regelbalk



 

 

Canto 10

Vrajarāja

 

 

Hoofdstuk 46: Uddhava Brengt de Nacht in Gokula door Pratend met Nanda

(1) S'rī S'uka zei: 'De beste raadgever van de Vrishni's was Krishna's geliefde vriend Uddhava [zie ook 3.2], een directe leerling van Brihaspati en een man van de hoogste intelligentie. (2) Op een dag greep de Allerhoogste Heer Hari, die het leed wegneemt van de overgegeven zielen, zijn hand vast en sprak Hij tot hem, Zijn meest geliefde en trouwste toegewijde. (3) 'Alsjeblieft Uddhava, o zachtaardige ziel, ga, voor het genoegen van Mijn ouders, naar Vraja en bevrijd de gopī's, middels Mijn boodschap, van hun innerlijke pijn van Mij gescheiden te zijn. (4) Met hun geesten op Mij gevestigd, hebben ze, verzonken in Mij, Mij tot hun levensdoel gemaakt en afgezien van al hun materiėle banden [met hun echtgenoot, thuis en kinderen, zie 10.29: 4]. Met begrip voor hen die te Mijnentwille deze wereld en haar morele verplichtingen achter zich hebben gelaten, onderhoud Ik hen die enkel Mij als hun geliefde en meest beminde Zelf hebben. (5) Mijn beste, als de vrouwen van Gokula aan Mij terugdenken, hun gekoesterde voorwerp van de liefde zo ver van hen vandaan, verliezen ze overweldigd door de zorg van hun gescheidenheid, hun verstand [zie ook B.G. 2: 62-64]. (6) Met Mijn beloften weer terug te keren, houden de koeherdersvrouwen die Mij volledig toegewijd zijn, het met grote moeite uit en houden ze hun levens op een of andere manier enigszins gaande.'
 
(7) S'rī S'uka zei: 'Nadat Hij dat gezegd had, o Koning, aanvaardde Uddhava vol van respect de boodschap van zijn Handhaver, klom hij in zijn wagen, en vertrok hij naar het koeherdersdorp van Nanda. (8) Op het moment dat de zon aan het ondergaan was bereikte de gelukkige ziel Nanda's weidegronden, alwaar hij onopgemerkt passeerde vanwege het stof van de hoeven van de dieren die thuis kwamen. (9-13) Met de geluiden van de stieren die bronstig elkaar om de vruchtbare koeien bestreden, met de koeien die met volle uiers achter hun kalveren aanzaten, met de sier van witte kalfjes die her en der ronddartelden en met het melken en de luide klanken van de fluiten, waren de fijntjes gesierde gopī's en gopa's, goedgunstig zingend over de daden van Balarāma en Krishna, schitterend om te zien. Het was allemaal hoogst aantrekkelijk met de huizen van de gopa's vol van de wierook, lampen en bloemenslingers voor het eerbetoon voor het vuur, de zon, de gasten, de koeien, de brahmanen, de voorvaderen en de goden [zie ook 10.24: 25]. Het bos, overal eromheen bloeiend, weerklonk van de zwermen bijen, de zangvogels, de kārandava-eenden en de zwanen die zich verzamelden rond de lotusbedden die het geheel opluisterden. (14) Nadat hij daar was aangekomen benaderde Nanda de geliefde volgeling van Krishna en omhelsde hij hem, er gelukkig mee om, met Heer Vāsudeva in gedachten, zijn respect te betonen. (15) Hij zette hem de fijnste spijzen voor, liet hem toen plaatsnemen op een comfortabele sofa om van zijn vermoeidheid te bekomen en liet zijn voeten masseren en zo meer. Toen vroeg hij: (16) 'O beste en hoogst gelukkige man, gaat het goed met de zoon van S'ūra [Vasudeva] die zijn weldoeners zo toegewijd is, nu hij is vrijgekomen en werd herenigd met zijn kinderen? (17) Wat een geluk dat die kwaaie Kamsa, die voortdurend de immer rechtschapen en deugdzame Yadu's haatte, samen met zijn volgelingen ter dood is gebracht vanwege zijn zonden! (18) Denkt Krishna nog aan ons, Zijn moeder, Zijn weldoeners en vrienden, de gopa's van Vraja van wie Hij de meester is, de koeien, het bos Vrindāvana en de berg? (19) Komt Govinda nog een keer terug om Zijn verwanten te ontmoeten, zodat we een blik kunnen werpen op Zijn gelaat, Zijn prachtige neus, Zijn vriendelijke glimlach en Zijn ogen? (20) Krishna, die zo heel grote Ziel, beschermde ons tegen onoverkomelijke doodsbedreigingen als een bosbrand, de wind en de regen, alsook tegen een stier en een serpent. (21) De herinnering aan Krishna's heldendaden, speelse zijdelingse blikken, glimlachen en woorden, mijn beste, deed ons allen onze materiėle zorgen vergeten. (22) In Hem vind de geest van hen die de locaties zien waar Hij speelde, de rivieren, de heuvels en de verschillende delen van het woud die door Zijn voet[afdruk]ken werden opgesierd, zijn volledige verzonkenheid. (23) Ik denk dat Krishna en Rāma die op deze planeet arriveerden voor een grote en heilige zaak van de goden, zoals beaamd door Garga [zie 10.8: 12], van al de halfgoden de twee meest hoogstaande zielen zijn. (24) Kamsa, die zo sterk was als tienduizend olifanten, de worstelaars, en de koning van de olifanten, werden immers op speelse wijze door Hen beiden gedood, zo makkelijk als dieren door koning leeuw. (25) Een massieve boog van wel drie tāla's [boomlengten] lang werd door Hem, zo koninklijk als een olifant, gebroken als was het een stokje, en voor de duur van zeven dagen hield Hij met één hand een berg omhoog! (26) Pralamba, Dhenuka, Arishtha, Trināvarta, Baka en andere demonen die zowel Sura als Asura de baas waren, werden door Hen hier met gemak gedood.'

(27) S'rī S'uka zei: 'Nanda die aldus volledig verzonken in Krishna zich keer op keer Hem herinnerde, raakte uiterst van streek en viel toen stil, overweldigd door de kracht van de liefde. (28) Ook Moeder Yas'odā, die de beschrijvingen aanhoorde van de activiteiten van haar zoon, liet in haar liefde met haar borsten vochtig haar tranen de vrije loop. (29) Toen Uddhava hen twee in hun liefde voor de Allerhoogste Heer, in deze toestand van opperste aantrekking zag, sprak hij, vol van vreugde, tot Nanda. (30) S'rī Uddhava zei: 'O respectvolle zielen, met het hebben ontwikkeld van een mentaliteit als deze voor Nārāyana die de geestelijk leraar is van iedereen, zijn jullie twee zonder twijfel de meest lovenswaardige van alle belichaamde wezens op de planeet. (31) Mukunda en Balarāma vormen samen het zaad en de baarmoeder van het universum. Ze zijn het Oorspronkelijke Mannelijk Beginsel [purusha] en Zijn Creatieve Oervermogen [pradhāna], die voor Hun kennis en beheersing worden gevolgd door de verwarde levende wezens. (32-33) De persoon die, als hij afscheid neemt van zijn leven, slechts een ogenblik zijn onzuivere geest laat opgaan [in Hem], maakt op dat moment terstond een einde aan al de sporen van zijn karma en bevindt zich dan op weg naar de hoogste bestemming in een geestelijke gedaante met de luister van de zon. Met jullie goede zielen die Hem, Nārāyana, de grote Ziel en Oorzaak van Al het  Bestaande, de zuiverste en meest buitengewone liefde geven, wat voor andere goede daden zouden er dan nog voor jullie te volbrengen zijn? (34) Acyuta, [als] de Opperheer, de Meester en Beschermer van de T oegewijden, zal spoedig Zijn ouders tevreden stellen en terugkeren naar Vraja. (35) Nu Hij Kamsa, de vijand van alle Yadu's, heeft gedood in het worstelperk, zal Krishna Zijn belofte nakomen dat Hij weer terug zal keren. (36) Alstublieft laat de moed niet zakken, o hoogst fortuinlijke zielen, jullie zullen Krishna in de nabije toekomst terugzien. Hij is aanwezig in de harten van alle levende wezens zoals vuur dat is in brandhout. (37) Niemand is Hem dierbaar of niet dierbaar, noch beschouwt Hij, die vrij van valse trots is, wie dan ook als superieur of inferieur. Hij acht een ieder in gelijke mate [vergelijk de S'rī S'rī S'ikshāshthaka en B.G. 9: 29]. (38) Voor Hem is er geen vader en moeder, geen echtgenote, geen kinderen enzovoorts. Niemand is Zijn verwant, noch is iemand Hem vreemd en ook is er met Hem geen sprake van een [materieel] lichaam of een geboorte [vergelijk B.G. 10: 3]. (39) Voor Hem bestaat er geen karma in deze wereld om te moeten verschijnen in moederschoten die zuiver, onzuiver of  een mengvorm zijn. Niettemin verschijnt Hij voor Zijn spel [en vermaak] ter verlossing van Zijn deugdzame toegewijden [zie B.G. 3: 22; 4: 7; 13: 22]. (40) Hoewel Hij transcendentaal is aan de geaardheden genaamd de goedheid, de hartstocht en de onwetendheid, aanvaardt Hij het om het spel met de geaardheden te spelen. Aldus is Hij, de Ongeborene, van schepping, handhaving en vernietiging. (41) Net zoals de grond lijkt rond te draaien als men zelf ronddraait, schijnt het een persoon toe die denkt het lichaam te zijn, dat hij zelf de doener is, terwijl het de geest is die bezig is [*, vergelijk B.G. 3: 27]. (42) Hij is niet alleen de zoon van jullie twee, Hij is de Allerhoogste Heer Hari, de Heer en Meester die de Zoon, de Ziel, de Vader en de Moeder is van iedereen. (43) Alles wat men ziet of hoort, wat zich in het heden, het verleden of in de toekomst bevindt, wat onbeweeglijk is, zich rondbeweegt, groot is of klein is, kan absoluut niet worden beschouwd als iets dat losstaat van Acyuta. Hij, de Superziel, vormt de werkelijkheid en het welzijn van alles en allen.'

(44) Terwijl Nanda en Krishna's boodschapper zich aldus onderhielden, liep de nacht ten einde, o Koning, en ontstaken de gopī's die waren opgestaan, de lampen in huis voor de eredienst en begonnen ze de boter te karnen. (45) De vrouwen die met draaiende heupen en meebewegende borsten aan de touwen trokken, straalden daarbij in het lamplicht, met de rijen armbanden om hun armen, met hun juwelen en met hun gezichten rood van de kunkum opgloeiend bij hun oorhangers en halssnoeren. (46) Al het ongunstige werd in iedere richting verdreven met het luide zingen van de lotusogige vrouwen van Vraja wiens klanken de lucht vulden, zich vermengend met de geluiden van het boter karnen. (47) Toen de almachtige zon opkwam, zagen de inwoners van Gokula de gouden wagen bij Nanda voor de deur staan en vroegen ze zich af: 'Wiens wagen is dit? (48) Misschien is Akrūra gekomen, die knecht van Kamsa's verlangens die onze lotusogige Krishna naar de stad Mathurā heeft gebracht. (49) Zou hij, met zijn meester tevreden, dan nu hier zijn om met ons de begrafenisriten uit te voeren?' Terwijl de vrouwen zich aldus uitlieten, kwam Uddhava eraan die klaar was met zijn ochtendroutines.'
 

  

 next                    

 
 

Derde herziene editie, geladen 2 maart, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De beste raadgever van de Vrishni's was Krishna's geliefde vriend Uddhava [zie ook 3.2], een directe leerling van Brihaspati en een man van de hoogste intelligentie.
S'rī S'uka zei: 'De beste raadgever van de Vrishni's was Krishna's geliefde vriend Uddhava [zie ook 3.2], een directe leerling van Brihaspati van de fijnste intelligentie. (Vedabase)

 

Tekst 2

Op een dag greep de Allerhoogste Heer Hari, die het leed wegneemt van de overgegeven zielen, zijn hand vast en sprak Hij tot hem, Zijn meest geliefde en trouwste toegewijde.

Tot hem, Zijn meest geliefde, unieke toegewijde sprak op een dag de Allerhoogste Heer Hari, die het leed wegneemt van de overgegeven zielen, waarbij Hij zijn hand in de Zijne nam. (Vedabase)

 

Tekst 3

'Alsjeblieft Uddhava, o zachtaardige ziel, ga, voor het genoegen van Mijn ouders, naar Vraja en bevrijd de gopī's, middels Mijn boodschap, van hun innerlijke pijn van Mij gescheiden te zijn.

'Alsjeblieft Uddhava, o zachtgeaarde, ga voor het genoegen van Mijn ouders naar Vraja en bevrijdt, door mijn berichten over te brengen, de gopī's van de zielepijn gescheiden van Mij te zijn. (Vedabase)

 

Tekst 4

Met hun geesten op Mij gevestigd, hebben ze, verzonken in Mij, Mij tot hun levensdoel gemaakt en afgezien van al hun materiėle banden [met hun echtgenoot, thuis en kinderen, zie 10.29: 4]. Met begrip voor hen die te Mijnentwille deze wereld en haar morele verplichtingen achter zich hebben gelaten, onderhoud Ik hen die enkel Mij als hun geliefde en meest beminde Zelf hebben. 

Zij verzonken in Mij, met hun geesten op Mij gevestigd, hebben Mij tot hun levensdoel gemaakt met het afzien van al het fysieke [van een echtgenoot, thuis en kinderen, zie 10.29: 4]. Met begrip voor hen die te Mijnentwille deze wereld en haar morele verplichtingen achter zich lieten, onderhoud Ik hen die Mij alleen als hun geliefde en meest beminde Zelf hebben. (Vedabase)

 

Tekst 5

Mijn beste, als de vrouwen van Gokula aan Mij terugdenken, hun gekoesterde voorwerp van de liefde zo ver van hen vandaan, verliezen ze overweldigd door de zorg van hun gescheidenheid, hun verstand [zie ook B.G. 2: 62-64]. 

De vrouwen van Gokula aan Mij terugdenkend, hun gekoesterde voorwerp van de liefde zo ver van hen vandaan, mijn beste, verliezen hun verstand overweldigd als ze zijn door de zorgen van hun gescheidenheid [zie ook B.G. 2: 62-64]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Met Mijn beloften weer terug te keren, houden de koeherdersvrouwen die Mij volledig toegewijd zijn, het met grote moeite uit en houden ze hun levens op een of andere manier enigszins gaande.'

De koeherdersvrouwen Mij volledig toegewijd houden het, met Mijn beloften weer terug te keren, met grote moeite uit, op de een of andere manier hun levens gaande houdend.' (Vedabase)

 

Tekst 7

S'rī S'uka zei: 'Nadat Hij dat gezegd had, o Koning, aanvaardde Uddhava vol van respect de boodschap van zijn Handhaver, klom hij in zijn wagen, en vertrok hij naar het koeherdersdorp van Nanda.

S'rī S'uka zei: 'Met Hem aldus gesproken hebbend, o Koning, aanvaardde Uddhava vol respect de boodschap van zijn Instandhouder, klom hij in zijn wagen en begaf hij zich in de richting van het koeherdersdorp van Nanda. (Vedabase)

 

Tekst 8

Op het moment dat de zon aan het ondergaan was bereikte de gelukkige ziel Nanda's weidegronden, alwaar hij onopgemerkt passeerde vanwege het stof van de hoeven van de dieren die thuis kwamen.

Juist toen de zon aan het ondergaan was bereikte de fortuinlijke ziel Nanda's weidegronden, alwaar hij onopgemerkt passeerde vanwege het stof van de hoeven van de dieren die naar huis kwamen. (Vedabase)

 

Tekst 9-13

Met de geluiden van de stieren die bronstig elkaar om de vruchtbare koeien bestreden, met de koeien die met volle uiers achter hun kalveren aanzaten, met de sier van witte kalfjes die her en der ronddartelden en met het melken en de luide klanken van de fluiten, waren de fijntjes gesierde gopī's en gopa's, goedgunstig zingend over de daden van Balarāma en Krishna, schitterend om te zien. Het was allemaal hoogst aantrekkelijk met de huizen van de gopa's vol van de wierook, lampen en bloemenslingers voor het eerbetoon voor het vuur, de zon, de gasten, de koeien, de brahmanen, de voorvaderen en de goden [zie ook 10.24: 25]. Het bos, overal eromheen bloeiend, weerklonk van de zwermen bijen, de zangvogels, de kārandava-eenden en de zwanen die zich verzamelden rond de lotusbedden die het geheel opluisterden.

Met de geluiden van de stieren die bronstig elkaar om de vruchtbaren bevochten, met de koeien die met volle uiers achter hun kalveren aanzaten, met de sier van witte kalfjes die ronddartelden hier en daar en met het melken en de luide klanken van de fluiten, waren de fijntjes behangen gopī's en gopa's, goedgunstig zingend over de daden van Balarāma en Krishna, schitterend. Het was allemaal hoogst aantrekkelijk met de huizen van de gopa's vol van de wierook, lampen en bloemenslingers voor het eerbetoon voor het vuur, de zon, de gasten, de koeien, de brahmanen, de voorvaderen en de goden [zie ook 10.24: 25]. Het bos aan alle kanten bloeiend weerklonk van de zwermen bijen, de zangvogels en de kārandava-eenden en de zwanen die zich verzamelden rond de lotusbedden die het geheel opluisterden. (Vedabase)

 

Tekst 14

Nadat hij daar was aangekomen benaderde Nanda de geliefde volgeling van Krishna en omhelsde hij hem, er gelukkig mee om, met Heer Vāsudeva in gedachten, zijn respect te betonen.

Met hem aangekomen naderde Nanda de geliefde volgeling van Krishna en omhelsde hij hem, gelukkig erover van eerbetoon te kunnen zijn met Heer Vāsudeva voor de geest.  (Vedabase)

 

Tekst 15

Hij zette hem de fijnste spijzen voor, liet hem toen plaatsnemen op een comfortabele sofa om van zijn vermoeidheid te bekomen en liet zijn voeten masseren en zo meer. Toen vroeg hij:

Hij vergastte hem op de fijnste spijzen, liet hem plaatsnemen op een gemakkelijke sofa om van zijn vermoeidheid te bekomen en zorgde voor een massage voor zijn voeten en dergelijke, en vroeg: (Vedabase)

 

 Tekst 16

'O beste en hoogst gelukkige man, gaat het goed met de zoon van S'ūra [Vasudeva] die zijn weldoeners zo toegewijd is, nu hij is vrijgekomen en werd herenigd met zijn kinderen?

'O beste en allerfortuinlijkste, gaat alles goed met de zoon van S'ūra [Vasudeva] die zijn weldoeners zo toegewijd is, nu dat hij is vrijgekomen en herenigd met zijn kinderen?  (Vedabase)

 

Tekst 17

Wat een geluk dat die kwaaie Kamsa, die voortdurend de immer rechtschapen en deugdzame Yadu's haatte, samen met zijn volgelingen ter dood is gebracht vanwege zijn zonden! 

Welk een geluk dat de kwaaie Kamsa, die voortdurend de immer rechtschapen en deugdzame Yadu's haatte, vanwege zijn zonden samen met zijn volgelingen ter dood is gebracht! (Vedabase)

 

Tekst 18

Denkt Krishna nog aan ons, Zijn moeder, Zijn weldoeners en vrienden, de gopa's van Vraja van wie Hij de meester is, de koeien, het bos Vrindāvana en de berg?

Denkt Krishna nog aan ons, Zijn moeder, Zijn weldoeners en vrienden, de gopa's van Vraja van wie Hij de meester is, de koeien, het bos Vrindāvana en de berg? (Vedabase)

 

Tekst 19

Komt Govinda nog een keer terug om Zijn verwanten te ontmoeten, zodat we een blik kunnen werpen op Zijn gelaat, Zijn prachtige neus, Zijn vriendelijke glimlach en Zijn ogen?

Komt Govinda terug om nog één keer Zijn mensen te treffen zodat we een blik kunnen werpen op Zijn gelaat, Zijn prachtige neus, Zijn vriendelijke glimlach en Zijn ogen? (Vedabase)

 

Tekst 20

Krishna, die zo heel grote Ziel, beschermde ons tegen onoverkomelijke doodsbedreigingen als een bosbrand, de wind en de regen, alsook tegen een stier en een serpent.

Door Krishna, die zo heel grote Ziel, werden we beschermd tegen onoverkomelijke doodsbedreigingen als een bosbrand, de wind en de regen, alsook tegen een stier en een serpent. (Vedabase)

   

Tekst 21

De herinnering aan Krishna's heldendaden, speelse zijdelingse blikken, glimlachen en woorden, mijn beste, deed ons allen onze materiėle zorgen vergeten.

De herinnering aan Krishna's heldendaden, speelse zijdelingse blikken, glimlachen en woorden, mijn beste, deed ons allen onze materiėle zorgen vergeten. (Vedabase)

 

Tekst 22

In Hem vind de geest van hen die de locaties zien waar Hij speelde, de rivieren, de heuvels en de verschillende delen van het woud die door Zijn voet[afdruk]ken werden opgesierd, zijn volledige verzonkenheid.

Bij hen die de locaties zien waar Hij speelde, de rivieren, de heuvels en de verschillende delen van het woud die door Zijn voetstappen werden opgesierd, vindt de geest volledige verzonkenheid in Hem. (Vedabase)

 

Tekst 23

Ik denk dat Krishna en Rāma die op deze planeet arriveerden voor een grote en heilige zaak van de goden, zoals beaamd door Garga [zie 10.8: 12], van al de halfgoden de twee meest hoogstaande zielen zijn. 

Ik denk dat Krishna en Rāma, zoals beaamd door Garga [zie 10.8: 12], van al de halfgoden de twee meest hoogstaande zijn op deze planeet, hier aanwezig voor een grote en heilige zaak van God. (Vedabase)

 

Tekst 24

Kamsa, die zo sterk was als tienduizend olifanten, de worstelaars, en de koning van de olifanten, werden immers op speelse wijze door Hen beiden gedood, zo makkelijk als dieren door koning leeuw.

Immers werden Kamsa, die zo sterk was als tienduizend olifanten, de worstelaars en de koning der olifanten als betrof het een spelletje door Hen beiden gedood, zo eenvoudig als dieren door koning leeuw. (Vedabase)

  

Tekst 25

Een massieve boog van wel drie tāla's [boomlengten] lang werd door Hem, zo koninklijk als een olifant, gebroken als was het een stokje, en voor de duur van zeven dagen hield Hij met één hand een berg omhoog!

Een boog zo massief als vijftig centimeter dik [drie tāla's] werd door Hem zo koninklijk als een olifant gebroken als was het een stokje en voor de duur van zeven dagen hield Hij met één hand een berg omhoog! (Vedabase)

 

Tekst 26

Pralamba, Dhenuka, Arishtha, Trināvarta, Baka en andere demonen die zowel Sura als Asura de baas waren, werden door Hen hier met gemak gedood.'

Pralamba, Dhenuka, Arishtha, Trināvarta, Baka en andere demonen, die zowel Sura als Asura de baas waren, werden door Hen met gemak gedood.' (Vedabase)

 

Tekst 27

S'rī S'uka zei: 'Nanda die aldus volledig verzonken in Krishna zich keer op keer Hem herinnerde, raakte uiterst van streek en viel toen stil, overweldigd door de kracht van de liefde.

S'rī S'uka zei: 'Nanda aldus keer op keer herinneringen ophalend, raakte, volledig opgegaan in Krishna, uiterst van streek en viel toen stil overmand door de kracht van zijn eigen zuivere liefde. (Vedabase)

 

Tekst 28

Ook Moeder Yas'odā, die de beschrijvingen aanhoorde van de activiteiten van haar zoon, liet in haar liefde met haar borsten vochtig haar tranen de vrije loop.

Moeder Yas'odā, die de beschrijvingen aanhoorde van de activiteiten van haar zoon, liet haar tranen de vrije loop waarbij haar borsten nat werden van haar liefde. (Vedabase)

 

Tekst 29

Toen Uddhava hen twee in hun liefde voor de Allerhoogste Heer, in deze toestand van opperste aantrekking zag, sprak hij, vol van vreugde, tot Nanda.

Met het zien van hen twee, in deze toestand van hun opperste aantrekking in liefde voor de Allerhoogste Heer, sprak Uddhava in extase. (Vedabase)

 

Tekst 30

S'rī Uddhava zei: 'O respectvolle zielen, met het hebben ontwikkeld van een mentaliteit als deze voor Nārāyana die de geestelijk leraar is van iedereen, zijn jullie twee zonder twijfel de meest lovenswaardige van alle belichaamde wezens op de planeet. 

S'rī Uddhava zei: 'Jullie tweeėn zijn ongetwijfeld, met het hebben ontwikkeld van een mentaliteit als deze voor Nārāyana die de geestelijk leraar is van iedereen, de meest lovenswaardige van alle belichaamde wezens hier in deze wereld, o respectvolle. (Vedabase)

 

Tekst 31

Mukunda en Balarāma vormen samen het zaad en de baarmoeder van het universum. Ze zijn het Oorspronkelijke Mannelijk Beginsel [purusha] en Zijn Creatieve Oervermogen [pradhāna], die voor Hun kennis en beheersing worden gevolgd door de verwarde levende wezens.

De twee van Mukunda en Rāma vormen voorwaar het zaad en de baarmoeder van het universum; Zij zijn het Oorspronkelijke Mannelijk Beginsel en Zijn Creatieve Vermogen die de levende wezens met kennis en beheersing bijstaan in al hun [verwarring en] verscheidenheid. (Vedabase)

Tekst 32-33

De persoon die, als hij afscheid neemt van zijn leven, slechts een ogenblik zijn onzuivere geest laat opgaan [in Hem], maakt op dat moment terstond een einde aan al de sporen van zijn karma en bevindt zich dan op weg naar de hoogste bestemming in een geestelijke gedaante met de luister van de zon. Met jullie goede zielen die Hem, Nārāyana, de grote Ziel en Oorzaak van Al het Bestaande, de zuiverste en meest buitengewone liefde geven, wat voor andere goede daden zouden er dan nog voor jullie te volbrengen zijn?

Die persoon die in dit leven innerlijk verdeeld enkel maar een ogenblik zijn geest doet opgaan [in Hem] zal op dat moment meteen alle sporen van karmische onzuiverheden uitwissen en zich op weg bevinden naar de hoogste bestemming in een geestelijke gedaante met de kleur van de zon. Met jullie goede zelf die Hem, de grote Ziel en het grote Zelf dat voor een ieder de reden van bestaan vormt, die Hem, Nārāyana, de Uiteindelijke Oorzaak in een sterfelijke gedaante, met alles wat jullie kunnen de hoogste en zuiverste liefde geven, welke goede daden zouden er dan nog voor jullie overblijven om te verrichten? (Vedabase)

 

Tekst 34

Acyuta, [als] de Opperheer, de Meester en Beschermer van de Toegewijden, zal spoedig Zijn ouders tevreden stellen en terugkeren naar Vraja.

Over een niet al te lange tijd zal Acyuta, [als] de Opperheer, de Meester en Beschermer van de Toegewijden, om Zijn ouders voldoening te schenken, terugkeren naar [het volle inzicht van de mensen van] Vraja.  (Vedabase)

 

Tekst 35

Nu Hij Kamsa, de vijand van alle Yadu's, heeft gedood in het worstelperk, zal Krishna Zijn belofte nakomen dat Hij weer terug zal keren.

Met het gedood hebben van Kamsa, de vijand van alle Yadu's, in de worstelring, [en alle andere kwaad in de wereld...] zal Krishna waarachtig zijn in dat wat Hij u zei over Zijn weer terugkeren. (Vedabase)

  

Tekst 36

Alstublieft laat de moed niet zakken, o hoogst fortuinlijke zielen, jullie zullen Krishna in de nabije toekomst terugzien. Hij is aanwezig in de harten van alle levende wezens zoals vuur dat is in brandhout.

Alstublieft laat de moed niet zakken, o hoogst fortuinlijke zielen, jullie zullen Krishna in de nabije toekomst zien; Hij is aanwezig in de harten van alle levende wezens zoals vuur dat is in brandhout. (Vedabase)

 

Tekst 37

Niemand is Hem dierbaar of niet dierbaar, noch beschouwt Hij, die vrij van valse trots is, wie dan ook als superieur of inferieur. Hij acht een ieder in gelijke mate [vergelijk de S'rī S'rī S'ikshāshthaka en B.G. 9: 29].

In werkelijkheid is niemand Hem in het bijzonder dierbaar of niet dierbaar, noch houdt Hij, vrij van valse trots met een gelijk respect voor iedereen, wie dan ook voor superieur of inferieur [vergelijk de S'iks'āstaka en B.G. 9: 29]. (Vedabase)

 

Tekst 38

Voor Hem is er geen vader en moeder, geen echtgenote, geen kinderen enzovoorts. Niemand is Zijn verwant, noch is iemand Hem vreemd en ook is er met Hem geen sprake van een [materieel] lichaam of een geboorte [vergelijk B.G. 10: 3].

Voor Hem bestaan er geen vader en moeder, geen echtgenote, geen kinderen enzovoorts; niemand is Zijn verwant, noch is ook maar iemand een buitenstaander en bestaat er ook geen [materieel] lichaam of een geboorte voor Hem [vergelijk 10: 3]. (Vedabase)

 

Tekst 39

Voor Hem bestaat er geen karma in deze wereld om te moeten verschijnen in moederschoten die zuiver, onzuiver of  een mengvorm zijn. Niettemin verschijnt Hij voor Zijn spel [en vermaak] ter verlossing van Zijn deugdzame toegewijden [zie B.G. 3: 22; 4: 7; 13: 22].

Voor Hem bestaat er geen karma in deze wereld om te verschijnen in baarmoeders die zuiver, onzuiver of er tussenin zijn en niettemin verschijnt Hij voor Zijn spel en vermaak met de bedoeling Zijn deugdzame toegewijden te verlossen [zie B.G. 3: 22; 4: 7; 13: 22]. (Vedabase)

 

Tekst 40

Hoewel Hij transcendentaal is aan de geaardheden genaamd de goedheid, de hartstocht en de onwetendheid, aanvaardt Hij het om het spel met de geaardheden te spelen. Aldus is Hij, de Ongeborene, van schepping, handhaving en vernietiging. 

Hoewel Zich bevindend voorbij de geaardheden genaamd de goedheid, de hartstocht en de onwetendheid aanvaardt Hij het, geheel bovenzinnelijk, om met de geaardheden een spel te spelen, en is Hij aldus, als zijnde de Ongeborene, van schepping, handhaving en vernietiging. (Vedabase)

 

Tekst 41

Net zoals de grond lijkt rond te draaien als men zelf ronddraait, schijnt het een persoon toe die denkt het lichaam te zijn, dat hij zelf de doener is, terwijl het de geest is die bezig is [*, vergelijk B.G. 3: 27]. 

Net zoals men ziet dat als men ronddraait, de grond lijkt rond te draaien, zo ook lijkt het, als men het lichaam voor het ware zelf aanziet, dat men zelf de doener is, terwijl het de geest is die bezig is [vergelijk B.G. 3: 27]. (Vedabase)

 

Tekst 42

Hij is niet alleen de zoon van jullie twee, Hij is de Allerhoogste Heer Hari, de Heer en Meester die de Zoon, de Ziel, de Vader en de Moeder is van iedereen.

Hij is niet enkel de zoon van jullie tweeėn, Hij is de Allerhoogste Heer Hari die de zoon, het eigenlijke zelf, de vader čn de moeder is; Hij is de Heer der Beheersing. (Vedabase)

 

Tekst 43

Alles wat men ziet of hoort, wat zich in het heden, het verleden of in de toekomst bevindt, wat onbeweeglijk is, zich rondbeweegt, groot is of klein is, kan absoluut niet worden beschouwd als iets dat losstaat van Acyuta. Hij, de Superziel, vormt de werkelijkheid en het welzijn van alles en allen.'

Van wat men ziet of hoort, van wat zich in het heden, het verleden of in de toekomst bevindt; van wat vaststaat, zich rondbeweegt, groot of klein is kan in het geheel niet worden gezegd dat het iets is dat losstaat van Acyuta; Hij alleen, zich manifesterend als de Superziel, is alles.' (Vedabase)

 

Tekst 44

Terwijl Nanda en Krishna's boodschapper zich aldus onderhielden, liep de nacht ten einde, o Koning, en ontstaken de gopī's die waren opgestaan, de lampen in huis voor de eredienst en begonnen ze de boter te karnen.

Terwijl Nanda en Krishna's dienaar zich aldus onderhielden liep de nacht op een einde, o Koning, ontstaken de vrouwen uit hun slaap opgestaan lampen in aanbidding voor hun beeltenissen en begonnen ze de boter de karnen. (Vedabase)

 

Tekst 45

De vrouwen die met draaiende heupen en meebewegende borsten aan de touwen trokken, straalden daarbij in het lamplicht, met de rijen armbanden om hun armen, met hun juwelen en met hun gezichten rood van de kunkum opgloeiend bij hun oorhangers en halssnoeren.

In het licht van de lampen aan de touwen trekkend, met de reeksen armbanden om hun armen, met hun juwelen en met hun gezichten rood van de kunkum opgloeiend bij hun oorhangers en halssnoeren, straalden de vrouwen terwijl hun heupen en borsten heen en weer bewogen. (Vedabase)

 

Tekst 46

Al het ongunstige werd in iedere richting verdreven met het luide zingen van de lotusogige vrouwen van Vraja wiens klanken de lucht vulden, zich vermengend met de geluiden van het boter karnen.

Met de lotusogige vrouwen van Vraja die met het weerklinken van hun luide gezang dat zich vermengde met de geluiden van het karnen voor de boter de lucht bezwangerden, werd al het ongunstige in iedere uithoek verdreven. (Vedabase)

 

Tekst 47

Toen de almachtige zon opkwam, zagen de inwoners van Gokula de gouden wagen bij Nanda voor de deur staan en vroegen ze zich af: 'Wiens wagen is dit?

Toen de opperheerser, de zon, opkwam zagen de inwoners van Gokula de gouden wagen bij Nanda voor de deur staan en vroegen ze zich af: 'Van wie mag die wel zijn?'(Vedabase)

 

Tekst 48

Misschien is Akrūra gekomen, die knecht van Kamsa's verlangens die onze lotusogige Krishna naar de stad Mathurā heeft gebracht.

Misschien is Akrūra gekomen, die knecht van Kamsa's bedoelingen door wie Krishna met Zijn lotusogen naar de stad Mathurā werd gebracht. (Vedabase)

 

Tekst 49

Zou hij, met zijn meester tevreden, dan nu hier zijn om met ons de begrafenisriten uit te voeren?' Terwijl de vrouwen zich aldus uitlieten, kwam Uddhava eraan die klaar was met zijn ochtendroutines.'

Zou hij dan, met zijn meester tevreden, hier zijn om de begrafenisriten met ons te vieren?' en terwijl de vrouwen zich aldus uitlieten kwam Uddhava eraan, klaar met zijn ochtendverplichtingen.' (Vedabase)
 

*: Śrīla Viśvanātha Cakravartī biedt een soortgelijk idee: Hoewel ons geluk en leed worden veroorzaakt door onze eigen omgang met de materiėle kwaliteiten, denken we dat de Heer er de oorzaak van is.

 

 




 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding op deze pagina is een detail van een grote pichhwai (hangkleed voor een Krishna schrijn).
Waarschijnlijk Nathadwara in Rajasthan, vroeg 19e eeuw.
© Victoria & Albert Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties