheid enzovoorts van de geliefde."

*7: Ujjvala-nīlamani (14.192): "Geheiligde personen hebben geconcludeerd dat als een minnares, gedreven door jaloezie en vrees, verklaart dat Heer Hari haar gehechtheid niet waard is vanwege zijn wreedheid, lustmatigheid en oneerlijkheid, dat dergelijke spraak dan avajalpa heet."

*8: Ujjvala-nīlamani (14.194): "Als een minnares indirect met grote spijt stelt dat haar geliefde in aanmerking komt de bons te krijgen, dat dergelijke spraak, geuit als het klagelijke schreeuwen van een vogel, abhijalpa wordt genoemd."

*9: Ujjvala-nīlamani (14.196): "Een uitlating vol van weerzin, die beschrijft hoezeer de minnaar vol van bedrog is en iemand ellende brengt, en eveneens in zich sluit dat Hij anderen geluk brengt, staat bekend als ājalpa."

*10: Ujjvala-nīlamani (14.198): "Als de minnares nederig stelt dat hoewel ze het niet waard is haar geliefde te bereiken ze de hoop op een liefdesrelatie met Hem niet op kan geven, worden dergelijke woorden, uitgesproken met respect voor de boodschap van haar geliefde, pratijalpa genoemd."

S'rīla Vis'vanātha Cakravartī verklaart dat de godin van het geluk, S'rī, de macht heeft om vele verschillende gedaanten aan te nemen. Dus als Krishna andere vrouwen geniet, blijft ze op Zijn borst aanwezig in de vorm van een gouden lijn. Als Hij zich niet ophoudt met andere vrouwen, legt ze deze gedaante af en schenkt ze hem plezier in haar natuurlijke, mooie gedaante van een jonge vrouw.

*11: Ujjvala-nīlamani (14.200): "Als, eerlijk en oprecht, een minnares S'rī Hari op een ernstige wijze, nederig, wijfelachtig en gretig betwijfelt, staat een dergelijke spraak bekend als sujalpa." 

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste twee schilderijen op deze pagina zijn klassieke Rajasthani afbeeldingen van Radha en de Gopis in gescheidenheid.
Bron:
Sri Nathji galleries.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties