regelbalk



 

Canto 10

Vibhāvarī S'esha

 

 

Hoofdstuk 21: De Gopī's Verheerlijken het Lied van Krishna's Fluit

(1) S'ri S'uka zei: 'Acyuta betrad samen met de koeien en de gopa's die plaats aldus gekoeld door de briesjes die zoet geurden vanwege de vele lotussen aanwezig in de meren met hun heldere herfstwater. (2) Terwijl de Lieve Heer met Balarāma en de koeherdersjongens de dieren aan het hoeden was tussen de groepjes bloeiende bomen, de meren, de rivieren en de heuvels, vol van de geluiden van doldwaze bijen en zwermen vogels, was Hij verzonken in het bespelen van Zijn fluit. (3) Als de dames van Vraja het lied van de fluit hoorden, dat gedachten aan de bloei [van het gehele bestaan] opriep, vertelde ieder van hen haar hartsvriendin in vertrouwen wat haar waardering was voor Krishna. (4) Maar als ze eenmaal met die beschrijving waren begonnen, konden ze, zich Krishna's daden herinnerend en met hun geest in staat van vervoering opgewonden geraakt, dat niet volhouden, o heerser van de mensen. (5) [Voor hun geestesoog zagen ze hoe] Zijn heerlijkheden werden bezongen door de groep koeherders, en de gaten van Zijn fluit werden gevuld door de nectar van Zijn lippen, terwijl Hij het Vrindāvana-woud binnenging dat zo betoverend was door Zijn voetafdrukken. [Ze stelden zich Hem voor] met een pauwenveer op Zijn hoofd, een lichaam als dat van de beste dansers, een blauwe karnikāralotus achter Zijn oren, goudgeel gekleurde kleding en de vaijayantī slinger om Zijn nek [de slinger 'van victorie' met bloemen in vijf verschillende kleuren]. (6) O Koning, als de vrouwen van Vraja het geluid van de fluit hoorden dat de geest van alle levende wezens in vervoering brengt, omhelsden ze in hun lof [Hem] allemaal [in  hun geest].

(7) De gopī's zeiden: 'O vriendinnen, voor ons die ogen hebben is dit het hoogste wat men bereiken kan: de liefdevolle blikken in te mogen drinken die afstralen van de gezichten van de twee zoons van de koning van Vraja terwijl Ze spelen op Hun fluiten en samen met Hun metgezellen de koeien van het ene naar het andere bos drijven. (8) Met de mangospruiten, pauwenveren, slingers van bloemknoppen, lotussen en lelies bij de kleurrijke kleding waarmee Ze zich uitdossen, en Hun zo nu en dan zingen, komen de Twee schitterend tot Hun recht temidden van de koeherdersjongens, als waren ze twee bedreven dansers op een podium. (9) O gopī's, hoe verdienstelijk moeten de daden wel niet zijn geweest van deze [bamboe]fluit van Krishna om enkel voor zichzelf te mogen genieten van de smaak achtergelaten door de nectar van Zijn lippen die [eigenlijk] de gopī's toekomt? Zijn voorvaderen, de bamboebomen, huilen tranen van geluk, en ook de rivier [waarlangs ze groeiden] is vol van vreugderillingen. (10) Vrindāvana dat de schat mocht ontvangen van de lotusvoeten van de zoon van Devakī, o vriendinnen, voegt toe aan de glorie van de aarde. Het geluid van Govinda's fluit doet de pauwen waanzinnig dansen en doet alle andere schepselen, die neerkijken vanaf de berghellingen, versteld staan. (11) Hoe gelukkig hebben de reeėn en hun zwarte echtgenoten het getroffen die, hoe onwetend ze ook geboren werden, met het horen van het geluid van de fluit van de zo fraai uitgedoste zoon van Nanda, Hem met hun liefdevolle blikken aanbidden? (12) Voor de vrouwen is het een feest om het heldere geluid van Krishna's fluit te horen en te kijken naar Zijn schoonheid en persoonlijkheid. Van de vrouwen van de goden in de hemel die rondvliegen in hun hemelse voertuigen, glijden, van streek en verbijsterd als ze zijn met Hem in gedachten, de ingevlochten bloemen uit hun haar en raken hun gordels los. (13) De koeien zetten hun oren recht overeind om in die bekers de nectar op te vangen van de geluiden voortgebracht door Krishna die de fluit voor Zijn mond houdt. De kalveren, met monden vol van de melk vloeiend uit de uiers, staan er stil bij met in hun ogen en harten Govinda die hen ontroert en hun ogen vult met tranen. (14) Beste zusters, de vogels in het woud omhoog gevlogen naar de takken van de bomen prachtig met hun weelde aan klimplanten en twijgen, zitten daar als grote wijzen in hun gretigheid om Krishna te zien. Met gesloten ogen luisteren ze naar de lieflijke klanken voortgebracht door de fluit die andere stemmen doet zwijgen. (15) Dat lied van Krishna horend, grijpen en houden de rivieren, met hun stroming onderbroken in draaikolken vanwege hun in liefde verzonken geesten, de twee voeten van Murāri vast terwijl ze offergaven brengen van lotusbloemen in de omhelzing van hun golvende waterarmen. (16) Toen de Heer eens de dieren van Vraja aan het hoeden was samen met Rāma en de gopa's, breidde een wolk die Hem aldoor luid zag spelen op Zijn fluit in de hitte van de zon, zich uit liefde boven zijn Vriend uit om van zijn lichaam een parasol te maken met grote aantallen [koele druppeltjes die naar beneden kwamen als] bloemen. (17) De oorspronkelijke vrouwelijke bewoners van Vraja, de Pulinda's, zijn gepijnigd bij de aanblik van het gras dat getekend wordt door het rode, transcendentale kunkumapoeder afkomstig van de lotusvoeten van de alom vereerde Heer. Maar nadat ze het poeder, dat eens de gezichten van de vriendinnen van deze Cupido sierde, op hun eigen gezicht en borsten hebben gesmeerd, zijn ze volkomen tevreden en vergeten ze die pijn. (18) En deze [Govardhana]heuvel, o vriendinnen, is de Heer Zijn beste dienaar omdat hij, aangeraakt door de lotusvoeten van Krishna en Rāma, dolgelukkig zijn respect betoont met offergaven van drinkwater, mals gras en eetbare wortels voor de koeien, de kalveren en de koeherders. (19) Zij twee, die te herkennen zijn aan de touwen [*] voor het samenbinden van de achterpoten van de koeien, begeleidden samen met de koeherdersjongens in alle vrijheid de koeien naar iedere plek in het woud. Daarbij deden Ze met de trillingen van de lieflijke tonen van Hun fluiten, o vriendinnen, op wonderbaarlijke wijze de levende wezens die kunnen bewegen roerloos stilstaan en bewogen Ze de anders zo onbeweeglijke bomen tot extase.'

(20) De gopī's, die voor elkaar een beeld schetsten van het tijdverdrijf van de Allerhoogste Heer zoals Hij rondtrok in Vrindāvana, raakten aldus geheel in Hem verzonken.'

  

next           

 
 

Derde herziene editie, geladen 27 augustus, 2020.

 

 



 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'ri S'uka zei: 'Acyuta betrad samen met de koeien en de gopa's die plaats aldus gekoeld door de briesjes die zoet geurden vanwege de vele lotussen aanwezig in de meren met hun heldere herfstwater.
S'rī S'uka zei: 'Alzo betrad Acyuta met de koeien en de gopa's die plaats koel gehouden door de briesjes die zoet geurden van de lotussen die volop aanwezig waren in de meren waarvan het water helder was door het najaarsseizoen. (Vedabase)

 

Tekst 2

Terwijl de Lieve Heer met Balarāma en de koeherdersjongens de dieren aan het hoeden was tussen de groepjes bloeiende bomen, de meren, de rivieren en de heuvels, vol van de geluiden van doldwaze bijen en zwermen vogels, was Hij verzonken in het bespelen van Zijn fluit.

Terwijl Hij, langs de meren, rivieren en door de heuvels trekkend, de dieren aan het hoeden was in het gezelschap van Balarāma en de koeherdersjongens, bespeelde de Lieve Heer Zijn fluit die Hij liet meeklinken met de doldwaze bijen en de groepjes vogels. (Vedabase)

 

Tekst 3

Als de dames van Vraja het lied van de fluit hoorden, dat gedachten aan de bloei [van het gehele bestaan] opriep, vertelde ieder van hen haar hartsvriendin in vertrouwen wat haar waardering was voor Krishna.

Van de dames van Vraja die het lied van de fluit hoorden dat de bloei [van het hele bestaan] in gedachten bracht, onthulden sommigen in vertrouwen hun hartsvriendinnen wat ze van Krishna dachten. (Vedabase)


Tekst 4

Maar als ze eenmaal met die beschrijving waren begonnen, konden ze, zich Krishna's daden herinnerend en met hun geest in staat van vervoering opgewonden geraakt, dat niet volhouden, o heerser van de mensen.

Toen ze met die beschrijving begonnen waren ze, met de herinnering aan al wat Krishna deed opgewonden rakend in staat van vervoering, niet langer bij machte daarmee door te gaan, o heerser der mensen. (Vedabase)

 

Tekst 5

[Voor hun geestesoog zagen ze hoe] Zijn heerlijkheden werden bezongen door de groep koeherders, en de gaten van Zijn fluit werden gevuld door de nectar van Zijn lippen, terwijl Hij het Vrindāvana-woud binnenging dat zo betoverend was door Zijn voetafdrukken. [Ze stelden zich Hem voor] met een pauwenveer op Zijn hoofd, een lichaam als dat van de beste dansers, een blauwe karnikāralotus achter Zijn oren, goudgeel gekleurde kleding en de vaijayantī slinger om Zijn nek [de slinger 'van victorie' met bloemen in vijf verschillende kleuren].

Met een pauwenveer op Zijn hoofd, met het lichaam van de beste der dansers, een blauwe karnikāra lotus achter Zijn oren, goudgeel gekleurde kledingstukken en met de vaijayantī slinger om ['van de victorie' met bloemen in vijf verschillende kleuren], vulde Hij de gaten van Zijn fluit met de nectar van Zijn lippen toen Hij het Vrindāvana-woud zo betoverend door Zijn voetafdrukken binnenging onder het bezingen van Zijn heerlijkheden door de groep koeherders. (Vedabase)

 

Tekst 6

O Koning, als de vrouwen van Vraja het geluid van de fluit hoorden dat de geest van alle levende wezens in vervoering brengt, omhelsden ze in hun lof [Hem] allemaal [hun in  geest].

O Koning, met het horen van het geluid van de fluit dat de geest van alle levende wezens vervoerde, omhelsden, terwijl ze Hem beschreven, al de vrouwen van Vraja elkaar. (Vedabase)

   

Tekst 7

De gopī's zeiden: 'O vriendinnen, voor ons die ogen hebben is dit het hoogste wat men bereiken kan: de liefdevolle blikken in te mogen drinken die afstralen van de gezichten van de twee zoons van de koning van Vraja terwijl Ze spelen op Hun fluiten en samen met Hun metgezellen de koeien van het ene naar het andere bos drijven.

De gopī's zeiden: 'O vriendinnen, voor ons die ogen hebben is dit het hoogste wat men bereiken kan: de liefdevolle blikken in te mogen drinken die afstralen van de gezichten van de twee zoons van de koning van Vraja terwijl Ze spelen op Hun fluiten en samen met Hun kameraden de koeien van het ene naar het andere bos drijven. (Vedabase)

 

Tekst 8

Met de mangospruiten, pauwenveren, slingers van bloemknoppen, lotussen en lelies bij de kleurrijke kleding waarmee Ze zich uitdossen, en Hun zo nu en dan zingen, komen de Twee schitterend tot Hun recht temidden van de koeherdersjongens, als waren ze twee bedreven dansers op een podium.

Met de mangospruiten, pauwenveren, slingers van bloemknoppen, lotussen en lelies in combinatie met de kleurrijke kleding waarmee Ze Zich uitdossen, komen de twee schitterend tot hun recht temidden van de koeherdersjongens, nu en dan zingend als waren ze twee ervaren dansers op een podium. (Vedabase)

  

Tekst 9

O gopī's, hoe verdienstelijk moeten de daden wel niet zijn geweest van deze [bamboe]fluit van Krishna om enkel voor zichzelf te mogen genieten van de smaak achtergelaten door de nectar van Zijn lippen die [eigenlijk] de gopī's toekomt? Zijn voorvaderen, de bamboebomen, huilen tranen van geluk, en ook de rivier [waarlangs ze groeiden] is vol van vreugderillingen.

O gopī's, hoe verdienstelijk moeten de daden wel niet zijn geweest van deze fluit van Krishna om enkel voor zichzelf te mogen genieten van de smaak achtergelaten door de nectar van de lippen die de gopī's toebehoren? Zijn voorvaderen de bamboebomen plengen tranen van vreugde net zoals de rivier [waar ze groeiden] met haar begroeiing vol van vreugde is [honingtranen afscheidend via haar lotussen]. (Vedabase)

 

 Tekst 10

Vrindāvana dat de schat mocht ontvangen van de lotusvoeten van de zoon van Devakī, o vriendinnen, voegt toe aan de glorie van de aarde. Het geluid van Govinda's fluit doet de pauwen waanzinnig dansen en doet alle andere schepselen, die neerkijken vanaf de berghellingen, versteld staan.

Vrindāvana, o vriendinnen, voegt toe aan de glorie van de aarde omdat ze de schat mocht verwelkomen van de lotusvoeten van de zoon van Devakī. Daarbij maakt het geluid van Govinda's fluit de pauwen gek over wiens dansen alle andere schepselen versteld staan die neerkijken vanaf de berghellingen. (Vedabase)

  

Tekst 11

Hoe gelukkig hebben de reeėn en hun zwarte echtgenoten het getroffen die, hoe onwetend ze ook geboren werden, met het horen van het geluid van de fluit van de zo fraai uitgedoste zoon van Nanda, Hem met hun liefdevolle blikken aanbidden?

Hoe gelukkig die reeėn die, hoe onwetend ze ook geboren zijn, met het horen van het geluid van de fluit van de zo fraai uitgedoste zoon van Nanda, met hun liefdevolle blikken van aanbidding waren in het gezelschap van hun zwarte echtgenoten. (Vedabase)

 

Tekst 12

Voor de vrouwen is het een feest om het heldere geluid van Krishna's fluit te horen en te kijken naar Zijn schoonheid en persoonlijkheid. Van de vrouwen van de goden in de hemel die rondvliegen in hun hemelse voertuigen, glijden, van streek en verbijsterd als ze zijn met Hem in gedachten, de ingevlochten bloemen uit hun haar en raken hun gordels los.

Voor al de vrouwen is het een feest om naar Krishna te kijken met Zijn schoonheid en karakter en om het heldere geluid van Zijn fluit te horen. Van de vrouwen van de goden der hemel rondvliegend in hun hemelse voertuigen glijden, van streek en verbijsterd als ze zijn met Hem in gedachten, de bloemen die ze in hun haar vlochten eruit en raken hun gordels los. (Vedabase)

 

Tekst 13

De koeien zetten hun oren recht overeind om in die bekers de nectar op te vangen van de geluiden voortgebracht door Krishna die de fluit voor Zijn mond houdt. De kalveren, met monden vol van de melk vloeiend uit de uiers, staan er stil bij met in hun ogen en harten Govinda die hen ontroert en hun ogen vult met tranen.

De koeien zetten hun oren recht overeind om in die vaten de nectar op te vangen van de geluiden voortgebracht door Krishna met Zijn mond aan de fluit. De kalveren, met monden vol van de melk vloeiend uit de uiers, staan er stil bij met in hun ogen en geesten Govinda die hen raakt en hun ogen vult met tranen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Beste zusters, de vogels in het woud omhoog gevlogen naar de takken van de bomen prachtig met hun weelde aan klimplanten en twijgen, zitten daar als grote wijzen in hun gretigheid om Krishna te zien. Met gesloten ogen luisteren ze naar de lieflijke klanken voortgebracht door de fluit die andere stemmen doet zwijgen.

O moeders, voorzeker zijn de vogels in het woud [als] grote wijzen daar aanwezig om Krishna te zien. Omhoog gevlogen naar de takken van de bomen zo rijk met hun weelde aan klimplanten en twijgen, luisteren ze met hun ogen dicht naar de lieflijke klanken van de fluit die de rest het zwijgen oplegt. (Vedabase)


Tekst 15

Dat lied van Krishna horend, grijpen en houden de rivieren, met hun stroming onderbroken in draaikolken vanwege hun in liefde verzonken geesten, de twee voeten van Murāri vast terwijl ze offergaven brengen van lotusbloemen in de omhelzing van hun golvende waterarmen.

De [dames, de] rivieren als ze het lied van Krishna opvangen, lopen vanwege hun geesten vol van liefde uit op draaikolken met hun stroming onderbroken. In de omhelzing met hun armen van golven grijpen ze en houden ze vast de twee voeten van Murāri die ze offergaven brengen van lotusbloemen. (Vedabase)

 

Tekst 16

Toen de Heer eens de dieren van Vraja aan het hoeden was samen met Rāma en de gopa's, breidde een wolk die Hem aldoor luid zag spelen op Zijn fluit in de hitte van de zon, zich uit liefde boven zijn Vriend uit om van zijn lichaam een parasol te maken met grote aantallen [koele druppeltjes die naar beneden kwamen als] bloemen.

Met het zicht op Hem in de hitte van de zon de hele tijd spelend op Zijn fluit terwijl Hij samen met Rāma en de gopa's de dieren van Vraja hoedt, breidde zich uit vriendschappelijke liefde zich hoog een wolk uit om van zijn lichaam een parasol te maken met grote aantallen [koele druppeltjes die naar beneden kwamen als] bloemen. (Vedabase)

 

Tekst 17

De oorspronkelijke vrouwelijke bewoners van Vraja, de Pulinda's, zijn gepijnigd bij de aanblik van het gras dat getekend wordt door het rode, transcendentale kunkumapoeder afkomstig van de lotusvoeten van de alom vereerde Heer. Maar nadat ze het poeder, dat eens de gezichten van de vriendinnen van deze Cupido sierde, op hun eigen gezicht en borsten hebben gesmeerd, zijn ze volkomen tevreden en vergeten ze die pijn.
De vrouwen van de Pulindya-stam [de oorspronkelijke bewoners van Vraja] zijn geheel bevredigd met de lotusvoeten van de Heer Verheerlijkt door de Groten, als zij, met het zien van het roodkleurige, op het gras achtergebleven kunkumapoeder dat voorheen de borsten van Zijn vriendinnetjes sierde, gepijnigd bij die gedachte, in de gelegenheid verkeren die pijn te boven te komen door het poeder op hun borsten en gezichten te wrijven. (Vedabase)


Tekst 18

En deze [Govardhana]heuvel, o vriendinnen, is de Heer Zijn beste dienaar omdat hij, aangeraakt door de lotusvoeten van Krishna en Rāma, dolgelukkig zijn respect betoont met offergaven van drinkwater, mals gras en eetbare wortels voor de koeien, de kalveren en de koeherders.

En oh, deze heuvel [Govardhana], o vriendinnen, is de Heer Zijn beste dienaar omdat hij, beroerd door de lotusvoeten van Krishna en Rāma, dolgelukkig van respect is met offergaven van drinkwater, mals gras en eetbare wortels voor de koeien, de kalveren en de koeherders. (Vedabase)

 

Tekst 19

Zij twee, die te herkennen zijn aan de touwen [*] voor het samenbinden van de achterpoten van de koeien, begeleidden samen met de koeherdersjongens in alle vrijheid de koeien naar iedere plek in het woud. Daarbij deden Ze met de trillingen van de lieflijke tonen van Hun fluiten, o vriendinnen, op wonderbaarlijke wijze de levende wezens die kunnen bewegen roerloos stilstaan en bewogen Ze de anders zo onbeweeglijke bomen tot extase.

Wonderbaarlijk genoeg zijn, met het in alle vrijheid samen met de koeherdersjongens begeleiden van de koeien naar iedere plek in het woud, door de trillingen van de zoete tonen van de fluit, o vriendinnen, de levende wezens die kunnen bewegen roerloos en zijn de anders zo onbeweeglijke bomen bewogen tot extase door Hen beiden, Zij die te herkennen zijn aan de touwen [*] die ze hebben voor het samenbinden van de achterpoten van de koeien.' (Vedabase)


Tekst 20

De gopī's, die voor elkaar een beeld schetsten van het tijdverdrijf van de Allerhoogste Heer zoals Hij rondtrok in Vrindāvana, raakten aldus geheel in Hem verzonken.'

Op deze wijze voor elkaar een beeld schetsend van het tijdverdrijf van de Allerhoogste Heer rondtrekkend in Vrindāvana, raakten de gopī's geheel in Hem verzonken.'  (Vedabase)

 

*: S'rīla Vis'vanātha Cakravartī Thhākura verklaart dat die touwen van Krishna en Balarāma gemaakt zijn van gele stof met groepjes parels aan beide uiteinden. Soms dragen ze deze touwen om Hun tulbanden, en worden die touwen zo prachtige versieringen.

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De afbeelding is getiteld: "S'rī Krishna met de fluit", Guler / Kangra region, India, ca. 1790-1800 Rajput.
Bron:
Smithsonian Freer and Sackler Gallery.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties